Wat vooraf ging: Deel 1
Ben ik eigenlijk wel links en rechts genoeg? Met je linkerbeen uit bed stappen en 's avonds met je rechter er weer in. Makkelijk gezegd, maar hoe ernaar te handelen?
V
Het is geen geheim dat politiek nogal conjunctuurgevoelig is. Na een regeerperiode van links wint rechts veelal de eerstvolgende verkiezingen en vice versa. Het gaat dus niet alleen om synchroon links en rechts zijn, ook in
diachrone zin - door de tijd heen - is het belangrijk. Links kiezen als het allemaal wat te rechts wordt. Rechts tegenwicht bieden als links de verstenende zijde is.
Ik geloof dat we ons nu weer zo'n beetje op een kantelpunt bevinden. Rechts heeft pakweg een decennium vrij kunnen schieten - grotendeels terecht - op de verstarring, de zelfgenoegzaamheid en de incompetentie van links. Nu mag rechts het dan een tijdje laten zien. Vol goede moed en overtuigd van zijn 'oplossingen', maar gedoemd om te hoop te lopen tegen financiële beperkingen, de Senaat, een dwarse gedoogpartner, Brussel en te hoge verwachtingen. Daar zal vooral de VVD op middellange termijn de rekening voor gaan betalen. De PVV is ideologisch zo flexibel (of: gefragmenteerd) dat de partij vrij eenvoudig haar zwaartepunt kan verleggen van rechtse veiligheidsthema's naar linkse sociaal-economische intenties. Ik geloof dan ook niet dat de PVV, zoals tot nu toe alle populistische bewegingen is overkomen, na een hevige opleving weer even snel verdwijnt als ze aan het firmament verschenen is.
VI
Links en rechts, liefst tegelijk. Maar je kunt niet op twee partijen stemmen. Er moet dus gekozen worden. Waar sta ik anno nu? Of beter: waar zweef ik? De marginale onzinpartijen Trots op Nederland, SGP en Partij voor de Dieren laat ik buiten beschouwing. Zoals ik er nu over denk, zou ik nooit op een liberale partij kunnen stemmen. Geen VVD dus, geen GroenLinks, en helaas ook niet het D66 van nu. Ik koester een permanente vage angst voor het economische liberalisme. Het is uiteindelijke het individualisme tot de uiterste consequentie doorgevoerd, het recht van de sterkste, de wetten van de jungle.
Privatisering, ik word steevast misselijk van dat woord. Ik geloof dat er een fundamentele denkfout zit in de gedachte dat privatisering uiteindelijk gunstig is voor de burger omdat hij door de marktconcurrentie meer keuzevrijheid heeft, wat de prijs van diensten omlaag drijft. Ik denk dat dit slechts tot een bepaalde hoogte het geval is. Al snel weegt het financiële voordeel niet meer op tegen de administratieve chaos en het verdwijnen van service en dienstverlening. Er komt een moment waarop de consument ervoor kiest liever iets meer te betalen in ruil voor minder gezeik en meer gemoedsrust, daar ben ik van overtuigd.
Bovendien worden vaak de verkeerde sectoren geprivatiseerd. De spoorwegen zijn een treffend voorbeeld. Het idee van concurrentie gaat uit van verschillende aanbieders die naar de gunst van de consument dingen. Maar die vlieger gaat niet op voor de spoorwegen. Kun je als consument qua telefonie, energie, internet, etc. nog kiezen voor een andere leverancier, bij de spoorwegen kun je niet zeggen: ik ben ontevreden over het product, ik kies een ander spoorwegnetwerk. Je bent afhankelijk van die ene maatschappij die op jouw traject rijdt. Alleen in de aanbesteding is er daadwerkelijk sprake van concurrentie, maar daar merk je als klant weinig van, wellicht zelfs alleen in negatieve zin: de 'winnende' aanbieder wentelt de hoge aanbestedingskosten af op de klant.
VII
Blijven over: SP, PvdA, CDA, ChristenUnie en PVV. De PVV is een nuttige partij om in het bestel te hebben, een partij die zaken agendeert, die roert waar het stinkt, die de gevestigde orde wakker en bij vlagen uit haar slaap houdt. Ik heb echter absoluut geen fiducie in de bindende, laat staan pragmatische competenties van Wilders c.s. Het is allemaat te veel van dik hout zaagt men planken, te veel revolutie en te weinig democratie. Te veel persoon en gebeurtenis en te weinig idee. Eerder schreef ik dat de andere partijen de PVV moeten gebruiken als Wittgensteins ladder en dat vind ik nog steeds wel een aardige metafoor. De PVV en haar achterban serieus nemen om tot een inzicht in de werkelijke problematiek te geraken, maar vervolgens daar zelf een beter alternatief voor formuleren.
Houden we de sociaaldemocratie en de christendemocratie over. De SP is een sympathieke partij. De laatste die nog ouderwets strijdt voor de werkman, de ambachtslui, de loonslaven. Het klein geluk boven het grote geld. Maar zoals de PVV een boel Nutteloze Idioten aanzuigt, zo sleept de SP met haar nivelleringsideaal een hele troep uitvreters en profiteurs achter zich aan. De PvdA is sociaal ingehaald door de SP en hopeloos hypocriet en pijnlijk ongeloofwaardig geworden. De sociale idealen zijn onder Paars vakkundig verkwanseld door figuren als Melkert, Netelenbos (o gruwel), Vermeend en Herfkens. De PvdA van nu is Bos, Marcouch en Eberhard van der Laan, maar ook Cohen, Samsom, Elatik en een gros lokale schuinsmarcheerders. De PvdA is een schizofrene partij met een imagoprobleem.
Stemwijzers leiden mij niet zelden naar de ChristenUnie. Inderdaad een partij die mij met haar pleidooi voor gezin, fatsoen en samenleving wel aanspreekt. Maar hoe correct ze sociaal en economisch ook zijn, ethisch blijven het enge gereformeerden. Het grote pluspunt van liberalen is dan ook dat ze niet zo middeleeuws tegenover homoseksualiteit en euthanasie staan als de Unie. Ook het CDA wordt op dat gebied nog niet genoeg verlicht door moderniserende tendenzen. Ontzettend zonde is het dan ook dat jeugdige hemelbestormers voortijdig hebben afgehaakt. Eurlings heeft de politiek verlaten, zoals eerder al Joop Wijn deed. Alleen Jan Kees de Jager is over, en die ligt dan ook goed bij links en rechts. Jammer, want de partij heeft het in principe in zich het beste van links en rechts te verenigen.
Ik merk dat dit exposé onontkoombaar naar een bekentenis leidt: ik heb de laatste keren steeds CDA gestemd.
VIII
Misschien moet ik de waarheid onder ogen zien: ik ben katholieker dan ik meende te zijn. En dan niet zozeer in religieuze zin als wel qua mentaliteit en denkwereld. Ik ben gedoopt en heb mijn eerste communie gedaan, maar ik kan niet zeggen dat ik katholiek opgevoed ben. Een mis woon ik zelden bij, de paus vind ik een enge man en ik geloof niet in God. En toch heb ik, zo meen ik meer en meer, een katholieke kop. Ik vergelijk het met Maarten 't Harts geval. 't Hart is een afvallige gereformeerde, iemand die volledig afstand heeft genomen van het geloof waarin hij is grootgebracht en die bij verschillende gelegenheden meedogenloos is uitgevaren tegen dat geloof. Maar toch is hij mentaal nog op en top gereformeerd. De zuinigheid, de koppigheid, de rechtlijnigheid, de afkeer van elke vorm van vertier en opsmuk (op oudjaarsavond om 21 uur onder de wol): door en door calvinistisch. Het geloof mag weg zijn, de habitus is hardnekkig.
De neiging, de innerlijke drang om links én rechts te zijn noem ik katholiek. Ik citeer Wim van de Donk, de huidige commissaris van de koningin voor Noord-Brabant: 'In het katholieke denken wordt de mens gezien als individu én als lid van de gemeenschap. Dat vraagt om een benadering die niet alleen het accent legt op vrijheid of gelijkheid, maar die beide waarden verbindt in een perspectief van broederschap.'* Beter kan ik het niet verwoorden. Vrijheid én gelijkheid, liberaal én sociaal, maar alles vanuit het streven naar een communiteit. Het is zoeken naar een nieuwe gemeenschap, een soort van post-christelijke samenleving op katholieke leest, met behoud van waarden en normen en los van institutionele en oneigentijdse ballast. Zo, en alleen zo, noem ik mij katholiek.
IX
Auteurs die over een modern katholicisme hebben geschreven, Kellendonk, Otten, Joosten, ik bespeur bij mezelf dat ik hun teksten over dit onderwerp met een gretigheid lees die boekdelen spreekt. Blijkbaar is het niet tegen te houden. En daarom ben ik tot op heden steeds weer uitgekomen bij het CDA. Daarom stond ik vierkant achter Balkenende IV (CDA, PvdA, ChristenUnie). Daarom was ik zo boos toen Bos het kabinet opblies. Daarom stoort mij de nog altijd overheersende religieuze inslag van het CDA. Daarom volg ik Syp Wynia in zijn vermoeden dat het verlies van het CDA in Brabant en Limburg deels te wijten is aan de in toenemende mate gereformeerde signatuur van de partij. Daarom steun ik de Eindhovense CDA'er Bert Ramakers, die ervoor pleit dat de partij middels een grondslagwijziging ook niet-gelovigen aan zich weet te binden. Daarom stoort mij de economisch steeds liberalere koers van de partij.
Daarom twijfel ik of ik lid moet worden. Daarom moet ik misschien juist nu lid worden. Ben ik eigenlijk wel CDA genoeg?
* Broer, Van Weezel, De geroepene (2007), p. 158