donderdag 10 november 2011

Van Limburgers en Duitsers

Ik ben in ernstige gewetensnood. Ik doe niets liever dan op maandagavond naar Voetbal International kijken, maar kan ik dat nog wel blijven doen? Nu Johan Derksen zijn ziel aan de duivel heeft verkocht is een mentale krachtsinspanning nodig om hem nog serieus te nemen. Hoe weet ik immers dat ik niet naar een commercial voor een dubieuze energieboer zit te kijken?

Het spotje voor de Ned. Energie Maatschappij is tenenkrommend. Ik zeg: had-ie niet moeten doen. Deze Populistische Energie Maatschappij is zo'n beetje de PVV onder de energieaanbieders. Wat bij Wilders c.s. de belofte van forse belastingverlaging en een acute immigratiestop is, heeft bij Derksens nieuwe werkgever de vorm van de goedkoopste energie die ook nog eens van vreemde smetten vrij is. Wat betreft het nakomen van beloftes ontlopen ze elkaar overigens ook niet veel, want die vaderlandse energie schijnt helemaal niet de goedkoopste te zijn en de Mij staat in de gerangschikte lijst van alle 24 energieleveranciers stijf onderaan.

Eerder manifesteerde de NEM zich al op een negatieve manier door zich agressief af te zetten tegen de Duitse concurrent: 'ik zeg Nein!' We moesten maar overstappen op de Néderlandse maatschappij met zijn lage Hóllandse tarieven... Die afkeer van Duitsers en dat appèl aan het Hollandsch is bij nader inzien hoogst merkwaardig. De Limburgse achterban van Geert zal men er niet mee aanspreken. Want niet alleen is de populariteit van de PVV in het zuiden des lands voor een belangrijk deel een uiting van afkeer van al wat Hollands is, ook zijn er daar stevige banden met Duitsland.

Je ziet het eigenlijk al bij een simpele blik op de landkaart: die Limburgse leuter penetreert diep in België en Duitsland en hangt er vanuit de rest van Nederland gezien maar een beetje bij. Die inbedding in de huidige buurlanden heeft historische wortels die zeer diep gaan. Limburg heeft feitelijk nooit echt bij Nederland gehoord. In 1830 sloot het zich nog gretig aan bij de Belgische revolutie en in 1848 werd gepoogd Limburg tot een deel van de nieuwe Duitse eenheidsstaat te maken. Nog tot 1906 noemde Limburg zich een hertogdom, ofschoon het al sinds 1866 officieel een Nederlandse provincie was. En tot op de dag van vandaag is er in Limburg een gouverneur in plaats van een Commissaris van de Koningin.

Hoe sterk de gerichtheid op Duitsland was, in alle lagen van de bevolking, blijkt uit het merkwaardig mooie boek Vervlogen jaren (1938) van Frans Erens, over zijn herinneringen aan de Tachtiger beweging. De hoofdstukken over Kloos, Van der Goes, Van Eeden en anderen laat Erens onder meer voorafgaan door 39 verbijsterende bladzijden 'Jongensjaren'. Erens was in 1857 geboren in Schaesberg, in Zuid-Oost Limburg. Hij herinnert zich zijn grootmoeder 'als een oude vrouw, die altijd in een leuningstoel zat, het (Amsterdamsche) Handelsblad lezende en de Echo der Gegenwart uit Aken' (p. 7).

In mijn naïviteit verwachtte ik een toelichting bij die Duitse krant, maar het tegendeel bleek waar: 'Dat zij het Handelsblad las, was in onze streek iets bijzonders, want niemand kende in dien tijd genoeg Hollandsch om een courant in dien taal te lezen.' De elite sprak Frans en Duits, maar ook het volk sprak geen Hollands, maar plat 'dat bij ons in dien tijd een plat Duitsch was' (p. 7). Bidden deed men in het Duits en een tante van Erens las '[d]e werken van de H. Theresia [...] in een Fransche vertaling en die van Johannes van het Kruis in het Duitsch' (p. 15).

Zelfs de knechten, die lezen noch schrijven konden, zongen 'altijd Duitsche liederen' (p. 18) en als vader Erens 's avonds met de knechten in de keuken voor het vuur ging zitten om het werk van de voorbije en de volgende dag te bespreken, dan werd dit gesprek 'in een zwaar Duitsch plat gevoerd' (p. 19). Het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog in 1870 heeft de impact van een nationale zaak. 'In dien tijd leefde men in Limburg meer mee met Frankrijk en Duitschland dan met Nederland,' staat er onomwonden (p. 25). De typering van de Schaesbergse familie Stassen zegt alles: zij 'spraken onder elkander ook altijd Duitsch. Zij kenden geen woord Hollandsch en waren nooit in Holland geweest.' (p. 33)

Frans Erens kon goed leren en mocht naar Rolduc. Via Bonn en Parijs belandde hij in Amsterdam, waar hij een vooraanstaand figuur in de wereld van de literatuur werd. Hoezeer hij ook onvoorwaardelijk werd opgenomen in de kring van de Tachtigers, hij bleef zich door zijn achtergrond toch altijd een buitenbeentje voelen: 'Fransche en Duitsche elementen gaven aan mijn eerste jeugd den stempel en het leek mij soms alsof het Hollandsch voor mij een aangeleerde taal was.' (p. 93)

Honderdvijftig jaar geschiedenis hebben de Limburgs-Duitse verknooptheid flink losgewoeld, maar je zou kunnen stellen dat Limburg nog altijd met de rug naar Holland en met het gezicht naar Duitsland (en België) gekeerd staat. Limburgers zijn hoe dan ook erg op zichzelf gericht. Ik kom weleens in Limburg en dan valt mij altijd op dat iedereen er het dialect beheerst, van jong tot oud. Daar heb ik diep respect en zelfs een aan jaloezie grenzende bewondering voor. In Limburg is men in de eerste plaats Limburger, pas op een lagere plaats Nederlander en op geen enkele manier Hollander.

In dat licht is de keuze voor Derksen, de standvastige provinciaal die niets moet hebben van de Hollandse zelfgenoegzaamheid, niet eens zo'n vreemde. Volgens Thomas von der Dunk mogen mensen uit het rurale zuiden helemaal niet op Wilders stemmen, want 'wat hebben die te mekkeren over de multiculturele samenleving'? Vast het een en ander, maar het is toch vooral een vorm van democratisch verzet tegen de machtige arm van Holland. Daar gaat Von der Dunk volledig aan voorbij, hoe Duits zijn naam ook is.

Geen opmerkingen: