maandag 28 november 2011

Dylan en Crosby: de tijden veranderen

Tegenover het fenomeen 'cover' in de muziek sta ik altijd wat huiverig. Vaak gaat het om goedkope na-aperij, een misplaatst eerbetoon of verkrachting van het origineel. Zelden is een cover interessanter dan het origineel. Toch is juist dat concept van een origineel nogal problematisch als het om popmuziek gaat. Niet zelden is het schimmig wie de eerste was of is er überhaupt geen sprake van een originele creatie omdat een lied muzikaal of tekstueel in een traditie staat van anonieme overlevering.

Een van die zeldzame gevallen waar ik de cover mooier vind dan het origineel betreft 'The Times They Are a-Changin''. Bob Dylan schreef het nummer in het najaar van 1963, waarna het begin 1964 als openingstrack op het gelijknamige album verscheen. De Dylan-versie is tot op de dag van vandaag veruit de bekendste, maar ik geef de voorkeur aan de cover van The Byrds uit 1965. Overigens is 'de' cover hier te kort door de bocht, want het nummer is tientallen malen gecoverd. Voor The Byrds hun adaptatie uitbrachten was 'The Times They Are a-Changin'' bijvoorbeeld ook al opgenomen door Peter, Paul & Mary en The Beach Boys.

De versie van The Byrds klinkt heel anders dan die van Dylan. Waar het nummer bij Dylan voor mij altijd een retorische, dwingende kracht heeft, met een loodzware ondertoon, daar is het bij The Byrds veeleer een vrolijk, licht liedje in de sfeer van een ironische constatering. De tekst is identiek, dus dat verschil moet veroorzaakt worden door de muziek. Natuurlijk zijn ritme en tempo anders, waarbij behalve de drums de non-stop 'jangle' van de legendarische twaalfsnarige Rickenbacker van Roger McGuinn een cruciale rol speelt. Dit volle geluid klinkt vele malen behaaglijker, comfortabeler dan het kale akoestische gitaargeluid en het snerpende mondharmonicaatje van Dylan.

Toch moet ook de zang niet onderschat worden. Uit het schuurpapieren stemgeluid van Dylan spreekt een veroordeling van de bestaande situatie, een aanklacht tegen het gezag, een apodictische aankondiging van andere tijden. De stem van Roger McGuinn, die de leadzang in de versie van The Byrds verzorgt, is veel minder rauw maar toch ook nog vrij dwingend. De doorslaggevende factor is mijns inziens dan ook de zang van Gene Clark en vooral David Crosby, die het refrein mee zingen. Hun warme, melancholische stemmen staan mijlenver af van de schelle, strenge strot van Dylan.

Het is alsof ze Dylan citeren, zijn tekst echoën, en op hem en zijn boodschap door de vervorming van de echo met milde ironie reageren. Zo staat de versie van Dylan dus tegenover die van The Byrds als een onweerlegbare proclamatie tegenover een minzame observatie.

Met de kennis van nu is dit een paradoxale conclusie. Dylan schokte in 2004 immers de voltallige babyboomgeneratie met zijn bekentenis dat het hem toentertijd nooit om het maatschappelijk engagement te doen is geweest. In zijn memoires beschrijft Dylan hoe hij eigenlijk tegen zijn zin in gebombardeerd werd tot de stem van een nieuwe generatie: 'I had very little in common with and knew even less about a generation that I was supposed to be the voice of'. Die bekentenis deed nogal wat stof opwaaien bij de hippies van toen. Alsof opeens de rechtvaardiging voor hun revolutie verdwenen was.

David Crosby is daarentegen de ware wereldverbeteraar gebleken. In 2005 werd hij door Leo Blokhuis geïnterviewd voor de Top 2000 a gogo. Bijna pensioengerechtigd was Crosby strijdbaarder dan ooit. Getooid in sjofele blouse, een hip baseballpetje op het hoofd en een enorme grijze walrussnor onder de neus voer hij uit tegen maatschappelijke misstanden en kwaadaardige rechtse politici zoals hij vroeger al deed. En zoals Dylan in zijn jonge jaren. De tijden veranderen, de liedjes blijven, hun boodschap blijft ook, maar de boodschappers, die wisselen weleens van rol.

Bob Dylan - The Times They Are a-Changin'The Byrds - The Times They Are a-Changin'

zaterdag 26 november 2011

Zeven dagen lang (87)

20 t/m 26 november

ZONDAG Ajax
Commissaris Davids beticht commissaris Cruijff van racisme: 'Je zit alleen maar in de RvC omdat je zwart bent,' zou de laatste hebben gezegd.
Zei Cruijff niet 'je zit erin omdat je net Sjaak Swart bent'? Of Davids zag gewoon niet goed wat Cruijff dacht dat hij zei.

MAANDAG Mistig
Prachtig toch, die dikke mist. Hoe zou het zijn als het altijd zulk weer was en we slechts enkele dagen per jaar verder konden kijken dan een meter? Dan zouden we op die dagen pas echt het kijken verruilen voor zien.

DINSDAG Stress
Het schijnt dat mensen tegenwoordig steeds vaker gestresster terug komen van vakantie dan ze voorafgaand aan de reis waren, maar dat blijkt een ontwikkeling die al minstens een eeuw voortwoekert:
'En dat terwijl dagelijks vele voorbeelden leerden dat de menschen ongeduriger dan ooit, prikkelbaarder en vermoeider-overspannen van het buiten-zijn terugkeerden.'
(Frans Coenen jr., 'Aan zee', in: Vluchtige verschijningen, 1903, p. 82)

WOENSDAG Glazen plafond? Glazen kist!!
De levensverwachting is weer toegenomen. 'Voor mannen ging de levensverwachting omhoog van 75,5 tot 78,8 jaar, voor vrouwen was er een stijging van 80,6 tot 82,7 jaar.' (Nu.nl)
78,8 versus 82,7, godverdomme man!
Wie wordt er hier nou gediscrimineerd!?

DONDERDAG Totaalmalloot van de week
De hiphopper Sef, die zijn cd De Leven heeft genoemd. Sef over deze grammaticale frats: 'Als 't Het Leven was, zou ik te veel voor andere mensen spreken.' En Een Leven dan? Of Mijn Leven, Sjefke...?

VRIJDAG Klacht
Ik vestig hier graag eens de aandacht op een branche waarin agressieve verkooptechnieken meer en meer aan de orde van de dag zijn: de gratis forenzenkrantjes. Voorheen kon je er naar believen zelf een uit een bak vissen, maar tegenwoordig steken die gratiskrantuitdelers je het krantje pontificaal onder je neus en als je er geen hoeft zijn ze beledigd of slingeren ze je een smalende opmerking naar je hoofd. Sommige lui blokkeren zelfs de looplijnen op stations, zodat je er haast niet omheen kunt. Zouden ze in die sector inmiddels ook met bonussen werken?

ZATERDAG C
Geweldig boek: C. Honderd notities van een alleslezer van Paul Claes. Erudiet, grappig, scherpzinnig. Een soort van wintervakantieboek voor de literatuurliefhebber.

donderdag 24 november 2011

Schoonheid plus mededogen

Onlangs voltooide ik een klein project: elke avond voor het slapen gaan las ik een verhaal uit Joost Zwagermans bloemlezing De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen. Hieronder twaalf ontdekkingen uit deze mammoet. Het zijn niet de twaalf beste verhalen of zo, want dat zou een lijst opleveren waarin zeker 'Vrouwen winnen' van Hotz, 'Brommer op zee' van Biesheuvel, 'De sprong der paarden en de zoete zee' van Mulisch, 'De laatste jaren van mijn grootvader' van Reve, 'Gevederde vrienden' van Wolkers en 'De aktetas' Bordewijk zouden staan. Dat zijn echter erkende klassiekers; dit hieronder zijn twaalf verhalen van auteurs die ik nog niet of nauwelijks kende, van wie ik alleen ander werk kende, van wie ik dacht dat hun talent op andere vlakken lag, etc.

1.Frans Coenen, 'Van een klein leven'
Over een oude horlogemaker die gekweld wordt door financiële zorgen en een verstikkend huwelijk. Het somberste verhaal dat ik ken. Rake beelden, een doordringende mismoedige sfeer en een emotionerend slot. Schoonheid plus mededogen en dus Kunst.
2.Bertus Aafjes, 'De filosoof'
De dichter Aafjes sneuvelde onder het geweld van Vijftig, maar zijn poëzie is nog steeds de moeite waard. Ook zijn proza blijkt lezenswaardig. Dit verhaal over de dolle denker Porjef Porjof munt uit door verbeeldingskracht en een amusant-ironische vertelstem: 'Hij meende te moeten vallen'.
3.Maria Stahlie, 'De obsessie van Wallie van Alten'
Sympathieke vertelling over een dromerig buitenbeentje dat idolaat is van Woody Allen. Lichtvoetig verteld en barstend van vertelplezier. 'Wally glimlachte een ruige glimlach vol echt gevoel naar zijn spiegelbeeld.'
4.Carry van Bruggen, 'Het onbegrepene'
Over een joodje dat op school gepest wordt met 'jood' en 'smaus' en hypergevoelig is voor 'de huiver voor 't vreemde, dat hij dee... 't vreemde, dat hij was...'. Het 'arme, gemartelde ventje' begrijpt het niet. Een schokkend vooroorlogs verhaal over ingebakken antisemitisme.
5.Maurice D'Haese, 'Het paard'
Prachtig zintuiglijk verhaal over de jongen Thomas die in een intens droombeeld een teer, naakt meisje tracht te redden van een monstrueus paard dat briesend en razend het huis binnendringt. Zinderend van erotiek en primitieve angstgevoelens.
6.Josien Laurier, 'De verhalenbundel'
Vernuftig spel met werkelijkheid en fictie, waarin de tekst van het verhaal op Calvino-achtige wijze vermengd raakt met de tekst van de verhalenbundel die het personage leest, maar zonder dat het allemaal onleesbaar of gekunsteld wordt.
7.Theun de Vries, 'Traan op het ijs'
Deze 97 jaar oud geworden communist kennen we toch vooral nog als een door W.F. Hermans op zwavelzuur gezette mandarijn ('De huursoldaat van de vrede'), maar in dit verhaal wordt de bedrijvigheid rondom de walvisjacht bij Spitsbergen zeer zintuiglijk geëvoceerd.
8.Salvador Hertog, 'De poort Waarachtig'
Surrealistisch, onbegrijpelijk verhaal dat toch indruk maakt door het fantastische taalgebruik: 'De paters zeiden nee tegen de anderen die ja zeiden. Toen werden ze gehangen. Het hangen van neezeggers is een oeroude bezigheid, met zoveel plezier bedreven [...] dat men bij het ontbreken van neezeggers ook afzeggers ophangt.'
9.Johan de Meester, 'De klompjes'
Net als Coenens verhaal een gitzwart stuk proza met een kil registrerende verteller. Met zware symboliek geladen natuurevocaties - 'gore, uitgezakte lucht' en 'dofzwaar gieren van het water' - en mooi klankspel: 'Klepkre, klepkre, over de Keiendijk klepten en knerpten drie paren kleine klompjes.'
10.Josepha Mendels, 'Bram slaat een roffel'
Verhaal dat leest als een muziekstuk, traag en loom beginnend, allengs opzwepender, een verstillend middenstuk en dan ineens een uitschieter vlak voor het eind: 'Ja, Bram slaat een roffel!' Een schreeuw om aandacht voor het leed van een Joods gezin.
11.Jan Brokken, 'Het laatste oordeel'
Ontroerend verhaal over een vader en een zoon. De oude, een intellectueel, moet naar een verzorgingshuis en mag maar een klein deel van zijn bibliotheek meenemen. '"Zestien delen Goethe." "Allemaal mee of niet één."' Een gevecht tegen de sterfelijkheid met de literatuur als wapen én offer.
12.Oek de Jong, 'Dekker, Koolen en Buis'
Op Nescio geïnspireerd verhaal over de ondergang van drie hemelbestormers met een ijsfabriekje. Buis gaat dood, Dekker snijdt zich uit droefheid de strot af en Koolen besluit vervolgens uit woede tweehonderd te worden. Hij haalt het. En dan die onvergetelijke slotzin: 'Maar toen ging hij ook.'

maandag 21 november 2011

Against Albumtracks

Afgelopen vrijdag vond de officiële kick-off plaats van de Radio 2 Top 2000, editie 2011, met de opening van de stemweek. Nog tot komende vrijdag 20.00 uur kan er gestemd worden. Een nieuwe editie van de Top 2000 betekent ook dat een jaarlijks terugkerende discussie in de fora en gastenboeken weer opleeft: de 'keuzelijst' van Radio 2 zou te beperkt zijn. 'Waarom staat x van y er niet in??' is de vaakst geposte reactie. Op de plek van x staat dan bijna altijd een albumtrack van een bekende band y. Drie van de tien keer gaat het om 'Echoes' van Pink Floyd. Ik vind dat onzin.

Het begrip 'cultureel geheugen' is wellicht nuttig om mijn punt te maken. Het geheugen van een cultuur bestaat uit zowel collectieve als individuele herinneringen en ervaringen, die beide van belang zijn voor identiteitsvorming. Tegelijkertijd staan de collectieve en de individuele herinneringen in een gespannen verhouding tot elkaar: niet alle individuele herinneringen passen binnen het dominante collectieve geheugen. Deze dringen dus ook niet door tot het cultureel geheugen. In de context van de Top 2000 gaat het dan bijvoorbeeld om albumtracks van een bepaalde band. Voor fans maken deze nummers deel uit van het cultureel geheugen, maar dat is niet terecht: ze zijn verbonden aan individuele herinneringen, maar hebben geen plaats weten te bemachtigen in het collectieve geheugen. En om dat collectieve gaat het nu juist bij de eindejaarslijst van Radio 2.

Ik heb het al vaker betoogd: de Top 2000 is niet een lijst met de beste tweeduizend liedjes aller tijden en heeft ook niet die pretentie. Het is een evenement, een traditie op zich inmiddels, waarbij de muziek maar een deel van de feestvreugde is. Het belangrijkste deel, zeker, maar niet alleenzaligmakend. Het is bovenal een collectieve ervaring: vorig jaar luisterden er maar liefst 11 miljoen mensen naar de Top 2000. Dat zijn WK-voetbal-achtige proporties.

Als ik van mijn favoriete artiesten en bands mijn voorkeursnummer zou mogen kiezen, dan zou dat bijna nooit een nummer zijn dat in de keuzelijst staat. Bij Neil Young bijvoorbeeld zou ik blind voor 'Albuquerque' kiezen. En zo'n wonderschoon kunststukje als 'A Most Peculiar Man' van Simon & Garfunkel overtreft alle bekende singles van het duo. Maar deze nummers luister ik toch liever in volledige concentratie, in volledige afzondering, op de koptelefoon of in surround.

The Byrds? 'I'll Feel a Whole Lot Better'. APP? 'Silence and I'. Coldplay? 'Don't Panic'. Zelfs bij The Beatles, die er toch al meer dan 50 keer in staan, zou je nog kunnen pleiten voor nummers die er niet in staan maar wel tot het beste van de Fab Four behoren: 'Happiness Is a Warm Gun', 'Octopus's Garden' of 'Taxman'. Maar neen, het zijn albumtracks en die komen, de naam zegt het al, het best tot hun recht op het album zelf.

Ik houd mijn individuele favorieten dan ook het liefst voor mezelf. Ook hierin zit meteen een tegenstrijdigheid, want je wilt ergens toch ook dat zoveel mogelijk mensen kennis nemen van iets schitterends. Maar ik bedoel: ze hoeven van mij niet zonodig op te gaan in de massaliteit van het evenement. Ze verliezen daar wat van hun glans, krijgen niet de kans hun schoonheid optimaal te ontplooien, worden van de weeromstuit middle of the road.

De Top 2000 is een typisch collectief gebeuren: een weergave van de grootste gemene deler, een dwarsdoorsnede van het culturele geheugen, met alle vertekeningen, vergissingen en wansmaken die daar bij horen. Een weergave van wat ooit in de hitlijsten stond en wat in de loop der tijd onlosmakelijk aangeslibd is. Tussen Kerst en Oud & Nieuw vormt het de achtergrondmuziek bij het eten en het drinken, het uitslapen en het bijpraten, het terugkijken en het vooruitblikken, bij die hele bijzondere laatste week van weer een jaar.

En als de kruitdampen van het vuurwerk zijn opgetrokken en iedereen weer naar huis is trek ik een cd uit de kast om in volstrekte eenzaamheid te ondergaan hoe Paul Simon voor mij persoonlijk het verhaal van die most peculiar man bezingt.

zaterdag 19 november 2011

Zeven dagen lang (86)

13 t/m 19 november

ZONDAG Buitenhof
Wilders mag van Frans Weisglas de Euro niet ter discussie stellen, want 'Wilders wordt in het buitenland gezien als deel van de Nederlandse regering, ook al levert zijn partij slechts gedoogsteun'.
Deze drogreden hoor je wel vaker, wat toch eigenlijk verbijsterend is. Omdat men in het buitenland niet de moeite neemt een minuutje uit te trekken om onze regering te snappen zou Wilders zijn mening voor zich moeten houden?

MAANDAG Gijp
Nog een reden om Voetbal International te wantrouwen: René van der Gijp blijft maar afwezig. Hij wil naar verluidt pas weer aanschuiven als hij zich 100% voelt. Daar gaat het al fout. Niemand is ooit voor de volle 100% in vorm, toch?

DINSDAG Radar
Briljante grap in het toch al niet aan gebrek aan humor lijdende Family Guy:
U-Boot.

WOENSDAG Ajax-soap
Iemand vroeg me ooit waar de naam Ajax vandaan kwam. Toen ik verwees naar de Griekse mythologische held in het logo, zei hij dat hij altijd had gedacht dat dat Sjaak Swart was.
Dat is eigenlijk de hele kwestie in een notendop.

DONDERDAG Nederland Leest is vokking tjill
Het leven is vurrukkullijk gurruwwulluk, aldus good old Campert.

VRIJDAG Oss-Maastricht-Oss
Wet: de digitale klok in een touringcar loopt altijd standaard een uur voor of een uur achter.

ZATERDAG M. Koning
Dikke aanrader: de 'eindemaandsconference' van Martijn Koning op Comedy Central. Fragment: Sint-Maarten.

donderdag 17 november 2011

Johan Cruijff

Arnon Grunberg schreef ooit een column voor de VPRO-gids waarin hij finaal de vloer aanveegde met Freek de Jonge. 'Het komt wellicht hard aan,' schreef Grunberg, 'maar laat iemand eens recht in uw gezicht zeggen: u bent Cruijff niet.' En: 'U bent omringd door een parasitaire hofhouding die de illusie van de grote Freek voor u in stand houdt.' Hoe terecht de aanval ook was en is, de zinsnede 'u bent Cruijff niet' klopt niet. Grunberg had beter kunnen schrijven: 'U bent net Cruijff.' Ook die grootheid uit een ver verleden wordt immers door een clubje ruggegraatloze jaknikkers op de troon gehouden.

Na maandenlang traineren van de besluitvorming door Cruijff hebben vier van de vijf leden van de Raad van Commissarisen gisteren spijkers met koppen geslagen en bij monde van voorzitter Steven ten Have Louis van Gaal aangesteld als algemeen directeur, Danny Blind als technisch directeur en Martin Sturkenboom als directeur ad interim. Het vijfde lid, Cruijff, vindt nu dat de andere vier 'gek' zijn geworden.

In Nieuwsuur mocht Ten Have zijn verhaal doen. De voorzitter van de Raad was tot nog toe altijd op de achtergrond gebleven, maar hij maakte een rustige, pragmatische en vooral deskundige indruk. Zonder met modder te gaan smijten maakte hij duidelijk dat men engelengeduld had betracht met Cruijff, maar dat die vrijwel nooit kwam opdagen bij vergaderingen en na vier maanden stilte doodleuk Ling naar voren schoof als beoogd directeur, de kandidaat die al lang en breed afgekeurd was. Cruijff bleek een nogal eigenzinnige visie op het concept van de RvC te hebben: zijn wil is wet en de rest zit er wat hem betreft voor spek en bonen bij. Ten Have trok eindelijk de consequenties uit dit misplaatste gedrag en nam een moedige beslissing door het niet langer te slikken.

Johan Cruijff denkt dat hij de man is die Ajax kan redden, sterker: hij is er heilig van overtuigd. Dit is hem niet eens echt kwalijk te nemen. Er is namelijk nooit iemand die hem tegenspreekt. Als je alleen maar mensen om je heen hebt die alles wat je zegt kritiekloos aanvaarden, dan ga je zelf in je eigen onfeilbaarheid geloven. De parasitaire hofhouding rond Cruijff maakt maar wat graag deel uit van zijn entourage en wordt verblind door het goddelijke aura van de grote nummer veertien. Keje Molenaar, gestudeerde ex-voetballer en Cruijff-paladijn, verklaarde doodleuk dat die hele RvC-constructie erop neerkomt dat Cruijff de baas is en de andere vier Johans heerschappij faciliteren.

Al dit gedoe komt voort uit een veel fundamenteler probleem, en dat is dat iedereen bij de club denkt dat Ajax iets bijzonders is, een fenomeen waar andere, verheven wetten gelden. Je ziet het in alle geledingen, van spelers die niet snappen waarom fans van tegenstanders toch zo tegen Ajax zijn tot fans die het walgelijke spreekkoor 'Wij zijn Ajax, wij zijn de beste' blijven uitbraken. Al het gedoe is een gevolg van deze hoogmoed. Alle betrokkenen menen dat Ajax gered moet worden, maar het is niet duidelijk waarvan eigenlijk. De hele rommelige revolutie begon toen Cruijff de noodklok luidde nadat Ajax met 2-0 had verloren bij Real Madrid, wat voor niemand een schande is, laat staan een verrassing, behalve voor Ajax zelf en Cruijff in het bijzonder. Een typische emotionele reactie van een supporter, maar omdat het Cruijff was die het zei moest ineens alles anders.

Cruijff wil van Ajax een Nederlands Barcelona maken. In Barcelona mogen de 'socios' de president kiezen. Barca heeft meer dan 160 000 socios. Ajax heeft zo'n 500 leden. Die kiezen niet de leider, maar een ledenraad, die bestuursleden mogen benoemen. In de ledenvergadering mogen ook ereleden een stem uitbrengen, maar naar verluidt weer niet over het bestuur, terwijl juist die ereleden het bij Ajax op basis van hun verleden als voetballer voor het zeggen menen te hebben, met voorop Sjaak Swart, de zelfbenoemde honderdman van de vijfde colonne.

Die colonne komt elke donderdag bijeen in de kantine. Volgens Molenaar is dat het hart van Ajax en worden daar spelers, trainers en het reilen en zeilen bij de club besproken. Elke club heeft z'n groepje oude mannetjes die het vanaf de zijlijn elke dag weer staan te weten. Ze horen bij de inboedel, hebben alles al eens meegemaakt en leven bij het principe dat vroeger alles beter was. Het enige verschil is dat ze bij Ajax daadwerkelijk ooit iets gepresteerd hebben en nu tot zieners worden verheven. Dat sentiment is funest voor een club die al lang niet meer een volksclub is maar een beursgenoteerd bedrijf. Van nostalgie kun je niet vreten.

Ten Have zal vrijdag wel weer door Johan Derksen overladen worden met hoon. Derksen blinkt in Voetbal International altijd uit in scherpe, uitgesproken en weldoordachte opinies, maar zo gauw het over Ajax en Cruijff gaat transformeert hij tot een onderdanige slippendrager van Cruijff, een buikspreekpop van het orakel van Barcelona. Bovendien heb ik hem nog nooit kunnen betrappen op gefundeerde kritiek op Ten Have, hij komt nooit verder dan totaal niet terzake doende flauwiteiten over de titulatuur van die 'Professor Doctor Meester van de Vrije Universiteit'.

Toen Cruijff in april Van den Boog en Coronel eruit gewerkt had antwoordde hij op de vraag hoe het nu verder moest: 'Geen idee, daar ga ik niet over.' Johan Cruijff komt al jarenlang weg met zulke fratsen omdat hij Johan Cruijff is. Toen hij als speler in 1983 in conflict kwam met het bestuur liet hij uit pure rancune een overgang naar aartsrivaal Feyenoord arrangeren. Als dat je idee van loyaliteit aan Ajax is, dan valt er voor fans van andere clubs de komende maanden nog heel wat te lachen met die revolutie daar in 020.

zaterdag 12 november 2011

Zeven dagen lang (85)

6 t/m 12 november

ZONDAG State of mind (II)
Waiting for the end to come
Wishing I had strength to stand
This is not what I had planned
It's out of my control
(Linkin Park - 'Waiting for the End')

MAANDAG Dagh-licht
Dit is zo'n typische mistige novemberdag waarop het zeer vroeg donker wordt, maar misschien is het beter om te zeggen dat het vandaag nooit echt dag is geworden.

DINSDAG Forens
Wederom een aanvulling op de fenomenologie: 'De blaasbalg': zo'n dikke die op het laatste nippertje nog de trein heeft gehaald en vervolgens een halfuur nodig heeft om al hijgend, zwetend en steunend achter zijn adem te komen.

WOENSDAG Vertraging?
Al heel lang een curieus dingetje op Utrecht CS: de trein naar het zuiden die ik in de avondspits meestal neem, vertrekt volgens het bord vooraan het perron om 17.52 uur en volgens het bord achteraan om 17.53 uur.
Hardnekkige tegenstrijdigheid? Of zou de trein zo lang zijn dat het achterste deel pas een minuut later de plaats passeert vanwaar het voorste is vertrokken?

DONDERDAG Fuck you Papandreou
Waarom wordt dat verschrikkelijke mens Ingeborg Beugel steeds uitgenodigd bij Pauw & Witteman? Zelf helemaal niks te melden hebben en dan constant door andere items heen gaan zitten blèren. Als de Moszko aan het vertellen is over de zaak-Wilders hoor je om de twee minuten: 'Waar gaat dit over? De wereld staat in brand!' Flikker toch op, het gaat al maanden over die kudt-Grieken, niemand doet iets en niemand heeft er nog iets zinnigs over te melden. Echt nieuws deze week: 38,7% van de Marokkanen tussen 12 en 24 komt één keer of vaker met de politie in aanraking (hier in 's-Hertogenbosch zelfs 47,7% - de helft!); nee, wen er maar aan, mevrouwtje Beugel: die Geert Wilders doet nog wel een tijdje mee.

VRIJDAG 11-11-11
Al die stellen die per se vandaag willen trouwen 'omdat het zo'n speciale datum is'. Ja, ja, een ideale datum om je trouwdag te kunnen onthouden...

ZATERDAG Zaterdagse waarheid
'Wanneer ik mij die oude knechten nog eens voor den geest haal, dan begrijp ik nu de volkomen harmonie van hun leven, dat in zijn gang zoo onverstoord tot het einde is geloopen. Wij leefden in een kleine, patriarchale republiek, waar aan ieders behoefte werd voldaan. Zij waren ondergeschikt niet zoozeer aan den een of anderen persoon als aan een bestaanden, van-zelf-sprekenden toestand. Daardoor bleven die knechten tot in hun hoogen ouderdom daar, waar zij als jongemannen waren gekomen. Zij waren tevreden en gingen op in het leven van mijn grootouders en ouders en dezen gingen voor een groot deel weer op in hun leven. Bijzondere gebeurtenissen waren er zelden. Iedere dag geleek op den vorigen. Wel was dat eentonig, maar die eentonigheid was de vruchtbare akker, waarop het zaad tierde van een lumineus aardsch bestaan.
Waarom ook de voortdurende verandering? Is de stabiele toestand niet de meest benijdbare? Hoeveel menschen werpen het goed weg, dat zij hebben, om te ijlen naar het land der onzekerheden! Het is zwakte de voortdurende verandering te willen, zwakte niet te kunnen blijven in een toestand, die draaglijk is en die door het volhouden stellig zou verbeteren. Het eenmaal door het lot toebedeelde is dikwijls het ware; het is mogelijk de vrucht van een onfeilbaar werkende omgeving. Ik geloof, dat de tegenwoordige veranderingszucht, die in alle menschengroepen is doorgedrongen, weinig tot het geluk zal bijdragen, misschien wel de grootste bewerker van ongeluk zal zijn.'
(Frans Erens - Vervlogen jaren, 1938, p. 26-27)

donderdag 10 november 2011

Van Limburgers en Duitsers

Ik ben in ernstige gewetensnood. Ik doe niets liever dan op maandagavond naar Voetbal International kijken, maar kan ik dat nog wel blijven doen? Nu Johan Derksen zijn ziel aan de duivel heeft verkocht is een mentale krachtsinspanning nodig om hem nog serieus te nemen. Hoe weet ik immers dat ik niet naar een commercial voor een dubieuze energieboer zit te kijken?

Het spotje voor de Ned. Energie Maatschappij is tenenkrommend. Ik zeg: had-ie niet moeten doen. Deze Populistische Energie Maatschappij is zo'n beetje de PVV onder de energieaanbieders. Wat bij Wilders c.s. de belofte van forse belastingverlaging en een acute immigratiestop is, heeft bij Derksens nieuwe werkgever de vorm van de goedkoopste energie die ook nog eens van vreemde smetten vrij is. Wat betreft het nakomen van beloftes ontlopen ze elkaar overigens ook niet veel, want die vaderlandse energie schijnt helemaal niet de goedkoopste te zijn en de Mij staat in de gerangschikte lijst van alle 24 energieleveranciers stijf onderaan.

Eerder manifesteerde de NEM zich al op een negatieve manier door zich agressief af te zetten tegen de Duitse concurrent: 'ik zeg Nein!' We moesten maar overstappen op de Néderlandse maatschappij met zijn lage Hóllandse tarieven... Die afkeer van Duitsers en dat appèl aan het Hollandsch is bij nader inzien hoogst merkwaardig. De Limburgse achterban van Geert zal men er niet mee aanspreken. Want niet alleen is de populariteit van de PVV in het zuiden des lands voor een belangrijk deel een uiting van afkeer van al wat Hollands is, ook zijn er daar stevige banden met Duitsland.

Je ziet het eigenlijk al bij een simpele blik op de landkaart: die Limburgse leuter penetreert diep in België en Duitsland en hangt er vanuit de rest van Nederland gezien maar een beetje bij. Die inbedding in de huidige buurlanden heeft historische wortels die zeer diep gaan. Limburg heeft feitelijk nooit echt bij Nederland gehoord. In 1830 sloot het zich nog gretig aan bij de Belgische revolutie en in 1848 werd gepoogd Limburg tot een deel van de nieuwe Duitse eenheidsstaat te maken. Nog tot 1906 noemde Limburg zich een hertogdom, ofschoon het al sinds 1866 officieel een Nederlandse provincie was. En tot op de dag van vandaag is er in Limburg een gouverneur in plaats van een Commissaris van de Koningin.

Hoe sterk de gerichtheid op Duitsland was, in alle lagen van de bevolking, blijkt uit het merkwaardig mooie boek Vervlogen jaren (1938) van Frans Erens, over zijn herinneringen aan de Tachtiger beweging. De hoofdstukken over Kloos, Van der Goes, Van Eeden en anderen laat Erens onder meer voorafgaan door 39 verbijsterende bladzijden 'Jongensjaren'. Erens was in 1857 geboren in Schaesberg, in Zuid-Oost Limburg. Hij herinnert zich zijn grootmoeder 'als een oude vrouw, die altijd in een leuningstoel zat, het (Amsterdamsche) Handelsblad lezende en de Echo der Gegenwart uit Aken' (p. 7).

In mijn naïviteit verwachtte ik een toelichting bij die Duitse krant, maar het tegendeel bleek waar: 'Dat zij het Handelsblad las, was in onze streek iets bijzonders, want niemand kende in dien tijd genoeg Hollandsch om een courant in dien taal te lezen.' De elite sprak Frans en Duits, maar ook het volk sprak geen Hollands, maar plat 'dat bij ons in dien tijd een plat Duitsch was' (p. 7). Bidden deed men in het Duits en een tante van Erens las '[d]e werken van de H. Theresia [...] in een Fransche vertaling en die van Johannes van het Kruis in het Duitsch' (p. 15).

Zelfs de knechten, die lezen noch schrijven konden, zongen 'altijd Duitsche liederen' (p. 18) en als vader Erens 's avonds met de knechten in de keuken voor het vuur ging zitten om het werk van de voorbije en de volgende dag te bespreken, dan werd dit gesprek 'in een zwaar Duitsch plat gevoerd' (p. 19). Het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog in 1870 heeft de impact van een nationale zaak. 'In dien tijd leefde men in Limburg meer mee met Frankrijk en Duitschland dan met Nederland,' staat er onomwonden (p. 25). De typering van de Schaesbergse familie Stassen zegt alles: zij 'spraken onder elkander ook altijd Duitsch. Zij kenden geen woord Hollandsch en waren nooit in Holland geweest.' (p. 33)

Frans Erens kon goed leren en mocht naar Rolduc. Via Bonn en Parijs belandde hij in Amsterdam, waar hij een vooraanstaand figuur in de wereld van de literatuur werd. Hoezeer hij ook onvoorwaardelijk werd opgenomen in de kring van de Tachtigers, hij bleef zich door zijn achtergrond toch altijd een buitenbeentje voelen: 'Fransche en Duitsche elementen gaven aan mijn eerste jeugd den stempel en het leek mij soms alsof het Hollandsch voor mij een aangeleerde taal was.' (p. 93)

Honderdvijftig jaar geschiedenis hebben de Limburgs-Duitse verknooptheid flink losgewoeld, maar je zou kunnen stellen dat Limburg nog altijd met de rug naar Holland en met het gezicht naar Duitsland (en België) gekeerd staat. Limburgers zijn hoe dan ook erg op zichzelf gericht. Ik kom weleens in Limburg en dan valt mij altijd op dat iedereen er het dialect beheerst, van jong tot oud. Daar heb ik diep respect en zelfs een aan jaloezie grenzende bewondering voor. In Limburg is men in de eerste plaats Limburger, pas op een lagere plaats Nederlander en op geen enkele manier Hollander.

In dat licht is de keuze voor Derksen, de standvastige provinciaal die niets moet hebben van de Hollandse zelfgenoegzaamheid, niet eens zo'n vreemde. Volgens Thomas von der Dunk mogen mensen uit het rurale zuiden helemaal niet op Wilders stemmen, want 'wat hebben die te mekkeren over de multiculturele samenleving'? Vast het een en ander, maar het is toch vooral een vorm van democratisch verzet tegen de machtige arm van Holland. Daar gaat Von der Dunk volledig aan voorbij, hoe Duits zijn naam ook is.

dinsdag 8 november 2011

CD-recensie: Helplessness Blues


Eerder dit jaar verscheen het langverwachte tweede album van Fleet Foxes. Helplessness Blues is de opvolger van het alom bejubelde self-titled Fleet Foxes uit 2008. Die cd heeft altijd wat ambivalente gevoelens bij me gewekt. Enerzijds werd ik volledig gegrepen door enkele nummers, zoals de vrieskou ademende 'White Winter Hymnal', de aangrijpende 'Tiger Mountain Peasant Song', het intense slot van 'Oliver James' en zeker ook 'Blue Ridge Mountains', waarbij ik het zelfs niet altijd droog hield tussen 1:55 en 2:15. Anderzijds luisterde ik bij voorkeur niet het hele album omdat de andere liedjes me weinig tot niets deden.

Voor Helplessness Blues hoopte ik dan ook op vergelijkbare aangrijpende liedjes, maar nu ingebed in een consistent album. Alles lijkt eraan gedaan om Helplessness Blues meer te laten zijn dan slechts een verzameling liedjes. Motieven keren in meerdere songs terug, zowel op muzikaal als op tekstueel vlak, vaak zelfs letterlijk. Zo is Innisfree, het geïdealiseerde eiland uit de poëzie van W.B. Yeats, een terugkerend thema. Ik heb de cd nu vele malen geluisterd en ik moet toch tot de conclusie komen dat het Robin Pecknold en zijn mannen niet gelukt is. Wederom word ik zeer geraakt door de schoonheid en diepgang van enkele nummers, maar kan het album me als geheel niet bekoren.

Hoogtepunt is, al vanaf de eerste luisterbeurt, de titelsong 'Helplessness Blues'. Het openingscouplet is overdonderend in zijn helderheid en waarachtigheid: 'I was raised up believing / I was somehow unique / Like a snowflake, distinct among snowflakes, unique in each way you can see. / And now after some thinking / I'd say I'd rather be / a functioning cog in some great machinery, serving something beyond me.' Zo is het. De muziek komt vervolgens fanatiek opzetten. Er wordt uitgevaren tegen de 'men who move only in dimly-lit halls / and determine my future for me'. Het is een escapistisch lied, dat waardig eindigt met een minuten durend droombeeld van een gelukkig landleven: 'If I had an orchard / I'd work till I'm sore.'

Al even meeslepend is het ruim acht minuten durende 'The Shrine/An Argument'. Dit nummer is opgebouwd uit vier delen, die muzikaal nauwelijks op elkaar aansluiten, een beetje zoals de drie delen in Paul McCartney's 'Band on the Run'. Ook daar levert dit evenwel toch een goed nummer op. Met 'Band on the Run' heeft 'The Shrine/An Argument' ook het contrast in tempo en sfeer tussen de verschillende delen gemeen. De luisteraar wordt heen en weer geslingerd tussen stemmig-somber en bruisend-bevlogen.

Net als 'Helplessness Blues' begint ook 'The Shrine/An Argument' narratief erg sterk, met een indringend beeld: 'I went down among the dust and pollen / to the old stone fountain in the morning after dawn.' Op de bodem van de fontein ligt muntgeld, 'fallen from the hands of childeren, / they were there and then were gone. / And I wondered what became of them, what became of them.' Het refrein toont de dualiteit van Pecknold: van het krachtig gezongen 'Sunlight over me no matter what I do' switcht hij in één adem naar het zijige 'Apples in the summer are cold and sweet'. In de slotminuut is de ruzie uit het tweede deel van de titel verwerkt, treffend verklankt in het wilde geweld van een jazzsaxofoon.

Het andere uiterste vinden we in 'Blue Spotted Tail', een klein, ingetogen liedje en de derde topper van de cd. De existentiële angst, ook een leidmotief, is hier prachtig gesitueerd in de verlorenheid en vergeefsheid die men weleens ervaart onder de sterrenhemel, die gapende afgrond boven ons. 'Why is life made only for to end? / Why do I do all this waiting then?' Ook 'Battery Kinzie' en 'The Plains/Bitter Dancer' hebben hun bekoring, respectievelijk huizend in het verhaal en de muzikale opbouw, maar de overige nummers doen te weinig, hebben niet dat splijtende moment. Opener 'Montezuma' begint sterk, maar bloedt dood, 'Bedouin Dress' en 'Sim Sala Bim' komen nooit echt op gang, en 'Lorelai' en 'Someone You'd Admire' zijn uiteindelijk vlakke, saaie nummers.

Helplessness Blues moet het dus hebben van drie à vier weergaloze tracks. Is dat genoeg, een stuk of wat juweeltjes? Ik vrees van niet. Bij een debuutalbum is wisselvalligheid in kwaliteit vergeeflijk, bij een tweede proeve van bekwaamheid mag er zwaarder aan getild worden. Maar, we leven in een wereld waarin de luisteraar vrij is zijn eigen cd bij elkaar te selecteren. De toppers van Fleet Foxes en Helplessness Blues leveren bij elkaar een uitmuntende cd op, zinderend van schoonheid en emotie.

Cijfer: 7,5

zaterdag 5 november 2011

Zeven dagen lang (84)

30 oktober t/m 5 november

ZONDAG Maarten 't Hart over frezen
'overigens is dat frezen een zware, hoogst onaangename bezigheid. Het is al een hele kunst om de Valpadana te starten. Je moet hem aanslingeren. Tegen de tijd dat mij dat gelukt is, ben ik doodmoe. Toch moet het frezen dan nog beginnen. Ik herinner mij nog goed dat mijn vader, toen hij nog tuinder was, ook altijd in de clinch lag met de freesmachine. En dat terwijl in de bijbel, begreep ik als peuter, moeiteloos door de herders die bij nacht in het veld lagen "gefreesd werd met grote frezen".' (De groene overmacht, 2005, p. 26)

MAANDAG NS: NagelStudio
Die hadden we nog niet: iemand die ongegeneerd met een nagelschaartje haar vingernagels gaat zitten knippen in de trein.
Ongetwijfeld een doorgeëvolueerde nester.

DINSDAG Alweer november
'Weer is een dag vervlogen;
Welhaast een jaargetij:
Een jaar gaat voor uwe oogen,
Gelijk een damp voorbij.’
(Nicolaas Beets - 'Najaarslied')

WOENSDAG
+++ Deze item is gehackt vanwege dat de Zoggel hier een Mohammedcartoon had geplaatst!!! +++

DONDERDAG Vrijheid van meningsuiting
Ik ben van mening dat je alles moet kunnen zeggen, en dan kijken we daarna wel of je het misschien beter niet had kunnen zeggen.

VRIJDAG Vestdijk
Niemand wist beter met een paar trekken een personage neer te zetten en dit personage en passant finaal af te maken dan Simon Vestdijk, bijvoorbeeld de freule Sticks: 'zij was groot en gespierd, met een uitgebluschten blik en een huid van kaasraspsel'.
('De bruine vriend', in Narcissus op vrijersvoeten, 1987, p. 119)

ZATERDAG Brutil op zaterdag
Een behulpzame anonymus heeft bij Vergane Glorie #1 nog een link gedumpt: er is eindelijk beeld van het Hosé-Hulshoff-incident!:
http://www.youtube.com/watch?v=5ecfbu-BEYI

dinsdag 1 november 2011

Daniël Rovers - Walter

Daniël Rovers - Walter. Wereldbibliotheek (2011), 238 blz.

Het eerste deel van Walter, de tweede roman van Daniël Rovers, speelt zich af in de jaren 1950. Walter Cosijn, een katholieke boerenzoon uit Den Hout, ten noorden van Breda, bezoekt het seminarie om een priesteropleiding te volgen. Dit gegeven heeft mijn bijzondere belangstelling.

Heel lang is het de gewoonte geweest dat pientere jongens uit Brabantse boerengezinnen de kans geboden werd maatschappelijk te klimmen via het seminarie. Deze traditie is geheel verdwenen, wat mij op een onbegrijpelijke manier altijd treurig stemt. Het is een soort heimwee naar een tijd die ik nooit heb meegemaakt.

Rovers slaagt er heel goed in een geloofwaardig beeld te creëren van zowel het leven op een seminarie als van het tijdsbeeld in het algemeen. De sociale wisselwerking tussen de studenten en de paters en tussen de jonge jongens onderling wordt sfeervol en indringend beschreven.

Een thema als het reilen en zeilen op een seminarie impliceert op zichzelf al een situering van het verhaal in een vergane, verloren periode uit het nabije verleden, maar Rovers heeft dit nog extra aangezet met foto's en krantenknipsels uit de jaren vijftig en zestig en met vele (literair-)historische verwijzingen. Zo studeren de jongens in Frenckens Overzicht der Nederlandsche Letterkunde en wordt er gerefereerd aan de negen goals die Henk Schouten namens Feijenoord scoort tegen De Volewijckers.

Ook wordt op een gegeven moment de morbide geschiedenis uit De avonden over de hond die zijn overleden baas opat aan Walter en zijn broertjes verteld. Dit overigens zonder expliciete verwijzing naar Van het Reves roman, waarmee Rovers heel mooi laat zien hoe zulke populaire verhalen in een bepaalde tijd circuleerden en een sociale functie vervulden.

De seminariecultuur ging ten onder met de grote maatschappelijke veranderingen die in de loop van de jaren zestig in gang gezet werden. Ook de sympathieke Walter ondervindt de gevolgen van de veranderende tijdgeest. Hij stelt zijn priesterwijding op de lange baan en kiest uiteindelijk voor een werelds leven: zijn liefde voor Joke Koolhof, in wie Joke Smit valt te herkennen, geeft de doorslag. Joke is echter te vrijgevochten en Walter te onervaren en onvoorbereid op het moderne leven om de relatie te laten slagen.

Walter moet het feitelijk niet van een hechte plot hebben. De verschillende hoofdstukken vormen eerder momentopnamen of dwarsdoorsnedes waaruit de verder impliciete ontwikkeling van Walter af te leiden valt. Ook blijken bijvoorbeeld medeseminaristen die een belangrijke rol spelen aan het begin van een volgend hoofdstuk ineens te zijn uitgetreden. Elk hoofdstuk - ze zijn steeds zo'n tien pagina's lang - is zo een miniatuur, een sfeerschets, soms zelfs een verhaal op zich.

Rovers is sowieso nog eerder een zinnenschrijver dan een plotbouwer. Geen uitgebreide beschrijvingen van gebeurtenissen of van de psychologie van de personages; het rake detail, de ritmische zin en die ene juiste metafoor of vergelijking moeten de lezer overtuigen. De traptreden in het seminarie zijn 'breed als grafstenen'. Een professor gebruikt 'een afgeknipte schoenveter' als boekenlegger. En Walter ruikt op het erf van de ouderlijke boerderij 's ochtends vroeg 'het gras, een zweem kalverenmest, de wol van het grijze vest'.

De tweede helft van Walter overtuigt iets minder dan de eerste, al moet ik misschien zeggen dat het tweede deel mij minder wist te boeien, geïntrigeerd als ik was door het seminariegebeuren. Rovers heeft voor een allesbehalve modieus onderwerp gekozen. Seminaries komen alleen nog in het nieuws in verband met misbruikzaken uit het verleden en de katholieke kerk kampt met gigantische imagoproblemen. Rovers speelt hier slim op in door een scène te beschrijven waarin Walter last heeft van zijn piemel en te rade gaat bij de priester-docent en W.F. Hermans-lezer Pierre Cijns. Bij de hedendaagse lezer moeten dan wel alarmbellen gaan rinkelen, maar Cijns lost het integer en empathisch op.

Natuurlijk waren seminaries niet louter broedplaatsen van ontucht en repressie. Intelligente, verantwoordelijke en sociaal voelende katholieken zorgden ervoor dat jongens van eenvoudige komaf een zeer gedegen opleiding kregen en hierin ook in aanraking kwamen met cultuur en literatuur. Hoewel het katholieke geloof daarbij leidend was, moet ook de algemene sociaal-maatschappelijke component niet onderschat worden. Het is bij Walter dan ook lang niet alleen geloofstwijfel die hem in de 'echte' wereld parten speelt, het is ook de val uit een wereld van geborgenheid, saamhorigheid en gemeenschapszin die hij niet kan verwerken, een wereld met een gedeeld verhaal:

'Het verhaal was zoek, de zin weg, het pad stuk. Hij huilde met lange, harde uithalen; een kind dat zijn ouders is kwijtgeraakt. Hij stapte naar de badkamer, met tranen in zijn ogen, als een bijna-blinde. In de spiegel zag hij een schim, een man die kaal zou zijn voor zijn vijfendertigste. Hij wist niet meer hoe het nu verder ging.'

*****