'Historische gebeurtenissen worden door degenen die ze meemaken slechts zelden als historisch beleefd. Dat is maar goed ook, want zonder de rust van onze alledaagse beslommeringen zouden we allemaal gek worden van zorg en zenuwen.' Aldus Geert Mak op pagina zes van zijn boekje De hond van Tišma. Wat als Europa klapt?
De volgende vijfentachtig bladzijden doet Mak er alles aan om zichzelf buiten die wetmatigheid te plaatsen.
Hij, Geert Mak, is de uitzondering op de regel. Hij beleeft de huidige historische gebeurtenissen als historisch.
Geert Maks alledaagse beslommering is gek worden van zorg en zenuwen over Europa.
Ooit vertelde een zekere Alexander Tišma hem het verhaal van zijn hond. Die was op een ijsschots terechtgekomen, maar door de shock kon hij zich niet verroeren. Pas toen omstanders hem bij zijn nekvel grepen werd hij gered.
'Wij' Europeanen zijn als die hond, redeneert Mak. Want Europa staat op klappen. We zien dat het misgaat maar gaan als verdoofd onze ondergang tegemoet.
Geert Mak grijpt ons nu bij ons nekvel.
Hij benadrukt daarbij steeds dat aan de wieg van het Europese project geen technocraten stonden, zoals de kritiek vandaag de dag luidt, maar idealisten als Jean Monnet, Max Kohnstamm, Willy Brandt, allen getekend door de oorlog.
Voor een doorgewinterde idealist als Mak betekent dat dat het mislukken van het project een nederlaag zou zijn die koste wat kost voorkomen moet worden, maar mij lijkt het juist een geruststelling. Het betekent immers dat wat er aan het mislukken is eerder een abstract idee is dan een concrete realiteit. Het is minder erg als een mooie droom bedrog blijkt te zijn dan een doortimmerd plan waar alles van af hangt.
Mak bezondigt zich ook aan een klassieke drogreden: de Europese Unie heeft zijn waarde bewezen, want er is in Europa 'al meer dan zestig jaar geen oorlog' meer geweest.
Het lijkt me eerder een voorbeeld van post hoc ergo propter hoc: 'sinds de Unie bestaat is er geen oorlog meer geweest' wordt achteloos veranderd in 'omdat de Unie er is is er geen oorlog meer geweest'.
Het leverde 'de' Europese Unie zelfs de Nobelprijs voor de Vrede op.
Mak noemt als voornaamste oorzaak van de oorlogen die aan de vrede voorafgingen het concept van de natiestaat. Een natiestaat is echter gericht op de verdediging van zijn territorium; het zijn juist de landen geweest die géén genoegen namen met de grenzen van hun natiestaat en hun imperium wilden uitbreiden die oorlog ontketenden. Niet, of niet alleen nationalisme was dus de kwaal, maar minstens zozeer het verlangen naar supra-nationale macht.
Precies wat ook de EU steeds meer is geworden.
Mak is lyrisch over de 'praktische voordelen' die de één-Europa-politiek heeft opgeleverd. Zo zou zijn afgerekend met 'de problemen die ontstonden als je het waagde om buiten je eigen land te studeren of werk te zoeken'. Nou, ik kan uit eigen ervaring vertellen dat in ieder geval voor wat het laatste betreft onwetendheid, onwil en onkunde nog altijd stevig de scepter zwaaien.
Hij geeft fel af op het trio Duitsland, Nederland en Finland, de drie sterke landen die volgens Mak veel te streng zijn voor de zuidelijke landen.
De Nederlanders en Duitsers spreken daarbij steeds moralistisch over economische 'schuld', gispt Mak, terwijl de Engelsen een onderscheid maken tussen het economische 'debt' en het morele 'guilt'.
Dat lijkt een verzachtende omstandigheid voor ons te zijn - je kunt immers geen woord gebruiken dat niet bestaat -, maar Mak beschouwt het juist als bewijs voor zijn stelling dat we veel te hardvochtig zijn.
Strikt genomen verwijt hij Nederlanders en Duitsers dat ze niet meer over een even rijk vocabulaire beschikken als de Engelsen.
Retorisch past Mak steeds dezelfde trucjes toe. Pathetische melancholie:
'In deze maanden moet ik vaak terugdenken aan de hond van Tišma.'
'Ik moet deze weken vaak terugdenken aan Max Kohnstamm.'
Begripsvervaging: als hij 'onze zuiderburen' schrijft bedoelt hij niet, zoals voor de hand ligt, de Belgen, maar de Grieken, de Spanjaarden, de Italianen.
Ook hebben zijn redeneringen veelal dezelfde doorzichtige structuur. Mak constateert iets, licht kritisch van toon, geeft vervolgens manmoedig toe dat het wel begrijpelijk is dat 'men' zo denkt, om dan alsnog met zijn tegenwerping te komen, steevast beginnend met 'Maar'.
Zo lijkt Mak ons ervan te willen overtuigen dat we nu allemaal als één man achter Europa moeten gaan staan. 'Zo, het ideaal is weer neergezet, de werkelijkheid staat weer op papier', vat Mak zijn insteek monter samen.
Dan ineens wordt hij echter somber, gaan zijn gigantische borstelige wenkbrauwen hangen: 'Maar als ik de oproep van de vorige pagina's ook op mezelf toepas lukt dat niet meer.'
Ideaal en praktijk zijn definitief losgezongen: 'Het papier, Brussel, de markten en het alledaagse Europa, ze hebben niets meer met elkaar van doen' luidt het enigszins cryptisch.
Geert geeft het op: 'Ik vrees dat het voorbij is.'
Wat is er gebeurd? In één nacht van eurofiel naar euroscepticus?
Nee hoor, het voorafgaande betoog bevatte bij nader inzien al een merkwaardige discrepantie: Mak was feitelijk alleen in zijn intenties en zijn retoriek pro-Europees; in zijn betoogtrant heeft hij bijna alleen maar argumenten aangedragen tégen Europa.
Er was en is geen fatsoenlijke exit-strategie, geen politieke en financiële sturing achter de euro.
De toetreding van Cyprus was geopolitiek ondoordacht, in Bulgarije en Roemenië tierde de corruptie welig, Italië had een astronomische staatsschuld.
Er is steeds gekozen voor 'voortgang via voldongen feiten': de Unie uitbreiden en dan maar hopen dat 'de nadere regels en de rest' vanzelf volgden.
Kortom: '"Europa" was, te vaak, ook een toverwoord.'
Ook het supranationalisme heeft gefaald, 'de onbestuurbaarheid van het huidige Europa als supranationale eenheid' is de les die geleerd is. We moeten toch maar eens onder ogen zien 'dat de legitimiteit van het Europese project zijn grenzen nadert, en die wellicht zelfs al heeft overschreden.'
Het somberst is Mak over 'het democratische deficit' van Europa: de democratische ontwikkeling en het publieke debat over Europa lopen mijlenver achter op de groei en de macht van Brussel.
Die achterstand is al niet meer in te halen. Europa is aan de horizon verdwenen.
Op bladzijde negentien klinkt het nog overtuigd: 'Het Centraal Planbureau becijferde in 2005 dat de interne Europese markt iedere Nederlander jaarlijks ongeveer één maandsalaris extra oplevert, tussen de 1500 en 2200 euro', maar op bladzijde dertig is dat ineens: 'Hoeveel de euro de gemiddelde Nederlander jaarlijks oplevert is moeilijk meetbaar' en 'het Centraal Planbureau schat het ongeveer op een weekloon'.
Na wat gescheld op de populisten constateert hij tegen het eind bovendien wat ik ook altijd, tegen de klippen op, beweer: dat de populistische partijen niet het probleem zijn, maar 'vooral een symptoom', en de motieven van hun aanhang 'begrijpelijk' en zelfs 'legitiem'.
Toch, de mens is een gewoontedier, en Mak probeert nog, tegen de lijn van zijn eigen betoog in, ouderwets pro-Europees te eindigen. Verder dan loze kreten als 'hoop' en het handhaven van 'een soort eenheid, in welke vorm dan ook', komt hij echter niet.
Of het moet zijn het uitspreken van een voorkeur voor 'kleinere eenheden' van telkens een paar gelijkgestemde landen. Dat zou het definitieve einde van de EU in zijn huidige vorm betekenen.
Ik kende Geert Mak als stevig pro-Europees, en verwachtte met dit boekje dan ook een hartstochtelijk pleidooi voor Europa te lezen.
Niets is minder waar. Geert Mak is een bekeerling: hij is fel anti-Europa geworden, en heeft er allerbeste argumenten voor. Hij weigert echter vooralsnog zelf die conclusie te trekken.
Geert Mak - De hond van Tišma. Wat als Europa klapt? 2012, 94 blz.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten