woensdag 24 november 2010

Een winterverhaal voor de donkere dagen

Het beroemdste boek uit de naoorlogse Nederlandse literatuur heeft als titel 'De avonden' en als ondertitel 'Een winterverhaal'. Zelden waren titel en ondertitel zo treffend. De roman waarmee Gerard Reve - toen nog Simon van het Reve geheten - in 1947 zijn naam vestigde leest men bij voorkeur in de winter, idealiter op de donkere laatste tien avonden van het jaar.

Op 1 januari verdwijnt De avonden in mijn kast. Dat verdwijnen is bijna letterlijk, want acht maanden lang bestaat het boek niet. De dagen lengen, de temperatuur stijgt, december raakt verder en verder achterop en niets doet nog aan De avonden denken. De roman houdt een welverdiende zomerslaap, overzomert in een koel en donker hoekje van de boekenkast.

In september keert hij terug. Opeens is daar dat moment. Onverhoeds, onbedoeld, een achteloze blik op de bovenste plank, en daar staat De avonden, in vol ornaat. De zomer is voorbij, het jaar gekanteld, het aftellen begonnen. Oktober komt en gaat, de temperatuur daalt gedurig, de koorts stijgt gestaag. Mijn gekoesterde exemplaar neemt doortastend zijn donkerblauwe en violette kleuren aan, zoals de bomen binnen enkele dagen hun herfstpallet aanspreken. Steels kijk ik ernaar, maar raak het boek nog niet aan. Nog even.

Eind oktober, de klok wordt een uur teruggezet. De dagen bestaan nu voor het merendeel uit avond. Lang, donker, guur, alles echoot nu De avonden. In november begint het serieus te kriebelen. Woorden, zinnen, passages dringen zich op. Ik begin te prevelen en denk bij mijzelf. Het is alles triest. Hij heeft hard en zacht op zijn schoot. Zo zijn de dagen die ons gegeven zijn. Ik schrijf 'pissen', denk aan De avonden en verander het snel in 'wateren'.

Dan is daar plotsklaps december. Wintermaand. Kerstmaand, donkeremaand. Avondenmaand. Alles stroomt nu. Op weg naar het einde, nader tot hem, de jongeheer Frits van Egters. Alle kerstvakanties komen voorbij, vermengen zich, worden één winterverhaal, waarin ik De avonden las. In bed. Met griep. Aan het bureau. Met koffie en een chocolade kerstkrans. De radio speelde.

Het komt dichterbij. 8 december, de goedheiligman vertrokken, nog twee weken. 15 december, de kerstboom schittert, nog maar één week. De roman wordt voorzichtig uit de rij naar voren gehaald, wordt gewogen, gewiegd. Alles popelt en tintelt nu. Dan, 22 december. De held van deze korte geschiedenis ontwaakt uit zijn droom. Hij opent Het Boek en leest. Tien avonden lang mag hij niet gestoord worden. Hij kan ook niet gestoord worden, want hij is er niet. Hij is er niet, want hij is erbij, daar in het verhaal. Tien winteravonden lang.

Geen opmerkingen: