vrijdag 30 november 2012

Zoggels top 100 Nederlandse cabaretiers: 1

Het weblog "Zoggel" presenteert zijn hoogst persoonlijke en dus hoogst eigengereide top 100 van Nederlandse cabaretiers. Speelgerechtigd zijn alleen grappenmakers en geinponems die heden ten dage hun humor of poging daartoe op de bühne of op de beeldbuis brengen of dat in de voorgoed voorbije levensdagen van ondergetekende hebben gedaan. Jammer maar helaas dus voor Eduard Jacobs, Alex de Haas, Wim Kan, Toon Hermans e tutti quanti. Vlamingen mochten meedoen als ze ook in Nederland bekend zijn, dat wil zeggen: als ik ze ken. Dat geldt overigens voor iedereen in de lijst: ken ik je niet, dan heb je pech. Maar ik ken er wel een boel, zo ben ik dan ook wel weer.
In deze finaleweek hebben we afgeteld tot de nummer één. Vandaag die nummer 1.

1. Herman Finkers
We begonnen deze lijst op nummer honderd met een enigszins provocerend statement, en zo eindigen we ook.
Uit alle voorgaande stukjes is hopelijk wel zo'n beetje duidelijk geworden wat ik onder goed cabaret versta. Het moet niet alleen maar humor om te lachen zijn, de grappen moeten soms ook schuren, uitdagen, een klap uitdelen desnoods. Ontspanning én inspanning, lering ende vermaak, de lach en de traan. Ik ben graag bereid cabaret als een niet minder hoogwaardige kunstvorm te beschouwen dan pakweg literatuur of muziek. En van de beste voortbrengselen ervan verwacht ik dan ook dat ze de wereld even doen kantelen, de blik verruimen, van mij een net iets ander mens maken dan ik voorheen was.
Herman Finkers is daar volgens mij in geslaagd.
Maar laten we eerst bij het begin beginnen. Herman Finkers won in 1979 Cameretten met een spervuur aan woordgrapjes en kwinkslagen, een procedé dat hij vervolgens zo'n twintig jaar lang zou toepassen in zijn theatershows. De eerste drie, Op zwart zangzaad (1979), De terugkeer van Joop Huizinga (1982) en De Diana Ros Show (1983), vergaarden alleen in het oosten des lands enige bekendheid, maar vanaf EHBO is mijn lust en mijn leven (1985) werd Finkers ook wereldberoemd in heel Nederland.
Gemiddeld om de twee a drie jaar kwam hij met een nieuw programma, van Het meisje van de slijterij (1987) en De zon gaat zinloos onder, morgen moet ze toch weer op (1990) via Dat heeft zo'n jongen toch niet nodig (1992) en Geen spatader veranderd (1995) tot Kalm aan en rap een beetje (1998), die zonder uitzondering een redelijk tot goede pers kregen en volle zalen trokken, maar vooral veel van hetzelfde brachten. Herman Finkers hoefde zichzelf niet zo nodig te vernieuwen.
Hij is daardoor lang als een amusant buitenbeentje beschouwd. Een taalvirtuoos weliswaar, de meester van de omgekeerde logica, iemand die zijn metier tot in de finesses beheerste, maar geen 'gevaarlijke' cabaretier, geen 'urgente' kleinkunstenaar, geen ritselende revolutionair.
Een sketch als 'ANP' is een juweeltje, maar ook exemplarisch voor de beperkte reikwijdte van zijn humor.
Finkers was het in 2000 zelf ook beu en hield het voor gezien. Als het daar voorgoed bij was gebleven, dan hadden we Finkers al iets eerder voorbij zien komen in deze lijst. Ergens rond plek vijf waarschijnlijk. Een grootheid, maar zonder het surplus van de hors catégorie. Hij werd kort nadien bovendien ongeneeslijk ziek, zo hoorde ik tot mijn ontsteltenis op de radio toen ik, ergens begin vorig decennium, in het tuincentrum de uitgebloeide planten aan het omschudden was. Het werd stil rond Herman Finkers.
En toen, zeven jaar later, was daar ineens Na de pauze (2007).
Niet alleen een nieuwe show, maar ook een nieuwe Herman Finkers. Het is moeilijk voor te stellen wat er in die zeven jaar precies gebeurd is. Een groei, een loutering, een godwording?
Hier is iemand aan het woord die alles heeft begrepen, die de vezels van het bestaan heeft ontrafeld, die de wijsheid in pacht heeft.
Na de pauze bevat alles wat Finkers kenmerkte, maar dan tot perfectie doorgevoerd: de logica wordt meer dan ooit binnenstebuiten gekeerd, de woordgrappen getuigen van een uitzonderlijke intelligentie en taalgevoel, en Finkers tilt het begrip 'gortdroogheid' naar een hoger plan, bijvoorbeeld in 'Goocheltaal' en 'De vrouw (fragment)'.
Maar waar Finkers daar altijd ophield, daar gaat hij nu verder, veel verder. Hij was altijd een cabaretier zonder enig engagement in zijn shows; de actualiteit bestond niet. In Na de pauze worden de mens en zijn maatschappij met evenveel venijn als mededogen tot de naakte essentie teruggebracht, zoals in 'De tijdgeest'. Muzikale elementen stonden altijd in dienst van de kwinkslag. Na de pauze bevat enkele prachtige, de diepste lagen van de ziel beroerende liedjes, zoals 'Men fietst niet meer' en 'Lieve dode dichter'. Religie en zingeving zijn altijd onderwerpen in Finkers' shows geweest, maar steeds ironisch en wederom in dienst van. In Na de pauze worden de raakste dingen gezegd over deze onderwerpen, spreidt hij zijn grootse visie tentoon op leven en dood, op de liefde en het kwaad, op waarheid en schoonheid, zoals in 'Mijn laatste eer' en de indrukwekkende 'Slotmonoloog'.
Herman Finkers is te lang alleen maar die malle droogkomiek gebleven, hij is te lang in de rol van de slap zwetsende Tukker blijven hangen. Dat is niet in de laatste plaats zijn eigen schuld geweest. Hij vond dat hij niet verder hoefde te gaan dan hij deed, of dat hij daar het talent niet voor had.
Andere kunstenaars uit zijn omgeving, zoals Willem Wilmink en Daniël Lohues, hebben hem van het tegendeel weten te overtuigen. Zo is Finkers dan toch nog uitgegroeid tot een groot en veelzijdig scheppend kunstenaar, filosoof en mysticus ineen.
Het leverde hem een Gouden Harp, een penning voor maatschappelijke verdiensten en de taalprijs van Onze Taal op.
Willem Wilmink, Daniël Lohues, Herman Finkers, het zijn lui die mij wel aanspreken met hun levenshouding. Wars  van kapsones of hoogmoedswaanzin, dicht bij de natuur, bij de traditie, bij de medemens, voorvechters van kunst en cultuur zonder elitair te zijn, open voor spiritualiteit en zingeving zonder orthodox of zweverig te worden.
Na de pauze heb ik niet, zoals de meeste andere cabaretprogramma's, op video, dvd, tv of in het theater leren kennen, maar op cd. Menige zaterdagnacht ben ik gesticht door Herman Finkers. Ik neem regelmatig de proef op de som, maar ik kan 'Lieve dode dichter' nog steeds niet horen zonder kippenvel te krijgen. Na de pauze is een monument, een twee uur durende levensles.
Alleen al een zinnetje als 'Ooit mag ik dood' kan mij mateloos blijven fascineren. Het verwoordt een manier van in het leven staan die ik alleen maar kan hopen ooit te bereiken.
Dat is wat alle kunst uiteindelijk wil bewerkstelligen: dat we er een rijker, completer en beter mens van worden. Want uiteindelijk draait het in het leven maar om één ding: in het reine komen met onze sterfelijkheid. Daar werk ik elke dag aan, met literatuur en muziek als onmisbare hulpmiddelen. Cabaret hoorde daar niet bij, tot Na de pauze.

donderdag 29 november 2012

Zoggels top 100 Nederlandse cabaretiers: 2

Het weblog "Zoggel" presenteert zijn hoogst persoonlijke en dus hoogst eigengereide top 100 van Nederlandse cabaretiers. Speelgerechtigd zijn alleen grappenmakers en geinponems die heden ten dage hun humor of poging daartoe op de bühne of op de beeldbuis brengen of dat in de voorgoed voorbije levensdagen van ondergetekende hebben gedaan. Jammer maar helaas dus voor Eduard Jacobs, Alex de Haas, Wim Kan, Toon Hermans e tutti quanti. Vlamingen mochten meedoen als ze ook in Nederland bekend zijn, dat wil zeggen: als ik ze ken. Dat geldt overigens voor iedereen in de lijst: ken ik je niet, dan heb je pech. Maar ik ken er wel een boel, zo ben ik dan ook wel weer.
In deze finaleweek tellen we af tot de nummer één. Vandaag nummer 2.

2. De Vliegende Panters
'We are the Flying Panthers, we come to play for you.' Zo begonnen in 1995 drie broekies hun debuutvoorstelling Sex. Ze noemden zich De Vliegende Panters en waren net afgestudeerd aan de kleinkunstacademie. Rutger de Bekker, Diederik Ebbinge en Remko Vrijdag, drie jonge hemelbestormers.
Wie de show Sex bekijkt in de wetenschap dat het hier een eindexamenproject betreft zal werkelijk versteld staan van het niveau. Een woeste aaneenschakeling van gepeperde grappen, aanstekelijke liedjes en uitgekiende toneelstukjes, weergaloos op de planken gebracht door een perfect op elkaar ingespeeld trio.
Misschien is het predicaat 'wonderkinderen' overdreven, maar misschien ook niet. Maxima cum laude, minimaal.
Na Sex, dat instant-klassiekers bevatte als 'Dikkie Dik' en 'Anne Frank', volgde Hype (1998), waarin een zeldzame graad van meesterschap is bereikt.
Hype is cabaret, maar is ook toneel, is muziek, is musical, is theater, en is bovendien een parodie op dat alles. De boybandpastiche 'Tongzoen' legt de zaal onmiddellijk plat, die vervolgens anderhalf uur lang niet meer bijkomt, van het lachen maar ook van verbazing en verwondering. De Panters zetten net zo authentiek een groepje verveelde mannen neer ('Videootje') als een clubje vrouwen ('Vriendinnen') of een groepje schoolmeisjes ('Meisjes').
Het voetballied 'Aanvallen!', de minimusical 'Marketing the musical', de sketch 'Kwartetten', Hype is het cabaretequivalent van een meergangenmenu in een toprestaurant, waarbij je op een gegeven moment denkt dat het echt niet nóg verrukkelijker kan, maar daar komt de kok alweer aan met een nog dampender schotel...
Ik vind het moeilijk om onder woorden te brengen wat die show in me losmaakt. Dit is dan misschien ook het juiste moment om de persoonlijke noot aan te brengen.
Het stond al tweewekelijks te lezen in de intro en deze week staat het er zelfs dagelijks, maar ik kan het niet vaak genoeg benadrukken: deze lijst is 'hoogstpersoonlijk en dus hoogst eigengereid'; de top wordt uitsluitend bezet door artiesten die mij om een of andere reden na aan het hart liggen. Moesten we voor de nummers vijf tot en met drie terug naar om en nabij het jaar tweeduizend, voor de Panters doen we een meer nabij verleden aan.
De precieze details zijn voor een andere gelegenheid, maar ik zat een tijdlang met mijn ziel onder de arm op een plek waar ik niet wilde zijn, zonder televisie en internet en bovenal zonder moraal. Ik had natuurlijk wel een televisietoestel, alsmede een klein dvd-spelertje. En op een dag ook de dvd Sex & Hype. Avond aan avond keek ik naar deze dvd, met almaar stijgende bewondering, en de bodem bleef uit het zicht.
Elke donderdag kwam ik boven om adem te halen. Ik kende de dvd van lieverlede uit het hoofd en een goede vriend en ik bestookten elkaar dan met zinnen, regels, citaten, als strenggelovigen die in bijbelverzen converseren of Engelse highbrow die elkander de loef afsteekt met Shakespeare-passages.
Kort gezegd: ik heb veel te danken aan De Vliegende Panters.
Terug naar de Panters. Overdonderend succes levert behalve geld en roem altijd ook een derde vrucht op: een eigen tv-programma. Met 'Daar Vliegende Panters' debuteerden de heren in 2001 bij de VPRO. Het was een sterk vervreemdende en experimentele serie.
Kort daarna volgde de derde theatershow, De Grote Drie (2002), die bij lange na niet zo goed was als de eerste twee.
Het driemanschap viel dan ook langzaam uit elkaar. Nog één keer echter werden alle registers opengetrokken, met als resultaat het briljante Ebbinge, Vrijdag en De Bekker (2005), waarin op fenomenale wijze de onderlinge irritaties en meningsverschillen tot spetterend cabaret werden verheven, zoals in 'Klootzak', maar ook met geniale absurditeiten als 'Gerard' en 'Anus'. Ook werden er keiharde maatschappelijke noten gekraakt in 'Het blanke ras', 'Verboden bij de wet' en bovenal het geniale 'Deuglied'. Dit stramien bepaalde ook de tweede serie van 'Daar Vliegende Panters', met naast tragikomiek als 'Roeland de kasplant' en 'Vaders' ook de geëngageerde steen-in-de-vijver 'We worden bedreigd door de moslims'.
Hierna was het definitief over en uit. Nauwelijks tien jaar had het geduurd. Kort, maar hevig en vurig en voor de eeuwigheid.
Zeker nu Rutger de Bekker in het acteren zijn roeping heeft gevonden en Remko Vrijdag 'terug' is met kansloze imitaties en een pijnlijke samenwerking met Martine Sandifort, kunnen we met terugwerkende kracht stellen dat Diederik Ebbinge het creatieve genie achter de Panters was. Ebbinge stond qua creatieve gekte en hedendaags engagement op één lijn met Hans Teeuwen en was net zo bedreven in het omverschoppen van heilige huisjes.
Ook als ze ooit nog eens bij elkaar komen, ook als er ooit een nieuwe groep opstaat à la Panters, één ding is zeker: zo goed als Hype wordt het nooit meer.

woensdag 28 november 2012

Zoggels top 100 Nederlandse cabaretiers: 3

Het weblog "Zoggel" presenteert zijn hoogst persoonlijke en dus hoogst eigengereide top 100 van Nederlandse cabaretiers. Speelgerechtigd zijn alleen grappenmakers en geinponems die heden ten dage hun humor of poging daartoe op de bühne of op de beeldbuis brengen of dat in de voorgoed voorbije levensdagen van ondergetekende hebben gedaan. Jammer maar helaas dus voor Eduard Jacobs, Alex de Haas, Wim Kan, Toon Hermans e tutti quanti. Vlamingen mochten meedoen als ze ook in Nederland bekend zijn, dat wil zeggen: als ik ze ken. Dat geldt overigens voor iedereen in de lijst: ken ik je niet, dan heb je pech. Maar ik ken er wel een boel, zo ben ik dan ook wel weer.
In deze finaleweek tellen we af tot de nummer één. Vandaag nummer 3.

3. Hans Teeuwen
Ook voor Hans Teeuwen moeten we terug naar mijn vroegste scholierenjaren, om precies te zijn 1998. Brugklas 'b1a'. Als we goed opletten en ons best deden mochten van sommige leraren op vrijdagmiddag de boeken de tas in en ging er een videoband in de speler. Een paar gasten uit Nuland brachten op een mooie dag een band mee met een voorstelling van de mij totaal onbekende Hans Teeuwen. Het ging om de show Met een breierdeck, die in 1995 in première was gegaan en nu op VHS was verschenen.
Ik vergaapte me aan epische sketches als 'Met mij gaat het goed' en 'Rupert'. Deze Teeuwen leek in niets op wat ik qua komieken gewend was: hij was hyperactief, grofgebekt, stoer.
In Nuland, zegt men, gebeurt alles altijd vijfenzeventig jaar later, maar in dit geval liepen ze een keer voor de troepen uit.
Nadien hoorde je het overal rondzingen: 'Hans Teeuwen'. De naam was overal: 'Hans Teeuwen'. Hij werd een hype, een cultfiguur, maar bovenal een icoon van de jongste generatie
Met een breierdeck was Teeuwens tweede soloprogramma. Met Roland Smeenk had hij in 1991 Cameretten gewonnen, maar Smeenk verongelukte op de terugweg van een try-out voor hun eerste show. Teeuwen kwam er vanaf met een paar kneuzingen en debuteerde in 1994 solo met Hard en zielig (1994).
Het oeuvre van Hans Teeuwen verloopt vanaf dat moment grofweg van absurdisme naar realisme en weer terug naar absurdisme.
Trui (1999) en Dat dan weer wel (2001) behandelden maatschappelijke thema's op niets ontziende wijze. Vooral in laatstgenoemde voorstelling ging Teeuwen formidabel los op alles wat volgens hem krom en onecht was, en dat was zo'n beetje alles. Dat dan weer wel wordt dan ook algemeen als het hoogtepunt van zijn oeuvre gezien.
Met Industry of Love (2003) bewoog Teeuwen zich weer meer in de richting van het doldrieste absurdisme: krankzinnige sketches als 'Kikvorsman' en geniale taalspelletjes als 'Koekoeksklok' wisselden elkaar in een moordend tempo af.
Maar na de moord op zijn vriend Theo van Gogh was het ineens over en uit. De waarden die Hans Teeuwen met zijn provocerende kunst expliciet en impliciet verdedigde en uitdroeg, vrijheid van meningsuiting en een liberaal-seculaire ethiek, leken het onderspit te delven in die donkere dagen van terreur en lafheid. Teeuwen stopte ermee.
In 2011 was hij ineens terug met zijn zesde show, Spiksplinter, die deels een mislukking was maar deels ook zijn typische humor naar een hoger niveau wist te tillen, zoals in de sketch 'Muziek'.
Hans Teeuwen heeft altijd de grenzen van de grap opgezocht, wat hem steevast tot een 'controversiële' cabaretier maakte. Zijn populariteit is ook een generatiedingetje: vooral jongeren en jongvolwassenen liepen met hem weg, omdat ze in Teeuwen de representant van de tijdgeest herkenden.
Gechargeerd kun je het zo stellen: zoals Freek de Jonge in de jaren zeventig en tachtig de hopman van het links-geëngageerde cabaret was, zo werd Hans Teeuwen in de jaren negentig en tweeduizend het gezicht van een door de postmoderne anything goes-mentaliteit getekende generatie.
Ik bezit een particuliere opname van Dat dan weer wel waarin Teeuwen genadeloos afrekent met De Jonge. Op de officiële cd en dvd is het nummer niet opgenomen, waarschijnlijk omdat het lied als geheel nogal rammelt, maar de afrekening blijft overeind: 'Hela, Freek de Jonge met die kabels in je nek, hoe krijg je nog in godsnaam die parabels uit je bek, de maniertjes zijn wel grappig maar de vinger op de tijd, is net als jij verdwenen richting de vergetelheid. [...] Volslagen achterhaalde slappe VARA-retoriek, obligaat en ongevaarlijk, daarom voor een breed publiek.' Enzovoort.
Dijkshoorn verwoordde ooit zijn bewondering voor Teeuwen op treffende wijze: 'Hans Teeuwen, die eindelijk de draad doorknipte die Freek de Jonge jarenlang door het Nederlandse cabaret had gepunnikt. Ik kan niet anders zeggen: een verademing.'
Freek de Jonge is al vijfentwintig jaar te lang doorgegaan, hij is totaal unzeitgemäss geworden, een karikatuur, een meelijwekkend relict. Laten we hopen dat Teeuwen niet dezelfde fout maakt, zodat wij hem niet hoeven af te vallen en hij altijd de held blijft die hij voor mijn generatie is.

dinsdag 27 november 2012

Zoggels top 100 Nederlandse cabaretiers: 4

Het weblog "Zoggel" presenteert zijn hoogst persoonlijke en dus hoogst eigengereide top 100 van Nederlandse cabaretiers. Speelgerechtigd zijn alleen grappenmakers en geinponems die heden ten dage hun humor of poging daartoe op de bühne of op de beeldbuis brengen of dat in de voorgoed voorbije levensdagen van ondergetekende hebben gedaan. Jammer maar helaas dus voor Eduard Jacobs, Alex de Haas, Wim Kan, Toon Hermans e tutti quanti. Vlamingen mochten meedoen als ze ook in Nederland bekend zijn, dat wil zeggen: als ik ze ken. Dat geldt overigens voor iedereen in de lijst: ken ik je niet, dan heb je pech. Maar ik ken er wel een boel, zo ben ik dan ook wel weer.
In deze finaleweek tellen we af tot de nummer één. Vandaag nummer 4.

4. Theo Maassen
In een van de leslokalen op de middelbare school hing jarenlang een fascinerende poster aan de muur. De prent, die zo hoog hing dat hij bijna tegen het plafond aan was geplakt, had een cartooneske look en toonde een in PSV-outfit getooide man die een aantal politieagenten van zich afsloeg. Erboven stond de tekst 'De onverschrokken ruwe pit'.
Ik keek er geregeld naar, zonder goed te weten wat die affiche nu eigenlijk betekende. Ik wist dat er ooit een geschiedenisleraar in dit lokaal had gehuisd die Waterreus heette en familie scheen te zijn van de keeper.
Jaren later, toen ik vernam dat de inmiddels razend populaire cabaretier en PSV-supporter Theo Maassen, nog voor hij definitief doorbrak, een show getiteld Ruwe pit op de planken had gebracht, vielen de puzzelstukjes op hun plek.
Ruwe pit (1997) was evenwel niet Maassens eerste grote voorstelling. In 1994 was hij met Bepaalde dingen gedebuteerd, in 1996 gevolgd door Neuk het systeem. In die shows is nog weinig thematische coherentie te bespeuren, ze bestaan meer uit losse sketches. Daaronder bevinden zich wel klassiekers als 'Eindhoven', 'Henk van den Tillaart' en 'Raad van Elf'.
De programma's die Maassen na de eeuwwende maakte zijn geheel anders van structuur. Hierin vertelt hij echt een verhaal, is hij de vurige verteller met een urgente boodschap. Functioneel naakt (2001) betekende de grote doorbraak, de uitzending op tv scoorde zelfs een miljoen kijkers. Tegen beter weten in (2005), Zonder pardon (2008) en Met alle respect (2011) bleven stuk voor stuk van een bijzonder hoog niveau, werden de hemel in geprezen door critici en publiek en vormden daarmee de bevestiging van Maassens status als de ongekroonde koning van het hedendaagse Nederlandse cabaret.
De havist Maassen is intelligent, hij is een denker die een eigengereide kijk op de wereld en op de maatschappij heeft. Daarbovenop heeft hij het talent bepaalde thema's op zeer heldere en pregnante wijze onder woorden te brengen, waardoor zijn shows niet alleen uitdagen zelf na te denken maar ook educatieve en voorlichtende waarde hebben.
Maassens engagement is wars van links-rechts denken, wat hem onderscheidt van het gros van de geëngageerde cabaretiers. De Partij voor de Dieren is evenzeer doelwit als de PVV, de achterlijke islam wordt met even harde bewoordingen aangevallen als de westerse consumptiemaatschappij en Maassen spuwt zijn gal zowel over commercialisering als over folkloristische kneuterigheid.
Ook zijn feilloze oog voor de menselijke conditie is ongeëvenaard: als een ziener duidt hij het gewoel en gekrioel van de kleine luiden, soms met motto-achtige kernachtigheid: 'Een optimist is een slecht geïnformeerde pessimist.'
De Zijtaartenaar is ook een taalkunstenaar. De mazen van de taal zijn voer voor Maassens creativiteit: 'Toen ik zestien werd zeiden mijn ouders: "Theo, je bent nu zestien, je moet je nu tegen ons gaan afzetten." Maar dat deed ik dan gewoon niet hè!'; 'Ik drink niet als ik nog moet rijden, integendeel: ik drink wél als ik nog moet rijden.'
Op zijn allerbest vind ik Maassen echter in zijn grappen over mannen en vrouwen, dat eeuwig jonge thema van de scherpe humor: 'Ik hoorde laatst dat vrouwen tegenwoordig ook steeds meer vreemdgaan. Dan denk ik: "Bedenk zelf een keer iets."'
Theo Maassen is ook een tobber, een moeilijk mens, iemand die nogal eens met zichzelf overhoop ligt, getuige ook zijn idiote privésituatie (wel getrouwd maar toch alleenwonend) en de vele incidenten met publiek die zijn verder glansrijke carrière besmeuren.
Toch heb ik altijd één ergernis bij Maassen, een nogal hardnekkige onhebbelijkheid zit me dwars: hij vaart steevast uit tegen de domheid van de mensen, maar maakt daarbij te vaak, zeker in de latere shows, de onvergeeflijke fout die mensen hun domheid te verwijten, alsof het hun schuld is dat zij minder intelligent zijn dan hij, in plaats van hun ongeluk.
Geen nummer #1 dus, maar een groot cabaretier: zeer zeker.

maandag 26 november 2012

Zoggels top 100 Nederlandse cabaretiers: 5

Het weblog "Zoggel" presenteert zijn hoogst persoonlijke en dus hoogst eigengereide top 100 van Nederlandse cabaretiers. Speelgerechtigd zijn alleen grappenmakers en geinponems die heden ten dage hun humor of poging daartoe op de bühne of op de beeldbuis brengen of dat in de voorgoed voorbije levensdagen van ondergetekende hebben gedaan. Jammer maar helaas dus voor Eduard Jacobs, Alex de Haas, Wim Kan, Toon Hermans e tutti quanti. Vlamingen mochten meedoen als ze ook in Nederland bekend zijn, dat wil zeggen: als ik ze ken. Dat geldt overigens voor iedereen in de lijst: ken ik je niet, dan heb je pech. Maar ik ken er wel een boel, zo ben ik dan ook wel weer. 
In deze finaleweek tellen we af tot de nummer één. Vandaag nummer 5.

5. Van Muiswinkel & Van Vleuten
Ze staan individueel al in de lijst, op #51 en #20 om precies te zijn, maar de hoogste toppen hebben Erik van Muiswinkel en Diederik van Vleuten toch als duo gescheerd.
Ruim tien jaar lang stonden ze gezamenlijk op de planken, en dat mag met terugwerkende kracht een wonder worden genoemd. De ultralinkse boycot-activist Van Muiswinkel en de goedmoedige gentleman Van Vleuten vormen immers bijna zoiets als elkaars ontkenning. Maar juist tegenpolen blijken via een samenwerking vaak in staat tot het creëren van zinderende kunst van een hoog voltage.
Rond de eeuwwisseling braken Van Muiswinkel & Van Vleuten door naar het grote publiek met hun drie Mannen-shows.
Mannen van de wereld (1997) bracht engagement met een relativerend randje, verpakt in snelle en intelligente dialogen, terwijl in Mannen op de maan (1999) de nadruk meer op de typetjes en daarmee het acteertalent van de twee heren kwam te liggen. In Mannen met vaste lasten (2002) was weer plaats voor een meer persoonlijke thematiek en werd ook de samenwerking tussen de twee cabaretiers geëxpliciteerd.
Dat laatste vormde de hoofdmoot van Antiquariaat Oblomow (2005), naar mijn mening de beste show. Hier zien we hoe een duo dat op scheuren staat tot grote hoogten kan stijgen door juist de onderlinge verschillen en wrijvingen tot thema te verheffen. De hele setting en context - een antiquariaat, een kritiek op de boekverkoperswereld, de wereldliteratuur - liggen me bovendien na aan het hart. Klonken daar ineens enkele regels van Gerard den Brabander over het podium!
Er volgde nog Prediker en Hooglied (2006), dat de toon had van een oudejaarsconference, qua kritische blik op het Nederland van nu. Hierna gingen zij huns weegs.
Van Muiswinkel & Van Vleuten sloegen qua stijl en performance in zekere zin een brug tussen het zware, van domineesmentaliteit doordrenkte cabaret dat vóór hen gemeengoed was en het powercabaret voor de zapgeneratie dat vanaf de tweede helft van de jaren negentig gestaag de macht overnam. Ze combineerden vileine maatschappijkritiek met hilarische imitaties en brachten intellectueel cabaret zonder belerend te worden.
Met hun imitaties van bekende Nederlanders liepen Van Muiswinkel & Van Vleuten bovendien in zekere zin vooruit op de hausse die dit specifieke genre binnen het cabaret vanaf 2002 met Kopspijkers zou doormaken. Tussen 2000 en 2002 imiteerden zij in Studio Spaan vele personen uit de voetballerij, waarmee dat programma in feite de inspiratiebron en wegbereider was voor Jack Spijkerman, Paul Groot e tutti quanti.
Op school was Studio Spaan elke week onderwerp van gesprek in kantine en klas, en de adoratie werd zo groot dat imitatie van de imitatie het gevolg was: de een deed Diederik van Vleuten na die Rinus Michels nadeed, een ander deed Erik van Muiswinkel na die Harry van Raaij nadeed.
De dvd Het voetbal cabaret van Studio Spaan is een geweldig tijdsdocument en voor mij de ultieme proeve van de genialiteit van Erik van Muiswinkel & Diederik van Vleuten, met als hoogtepunt der hoogtepunten de sketch met De Drie Voorzitters.

zaterdag 24 november 2012

Zeven dagen lang (138)

18 t/m 24 november

ZONDAG Leve de herfst
'Eerste najaarsnevel boven de sloot
tussen spoorbaan en snelweg
en heel dat doen alsof
wordt nu het zwijgen opgelegd.'
(Uit: Jan Eijkelboom, 'Een ijzersterke mist')

MAANDAG Omen
Van Harry Mulisch verscheen onlangs Logboek, het dagboek dat de auteur in 1991 en 1992 bijhield, de jaren waarin hij De ontdekking van de hemel schreef.
Begin 1991 is de Tweede Golfoorlog nog in volle gang, op 18 januari voert Saddam een raketaanval uit op Tel-Aviv. Mulisch:
'Dat dit alles gebeurt juist op het moment, dat in mijn boek Quinten is geboren,- die daar alles mee te maken heeft (Mozes' stenen tafelen, die aan de hemel terugbezorgd moeten worden),- is van een aard, die ik al talloze keren heb meegemaakt. Die twee zaken staan natuurlijk niet in een causaal verband, maar het is een onomstotelijk feit dat zij niet alleen gelijktijdig zijn, maar ook naar de zin verbonden.' (p. 29)
En nu is dit Logboek dan eindelijk verschenen en prompt is de pleuris uitgebroken in Israël en worden er opnieuw raketten afgevuurd op Tel-Aviv.

DINSDAG Muziek! (I)
Met december in zicht begint ook de vijfdelige box Songs for Christmas van Sufjan Stevens weer te lonken. Maar... het genie komt deze maand met een nieuwe kerstbox! Silver & Gold bevat de 'Volumes' VI t/m X en is daarmee een regelrecht vervolg op de Songs for Christmas uit 2006.
Kijk, van zulk nieuws word ik nu heel gelukkig.

WOENSDAG Muziek! (II)
Nog meer opwindend muzieknieuws: Blink 182 komt met een EP! Onder de titel Dogs Eating Dogs zal op 18 december een plaatje met vijf nummers verschijnen, 'a hundred times better than Neighbourhoods', aldus Travis Barker.
Het zal overigens pas de tweede EP worden van de band, na het epische They Came to Conquer... Uranus uit 1995.

DONDERDAG Door koffie taalproffie
'Koffie heeft een gunstige invloed op de hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor taal.' (Via: Taalpost, afl. 1370)

VRIJDAG VI
Johan Derksen en kompanen maken Steve McLaren steevast belachelijk vanwege de talloze clichés die de coach uitbraakt. De meest clichématige zijn nu zelfs op wandtegeltjes gezet. Daarbij is ook de uitspraak 'Je moet schieten om te kunnen scoren'.
Dat is echter al jarenlang een bekend citaat van Johan Cruijff.
Dus als Steve McLaren het zegt is het lachwekkende onzin, maar als de grote Cruijff het zegt is het zogenaamd een diepe wijsheid die zelfs een boek Uitspraken in de pseudo-intellectuele reeks 'Cruyff Bibliotheek' rechtvaardigt, met een lay-out alsof het het nieuwste Pléiade-deel betreft.

ZATERDAG Guy is gebelgd
Het wandelend fietsenrek Guy Verhofstadt is verbolgen dat de Europese leiders niet hebben ingestemd met de EU-begroting, want 'de EU kost de burger maar 67 eurocent per dag'.
De EU kost de Nederlandse burger dus per jaar (0.67 * 365 =) 244 euro 55.
De EU kost Nederland dus per jaar (244,55 * 17 miljoen =) 4 miljard 157 miljoen 350 duizend euro.
Dat zijn andere cijfers, zou je zeggen, maar het zijn in feite dezelfde cijfers; als je per dag gaat rekenen lijkt alles mee te vallen. Ik kan ook wel een spijkerbroek kopen van 244 euro 55 met het argument dat als ik er maar één per jaar koop me dat over het hele jaar dan maar 67 cent per dag kost, maar het blijft een zinloze en overbodige aankoop, zeker als ik hem veel goedkoper kan krijgen en als ik bovendien in de eigen kast nog prima broeken heb liggen.
Guy Verhofstadt is een koopman die een veel te duur product aan de man tracht te brengen, een product dat bovendien nog vol gaten blijkt te zitten, vooral in de broekzakken.
Sowieso is het een nogal dubieus gegoochel met geldbedragen dat Verhofstadt hier uitvoert: hij neemt de totale EU-begroting en deelt die dan door het totale aantal inwoners van de aangesloten lidstaten. Alsof je daarmee berekend hebt wat Europa de burger kost. Er zijn talloze zaken die met Europa te maken hebben en die linksom of rechtsom via de portemonnee van de burger betaald worden en zo ingrijpen in de levens van diezelfde mensen, daar kun je toch niet zomaar een bedrag op plakken op basis van alleen een EU-begroting.
Gevaarlijke man, die Guy.

woensdag 21 november 2012

Tien redenen waarom de 'stiltecoupé' een fiasco is

Sinds de Nederlandse Spoorwegen in 2003 de zogenaamde 'stiltecoupé' introduceerden is er vrijwel onafgebroken gediscussieerd over dit fenomeen. Een treincoupé waarin de reiziger stil moet zijn lijkt een alleszins helder en duidelijk concept. De praktijk blijkt echter weerbarstiger. Niet voor niets staat 'een niet stille stiltecoupé' inmiddels al op nummer twee in de lijst met grootste ergernissen van treinreizigers, na - uiteraard - 'vertragingen'.
De ingezondenbrievenrubrieken van forenzenkrantjes als Metro en Sp!ts stromen geregeld vol met brieven van klagers over misstanden met betrekking tot de stiltecoupé, maar ook net zo vaak met brieven van klagers over klagers over misstanden met betrekking tot de stiltecoupé. Ook Twitter produceert een schier oneindige reeks verzuchtingen, ergernissen en verwensingen.
Als doorgewinterde forens maak ik vrijwel dagelijks mee hoe de stiltecoupé het slechtste in de mens naar boven haalt. Daarom: tien redenen waarom ik tegen de stiltecoupé ben.

1) Er heerst grote onduidelijkheid over de exacte definiëring van 'stilte' in 'stiltecoupé'. Iedere conducteur hanteert bovendien zijn of haar eigen praktische richtlijnen. Op de website ns.nl staat dat 'stil ook echt stil' betekent, en dat men dus geen gesprekken mag voeren, telefoneren, 'of op een andere manier geluid maken'. In principe is zachtjes praten of fluisteren dus ook verboden, dat is duidelijk, maar hoe zit het met niet-menselijk geluid? Geluid uit koptelefoon of headset mag ook niet, zo wijst de dagelijkse praktijk uit, maar dat bloedirritante geratel op een laptop, dat bovendien vele malen meer decibellen produceert dan gefluister, mag dan weer wel, omdat dat onder 'werken' valt. Als 'stil is ook echt stil' de definitie is, dan moeten de laptops ook dichtgeklapt blijven.
2) 'Aan u de keus waar u gaat zitten' schrijft de NS heel monter, maar daarvan is zelden sprake. Stiltecoupés zijn vooral ingevoerd op verzoek van loonslaven die ook in de trein moeten werken en dat blijkbaar alleen in absolute stilte kunnen - een ziekte van deze tijd: de concentratiespanne van de mens is extreem kort geworden. Forenzen reizen vooral in de ochtend- en avondspits, maar dan zijn de treinen bomvol, je mag vaak blij zijn als je een zitplaats vindt, wel of geen stiltecoupé. Die keuzevrijheid is dus nogal relatief.
3) Ook al is hij er dus hoofdzakelijk voor werkers, de stiltecoupé is niet gebonden aan de tijden of dagen van de week dat de arbeider met de trein naar zijn werk gaat. Ook bijvoorbeeld op zondag en op vrijdagavond, wanneer dagjesmensen en uitgaanspubliek de treinen bevolken, geldt nog steeds dat men er doodstil moet zijn, wat weer voor extra onbegrip en ergernis kan zorgen.
4) Zelfs de wetenschap bemoeit zich al tegen het fenomeen aan: een stiltecoupé druist in tegen de natuurlijke reflexen van de mens, zo bleek uit onderzoek van psychologen van de universiteit van Chicago, want waar mensen samen zijn hebben ze de natuurlijke behoefte om te communiceren.
5) Het is niet alleen tegennatuurlijk om stil te zijn in gezelschap, zoals de psychologen beweren, het is in wezen ook tegencultureel: op het moment dat je ervoor kiest met het openbaar vervoer te gaan, dan begeef je je in de openbare ruimte, en daar kan men nu eenmaal niet de private stilte opeisen die men thuis voor zichzelf kan creëren.
6) Een principieel bezwaar: ik ben tegen alle pogingen van mensen om andere mensen de mond te snoeren. Daar zien we deze eeuw al genoeg onsmakelijke voorbeelden van.
7) Iedereen weet het, maar het is nog een beetje een taboe om het te zeggen: het zijn nooit de leukste mensen die in stiltecoupés de dienst uitmaken, het zijn vaak zelfgenoegzame 'fatsoensrakkers', zoals Evelien van Veen laatst in de Volkskrant schreef, lui die erop kicken mensen bestraffend toe te spreken, die de tirades die ze overdag hebben ontvangen van de baas aan het eind van de dag afreageren op lieve meisjes en argeloze bejaarden.
8) In een stiltecoupé kom je negen van de tien keer per ongeluk terecht. Dat heeft deels te maken met het feit dat er geen prijsverschil is tussen wel of geen stiltecoupé, zoals wel het geval is met tweede of eerste klas reizen. Nu stap je nooit in een eerste klas coupé in omdat je weet dat je daar geen kaartje voor hebt, maar dat geldt niet voor de stiltecoupé.
9) Een andere reden is dat - zeker van buitenaf - niet altijd duidelijk is waar zich de stiltecoupés bevinden. Die half-doorzichtige stickers op de ruiten, als men ze al opmerkt, doen bovendien eerder aan de zoveelste reclame-uiting in de openbare ruimte denken. Vooral niet-forenzen die incidenteel met de trein reizen komen zo per ongeluk in de stiltecoupé terecht. 'Onze huisregels hangen op de balkons in alle treinen. Dit zorgt voor duidelijkheid' claimt de NS, in reactie op kritiek op de slechte zichtbaarheid, maar dat is waanzin. Zoals je ook ongezien de 'gebruikersovereenkomst' van een product accepteert, zo ga je ook niet eerst op je gemak de huisregels staan lezen als je de trein bent ingestapt.
10) De reden die eigenlijk alle negen voorgaande redenen overbodig maakt: welbeschouwd is het een zwaktebod dat er in een beschaafde maatschappij überhaupt zoiets als een stiltecoupé in het leven moet worden geroepen, het impliceert immers dat stilte en zwijgzaamheid de uitzondering zijn geworden, en dat geluid en gekwebbel de nieuwe norm zijn. Het is een knieval voor de barbaren, die nu een vrijbrief krijgen om zich te misdragen, want wie protesteert kan te verstaan worden gegeven dat hij of zij dan maar in de stiltecoupé moet gaan zitten. Het zou van meer beschaving getuigen als niet luid praten en niet mobiel bellen in de trein de standaard zouden zijn en er eerder speciale ruimtes zouden worden gereserveerd voor wie herrie wil maken of zijn private telefoongesprekken graag met wildvreemden deelt.
Uiteindelijk is het weer het oude liedje - of beter: de evergreen - van het fatsoen, van normen en waarden en rekening houden met een ander. Maar dat geldt dan wel naar twee kanten toe: men zou ook in gewone coupés moeten afzien van luid bellen of hard praten, maar zeker ook in stiltecoupés niet de fatsoensfundamentalist moeten uithangen als er bijvoorbeeld op gedempte toon wordt gepraat.
De stiltecoupé heeft nu in zekere zin een tweedeling gecreëerd: in de stiltecoupés hebben de fatsoensrakkers het letterlijk voor het zeggen, in de overige coupés regeren de hufters. De zwijgende meerderheid is weer eens de pineut.

zaterdag 17 november 2012

Zeven dagen lang (137)

11 t/m 17 november

ZONDAG Nieuws
'Dode na schietpartij kickboksgala Zijtaart'
Dat kickboksen zit momenteel wel in hoek waar de klappen vallen.

MAANDAG Dialoog
Man: 'Goedenavond! De daklozenkrant!'
Vrouw: 'Accepteert u ook kleingeld?'
Man: 'Kleingeld? Ja, natuurlijk!'

DINSDAG Syllogisme
‘Het vergeten is de afwezige broer van het geheugen.’
(Cees Nooteboom in Brieven aan Poseidon, 2012, p. 132)
'Herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil.'
(Cees Nooteboom in Rituelen, 1952)
Het vergeten is dus een weggelopen hond?

WOENSDAG Treinstaking België
Opmerkelijk dat een fascistoïde fenomeen als de staking vooral door socialistische vakbonden wordt aangejaagd.
Of zou Martin Bosma dan toch gelijk hebben?

DONDERDAG Pareltjes op mijn jas
Wat is stil, mistig weer toch een weldaad!
Een 'vochtige, alles weer goedmakende atmosfeer', schrijft Maarten 't Hart terecht in zijn Stenen voor een ransuil, 'een wereld waaruit alle hardheid is verdwenen'.

VRIJDAG Het nadert
Met een speciale aflevering van de Roodshow van Jan-Willem Roodbeen is de stemweek van de Top 2000 vanmiddag geopend. We hebben dus weer een week de tijd om onze favorieten de lijst in te stemmen.
Stemtip voor dit jaar: een band van eigen bodem die in 2012 voor het vijftigste jaar op rij op het podium stond: The Shoes!
De Roodshow bevatte overigens meteen aan het begin een geweldige dialoog tussen dj en luisteraar, ik lag dubbel van het lachen (vanaf minuut 8).

ZATERDAG Lijstje
ADO Den Haag-PSV bevatte vanavond de drie grootste ergernissen van het hedendaagse voetbal:
- de 'no look-pass'
- het niet juichen na een doelpunt tegen je oude club
- Dries Mertens

donderdag 15 november 2012

Zoggels top 100 Nederlandse cabaretiers: 10-6

Het weblog "Zoggel" presenteert zijn hoogst persoonlijke en dus hoogst eigengereide top 100 van Nederlandse cabaretiers. Speelgerechtigd zijn alleen grappenmakers en geinponems die heden ten dage hun humor of poging daartoe op de bühne of op de beeldbuis brengen of dat in de voorgoed voorbije levensdagen van ondergetekende hebben gedaan. Jammer maar helaas dus voor Eduard Jacobs, Alex de Haas, Wim Kan, Toon Hermans e tutti quanti. Vlamingen mochten meedoen als ze ook in Nederland bekend zijn, dat wil zeggen: als ik ze ken. Dat geldt overigens voor iedereen in de lijst: ken ik je niet, dan heb je pech. Maar ik ken er wel een boel, zo ben ik dan ook wel weer. Vandaag de nummers 10 t/m 6.

"Huh?" roept de vaste volger nu, "t/m 6? En de rest dan?" Nou, om commerciële redenen is besloten de laatste week van november een finaleweek te organiseren waarin, van maandag tot en met vrijdag, de nummers vijf tot en met één een voor een de revue passeren, ter grandioze afsluiting van alweer een legendarische serie. Mis 'm niet!

10. Ronald Goedemondt
Wat krijg je als je Sicilië, Venlo-Zuid en Eindhoven in een mixer flikkert? Goedemondt, Ronald Goedemondt. Ook al zo'n held uit QI. Zijn performance is bij lange na niet zo gelikt als die van de meeste van zijn collega's, zodat Goedemondts grappen weleens dood willen vallen. Dat maakt op mij evenwel een bijzonder sympathieke indruk. Zijn show Spek (2005) was zeldzaam goed, met geweldige bruggetjes: van Eigen Huis en Tuin naar The A-Team. Het decor doet heel erg denken aan Theo Maassen, maar Spek was er eerder dan Zonder pardon. Ook in Dedication (2009) lijkt Goedemondt qua decor en dit keer ook qua kleding en thematiek zo op zijn stadgenoot dat je bijna een persiflage gaat vermoeden. Maar Goedemondt gaat soms onvervaard een stapje verder, bijvoorbeeld met betrekking tot Rotterdammers.

9. André Manuel
Er is de laatste vijftien jaar nogal wat te doen geweest over de vermeende vergroving van het cabaret, met de niets en niemand sparende taboedoorbreking van Hans Teeuwen en de moderne Publikumsbeschimpfung van Micha Wertheim als prominentste voorbeelden. Het merkwaardige feit doet zich voor dat André Manuel in die discussie grotendeels buiten schot lijkt te zijn gebleven, terwijl de Diepenheimer in menig opzicht misschien nog wel een stapje verder is gegaan dan Teeuwen. Feitelijk zeulde Manuel al in de eerste helft van de jaren negentig rond met de steen die Hans Teeuwen niet veel later met kracht in de al aardig naar rotting stinkende vijver van het cabaret zou smijten. Beste shows: Krang (1997) en Voor God noch Vaderland (2007). Weet u nog toen die vrouw de Marokkaanse jongen doodreed die haar handtas van de achterbank had gegrist? Manuel weet er wel raad mee.

8. Mike Boddé & Thomas van Luijn
Van als spelshow of quiz vermomde cabaretprogramma's zijn er de laatste jaren een aantal heel goede geweest. Ik noemde eerder al een paar keer QI en Onder de tram, maar de Mike & Thomas Show mag in dat lijstje zeker niet ontbreken. Toen ik het de eerste keer zag was ik na afloop helemaal dazed & confused: als een op hol geslagen kudde gnoes waren de grappen voorbij geraasd. Snel en doelmatig, maar ook virtuoos en ongeëvenaard de kijker op het verkeerde been zettend, zoals met Joke Bruijs. Boddé en Van Luyn maakten als Ajuinen en Look en onder eigen naam bovendien een paar hoogwaardige voorstellingen, maar ook individueel behoren ze tot de top. Boddé was na Paul Groot de beste cabaretier bij Kopspijkers.

7. Pieter Bouwman & George van Houts
Oftewel Radio Bergeijk. Superieure improvisatie, droogkomisch absurdisme tot in perfectie doorgevoerd. Met de 'Lansbreekrubriek' en 'Wat kunnen we leren van de dieren?' Vaste conclusie: 'Vrij weinig'. Bouwman en Van Houts beheersten hun metier zo goed dat je soms vergat naar improvisaties te luisteren. Bouwman is sowieso een genie, die bij lange na niet de vermaardheid geniet die hem toekomt. Hij is namelijk niet alleen een van de twee geniale hersenhelften van Radio Bergeijk, hij is ook hoofdrolspeler in twee andere cultklassiekers van de laatste twintig jaar: Poelmo, het briljante zijproject van Hans Teeuwen, en, met opnieuw Teeuwen en soms ook Theo Maassen, Mannen van de Radio, een tegen middernacht uitgezonden improvisatieonderdeel van het VPRO-radioprogramma De Avonden dat zich in de gloriedagen van Napster, Kazaa en Limewire dusdanig over het web verspreidde dat het misschien wel een van de eerste grote internethits genoemd kan worden. Volgens de meest betrouwbare schatting circuleren er 256 sketches. Daarbij klassiekers als 'Bert en Henk', 'Goulashkroket' en 'Fons van der Poef, W.F. Hermans-kenner'.

6. Bert Visscher
De eerste keer dat ik zo hard moest lachen dat ik serieus vreesde er bij in te blijven was om een sketch van Bert Visscher. 'Bert Visscher' is eigenlijk een zelfstandig genre, waarbinnen Bertje de Vis zelf de hoogstpersoonlijke koning is. Mensen vergeten vaak dat Visscher zelf helemaal niet zo druk is, hij speelt die rol, wat zijn acteerprestatie er des te knapper op maakt. Brak door met Fijne nuances (1994) en Voor ons hoeft het niet (1997) en werd heel groot met Geluk zit in hele grote dingen (2002) en Nee, dan Lourdes (2005), maar persoonlijk heb ik een zwak voor de vroege juweeltjes Don Chaôt en de foute architect (1991) en Jammer (1992). Kenmerkend verschil: in de latere shows springt Bert zich expres net niet een ongeluk, in Don Chaôt flikkert hij écht hard door een klapstoel heen. Zijn recentste shows vind ik wat minder, misschien vanwege overkill - Bert herhaalt soms letterlijk oude grappen -, maar Bert blijft altijd een held.

dinsdag 13 november 2012

Geert Mak: fel anti-Europa, vanaf wanneer?

'Historische gebeurtenissen worden door degenen die ze meemaken slechts zelden als historisch beleefd. Dat is maar goed ook, want zonder de rust van onze alledaagse beslommeringen zouden we allemaal gek worden van zorg en zenuwen.' Aldus Geert Mak op pagina zes van zijn boekje De hond van Tišma. Wat als Europa klapt?
De volgende vijfentachtig bladzijden doet Mak er alles aan om zichzelf buiten die wetmatigheid te plaatsen.
Hij, Geert Mak, is de uitzondering op de regel. Hij beleeft de huidige historische gebeurtenissen als historisch.
Geert Maks alledaagse beslommering is gek worden van zorg en zenuwen over Europa.

Ooit vertelde een zekere Alexander Tišma hem het verhaal van zijn hond. Die was op een ijsschots terechtgekomen, maar door de shock kon hij zich niet verroeren. Pas toen omstanders hem bij zijn nekvel grepen werd hij gered.
'Wij' Europeanen zijn als die hond, redeneert Mak. Want Europa staat op klappen. We zien dat het misgaat maar gaan als verdoofd onze ondergang tegemoet.
Geert Mak grijpt ons nu bij ons nekvel.

Hij benadrukt daarbij steeds dat aan de wieg van het Europese project geen technocraten stonden, zoals de kritiek vandaag de dag luidt, maar idealisten als Jean Monnet, Max Kohnstamm, Willy Brandt, allen getekend door de oorlog.
Voor een doorgewinterde idealist als Mak betekent dat dat het mislukken van het project een nederlaag zou zijn die koste wat kost voorkomen moet worden, maar mij lijkt het juist een geruststelling. Het betekent immers dat wat er aan het mislukken is eerder een abstract idee is dan een concrete realiteit. Het is minder erg als een mooie droom bedrog blijkt te zijn dan een doortimmerd plan waar alles van af hangt.

Mak bezondigt zich ook aan een klassieke drogreden: de Europese Unie heeft zijn waarde bewezen, want er is in Europa 'al meer dan zestig jaar geen oorlog' meer geweest.
Het lijkt me eerder een voorbeeld van post hoc ergo propter hoc: 'sinds de Unie bestaat is er geen oorlog meer geweest' wordt achteloos veranderd in 'omdat de Unie er is is er geen oorlog meer geweest'.
Het leverde 'de' Europese Unie zelfs de Nobelprijs voor de Vrede op.
Mak noemt als voornaamste oorzaak van de oorlogen die aan de vrede voorafgingen het concept van de natiestaat. Een natiestaat is echter gericht op de verdediging van zijn territorium; het zijn juist de landen geweest die géén genoegen namen met de grenzen van hun natiestaat en hun imperium wilden uitbreiden die oorlog ontketenden. Niet, of niet alleen nationalisme was dus de kwaal, maar minstens zozeer het verlangen naar supra-nationale macht.
Precies wat ook de EU steeds meer is geworden.

Mak is lyrisch over de 'praktische voordelen' die de één-Europa-politiek heeft opgeleverd. Zo zou zijn afgerekend met 'de problemen die ontstonden als je het waagde om buiten je eigen land te studeren of werk te zoeken'. Nou, ik kan uit eigen ervaring vertellen dat in ieder geval voor wat het laatste betreft onwetendheid, onwil en onkunde nog altijd stevig de scepter zwaaien.
Hij geeft fel af op het trio Duitsland, Nederland en Finland, de drie sterke landen die volgens Mak veel te streng zijn voor de zuidelijke landen.
De Nederlanders en Duitsers spreken daarbij steeds moralistisch over economische 'schuld', gispt Mak, terwijl de Engelsen een onderscheid maken tussen het economische 'debt' en het morele 'guilt'.
Dat lijkt een verzachtende omstandigheid voor ons te zijn - je kunt immers geen woord gebruiken dat niet bestaat -, maar Mak beschouwt het juist als bewijs voor zijn stelling dat we veel te hardvochtig zijn.
Strikt genomen verwijt hij Nederlanders en Duitsers dat ze niet meer over een even rijk vocabulaire beschikken als de Engelsen.

Retorisch past Mak steeds dezelfde trucjes toe. Pathetische melancholie:
'In deze maanden moet ik vaak terugdenken aan de hond van Tišma.'
'Ik moet deze weken vaak terugdenken aan Max Kohnstamm.'
Begripsvervaging: als hij 'onze zuiderburen' schrijft bedoelt hij niet, zoals voor de hand ligt, de Belgen, maar de Grieken, de Spanjaarden, de Italianen.
Ook hebben zijn redeneringen veelal dezelfde doorzichtige structuur. Mak constateert iets, licht kritisch van toon, geeft vervolgens manmoedig toe dat het wel begrijpelijk is dat 'men' zo denkt, om dan alsnog met zijn tegenwerping te komen, steevast beginnend met 'Maar'.

Zo lijkt Mak ons ervan te willen overtuigen dat we nu allemaal als één man achter Europa moeten gaan staan. 'Zo, het ideaal is weer neergezet, de werkelijkheid staat weer op papier', vat Mak zijn insteek monter samen.
Dan ineens wordt hij echter somber, gaan zijn gigantische borstelige wenkbrauwen hangen: 'Maar als ik de oproep van de vorige pagina's ook op mezelf toepas lukt dat niet meer.'
Ideaal en praktijk zijn definitief losgezongen: 'Het papier, Brussel, de markten en het alledaagse Europa, ze hebben niets meer met elkaar van doen' luidt het enigszins cryptisch.
Geert geeft het op: 'Ik vrees dat het voorbij is.'
Wat is er gebeurd? In één nacht van eurofiel naar euroscepticus?

Nee hoor, het voorafgaande betoog bevatte bij nader inzien al een merkwaardige discrepantie: Mak was feitelijk alleen in zijn intenties en zijn retoriek pro-Europees; in zijn betoogtrant heeft hij bijna alleen maar argumenten aangedragen tégen Europa.
Er was en is geen fatsoenlijke exit-strategie, geen politieke en financiële sturing achter de euro.
De toetreding van Cyprus was geopolitiek ondoordacht, in Bulgarije en Roemenië tierde de corruptie welig, Italië had een astronomische staatsschuld.
Er is steeds gekozen voor 'voortgang via voldongen feiten': de Unie uitbreiden en dan maar hopen dat 'de nadere regels en de rest' vanzelf volgden.
Kortom: '"Europa" was, te vaak, ook een toverwoord.'
Ook het supranationalisme heeft gefaald, 'de onbestuurbaarheid van het huidige Europa als supranationale eenheid' is de les die geleerd is. We moeten toch maar eens onder ogen zien 'dat de legitimiteit van het Europese project zijn grenzen nadert, en die wellicht zelfs al heeft overschreden.'
Het somberst is Mak over 'het democratische deficit' van Europa: de democratische ontwikkeling en het publieke debat over Europa lopen mijlenver achter op de groei en de macht van Brussel.
Die achterstand is al niet meer in te halen. Europa is aan de horizon verdwenen.

Op bladzijde negentien klinkt het nog overtuigd: 'Het Centraal Planbureau becijferde in 2005 dat de interne Europese markt iedere Nederlander jaarlijks ongeveer één maandsalaris extra oplevert, tussen de 1500 en 2200 euro', maar op bladzijde dertig is dat ineens: 'Hoeveel de euro de gemiddelde Nederlander jaarlijks oplevert is moeilijk meetbaar' en 'het Centraal Planbureau schat het ongeveer op een weekloon'.
Na wat gescheld op de populisten constateert hij tegen het eind bovendien wat ik ook altijd, tegen de klippen op, beweer: dat de populistische partijen niet het probleem zijn, maar 'vooral een symptoom', en de motieven van hun aanhang 'begrijpelijk' en zelfs 'legitiem'.

Toch, de mens is een gewoontedier, en Mak probeert nog, tegen de lijn van zijn eigen betoog in, ouderwets pro-Europees te eindigen. Verder dan loze kreten als 'hoop' en het handhaven van 'een soort eenheid, in welke vorm dan ook', komt hij echter niet.
Of het moet zijn het uitspreken van een voorkeur voor 'kleinere eenheden' van telkens een paar gelijkgestemde landen. Dat zou het definitieve einde van de EU in zijn huidige vorm betekenen.

Ik kende Geert Mak als stevig pro-Europees, en verwachtte met dit boekje dan ook een hartstochtelijk pleidooi voor Europa te lezen.
Niets is minder waar. Geert Mak is een bekeerling: hij is fel anti-Europa geworden, en heeft er allerbeste argumenten voor. Hij weigert echter vooralsnog zelf die conclusie te trekken.

Geert Mak - De hond van Tišma. Wat als Europa klapt? 2012, 94 blz.

zaterdag 10 november 2012

Zeven dagen lang (136)

4 t/m 10 november

ZONDAG Neger (I)
Dan heb je in je leven inmiddels een paar honderd romans gelezen en denk je alles wel zo'n beetje gezien te hebben, en dan stuit je op een passage die alles overbodig maakt:
'Maarten kwam uit het Vondelpark en stak de straat over. Flap kwam van het Leidsebosje, met een neger. Ze liepen te praten, waardoor Flap Maarten pas op het laatste ogenblik zag.
"Ha," zei Maarten. Hij stak zijn hand op en wilde doorlopen, maar toen Flap stilhield, bleef hij staan.
Flap rimpelde nerveus zijn neus. "Dit is Stanley," zei hij, met een verlegen gebaar naar de neger.
Maarten stak zijn hand uit. "Maarten Koning."
"Stanley King," zei de neger, terwijl hij hem een hand gaf.
Maarten glimlachte. Stanley bleef onbewogen. Hij had een winterjas aan die hem te groot was.'
(J.J. Voskuil, Bij nader inzien, 2010 [1963], p. 975-976)

MAANDAG Wielrenner
Yes!, weer een bekende Nederlander erbij op mijn lijst met 'bekende Nederlanders die mij ooit in het echt hebben gezien': Olympisch kampioen Joannathan Duinkerke, met fiets en in Vacansoleil-tricot. Held.

DINSDAG Neger (III)
Twan Huys beschouwt de Amerikaanse verkiezingen voor met een aantal 'deskundigen'. Bijvoorbeeld een vrouw die de bedachtzaamheid van Barack Obama verklaart: 'Obama kan als zwarte niet boos worden, want dan jaagt hij de blanken de stuipen op het lijf.'

WOENSDAG Celtic-Barcelona
Fantastische overwinning van Celtic! De beste prestatie is echter die van commentator Jeroen Grueter, die in tegenstelling tot de meeste commentatoren zwijgt als het 'You'll Never Walk Alone' van de tribunes af klatert. Chapeau!

DONDERDAG Stax
Ik heb een nieuw favoriete tv-programma: NOS op 3Schitterend!

VRIJDAG Bruno de nieuwe Blaise
Als dit blog er de laatste tijd op achteruit is gegaan, dan komt dat ongetwijfeld door het vertrek van Blaise Nkufo uit Nederland. Toen de wijsgeer op kicksen nog voor Twente speelde kon ik immers regelmatig citeren uit zijn hilarische filosofische vondsten.
Bijvoorbeeld hier, en hier, en hier, en nog eens hier.
Maar dat is voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij.
Er gloort echter hoop: er is een nieuwe Blaise opgestaan, en zijn naam is Bruno, Martins Indi Bruno.
'Ik ben filosofisch aangelegd, ik hou van spreuken en gezegdes waar ik dan een diepere betekenis in probeer te ontdekken', aldus Bruno deze week in het wijsgerig periodiek Voetbal International.
In zijn vrouw Mecia heeft hij zijn eigen Simone de Beauvoir: 'We kijken Goede Tijden, Slechte Tijden en daarna voeren we weer tot laat heel serieuze gesprekken.'
En dan, laat in de avond, voor het bedlampje uit gaat, rolt daar de volgende categorische imperatief uit: 'Laat het beste van vandaag het slechtste voor morgen zijn.'
Ik stel een nieuwe naam voor: Giordano Bruno Martins Indi.

ZATERDAG Regeerakkoord opengebroken
Verdomd, is Hans Wiegel er op zijn 71ste toch nog in geslaagd premier van Nederland te worden.

donderdag 8 november 2012

Nico Dijkshoorn - Nooit ziek geweest

Nico Dijkshoorn - Nooit ziek geweest. Contact, 2012, 240 blz.

Onder het lemma 'alomtegenwoordig' vinden we vandaag de dag zeker Nico Dijkshoorn. Marc van Oostendorp noemde hem ooit terecht 'een draver, iemand die maar voortraast'. Behalve talloze columns, gedichten en artikelen die bijna dagelijks in de meest uiteenlopende media verschijnen vervaardigt Dijkshoorn ook fictioneel proza. Na het droogkomische De tranen van Kuif den Dolder (2009) is Nooit ziek geweest zijn tweede publicatie met het predicaat 'roman'.

Het is het autobiografische relaas van zoon Nico over de moeizame verstandhouding met zijn vader Klaas. Klaas is een simpele ziel die altijd graag in het middelpunt van de belangstelling staat. Met verhalen, met grappen, met practical jokes, vaak ten koste van anderen, niet het minst zijn vrouw Nel en zijn zonen Nico, Stefan en Bas. Wanneer hij begint te dementeren nemen de groteske scènes tragische proporties aan.

Nooit ziek geweest is een nogal pijnlijk boek, waarin een flinke mand vuile was buiten wordt gehangen. Nico heeft feitelijk twee jeugdtrauma's: toen zijn vader de klokken in huis een uur te vroeg had gezet, zodat Nico, na zich gigantisch gehaast te hebben, arriveerde bij een nog totaal verlaten voetbalveld, en toen hij in een aquarium in blinde paniek raakte omdat hij zijn vader, die zich verborgen hield achter een pilaar, kwijt was.

Al het andere komt neer op de gebruikelijke kloof tussen een persoon en zijn ouders: de gevoelens van gêne om de gewoonten en gebruiken van pa en ma, de schuldgevoelens die gepaard gaan aan het zich losmaken van de ouderlijke banden. Daar komt bij dat Nico, van zeer eenvoudige komaf, gaat studeren en geïnteresseerd raakt in kunst en literatuur en daarmee een andere belevingswereld krijgt dan zijn ouders. Hij is dus een sociale klimmer en beantwoordt volledig aan hét typische kenmerk van zo iemand: hij zet zich zo radicaal af tegen zijn afkomst dat hij weigert nog enig begrip op te brengen voor het anders zijn van zijn ouders. Hij verwijt hun als het ware hun beperkte geestesleven, in plaats van dat hij die betreurt, en dat is altijd unfair.

Humor is Dijkshoorns grootste kwaliteit, maar in een boek als dit is daar weinig ruimte voor. De auteur is er bovendien niet in geslaagd de strakke compositie die de roman aan het begin heeft tot het einde toe vast te houden; gaandeweg wordt de verhaallijn losgelaten ten faveure van losstaande anekdotes. Zo wordt de omgang van Klaas met zijn kleindochter Marlon in een aantal fases beschreven, maar op een gegeven moment is er opeens ook sprake van een kleinzoon, zonder dat die sprong in de tijd verantwoord wordt, laat staan dat de geboorte van dat kind op een of andere manier verwerkt is in het verhaal. Dat is een probleem inherent aan het autobiografische genre: de auteur vult de gaten in het verhaal automatisch in vanuit zijn geheugen, maar voor de lezer kunnen ze de leeservaring verstoren.

Nico Dijkshoorn stuurt regelmatig tweets de wereld in over een figuur genaamd Klaas. Ooit zei hij in een interview dat hij pas laat besefte dat hij dat personage de naam van zijn vader had gegeven; hij had daar niet eerder bij stilgestaan. Die onbegrijpelijke blinde vlek kan mijns inziens maar op één manier verklaard worden: een joekel van een vadercomplex. Uit therapeutisch oogpunt is het schrijven van een boek als Nooit ziek geweest dan een te rechtvaardigen onderneming. Dit boek moest blijkbaar geschreven worden voor de auteur verder kon. Hopelijk is dat nu het geval en kan Dijkshoorn weer gaan draven.

*****

dinsdag 6 november 2012

De vedette-neigingen van René van der Gijp

Onlangs werd René van der Gijp door de lezers van NUSport verkozen tot beste voetbalanalyticus van Nederland. Vanzelfsprekend werd de 'humor' van Gijp als voornaamste reden genoemd. Even afgezien van de vraag of dat de belangrijkste eis is die aan een analyticus kan worden gesteld, is het moment van de uitverkiezing opmerkelijk. René van der Gijp lijkt namelijk aardig over zijn hoogtepunt heen.

In het format van Voetbal International zijn de rollen duidelijk verdeeld: Derksen als de wat norse journalist, Van der Gijp als de joviale grappenmaker, Hansie Hansie als hyperactieve pispaal, Boskamp als vleesgeworden knuffelbeer, enzovoort. In de eerste seizoenen wilden die rollen onwillekeurig nog weleens wisselen: Derksen bleek dan een meester in het ad rem reageren, terwijl Van der Gijp een scherpzinnige kijk op het spelletje etaleerde. Dat laatste is echter een kortstondige flow geweest, zo kunnen we inmiddels concluderen.

René van der Gijp blijkt het spelletje namelijk akelig wiskundig te benaderen. In zijn ogen wint het team dat op papier betere spelers heeft altijd. Die starre houding is hem - en mij - al een paar keer lelijk opgebroken. Seizoen 2010/2011, laatste speeldag: Ajax-FC Twente. De Amsterdammers moeten winnen om Twente in te halen en zo kampioen te worden. Volgens Van der Gijp is dat echter ondenkbaar en is er geen twijfel over mogelijk: Twente heeft de betere spelers en wordt dus kampioen. We weten allemaal hoe het afgelopen is.

Barcelona, nog zoiets. Staat er weer eens een Clásico op het programma, dan is Real Madrid in de visie van Van der Gijp steevast kansloos, want de beste spelers voetballen immers voor Barca. In de redenering van Van der Gijp moet Barcelona dus elk seizoen 114 punten halen. Absurd natuurlijk, maar het is wel de logische consequentie van zijn orthodoxie. Het aardige van voetbal is nu juist dat het geen invuloefening is, dat de beste niet altijd wint, maar dat past niet in het wereldbeeld van Van der Gijp. Van de laatste vijf Clásico's won Barcelona er maar één. Bij de volgende editie zal Van der Gijp ongetwijfeld weer verklaren dat Madrid geen schijn van kans maakt.

Die hele Barcelona-idolatrie is sowieso tenenkrommend. Het is Barcelona voor en Barcelona na. Dat mag, maar wordt dan voorzitter van de Barcelona-fanclub, of geef je visie voor Barca TV, en schuif niet aan bij een programma waarin de eredivisie de hoofdmoot vormt, om daar vervolgens doodleuk te verkondigen dat je er dit weekend weinig van gezien hebt omdat je liever Rayo Vallecano-Barcelona hebt liggen kijken, en dat de eredivisie echt 'niet om aan te gluren' en toch zo'n verschrikkelijke competitie is. Hansie legde de vinger al eens op de zere plek: een mooie goal van Barcelona wordt luid bejubeld, een identieke goal in de eredivisie is de moeite van het tonen niet waard.

Ik vind het een gotspe dat iemand die te beroerd is een wedstrijd van PEC Zwolle te kijken tot beste voetbalanalyticus van Nederland kan worden gekozen. Iemand die grossiert in smalende opmerkingen over Nederlandse clubs, spelers en supporters. Iemand die soms een toon aanslaat waar de honden geen brood van lusten. 'Alleen al die namen van die spelers van PEC. Die heten dus Gerard Aafjes. Of Bram van Polen. Leuk hè? Ik had nog nooit van die jongens gehoord.' Zo respectloos. Maar het zal wel weer als een proeve van zijn veelgeroemde humor worden uitgelegd.

Op die humor begint inmiddels behoorlijk de sleet te komen. Voor de honderdachtendertigste keer Manolev, het houdt een keer op leuk te zijn. Altijd maar weer dezelfde spelers in de zeik nemen of tot onbenullen uitroepen. En als diezelfde spelers dan ineens in het elftal van de week blijken te staan houden we de lippen stijf op elkaar en doen we gewoon net of we gek zijn. Zelfs biograaf Michel van Egmond is er wel klaar mee, zo maakt de goede verstaander op uit de wekelijkse 'Uitsmijter'-column in de papieren VI.

Of neem zijn visie op Guidetti en Feyenoord. Het afscheid van Guidetti voor Feyenoord vond Van der Gijp belachelijk. Want de Zweed heeft maar één seizoen voor Feyenoord gespeeld. Fijne redenering. Voor een speler die schittert op een WK hoeven we onze pet dus ook niet meer af te nemen? Want zo'n WK, dat duurt maar drie weken. De hele voorgeschiedenis rond Guidetti wordt bovendien straal genegeerd. Een spits die er in zijn eerste seizoen vijftien in schiet voor een club die al drie jaar op rij kampioen is geworden, daar hoeft inderdaad geen standbeeld voor te worden opgericht. Maar Feyenoord kwam van ver, van heel ver, zowel financieel als sportief. Het was zo armoedig, zelfs in Amsterdam had men medelijden, dan heb je echt wel de bodem bereikt.

Vorig seizoen keerde de hoop terug. Guidetti was misschien niet eens zozeer de hopman als wel het symbool van die wederopstanding, met zijn drive, zijn enthousiasme, zijn optimisme. Van der Gijp gelooft ook niet dat Guidetti in dat ene jaar oprecht van Feyenoord is gaan houden. Ook weer vanwege die paar maanden. Iedere supporter in Nederland weet dat één wedstrijd, één ervaring, één moment voldoende kan zijn om verliefd te worden op een club. Tienduizenden Nederlanders die ooit als kind voor de eerste keer De Kuip betraden zijn voorgoed door de magie aangeraakt.

Michael van Praag zei laatst dat we Van der Gijps mening niet serieus hoeven te nemen omdat hij slechts 'een clown' is. Dat is allicht te kort door de bocht. Van der Gijp heeft bewezen zich weldegelijk een boeiende, eigenzinnige mening te kunnen vormen. Hij doet tegenwoordig echter nauwelijks nog moeite, hij heeft ervoor gekozen zich te beperken tot kreupele stokpaardjes, uitgekauwde grappen, een denigrerende houding en een symbolische Barcelona-pyjama.

René van der Gijp is als voetbalanalyticus een vedette geworden, met alle vedette-neigingen die daar bij horen. Deze uitverkiezing tot beste analyticus van Nederland doet vermoeden dat daar voorlopig geen verandering meer in komt.

zaterdag 3 november 2012

Zeven dagen lang (135)

28 oktober t/m 3 november

ZONDAG Wintertijd
Vannacht is de klok een uur terug gezet. Dat betekent dat er heden ochtend op sportparken door het hele land argeloze figuren een uur te vroeg voor de poort zullen staan. En het zijn altijd dezelfden die het vergeten. Daar kun je de klok op gelijkzetten.

MAANDAG Verslapen
Ook lullig: de wekkerfunctie op je telefoon zo instellen dat je gewekt wordt doordat er een willekeurig nummer uit je playlist begint te spelen, maar dat dat dan net '4"33' van John Cage blijkt te zijn...

DINSDAG De advocaat met de vuile handen
Een gedicht voor Bram Moszkowicz:
'De godin van het recht
straalt in berookte huizen
en eert het fatsoenlijke leven.
Luxe met goud overdekt
waar de handen vuil zijn
verlaat zij met afgewend oog,
op zoek naar zuiverheid,
zonder ontzag voor de macht van de rijken,
met valse lof gemunt.
En zij stuurt alles,
tot het eind.'
(Aischylos, derde koorlied uit Agamemnon, vert. G. Koolschijn)

WOENSDAG SuperGuidetti
Schandalige column van Nico Dijkshoorn in de VI over John Guidetti: 'Als hij echt zoveel van Feyenoord houdt, dan had hij er dit seizoen gewoon kunnen spelen. Maar iedereen weet het: hij heeft het niet eens serieus geprobeerd. En dat heeft alleen maar met geld te maken.'
Puur gelul. Alsof hij ineens minder salaris had gekregen van City als hij nog een seizoen aan Feyenoord zou zijn uitgeleend.
Dijkshoorn negeert hier bovendien even de hele ziektegeschiedenis van Guidetti. Misselijkmakende moedwil.

DONDERDAG Van Rossem for President
Hoe is het in godsnaam mogelijk dat iemand die hoogleraar amerikanistiek is en zich al jarenlang opwerpt als dé amerikadeskundige van Nederland, zó slecht Engels blijkt te spreken?

VRIJDAG Rutte-II (I)
De VVD'ers die tegen de inkomensafhankelijke zorgpremie zijn voeren steeds het argument aan dat in Nederland de inkomensverschillen kleiner zijn dan in andere Europese landen. Wat ze er niet bij vermelden is dat de vermogensongelijkheid hier groter is dan waar dan ook. De allerrijksten halen hun weelde niet zozeer uit inkomen maar uit bezit. De niet-werkers, zowel aan de onderkant als aan de bovenkant van de maatschappelijke ladder, profiteren dus bovenmatig van deze maatregel; dat kan toch niet de bedoeling zijn.

ZATERDAG Rutte-II (II)
De NOS meldt in het nieuwsbericht (teletekst, internet) 'Andere Midden-Oosten-koers Rutte-II':
Het nieuwe kabinet gaat een ander beleid voeren om aan een oplossing van het Palestijns-Israelische conflict bij te dragen. Dat zegt beoogd minister Timmermans van Buitenlandse Zaken.
In het regeerakkoord van VVD en PvdA is opgenomen dat Nederland "waar mogelijk bijdraagt aan vrede en veiligheid in het Midden-Oosten" en daarbij "de goede betrekkingen met zowel Israel als de Palestijnse Autoriteit" benut.
Volgens Timmermans is bewust voor die formulering gekozen. Het vorige kabinet sprak alleen over "verder investeren in de band met Israel", zonder de naam van de Palestijnse representant te noemen.
Dit is pertinente onzin. Inderdaad staat in het regeerakkoord van Rutte-II: 'Waar mogelijk draagt Nederland bij aan vrede en veiligheid in het Midden-Oosten en benut daarbij de goede banden met zowel Israël als de Palestijnse autoriteit.'
In het akkoord van Rutte-I stond echter helemaal niet 'alleen' de zin 'Nederland wil verder investeren in de band met Israël.' Die werd namelijk gevolgd door de volgende tekst: 'Nederland blijft daarbij voorstander van een alomvattend vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen. Een tweestaten-oplossing, met als uitgangspunt de grenzen van 1967, vormt hierbij het uitgangspunt. Nederland blijft in de bevordering hiervan bilateraal en multilateraal een actieve rol spelen.'
Zoveel verandert er dus niet, integendeel zelfs: de 'tweestaten-oplossing' komt in het akkoord van Rutte-II niet meer voor.

donderdag 1 november 2012

Zoggels top 100 Nederlandse cabaretiers: 20-11

Het weblog "Zoggel" presenteert zijn hoogst persoonlijke en dus hoogst eigengereide top 100 van Nederlandse cabaretiers. Speelgerechtigd zijn alleen grappenmakers en geinponems die heden ten dage hun humor of poging daartoe op de bühne of op de beeldbuis brengen of dat in de voorgoed voorbije levensdagen van ondergetekende hebben gedaan. Jammer maar helaas dus voor Eduard Jacobs, Alex de Haas, Wim Kan, Toon Hermans e tutti quanti. Vlamingen mochten meedoen als ze ook in Nederland bekend zijn, dat wil zeggen: als ik ze ken. Dat geldt overigens voor iedereen in de lijst: ken ik je niet, dan heb je pech. Maar ik ken er wel een boel, zo ben ik dan ook wel weer. Vandaag de nummers 20 t/m 11.

20. Diederik van Vleuten
Olijke oliebol, briljant in QI als de met de armen over elkaar zittende schelm die guitig strooit met sneren, schalkse opmerkingen en spitsvondigheden. Timmert sinds kort ook individueel aan de weg als archivaris-verteller. De critici strooien met lof.
19. Lebbis & Jansen
Jansen staat 77ste, Lebbis 21ste, bij elkaar opgeteld is dat inderdaad de 19de plaats. Beide druktemakers hebben de neiging zichzelf voorbij te hollen, ook qua demagogie en zo, en in hun shows als duo was er dan altijd de ander om op de rem te trappen.
18. Andy Marcelissen
Raamsdonksveerse droogkloot. Wereldberoemd in Brabant, eerst als tonpraoter, daarna als weerman Henk Huppelschoten en allround komisch persoon. Wordt in verband met vergaring van landelijke bekendheid tegenwoordig door Ray Kluun gepusht in diens radioprogramma. Maar daar luistert helaas geen kip naar.
17. Jochem Myjer
El Sympático van het Nederlandse cabaret. ADHD, doe d'r wat creatiefs mee. Op z'n best als stemimitator [1] [2]. En daarbinnen als Willibrord Frequin: 'Zeg Maxima, als ik je honderd euro geef, mag ik dan je tieten zien, hè!?'
16. Hans Dorrestijn
Somberheid. Droefgeestigheid. Mismoedigheid. Tobberij. En daar dan humor van het prachtigste zwart uit weten te persen, dat is Hans Dorrestijn. Bovendien verantwoordelijk voor de beste aflevering van Dit was het nieuws aller tijden.
15. Martijn Koning
Kroonprins. Nou ja, laten we zeggen: groot talent. Zijn 'eindemaands' conferences zijn van constant hoog niveau. Met 'Sint-Maarten'. En 'Dagobert'. En 'Dikke vrouw in de trein'. M. Koning is zelf ook een trein: komt wat moeizaam op gang, maar als de vaart er dan in zit is hij niet meer te stoppen.
14. Guido Weijers
Lang kaltgestellt als de kant-en-klaar-komiek voor het SBS-kijkende grauw. Maar dat is Weijers feitelijk nooit geweest, al vanaf zijn eerste oudejaars smeerde hij zijn publiek allesbehalve stroop om de mond. Probeert een moraal in zijn verhaal te stoppen, zonder in de rol van dominee te vervallen.
13. Henry van Loon
Ja, hier hebben we hem wel te pakken: de Kroonprins. De nieuwste Hans Teeuwen. Hij lijkt er ook wel wat op. U kent hem wellicht van de hit 'DWDD in drie minuten', maar Van Loon heeft meer in zijn mars. Scherp, gevat, brutaal, meesterlijk. Henry van Loon, onthou die naam.
12. André van Duin
'Volkskomiek', zegt men dan. Maar Van Duin is natuurlijk veel meer dan dat. Iemand die prachtige liedjes heeft gezongen. Die menig jong gezin in de jaren negentig geweldige zaterdagavonden heeft bezorgd. En die het in tegenstelling tot andere volkskomieken (P. de Leeuw, Y. v/h Hek) nooit nodig heeft gehad mensen te beledigen om grappig te zijn.
11. Jiskefet
Zedenschetsen van het dagelijkse leven, absurd en met een scherp randje om je venijnig aan te snijden. De Kerstspecial uit 2004 is magistraal. En natuurlijk 'Debiteuren Crediteuren'. Is op zich goed. Superieure kantoorhumor. Zeker als we bedenken welke troep tegenwoordig dat predicaat opgeplakt krijgt. Maar daarover een andere keer meer.