vrijdag 29 juni 2007

British Poetry

Genieën hebben vaak gemeen dat ze postume genieën zijn. Bij leven verguisd, na hun sterven gelauwerd. Op de middelbare school had ik een docent Engels die gemengde gevoelens opriep bij de leerlingen. Dhr. Van Schilt had namelijk zijn persoonlijke lesmethode ontwikkeld en geschreven. Dat betekende een doodsaaie grammatica, elke ochtend BBC-nieuws, maar ook een briljante Britse literatuurgeschiedenis, bestaande uit twee delen van resp. 110 en 230 pagina's. Geheel in het Engels uiteraard, met veel informatie en vooral ook veel primaire literatuur. Dit viel niet bij iedereen in goede aarde. Voor een literatuurliefhebber zijn de twee readers echter goudmijnen. Vooral nu blijkt hoe waardevol dit literatuuronderwijs is geweest. Ik blader de readers dan ook nog regelmatig door. Vooral de Engelse poëzie is zeer de moeite waard. Die begon bij het oudengelse Beowulf: "frecne fyrdraca faehda gemyndig"- ik hoor het Van Schilt nog declameren.

Hieronder een persoonlijke selectie uit British Literature I & British Literature II VWO.
NB: de beste man leeft nog - voorzover ik weet - en dit is dan ook geen postuum eerbetoon.

1) Ik begin bij Shakespeare. Geen poëzie inderdaad, maar toneel. En toch ook poëzie: het taalgebruik is immers zo bijzonder dat alles een gedicht lijkt. Ik citeer de mooiste regels uit Macbeth:

(Macbeth twijfelt over de geplande moord op Duncan):
If it were done, when 'tis done, then 'twere well
It were done quickly: if th'assassination
Could trammel up the consequence, and catch
With his surcease succes; that but this blow
Might be the be-all and the end all-here,
But here, upon this bank and shoal of time,
We'd jump the life to come.-But in these cases,
We still have judgment here;

(Macbeth overdenkt de dood van zijn vrouw):
To-morrow, and to-morrow, and to-morrow
Creeps in this petty pace from day to day,
To the last syllable of recorded time;
And all our yesterdays have lighted fools
The way to dusty death. Out, out, brief candle!
Life's but a walking shadow; a poor player,
That struts and frets his our upon the stage,
And then is heard no more: it is a tale
Told by an idiot, full of sound and fury,
Signifying nothing.

2) Dan enkele regels uit The Castaway van William Cowper, een gedicht dat schitterend de wanhoop van een drenkeling en van de dichter zelf verwoordt:

Obscurest night involved the sky,
The Atlantic billows roared,
When such a destined wretch as I,
Washed headlong from on board,
Of friends, of hope, of all bereft,
His floating home for ever left.
[...]
At length, his transient respite past,
His comrades, who before
Had heard his voice in every blast,
Could catch the sound no more.
For then, by toil subdued, he drank
The stifling wave, and then he sank
[...]
No voice divine the storm allayed,
No light propitious shone;
When, snatched from all effectual aid,
We perished, each alone:
But I beneath a rougher sea,
And whelmed in deeper gulfs than he.

3) Het derde voorbeeld is het prachtige Ozymandias van Shelley, dat ik ooit nog in een eerstejaarscollege in Nijmegen gedeclameerd heb:

I met a traveller form an antique land
Who said: Two vast and trunkless legs of stone
Stand in the desert. Near them, on the sand,
Half sunk, a shattered visage lies, whose frown,

And wrinkled lip, and sneer of cold command,
Tell that its sculptor well those passions read
Which yet survive, stamped on these lifeless things,
The hand that mocked them, and the heart that fed:

And on the pedestal these words appear:
'My name is Ozymandias, king of kings:
Look on my works, ye Mighty and despair!

Nothing besides remains. Round the decay
Of that colossal wreck, boundless and bare
The lone and level sands stretch far away.

4) Een van de grote dichters van WO I mag ook niet ontbreken: Siegfried Sassoon, met Does it matter?

Does it matter? -- losing your legs?. . . .
For people will always be kind,
And you need not show that you mind
When the others come in after hunting
To gobble their muffins and eggs.

Does it matter? -- losing your sight? ...
There's such splendid work for the blind;
And people will always be kind,
As you sit on the terrace remembering
And turning your face to the light.

Do they matter? -- those dreams from the pit? ....
You can drink and forget and be glad,
And people won't say that you're mad;
For they'll know you've fought for your country
And no one will worry a bit.

5) En tot slot mag de grote T.S. Eliot ook niet ontbreken: Hieronder regels uit The Waste Land (onlangs nog vertaald en verklaard door Paul Claes):
19-24:
What are the roots that clutch, what branches grow
Out of this stony rubbish? Son of man,
You cannot say, or guess, for you know only
A heap of broken images, where the sun beats,
And the dead tree gives no shelter, the cricket no relief,
And the dry stone no sound of water.

60-68:
Unreal City,
Under the brown fog of winter dawn,
A crowd flowed over London Bridge, so many,
I had not thought death had undone so many.
Sighs, short and infrequent, were exhaled,
And each man fixed his eyes before his feet.
Flowed up the hill and down King William Street,
To where Saint Mary Woolnoth kept the hours
With a dead sound of the final stroke of nine.

donderdag 28 juni 2007

Over beweging en stilstand

Ik ben gewend de diepzinnigste gedachten op zaterdagnacht te ontvangen. Vooral de lange fietstocht richting huis in het holst van de nacht blijkt uitermate geschikt voor invallen en overpeinzingen. Ik zal vanaf heden zo nu en dan wat van die gedachten hier publiceren. Ik kan er niets mee doen en dan verdwijnen ze of ik kan ze opschrijven op een blaadje en dan verdwijnen ze op den duur ook. Daarom typ ik ze maar neer op mijn blog. Wie weet heb ik er ooit nog iets aan, of iemand anders, en zo niet: helaas.
NB: het feit dat deze ideeën zaterdagnacht zijn ontstaan zal ongetwijfeld doorschemeren in de 'genialiteit' ervan...

* Beweging en Stilstand

De grootste dichotomie in het denken schuilt niet in het dualisme van stof en geest, lichaam en denken, maar in beweging en stilstand.
De vluchtigheid van het leven komt voort uit de botsing tussen de continuïteit van het tijdsverloop en het momentane van de tijdsbeleving. Wanneer men iets ervaart plaatst men dit altijd in een statische zingeving. Men werkt altijd naar een moment toe. Terwijl de ervaring na de gebeurtenis komt. Wanneer men immers het heden wil ervaren, het absolute nu, gebeurt dat een fractie van een seconde na de ervaringsimpuls en is er sprake van een nieuw heden. Ook de ervaring van dit heden vindt een fractie na de gebeurtenis plaats en zo tot in het oneindige.
Daarmee bestaat het heden als zodanig niet. Wat bestaat is het verleden en de toekomst. Het verleden als vastliggende tijd-ruimte en de toekomst als een waaier van potenties.
De menselijke fout schuilt dan ook in het objectiveren van doelen in het leven. Men stelt zichzelf doelen en ziet de ware vervulling en ervaring van geluk in het moment dat het doel bereikt wordt.
Maar aangezien dat moment als belevend moment niet kan bestaan, zal de ervaring dan hoogstens een kort moment oplichten, om rap weg te ebben.
Het ware geluk moet dan ook liggen in het proces. Alleen als men zich conformeert aan het continue van de tijd is enig geluk te verkrijgen. Zoals bij het kind het geluk niet ligt in de boomhut als object, maar in het bouwen van de boomhut als proces, moet de gelukservaring van de mens liggen in de weg naar het doel toe.
De ultieme mogelijkheid is natuurlijk het overwinnen van de continue tijd. In de literatuur is dit procédé regelmatig aangevat, maar alle projecten ('leven in de breedte', 'verstening en mythologisering', 'het zoeken naar de vierkante cirkel' enz.) zijn gedoemd te mislukken. De Tibetaanse monniken naderen het dichtst het ideaal van de stilgezette tijd en daarmee van de momentane ervaring van een absoluut heden. Zij zijn dan ook haast halfgoden.
Met dit alles is ook de afwezigheid van God verklaard. Nadat Hij met grote geestdrift de Aarde geschapen had, bekeek Hij zijn schepping nog een keer en wendde zich af om iets anders te gaan doen. Wij zijn een grote legpuzzel van God waarin Hij na voltooiing zijn interesse verloren heeft en die nu vergeten in een hoek van een kast ligt weg te rotten.

dinsdag 26 juni 2007

Kopspijkers Cabaret

In lang vervlogen tijden was het programma Kopspijkers te bewonderen op de publieke omroep elke zaterdagavond. Het leukste onderdeel was steevast het cabaret. Jack Spijkerman nam de week door met mensen die deel uitmaakten van het nieuws. Zij werden gespeeld door o.a. Owen Schumacher, Erik van Muiswinkel, Thomas van Luyn, Mike Boddé en de absolute ster Paul Groot. Een ijzersterk format, in volle bloei al legendarisch.

We weten hoe het afgelopen is. Spijkerman werd verleid door de euro's van John de Mol en vertrok naar Talpa. Schumacher en Groot gingen succesvol solo met Koefnoen, Van Luyn en Boddé met De Mike & Thomas Show. Kopspijkers werd Koppensnellers en bleek een slap aftreksel van het origineel. Spijkerman was niet meer serieus te nemen en het cabaret gleed af tot een abominabel niveau. Eeuwig zonde.

Gelukkig bestaat er nog zoiets als internet. Op de website van VARA-cabaret zijn de oude uitzendingen verzameld. Om ons te herinneren aan 'the good old days' heb ik een persoonlijke top-10 gemaakt van de beste cabaretmomenten uit Kopspijkers.

De links leiden naar de overzichtspagina van het cabaret per jaar. U zult na de hyperlink gevolgd te hebben alleen nog even naar de uitzending van de betreffende datum moeten scrollen. Kijk en geniet!

1) 18-10-2003 : Gasten: Herman Heinsbroek (Groot), Prins Bernhard (Schumacher), Hans Liberg (Boddé) en Dick Advocaat (Van Muiswinkel).
Ik bedacht ooit dat Hans Liberg uitstekend te parodiëren zou zijn en prompt stuitte ik op een aflevering waarin Boddé hem werkelijk fenomenaal vertolkt. Magistraal. Met ook nog eens een schitterende toegift van Dick Advocaat. (Eis is dat men enigszins weet wie Hans Liberg is en wat hij doet. Anders is het waarschijnlijk ineens een stuk minder grappig.)
2) 10-05-2003 : Gasten: Ruud Lubbers (Groot), Ferry Hoogendijk (Boddé) en Moeder Balkenende (Schumacher).
Groot is hier op zijn best als Lubbers en ook LPF-querulant Hoogendijk heeft een heerlijke tekst.
3) 21-12-2002: Gasten: o.a. Frits Barend (Schumacher), Henk van Dorp (Boddé) en Jan Mulder (Van Muiswinkel).
Barend & Van Dorp nemen de uitzending over. Uitzending alleen in zijn geheel te zien dus even doorschuiven naar 28 min. 45 sec. Ook zit er nog een optreden van De Poema's tussen, maar het is zeker het wachten waard!
4) 05-06-2004 Gasten: o.a. Dick Advocaat (Van Muiswinkel), Paul Verhoeven (Van Luyn) en Bert Visscher en Peter Heerschop als zichzelf.
De uitzending ontspoort enigszins als de cabaretiers inclusief Spijkerman de slappe lach krijgen. Bovendien zit er een meesterlijk stiltemoment in deze uitzending.
5) 19-03-2005 Gasten: Plato (Van Luyn), Geert Wilders (Boddé) en Rita Verdonk (?).
Wilders en Verdonk onder vuur. Met een glansrol voor Bert Visscher. Ook de uitzending van 26-02-2005 is exemplarisch voor de Wilders-imitatie van Boddé).
6) 19-04-2003 Gasten: Maxime Verhagen (Schumacher), Mat Herben (Groot) en Willem Oltmans (Van Muiswinkel).
Van Muiswinkel is geniaal als Oltmans. Hetzelfde geldt voor Groot als Herben.
7) 23-10-2004 Gasten: Harry Mulisch (Van Luyn), Corrie Konings (?), Arnon Grunberg (?) en Henk Bres (Boddé)
Mulisch wordt goed nagedaan. Zelfs met een echte Mulischesk ongeveer in het midden! Ook Boddé is weer de koning met zijn Bres-imitatie.
8) 11-10-2003 Gasten: Jan-Peter Balkenende (Schumacher), Anton Geesink (Van Muiswinkel) en Johan Remkes (Van Luyn).
Anton Geesink is hier zó grappig. Ook de uitspraak van Balkenende over leiderschap is briljant.
9) 01-11-2003 Gasten: Piet-Hein Donner (Groot), Frits Barend (Schumacher) en Jort Kelder (Van Luyn).
Deze uitzending is taalkundig een meesterwerkje. Het taalgebruik van Donner en Kelder wordt namelijk zo bijzonder mooi nagedaan dat het bijna kunst is. Ook Frits Barend is natuurlijk altijd leuk te parodiëren.
10) 05-03-2005 Gasten: Johan Cruijff (Waas), Simon Vinkenoog (Van Muiswinkel) en de paus (Boddé).
Naar mijn weten de enige vertolking ooit van Vinkenoog. Van Muiswinkel kwijt zich uitstekend van zijn taak.

Deze top-10 is een persoonlijke selectie, maar natuurlijk zijn bijna alle Kopspijkers cabaret-gedeelten op de VARA-site zeer de moeite waard.

zondag 24 juni 2007

Aljan Punselie (1937-1995): een bibliografie

Hier volgt een korte bibliografie van de rap vergeten schrijver Aljan Punselie. Punselie werd geboren te Haarlem op 1 juli 1937 als oudste en - naar later zou blijken - enige zoon van mr. Ferdinand Punselie en Lidwina van der Karbargenbok. Van zijn kinderjaren is weinig bekend, behalve dat hij weinig met andere kinderen speelde en geregeld in een knickerbocker te bewonderen was. Op school viel hij op door zijn onopvallendheid en zijn voorliefde voor de jazz van Toots Thielemans. In 1960 debuteerde Punselie. Tot zijn dood schreef hij 5 romans, 3 verhalen, 2 dichtbundels, 3 essays en 1 toneelstuk. Punselie overleed op 31 juli 1995 in zijn geboorteplaats aan een hartaanval.

Punselie debuteerde in 1960 op 23-jarige leeftijd met de roman Ondermaans en maanziek, over een oude gek die zijn omgeving terroriseert met wijsgerige gedachtekronkels en beweert dat de maan het middelpunt van het heelal is. Critici prezen de roman om zijn verbeeldingskracht, stilistische virtuositeit en overtuigingskracht van de filosofische ideeën.
In 1962 verscheen Punselie's tweede roman, Hoogstapeler, over een eenzame man die kinderen verhalen vertelt die geleidelijk aan steeds morbidere vormen aannemen, waarna de man uiteindelijk naar het voorbeeld van zijn laatste verhaal door de kinderen gedood wordt. Deze roman werd minder goed ontvangen.
Pas in 1966 publiceerde Punselie weer. Eerst verscheen een kort verhaal, De kopiist, over de seksuele escapades van een middeleeuwse monnik, en later dat jaar een essay, Navelstaren, waarin Punselie het dragen van naveltruitjes door mannen bepleitte. Vrouwen willen die buikspieren zien, laat ons mannen dan ook een naveltruitje dragen!, was zijn hartekreet. Na dit essay staken de eerste geruchten over de vermeende homoseksualiteit van Punselie de kop op. Een Vlaamse criticus was zelfs heel stellig: 'Punselie is een jeanet, zeker en vast!'.
Van zijn stuk gebracht door deze bejegeningen, publiceerde Punselie in 1968 zijn derde roman, Lente in Poznan. Hierin vertrekt een auteur naar een schrijverscongres in Polen, alwaar hij het bed deelt met meerdere vrouwen en een homofobe toespraak houdt. De roman werd neergesabeld en Punselie bekende uiteindelijk in een interview weleens vrouwenkleren te dragen en graag een kopje koffie te drinken in een donkerbruin café.
In 1971 verscheen de poëziebundel Moestuinen en zwembaden, met streng hermetische verzen, een jaar later gevolgd door het essay Totor en Pseudo, over de invloeden van de Griekse filosoof Dyonisius de Pseudo-Areopagiet op de poëzie van de Franse symbolist Jean-Marie Mathias-Philippe-Auguste comte de Villiers de l'Isle-Adam.
In 1975 verschenen kort na elkaar twee lange verhalen van Punselie. Het eerste, Opkomst en ondergang van een snelwandelaar, behandelde de Olympische droom van een snelwandelaar, die uitliep op een fiasco toen hij in de beslissende kwalificatiewedstrijd door overvloedig drankgebruik vergat waar hij voor kwam en na enkele meters al gediskwalificeerd werd omdat hij het na het startschot op een rennen zette en zo de limiet van twee hardlooppassen ras overtreden had. Het tweede verhaal, Donkergod, was een barokke compositie van onherleidbare vertelstemmen en onontwarbare verhaallijnen. Beide verhalen werden goed ontvangen en Punselie was weer terug aan het literaire firmament.
In 1979 publiceerde Punselie zijn grote theaterstuk, Denkslag. In dit stuk, dat gesitueerd is in de Hemel, gaan tien grote filosofen met elkaar in debat over wie van hen nu de grootste is. Alle tien krijgen eenmalig de mogelijkheid God te overtuigen van hun genialiteit. God beslist uiteindelijk tot verbijstering van de wijsgeren dat het kind de grootste filosoof van de mensheid was, is en altijd zal zijn.
Na een lange stilte verscheen vervolgens in 1987 Punselie's magnum opus De nacht van de tekens. In deze vuistdikke roman combineert hij filosofie, geschiedenis en natuurwetenschap tot een synthese van klassieke allure. De hoofdpersoon leeft enkele eeuwen en beschrijft a.d.h.v de geschiedenis van een stadje de ontwikkeling van de mensheid die onomkeerbaar uit lijkt te monden in totale vernietiging, totdat na een woeste nacht de mensen ineens niet meer ouder worden en zelfs steeds jonger worden om uiteindelijk als foetus te verschralen in de zon. Critici prezen de verbeelding waarmee Punselie dit procédé had uitgewerkt.
In 1991 kwam Zwets uit, een roman over een wetenschapper die onderzoek doet naar de 18e-eeuwer Gerrit Paape, maar zijn tijd verdoet met het vertellen van ellenlange verhalen en het schrijven van ridicule e-mails om uiteindelijk ingehaald te worden door de tijd.
In het kloeke essay Borstelige wenkbrauwen uit 1994 onderzocht Punselie - naar het voorbeeld van het imago-onderzoek van Willem de Zwijger door de eeuwen heen - het beeld van Ruud Lubbers in de achttiende en negentiende eeuw. Met als conclusie: hij werd doodgezwegen.
In 1995 werd Punselie ziek. Kort voor zijn dood verscheen nog de dichtbundel Hartepijn, waarin een merkwaardige voorafschaduwing van zijn dood te bespeuren valt: Wanneer mijn hart / mij aanvalt tart / mij maag're Hein /en ik verdwijn.

vrijdag 22 juni 2007

Fenomenologie van de jongedame

In A.F.Th. van der Heijden's magistrale cyclus De tandeloze tijd legt hoofdpersoon Albert Egberts een 'encyclopedie van de schaamspleet' aan. Aan de gezichten van vrouwen leidt hij de vorm hunner vulva af. Egberts is een Brabantse jongen die in Nijmegen is gaan studeren. Aangezien dit ook voor mij opgaat is het misschien geen toeval dat ook ik een fenomenologie van de jongedame heb weten te produceren. Wees echter gerust, bij mij is het uitgangspunt minder obsceen. Ik heb namelijk na diepgravend veldwerk de karakters van de jongedames weten te deduceren en de uitwerking op het subject van waarneming.

Hier volgt de fenomenologie van de jongedame

a) Het eerste type is het afschrik- en afschuwwekkende. Niet zelden zum kotzen. Kenmerkt zich door verregaande lelijkheid, niet zelden in combinatie met eigenschappen die onder de noemer obesitas gerangschikt kunnen worden. Dit type komt overal en vaak voor.
b) Het tweede type is de queen, subsoort: de breezerslet. Beantwoordend aan het schoonheidsideaal. Getooid in merkkleding, te herkennen aan de verwaande blik en dito looppas. Heeft over het algemeen weinig moeite met tongactiviteit met andere exemplaren van dit type. Roept hoogstens pure lust op, nooit genegenheid of respect. Ook een vaak voorkomend type.
c) Het derde type is het neutrale. Geen onderscheidende kenmerken. Kan soms kenmerken vertonen van type 4, maar hier zijn slechts enkele waarnemingen van bekend.
d) Het vierde en laatste type is de muze. Valt niet op door uitzonderlijke schoonheid (cf. type 2), maar springt eruit door een bepaalde oogopslag, een ontwapenende blik, een lieflijke faciale expressie, door authenticiteit. Roept voornamelijk vertedering op, van lust is geen sprake, eerder van een verregaande genegenheid. Dit type is het zeldzaamst, doch het bekoorlijkste type.

Deze fenomenologie heeft universele geldigheid, is aantoonbaar juist en kan opgenomen worden in een encyclopedie.

donderdag 21 juni 2007

Gedicht

Oerplof
Een leerdicht

Hersenspinsels, Woordritsels, Wijsvingers!
(denk nu een gedachte)
Bolbliksems, Donderstormen, Koldervormen!
(zing nu een zang)
Doofpotten, Jankbekken, Binnenvetters!
(pleng nu een traan)
Potsenmakers, Laarslappers, Koekenbakkers!
(lach nu een stuip)

Zij zijn de stomdoven, de wormstekige blinden
Weg zijn de dromen, de toornige vromen

(spits nu de oren)

Het woord is woord gebleven
Zie omhoog en aanschouw de poëzie
De stilte van de sterren is de stilte van een statisch uitdijen

De schoonheid fluistert verticaal
Hoor
Het zachte ruisen van de verzen
Doodstil wordt het nu niets is nog geluid en nergens en nooitmeer

Een laatste zuchtje, een tikje, de
Oerplof en dan
Stilte
.

woensdag 20 juni 2007

Top 600: (13): Blink 182 & Robert Smith - All of this

Beluister het lied. Natuurlijk weer met Final Fantasy-clip!

Een van de redenen waarom ik het extra jammer vond dat Blink 182 uit elkaar ging was dat de band juist zo goed bezig leek te zijn. Hun self-titled album werd uitstekend ontvangen. De recensenten spraken van een enorme stap in de volwassenwording van hun muziek en teksten. Ik kon dan beamen. Een illustratie voor deze groei is ongetwijfeld het lied dat Blink 182 samen met Robert Smith, voorman van The Cure, opnam en dat terecht deel uitmaakt van de cd.

Smith is behalve een rare vogel ook een briljant tekstschrijver en zanger. Op All of this neemt hij alle coupletten geheel voor zijn rekening. Tom zingt de refreinen en de combinatie werkt wonderwel. Ook muzikaal is het nummer een ware verrassing voor de leek die Blink 182 vooral kent van hits als 'All the small things' en 'What's my age again?' Zeer beheerst en met vlekkeloze overgangen wordt Smith begeleid. De tekst is bijzonder. Het is zo'n tekst die je na talrijke luisterbeurten nog steeds niet in je hoofd hebt zitten. Dat komt door de subtiele variatie in de coupletten. Met weinig woorden wordt dezelfde thematiek steeds iets anders tot uitdrukking gebracht. De ik zingt over het meisje Holly - het steeds terugkerende onderwerp van liefde en waanzin op deze cd - en hoe hij met een ander meisje gaat, maar niet gelukkig met haar is, omdat hij steeds aan Holly denkt.

Tot slot moet ik nogmaals opmerken - nu met extra nadruk - dat Plus 44 van Mark Hoppus echt een waardig vervolg van Blink 182 - en vooral van deze cd - genoemd mag worden. Nu ik When your heart stops beating, de debuut-cd, inmiddels erg vaak geluisterd heb is mijn bewondering sterk gegroeid. Het openingsnummer 'Lycanthrope' brengt me waarlijk van mijn stuk, zowel mentaal als lichamelijk. Maar dat terzijde. Ik keer terug naar de nummer 13 uit de top 600 en eindig met enkele regels van de tekst van Robert Smith.

With all of this I know now
Everything inside of my head
It all just goes to show how
Nothing I know changes me at all

dinsdag 19 juni 2007

Balkenendus Rex

Vandaag vond het kamerdebat over het beleidsprogramma van het nieuwe kabinet plaats. Wat ik ervan meegekregen heb is het gebruikelijke beeld: de oppositiepartijen die het beleid blind afkraakten, de regeringspartijen met zo nu en dan een klein puntje van kritiek en het kabinet moeiteloos in de verdediging.

- Geert Wilders trok uiteraard weer fel van leer tegen alles en iedereen. Hij vond het een schande dat de woorden 'islam' en 'islamisering' niet voorkwamen in de beleidsplannen. Daarnaast wilde hij Marokkaanse crimineeltjes naar Marokko sturen. En hun ouders mochten wat hem betreft ook mee. Er waren immers veel te veel moslims in Nederland. Wilders was kortom weer schandalig ongenuanceerd bezig. De hardwerkende, Nederlands sprekende moslim werd weer gelijkgesteld aan de criminele Marokkaanse jongere. En alsof naar Marokko sturen überhaupt mogelijk is of een oplossing kan zijn. De weg van de minste weerstand is een doodlopende weg.

- Alexander Pechtold riep zo mogelijk nog meer irritatie op. De grootste zeurkous van Den Haag had blijkbaar in zijn tunnelvisie niet begrepen dat de Partij voor de Vrijheid níet in de regering zat. Hij beperkte zich uiteraard weer tot het beschimpen van Wilders en sprak het kabinet alleen aan op hoe het omgaat met Geert. Bovendien draafde hij daarbij enorm door door te eisen dat het kabinet álle ideeën en meningen van de PVV per definitie zou negeren. Ook de strengere wetgeving rondom boerka's. Pechtold was dus weer principieel tegen alle vormen van beleid die mogelijk van invloed zijn op moslims en de rechtstaat. Waar zijn de dagen van Hans van Mierlo en D66 als liberale middenpartij?

- Mark Rutte wierp zich op als buikspreekpop van Rita Verdonk. Hoewel hij geen gelegenheid voorbij laat gaan om te benadrukken dat hij de leider is, bleek vandaag al wie werkelijk de koers van de VVD bepaalt. Al zijn meningen waren een letterlijke weergave van die van Verdonk als minister. Zo is binnen de VVD een merkwaardige situatie ontstaan. Verdonk wordt zo goed als mogelijk op de achtergrond gehouden om heisa te voorkomen en men zegt de lijn-Rutte te volgen, maar tegelijkertijd is het Verdonk die, ongetwijfeld gesteund door de grote schare volgelingen binnen de partij, het brein achter de partijideologie is geworden.

- En dan Balkenende. Normaliter ziet een heerser langzaamaan zijn macht afbrokkelen om tenslotte ten val te komen. Bij Balkenende lijkt echter het omgekeerde het geval. Werd hij in het begin nog om van alles en nog wat beschimpt en was hij al afgeschreven voor hij goed en wel was begonnen, tegenwoordig voelt hij zich als een vis in het water en blijft hij moeiteloos overeind in het politieke wespennest. Vandaag ook weer. Zonder zichtbare moeite laveerde hij tussen het spervuur van kritiek door en wimpelde haast achteloos alle kanttekeningen weg. Wilders werd terechtgewezen, Pechtold nog meer door te wijzen op zijn belachelijke eis die afbreuk zou doen aan het recht op vrije meningsuiting.

Balkenende ontpopt zich steeds meer tot de beheerste leider die niet meer van zijn stuk te brengen is door voorbarige kritiek en die zonder overhaaste kortetermijnbeslissingen een stevig fundament aan het bouwen is. Zijn leiderschap is inmiddels onbetwist. Of zoals Boris v/d Ham al met lichte tegenzin moest toegeven: Balkenende is misschien wel de nieuwe Fortuyn aan het worden.

zondag 17 juni 2007

Dick Verkijk: fel anti-Mulisch, vanaf wanneer?

Een bespreking van het boekje Harry Mulisch 'Fel Anti-Nazi' vanaf wanneer? van Dick Verkijk

Ik ben een groot bewonderaar van het werk van Harry Mulisch. Dat is bij velen bekend. Velen koesteren een diepe haat tegen Mulisch. Dat is bij mij bekend. Die haat is vooral gericht op de persoon Mulisch en niet zozeer op zijn werk. Toen ik dit boekje onder ogen kreeg wist ik niet zo goed wat ik ervan moest denken. Verkijk beschuldigt Mulisch ervan in de oorlog, in 1941, enige tijd lid te zijn geweest van de Nationale Jeugdstorm. Ik besloot mijn gevoelens uit te schakelen en objectief te bestuderen wat Verkijk te berde brengt en hoe zijn argumentatie gestructureerd is.

Verkijk begint zijn verhaal met een vergelijking tussen hem en Mulisch. Beiden zijn Haarlemmer, opgegroeid in WOII. Hij geeft eerst een voorbeeld voor het autobiografisme van Mulisch dat exemplarisch moet blijken voor diens selectieve geheugen. Het neerstorten van het vliegtuig De IJsvogel plaatst Mulisch in zijn autobiografische Voer voor psychologen in 1936, terwijl het in werkelijkheid in 1938 gebeurde. Mulisch is van 1927 en was hoe dan ook nog jong. Ik heb de passage uit Voer hier voor me liggen en wat Mulisch werkelijk schrijft nuanceert de zaak nogal: 'in mijn handen een trapeziumvormig stuk aluminium met scherpe, omgebogen randen: iets van de neergestorte IJsvogel (meen ik)'. Hij is zelf dus ook onzeker over de datum.

De beschuldiging dat Mulisch lid van de Jeugdstorm is geweest, komt van ene Anneke Peperkamp en van zijn toenmalige buurtgenoot Anton S. (gefingeerd). Peperkamp 'ziet hem nóg lopen in zijn uniform.' Dan schrijft Verkijk dat hij 'geen moment twijfelde aan de juistheid van haar verhaal.' Dit vind ik zeer curieus. Een journalist hoort iemand iets beweren en gelooft haar meteen. Weg journalistieke objectiviteit. Weg neutrale onderzoekshouding. Zo'n bewering zet de rest van het verhaal meteen in een gekleurd licht, omdat de objectiviteit al van tevoren is afgezworen.

Anton S. verklaart vervolgens dat hij Mulisch een keer in het lichtblauwe uniform van de Jeugdstorm heeft zien lopen. Navraag bij Mulisch' toenmalige buurjongens levert niets op: zij hebben hem nooit zo gezien en kennen hem niet anders dan als een felle anti-nazi. S. verwerpt dit op een vreemde manier door te stellen dat Mulisch dan waarschijnlijk de andere kant opmoest als hij naar een bijeenkomst van de Jeugdstorm moest. Het tweede argument is een dictee van Mulisch uit 1940. Bij de zin 'De aanvallers moesten met bebloede koppen afdeinzen' had Mulisch als commentaar erbij gezet: 'Gelogen. Binnen vier dagen hadden de aanvallers heel Nederland onder controle.' Verkijks bizarre commentaar is dan: 'Feitelijk is dit juist, maar "een felle anti-nazi" van 1940 was een irrealist en zou dit nooit zo erkend hebben.' Verkijk weet blijkbaar wat elke anti-nazi in 1940 dacht.

Zo hangt het betoog als los zand aan elkaar. Ik ben bereid Verkijks stelling te geloven, zoals gezegd, maar eis dan wel bewijzen. Tot nu toe is het allemaal indirecte argumentatie die op de persoon gericht is en niet op de daadwerkelijke zaak. Nog enkele voorbeelden: Verkijk wijst op Mulisch' mentaliteit: gericht op revolutie, gevoel voor radicale oplossingen, geen geleuter, daadkrachtig zijn. 'Welnu: ook Hitler was daadkrachtig, radicaal en wars van geleuter en veroorzaakte een revolutie die de Weimarrepubliek wegvaagde'. En de communisten dan? Daar zijn deze kwalificaties ook op van toepassing, maar om nou te zeggen dat zij beste vriendjes met Hitler waren... Raar dus om een (vermeende) parallel in mentaliteit tussen Hitler en Mulisch in te zetten. Verkijk wijst ook op Mulisch' latere uitspraak dat hij graag bij de illegaliteit had gewild. Verkijk: 'Zoiets had Harry natuurlijk ook kunnen doen. Het is een beetje goedkoop om ver na de oorlog te verklaren "dat je in de illegaliteit" had gewild om zo jezelf als het ware tot een postuum-illegaal te bombarderen.' Mulisch is van '27, was in de oorlog dus een nog kind en bovendien was zijn vader een collaborateur. Kun je hem dan verwijten niet in het verzet te zijn gegaan? Dacht het niet.

Zo kan ik nog even doorgaan, maar de voorbeelden spreken voor zich. Verkijk heeft lang geprobeerd zijn verhaal te publiceren, maar werd overal afgewezen. Haarlems Dagblad ("karaktermoord"), De Groene Amsterdammer ("Hoe oud was dat ventje eigenlijk? [...] Mijn God, op deze manier kunnen we 100 miljoen Russen aan de schandpaal nagelen."), NRC en Vrij Nederland ("speculaties") zijn resoluut. Daarom is het verhaal uiteindelijk in de pamfletreeks van Aspekt uitgegeven. Mulisch bestempelt het verhaal als 'totale quatsch'. Het Historisch Nieuwsblad besluit een historisch bronnenonderzoek te doen (dit had Verkijk natuurlijk moeten doen i.p.v. argumenteren op basis van passages uit Mulisch' werk en speculaties). Het HD vindt a) in de ledenlijst van de Jeugdstorm die het NIOD bewaart geen Mulisch en b) ook het dossier van Harry's vader Kurt in het Nationaal Archief spreekt in Mulisch' voordeel. De zgn. Staat van Inlichtingen deed na de oorlog onderzoek naar foute Nederlanders op basis van c) schriftelijke bewijzen en d) tenlasteleggingen van derden. Een veel gepraktiseerd middel was het buurtonderzoek: rechercheurs kwamen bij de omwonenden van de politiek delinquenten aan de deur om te vragen hoe deze bekendstonden. HD: 'Goede kans dus dat rechercheurs ook bij de ouders van ‘Anton S.’ hebben aangebeld. Hadden deze toen gemeld dat Mulisch jr. in zijn Jeugdstorm uniform door de straat had gewandeld, dan was dat zeker in het dossier van de vader terechtgekomen. In het klimaat vlak na de oorlog werden dergelijke misstappen niet gauw over het hoofd gezien.' De politieke recherche concludeerde uit het onderzoek dat Harry Mulisch geen lid van de Jeugdstorm was geweest en dat was dus ook de conclusie van het Historisch Nieuwsblad.

Geen harde bewijzen dus voor Mulisch' lidmaatschap, alleen twee getuigeverklaringen. De vraag is waarom deze getuigen nu pas spreken. Na de oorlog hadden zij de kans Mulisch aan te geven, maar niemand deed iets. In de jaren 50 werd hij een publieke figuur en 65 jaar na dato duiken er verdachtmakingen op. Het zou me niet verbazen als die zijn ingegeven door een vorm van rancune en een afkeer van de persoon Mulisch, zoals die bij veel Nederlanders leeft. Het is immers gemeengoed om iemand die boven het maaiveld uitsteekt en niet aan het adagium 'doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg' voldoet, af te kraken en zo mogelijk omver te halen.

En toch wil ik Verkijk niet totaal afserveren. Hij heeft twee getuigenverklaringen en zoals hij zelf stelt 'één getuige is geen getuige - twee zijn er twee'. Stel nou dat ze gelijk hebben en dat Mulisch in 1941, op zijn 13e, enige tijd lid is geweest van de Jeugdstorm, wat dan nog? Valt een ventje dat nog een kind is iets te verwijten als zijn vader een collaborateur van Duitse komaf is? Spreekt het dan niet juist in zijn voordeel dat hij nauwelijks ouder, nog steeds een kind, afscheid neemt van de Jeugdstorm en anti-nazi wordt? Je kunt immers ook als een echte Rost van Tonningen anno 2006 nog verklaren dat 'er geen grotere man dan Hitler is'.

Concluderend: ik ben bereid Verkijk te geloven, maar dan moet hij wel met ware feiten komen, ondubbelzinnige bewijzen en niet met een pamfletje dat bestaat uit speculaties, persoonlijke antipathieën en zinnen uit Mulisch' autobiografisch werk die met veel verbeelding als 'bewijs' zouden moeten dienen. Verkijk zegt zelf al in een mail aan de hoofdredacteur van Vrij Nederland dat hij getracht heeft 'in de stijl en redeneerwijze van Mulisch te schrijven "en dat is me blijkbaar in ieder geval bij jou goed gelukt: in de loop van mijn verhaal ga je je irriteren."'

Dat laatste klopt.

donderdag 14 juni 2007

Mijn spelen is leren, mijn leren is spelen...

...en waarom zou mij dan het leren vervelen? schreef Hiëronymus van Alphen al. Na vandaag zit de laatste collegeweek van dit studiejaar er alweer op (nog geen vakantie - integendeel!). Omdat mijn pa regelmatig vraagt wat ik weer geleerd heb en ik daar eigenlijk nooit antwoord op kan en wil geven (hoe leg je een leek je abstracte neerlandistische stof uit?) zal ik maar eens een overzichtje geven van wat ik zoal opsteek in een week op de universiteit.

Deze week heb ik geleerd dat...:

* Paul Claes overal slappe piemels ziet
* Karel van het Reve zich uit ergernis om Claes zou omdraaien in zijn graf
* correctie: Karel van het Reve zou liggen te woelen in zijn graf dat het een aard heeft
* In de trein tegen de rijrichting in gaan zitten in slaap dommelen boven een roman van Nooteboom voorkomt
* Hugo Claus een tijdje terug bijna dood was
* Hugo Claus eigenlijk nog steeds bijna dood is
* Intertekstualiteit in het postmodernisme niet alleen een combinatie van hoge/lage cultuur, maar ook van warm/koud kan zijn
* Men een lange discussie kan houden over de vraag of 'bijna 1' alleen 'iets kleiner dan 1' of ook 'iets groter dan 1' kan betekenen
* Ik niet de enige ben die in zijn kinderjaren vooral informatieboekjes ipv jeugdliteratuur las
* Printers er behagen in scheppen massaal lege inktcartridges te bevatten wanneer ik een bachelorscriptie wil uitprinten
* Piet Gerbrandy stiekem de poëzie van Rawie en Enquist niet zo heel slecht vindt
* Piet Gerbrandy na het aanschouwen van de nieuwe generatie neerlandici besloten heeft maar meteen zijn kritische pen op te bergen
* Wisselgeld van universiteitsrestaurant 'De Refter' een zeldzame munt kan bevatten
* Ook de beste dichter van Nederland de voornaam Harry heeft

Inderdaad, waarom zou mij het leren vervelen?

woensdag 13 juni 2007

Over cultuurrelativisme in theorie en praktijk

Laatst pleitte ik voor een middenweg in de aanpak van jonge, voornamelijk Marokkaanse crimineeltjes. Daar heb ik nog korte een notitie bij.

Een hardere aanpak is niet alleen een oplossing voor de gemeenschap, maar is ook in het belang van de jongeren zelf. Zij hebben zelfs behoefte aan een duidelijke afbakening van wat wel en niet mag in ons land. Een grote mate van tolerantie zijn zij cultureel en van huis uit niet gewend en zij weten daar dan ook niet goed mee om te gaan. Ze passeren duidelijk een grens in toelaatbaar gedrag, zijn zich daar vaag wel van bewust, maar omdat maatregelen uitblijven raken zij verward in hun visie op het toelaatbare in een westerse vrije samenleving. Dat blijkt ook uit het feit dat zij zich in Marokko 's zomers gedragen als voorbeeldige mensen, omdat ze weten dat ze daar met grensoverschrijdend gedrag wel effectief de pineut zijn.

Tolerantie is een basisbegrip in een breder gedragen cultuuropvatting, namelijk die van het cultuurrelativisme. Deze opvatting legt een taboe op het beoordelen van andere culturen vanuit de eigen cultuuropvatting. Zo wordt het mogelijk moreel verwerpelijke daden in een andere cultuur niet te verwerpen of te bestraffen door te wijzen op de beperkte visie van de dader op moraliteit, ingegeven door zijn cultuur. Cultuurrelativisme heeft een opgang gevonden in westerse cultuuropvattingen omdat het kan dienen als verweer tegen superioriteitsargumenten met betrekking tot andere culturen. Het voorkomt zo de opkomst van fascistische procédés.

Dat is de theorie. In de praktijk blijkt het allemaal niet zo te werken. Cultuurrelativisme en de daaruit voortvloeiende waardenvrijheid en tolerantie blijken een overdreven vrijblijvendheid in de hand te werken. Vrijblijvendheid die niemand goed uitkomt. Autochtone Nederlanders niet, omdat zij onderworpen zijn aan criminaliteit. En de allochtone jongeren niet, omdat zij niet weten hoe om te gaan met een onevenredige vrijheid en Nederland zelfs minachten om onze hoge acceptatiegraad. Als je nooit gestraft wordt is het blijkbaar geoorloofd om de wet te overtreden.

Er liggen nergens zoveel kansen voor het grijpen dan in Nederland en toch slaagt een groot deel van de jongeren er niet in deze kansen te benutten. Ze hebben behoefte aan een strenge begrenzing van het toelaatbare, maar raken bij gebrek daaraan vervreemd van de samenleving en bovendien worden zij in een slachtofferrol gemanoeuvreerd. Cultuurrelativisme is misschien in theorie een goed universeel concept, maar blijkt in de kleine dagelijkse praktijk averechts te werken en moet daarom maar eens verworpen worden. In de plaats moet een praktijk komen waarbij de nadruk ligt op de verantwoordelijkheid van het individu en duidelijke grensbepaling en strafmaatregelen. In het belang van vooral de delinquenten zelf.

dinsdag 12 juni 2007

CD-recensie: How to Save a Life

Zoals gisteren aangekondigd is hier dan de recensie van de tweede cd die ik onlangs gekocht heb.

How to save a life

Algemeen: The Fray is nieuw op het muziekfront. De band brak dit jaar wereldwijd door, mede door het veelvuldige gebruik van hun liedjes in de populaire tv-serie Grey's anatomy. Ik heb deze serie nooit gezien en ken The Fray dan ook slechts van radio en tv. In Amerika brak het kwartet door met de hit 'How to save a life', in Nederland met 'Over my head'. Deze twee nummers brachten mij ertoe het album maar eens aan te schaffen. Een nieuwe band in het muziekrekje kan immers nooit kwaad m.b.t. de frisse blik op de muziek.

Inhoud: De plaat opent met 1.She is. Een pakkend ritme, up-tempo, gecombineerd met een tekst over een liefde die op springen staat. Of over een onbereikbare geliefde? Beide interpretaties zijn mogelijk en dat is een pluspunt. Dan komt 2.Over my head (Cable car), de bekende single. Het is en blijft een mooi nummer. Het eerste stuk, vanaf de eerste tonen tot het refrein, is waarlijk magistraal opgebouwd, zowel tekstueel als muzikaal. Thematisch verwoordt het haast perfect de existentiële twijfel die optreedt bij het opgroeien en de verwijdering van jeugdvrienden - zoals ik eerder al constateerde in Keane's 'Everybody's changing'. 3.How to save a life is inmiddels de 2e single in Nederland en is eveneens meesterlijk. De opbouw is vergelijkbaar met 'Over my head'. In drie delen wordt naar een climax toegewerkt: eerst een zacht, monotoon 'gebrom' van zanger Isaac Slade, dan een melodieuzer zang en tot slot het emotionele refrein. Knappe compositie, kippenvel. 4.All at once lijkt veelbelovend te zijn bij de eerste tonen, maar blijft een beperkt lied. De tekst bestaat voornamelijk uit platitudes (There are certain people / you just keep coming back to; sometimes the hardest thing en the right thing are the same) en bovendien duurt het nummer te lang. Dit is tevens het belangrijkste manco in 5.Fall away. Na het laatste refrein en de afbouw van de muziek lijkt de stilte het einde van het lied te beduiden, maar dan komt het refrein nog drie of viermaal voorbij. Dat is teveel van het goede, het is het onnodig rekken van een lied. Gelukkig komt het positieve gevoel weer helemaal terug bij 6.Heaven Forbid. Dit sluit zowel thematisch als muzikaal aan bij liedje 3. Een sombere melodie en dito tekst. (Twenty years/ it's breaking you down/ now that you understand/ there's no one around.) Daarnaast wordt de eentonigheid vermeden door de muzikale explosie in de laatste minuut waarbij alle instrumenten op volle kracht meedoen. Kortom, geweldig nummer, mag van mij de derde single worden. 7.Look after you is daar geen geschikte kandidaat voor. Het lied is... duf. Dat is de beste omschrijving. Duf en clichématig. (oh, oh,oh Oh, oh, oh, be my baby / oh, oh, oh, and I'll look after you). 8.Hundred is dan bedoeld als de ballad van de plaat. Veel stiltes en een grote klaagzang. De ingrediënten zijn aanwezig, maar helaas komt het nummer nooit echt uit de verf. De ambitie van 9.Vienna lijkt kleiner en dat doet het lied recht. Gewoon een goed in elkaar zittend liedje, weinig op aan te merken. Maar ook niet zo heel bijzonder. 10.Dead wrong ontsnapt enigszins aan het clichématige door expliciet te reflecteren op het universele thema van het liefdesverdriet. Oké, het is het meest gebruikte onderwerp, maar de individuele beleving maakt het steeds weer tot iets nieuws. (Mine is not a new story / But it is for me.) De laatste twee nummers, 11.Little house en 12.Trust me hadden gerust achterwege gelaten kunnen worden. Ik kan me dan ook niet aan de indruk onttrekken dat ze louter als opvulling dienen. Tien nummers is immers aan de kleine kant. Ze voegen in ieder geval niets toe en dat doet de cd toch een beetje teleurstellend eindigen.

Conclusie: een debuut-cd is altijd moeilijk te verwerken. Een band is dan vaak nog op zoek naar een eigen geluid en dat gebeurt met vallen en opstaan. Bovendien waren de verwachtingen door de supersingles 'Over my head' en 'How to save a life' enorm hooggespannen. Het album kan deze verwachtingen niet inlossen. De twee singles steken er ruim bovenuit - alleen 'Heaven forbid' kan zich misschien op gelijke hoogte plaatsen. Verder bestaat de cd uit enkele redelijke nummers en enkele ronduit oninteressante nummers. Een tegenvaller dus, op dat gebied. Ik klaag echter niet - zoals zovelen wel doen - over de monotone stem van zanger Isaac Slade. Die stem geeft de band een eigen geluid en went vrij snel. De twee singles tonen in ieder geval aan dat The Fray heel wat in zijn mars heeft. Nu maar hopen dat de band de tijd en de mogelijkheid krijgt zich verder te ontwikkelen.

Beoordeling: 7.0

maandag 11 juni 2007

CD-recensie: Minutes to Midnight

Onlangs heb ik twee cd's aangeschaft. Hoewel de tijd en de belangstelling me steeds meer ontbreken om nieuw werk te kopen vond ik het verschijnen van twee albums een mooie reden om weer eens muziek in te slaan. Daarom ben ik nu enige weken in het bezit van de nieuwe Linkin Park, Minutes to Midnight en het debuutalbum van The Fray, How to save a Life. Na talrijke luisterbeurten acht ik de tijd rijp om een oordeel te vellen. Vandaag Linkin Park, morgen The Fray.

Minutes to Midnight

Algemeen: Het heeft lang geduurd voor Linkin Park met een nieuw album op de markt kwam. Na het succes van Hybrid Theory en de geslaagde opvolger Meteora bleef het lang stil. Natuurlijk kwam de gebruikelijke mix-cd uit, deze keer met Jay-Z, maar dat beschouwde ik als een oninteressante uitmelkerij. Toen Mike Shinoda solo ging met zijn project Fort Minor leek het zelfs of de band uit elkaar was. Toch is hier nu Minutes to Midnight, het derde 'echte' album. Wat meteen opvalt is dat de vormgeving prachtig is. Zowel op de voor- als op de achterkant staan de bandleden aan een uitgestrekt water, zo gefotografeerd dat alleen de silhouetten zichtbaar zijn, dit alles in zwart-wit. De inleidende tekst in het begeleidende boekje belooft veel: 'It is safe to say [...] that this will prove to be a different kind of album for us. [...] our other albums took three to six months to finish, this one took over 14; lyrics are usually written in about a month, this time we spent over six; we usually write an average of 40 song ideas to finish an album, this one generated well over 100.' Verder wordt gemeld dat de band op zoek is gegaan naar een nieuwer geluid, een evolutie. Minder mainstream-metal en meer kwaliteit. Dat moet mensen afschrikken, maar de ware liefhebber zal de ontwikkeling en verandering waarderen. Is LP geslaagd?

Inhoud: Het album opent met 1.Wake, een kort instrumentaal intro, inmiddels traditie bij LP. Wat meteen opvalt is dat het geluid helder klinkt, vooral met koptelefoon op. Het eerste echte nummer is 2.Given Up. Dit kan gekarakteriseerd worden als sterk aansluitend bij het eerdere werk. Een soepel ritme, harde gitaardeunen en een krachtige zangstem van Chester. Niks nieuws onder de zon dus. 3.Leave Out All The Rest drukt je dan met de neus op de feiten. Hier is de nieuwe Linkin Park. Rustig tempo, bijna ballad-achtig en Chester met een zuivere, melodieuze zang. We wisten al dat hij ook echt mooi kon zingen (uit bijv. het I've put my trust-stuk in 'In The End') en hier komt dat tot ontplooiing. En ik moet zeggen: ik ben onder de indruk. Kijken of dit aanhoudt. Lied 4.Bleed It Out wijkt dan toch weer enigszins af. Mike Shinoda komt tevoorschijn met een snelle, aanstekelijk-enthousiaste rap. Chester springt in met krachtige refreinen. Het is even wennen, maar dit nummer gaf me na een paar keer luisteren toch wel een flinke stoot positieve energie. 5.Shadow Of The Day sluit weer aan bij liedje 3. Dit nummer balanceert echter op de grens van mooi-rustig en soft-zeurderig en - eerlijk is eerlijk - neigt meer naar het tweede. Het begin is wel heel mooi en ingetogen, maar helaas verzandt het al snel in een mierzoete ballad. Dan breekt de energie weer door met 6.What I've Done, de eerste single. Een goede keuze, omdat in dit nummer de overgang tussen de oude en de nieuwe LP het treffendst tot uitdrukking komt. Het lied heeft nog veel van de oude 'nu-metal', maar gaat in opbouw en tekst toch een stap verder. Hierna mag Shinoda weer opdraven. Dit keer met 7.Hands Held High, zijn persoonlijke anti-Bush song. Na Pink dus ook LP aan de politiek. Helaas is Shinoda's 'Welterusten mijnheer de president' nogal saai en slaapverwekkend en niet krachtig genoeg om echt een statement te maken. 8.No More Sorrow schudt je dan weer wakker. Verreweg het hardste nummer op het album. Snoeiharde gitaren, dat is de beste samenvatting. Erg goed. In de laatste vier nummers komt dan de definitieve transformatie van LP aan de orde. 9.Valentine's Day is ondanks de misleidende titel verre van zoetsappig. Een heerlijk ritme, sterke, introspectieve teksten (I used to be my own protection, but not now) en dan ineens de verrassende entree van de gitaren en de wanhoopssnik van Chester in een perfecte synthese met elkaar. Mijn favoriete song. 10.In Between en 11.In Pieces vallen dan weer tegen. Even ingetogen als Valentine's Day, maar te eenvormig en te rustig voortkabbelend om iets te betekenen. Zo lijkt de cd een beetje als een nachtkaars uit te gaan, maar gelukkig is daar dan nog 12.The Little Things Give You Away. Bijna twee keer zo lang als enig ander nummer op het album zorgt het voor een waardig besluit. Het intro is net Radiohead. De tekst is heerlijk mysterieus (All that you ever wanted was someone to truly look up to you. And six feet under water, I do) en hetzelfde geldt voor de melodie. Ook het instrumentale einde (dat weer terugverwijst naar liedje 1) typeert deze sfeer.

Conclusie: Linkin Park toont moed door af te stappen van het puberale imago en een nieuwe stap in zijn muziek te zetten. Hoewel dit niet altijd even goed uitpakt bevat dit album enkele zeer bijzondere liedjes die aantonen dat er veel potentie schuilt in het zestal. Vooral de zang van Chester leent zich uitstekend voor de rustige nummers die dit album toch onderscheiden van de vorige twee. Er is nog wel wat werk te verzetten, maar dit album is een ferme stap in de goede richting.

Beoordeling: 7,8

zaterdag 9 juni 2007

Gedicht













Rostock

I Vuur

Hier waart Dresden rond
Auto's spugen opwaaiende vlammen uit
Men brengt het kruitvat naar de lont
En ogen worden lede

II Aarde

De besjaalde breekt de weg open
Wat hij kraakt zijn nu nog slechts botten
De behelmde ziet zijn bloed in stroompjes lopen
Ziet in een flits zijn kind

III Water

Het regent keien plots
De straat wordt afgepeld verliest zijn schubben
Deze neerslag slaat wel water uit de rots
Doch zonder zin en doel

IV Lucht

Vogels vliegen over
Verstikken haast in zwarte rookkolommen
Ze strijken ergens neer in fris groen lover
En fluiten luchtig hun deuntje

vrijdag 8 juni 2007

Happy Birthday Arthur!

Dit jaar worden enkele grote namen 80. Vandaag valt die eer te beurt aan de Amerikaanse acteur Jerry Stiller. Stiller, de vader van Ben, is in zijn rol van Arthur Spooner mijn favoriete personage uit de briljante tv-serie The king of Queens.

Elke werkdag vind ik het heerlijk en noodzakelijk om me na het avondeten even een half uur te ontspannen. Ik ga dan op mijn bed liggen en kijk The king of Queens. De comedy blijft leuk en verveelt nooit. Doug en Carrie Heffernan zijn twee dertigers die met elkaar getrouwd zijn en Carrie's vader Arthur Spooner in huis hebben wonen. Deze ouwe gek brengt me menigmaal in een lachstuip met zijn geschreeuw, zijn sluwheid en zijn verbaal-agressieve gedrag. Doug is een corpulente goedzak die zich steeds weer onbedoeld in de nesten werkt. Bovendien wordt hem het leven zuur gemaakt door zijn schoonvader.

Ongetwijfeld spelen de makers van de serie in op de verjaardag van Stiller/Spooner. Maar omdat we in Nederland altijd achterlopen qua seizoenen moeten we daar nog even op wachten. Toen Stiller 75 werd, werd Spooner dit ook in de serie. Zijn woorden tegen Doug bij het opstaan zijn legendarisch: "Ah, I'm turning 75 today and my willy is still greeting me every morning!"

Spooner proficiat!

donderdag 7 juni 2007

De literaire beterweter #2

Het is weer tijd om tien boeken door de molen te halen. Zie hier deel 1, ook voor een toelichting op het toekennen van de sterren.

Stefan Hertmans - Naar Merelbeke Waarschijnlijk te veel goeds over gehoord en daarom een tegenvaller. Het begin is heel goed, met het aparte jongetje dat schijnbaar na een droom zijn rechterbeen geamputeerd ziet, maar dit fantastische element wordt niet ten volle benut. Ook nonkel Doresta, de vermeende lolbroek, komt niet echt uit de verf. [**]

Erwin Mortier - Sluitertijd Derde roman van Mortier. Deze drie vormen een soort van impliciete trilogie, zoals Arjan Peters terecht constateert. Sluitertijd evenaart Marcel en is beter dan Mijn tweede huid. Mortier is de meester van de suggestie en de melancholie. Bovendien stilistisch werkelijk verbluffend. En in tegenstelling tot het boek hierboven is de oomfiguur, Oom Werner, hier wél ontzettend grappig en sympathiek getekend. [*****]

Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis De negatieve toon van naturalistisch werk spreekt me altijd wel aan. Ook hier is de levensangst van de hoofdpersoon mooi uitgewerkt. Misschien is deze roman echter toch iets te lang. Het wordt namelijk op den duur wel erg uitleggerig en vertragend. Dan blijf ik Frans Coenen toch met afstand de beste naturalist vinden. [***]

Herman Brusselmans - Nog drie keer slapen en ik word wakker Vervolg op het meesterlijke De man die werk vond. Louis Tinner is weer enorm goed op dreef en scheldt de mensen wederom de huid vol. Naar eigen zeggen is hij zijn angst kwijt, maar het mooie is dat deze angst en de eenzaamheid op elke bladzijde voelbaar zijn. Kritiekpunten: de 'mompelmonologen' zijn soms te langdradig en het gegeven dat Tinner erg in de smaak valt bij jonge meisjes is ongeloofwaardig. [****]

Bart Koubaa - Vuur Vlot verteld verhaal over een familie zigeuners. De opa van de ik-figuur is prominent aanwezig en stiekem de echte hoofdpersoon. (Wat hebben Vlamingen trouwens met opa's en ooms? In bijna elke roman speelt zo'n figuur een opvallende rol). Deze opa wekt sympathie en een glimlach op bij de lezer. De idealistische tekening van de zigeuners in het algemeen staat echter te ver van me af om me voldoende te boeien. [***]

Michel Houellebecq - Elementaire deeltjes Dé Franse schrijver van het moment. Toch vond ik zijn vertelstijl tegenvallen, soms ronduit slecht. Houterig en chaotisch. (Of zou dit aan de vertaling liggen?) Maar dan de inhoud. Werkelijk verbluffend. Alleen de epiloog al. Schetst een beklemmend en gitzwart beeld van de maatschappij sinds de democratisering in de jaren 60 en op de koop toe nog een toekomstvisie waarin na de 'derde metafysische revolutie' de mensheid zichzelf door kloning een pijnloos - maar ook grotendeels emotieloos - leven schenkt. Als een goed boek een boek is dat je aan het denken zet, dan is dit een goed boek. Joeg bovendien klassiek links in Frankrijk de gordijnen in en dat is altijd goed. [****]

Arnon Grunberg - Fantoompijn Ook een soort deel drie van een onofficiële trilogie. En wederom was deel twee (Figuranten) het slechtste. Ik merk dat ik bijna bij elke trilogie deel twee het minst interessant vind. Zou dit een wet zijn? Anyway, Fantoompijn ontsnapt door de spanningsboog aan het Grunberg-manco dat het verhaal op den duur saai wordt. Je weet aan het begin dat de hoofdpersoon úit het slop zal raken en succesvol zal worden en daar lees je naar toe. De stijl van Grunberg is daarnaast natuurlijk enig in zijn soort. [****]

Peter Verhelst - Memoires van een luipaard Saai. Wil heel ingenieus en diepzinnig overkomen, maar slaagt er niet in de twijfelachtige regionen der gekunsteldheid te ontstijgen. Met je vinger een portret tekenen op je dij? Ik vroeg me constant af wat ik hier nou mee aanmoest en het antwoord kwam nooit. Voordeel is dat het na 100 bladzijden afgelopen is. [*]

Toon Tellegen - Brieven aan niemand anders Mooi dierenverhaal voor de jeugd. De dieren schrijven brieven naar elkaar en stellen onbewust fundamentele vragen naar het wezen van de taal. Op een gegeven moment krijgen ze een brief waarop slechts 'Beste iedereen,' staat: 'Zouden wij iedereen zijn? Als wij niet iedereen waren wie was dan wel iedereen? En was iedereen eigenlijk wel best? Zou er niet ergens één iemand zijn die niet best was? Maar dan was iedereen niet meer iedereen.' [***]

Koen Peeters - Mijnheer Sjamaan Begint leuk met een beschrijving van een veldonderzoek, maar verzandt al gauw in oeverloos gezever over sjamanisme, new age en ander gezweef. Ook de tenenkrommende briefwisseling tussen Polly en haar ex-man halen het verhaal onderuit. Staat bovendien vol fouten door de gewilde hipdoenerij. De evolutie van Pikachu is Raichu. En ik ken geen Robinson Island. Wel Expeditie Robinson of Temptation Island. [*]

woensdag 6 juni 2007

Top 600: (14) Keane - Everybody's Changing

Bekijk de clip

Het is weer Top 600-woensdag. Op nummer 14 staat de tweede single van Keane. De doorbraak in Nederland kwam met Somewhere only we know. Vrij vlug daarna verscheen Everybody's changing, dat als debuutsingle in Engeland was verschenen. En terecht, want het is een geweldig nummer dat compleet is in alle opzichten. Een heerlijke cadans, pakkend pianodeuntje, beheerste zang en aansprekende lyrics.

De tekst is erg herkenbaar. Je groeit op, ziet iedereen om je heen veranderen en voelt je daar somber bij omdat je zelf niet vooruitkomt. En toch blijk je daarmee zelf ook te veranderen. Je vrienden en klasgenoten gaan hun eigen wegen, doen ervaringen op, vinden geluk en genegenheid en zelf voel je je alleen op het slagveld achtergelaten, je afvragend of je de juiste weg bewandelt en of je ooit op gang zult komen. Je ziet iedereen om je heen zich aanpassen aan mode's en trends en daarmee in het maatschappelijke keurslijf geperst worden en ze lijken zich er uitstekend bij te voelen. Zelf voer je een innerlijke strijd of je mee wilt met de massa of toch je eigenheid wilt behouden en je daarmee enigszins buiten het centrum plaatst, met alle gevolgen van dien.

Tom Chaplin heeft de perfecte stem om deze thematiek op de luisteraar over te brengen. Je gelooft hem onvoorwaardelijk als hij zingt. Een goede thematiek en dito lyrics kunnen verpest worden door een ongeloofwaardige vertolking (Bon Jovi) maar bij Keane is dit allesbehalve het geval. Wat mij betreft is Everybody's changing tijdloos en een meesterwerk.

So little time
Try to understand that I'm
Trying to make a move just to stay in the game
I try to stay awake and remember my name
But everybody's changing
And I don't feel the same

(Vanaf nu zal ik indien mogelijk linkjes plaatsen naar het betreffende lied op youtube, met of zonder clip. Om esthetische redenen geen rechtstreekse weergave op mijn blog van een youtubefilmpje. Dit geldt met terugwerkende kracht voor bijna alle eerder besproken nummers! Let vooral op het liedje, de clips hebben er vaak weinig mee te maken. Een hoog Final Fantasy-gehalte!)

maandag 4 juni 2007

Gezocht: daadkrachtige pragmatici

Naar aanleiding van een bericht dat ik eerder publiceerde en de recente rellen in Tilburg werd mij gevraagd hier te reageren op de betreffende gebeurtenissen. Hier zag ik weinig brood in; je kunt immers wel aan de gang blijven. Daarom een analyse van de opvallende column van Johan Derksen, 'Discriminatie als drogreden voor terreur', in de VI van 30 mei. (Hier de digitale weergave van de column).

Derksen ontvouwt in de eerste alinea zijn gevoelens en gedachten op het moment dat hij hoorde van de rellen. De laatste zin is op het randje, maar wel eerlijk en is typisch een reactie van op het moment zelf, als de verontwaardiging nog vers en meer emotioneel dan rationeel is. De tweede alinea vind ik een treffende analyse van de reacties in de media. Derksen heeft volkomen gelijk als hij zegt dat de 'demagogie hoogtij' vierde en de rellen zowel gebagatelliseerd als opgeblazen werden. Met aan de ene kant mensen als minister Ter Horst die maar weer eens blijk gaf van een schromelijke onderschatting van het probleem door te stellen dat het geen problemen met Marokkaanse jongens waren en aan de andere kant mensen als Wilders die met de absurde kamervraag kwam of de relschoppers voor straf de stadions in Nederland met een tandenborstel mochten gaan schoonmaken. Pragmatisme was dus ver te zoeken.

In de derde t/m zesde alinea komt Derksen op de proppen met zijn eigen ervaringen met de probleemgroep. Hier is dus sprake van een verslag van de eigen bevindingen met betrekking tot het probleem en dat kan een complicatie opleveren. Wanneer men immers te dicht op de problematiek staat en zelf slachtoffer is kan dat het zicht op de gebeurtenissen vertroebelen. In dit geval lijkt mij deze complicatie echter minimaal omdat een praktijkdeskundige in dit geval juist recht van spreken heeft. Het probleem van de huidige politieke machthebbers die het probleem niet goed aanvoelen is dat zij er te ver vanaf staan. Opgegroeid in een tijd waar de problemen nog slechts in opbouw waren en momenteel ver weg van de ghetto's waarin de vulkaan langzaam tot uitbarsting lag te komen hebben zij vandaag de dag geen idee van de dagelijkse terreur die de probleemjongeren kunnen veroorzaken. Iets waar de nieuwe generatie wel over mee kan praten. Zij zijn immers opgegroeid met deze problematiek en hebben die grotendeels ondervonden op sportvelden, in het uitgaansleven en op straat.

In de zevende en achtste alinea komt Mo Allach in beeld. Derksen stelt terecht dat Allach's loyaliteit met de relschoppers begrijpelijk is, maar Allach maakt een kapitale blunder door de daders als slachtoffers af te schilderen. De relschoppers hebben steeds de intentie gehad er een zooitje van te maken. Jong Marokko won immers met 2-0 dus frustratie kan de oorzaak niet zijn geweest. Derksen fulmineert ook correct tegen de hypocrisie om het beestje niet bij de naam te noemen. Of zoals Hanneke Groenteman zei nadat ze van haar handtas was bestolen en kritiek leverde op de berichtgeving waarin melding werd gemaakt van de Marokkaanse afkomst van de daders: "Het waren niet eens Marokkanen. Het waren misschien wel Marokkanen, maar ik zou dat nooit zo opschrijven." Tuurlijk Hanneke, vooral star blijven volharden in verouderde denkbeelden die ruimschoots door de tijd zijn ingehaald.

In de negende en tiende alinea komt Derksen ten slotte tot een mooie conclusie, die recht doet aan zowel de rationele als de emotionele gevoelens bij deze problematiek en waarin ik me volledig kan vinden. Allereerst de eerlijke opmerking 'ik weet de oplossing ook niet'. Inderdaad, iedereen die met een kant-en-klare oplossing komt is naïef, want er is geen eenduidige oplossing. Ook de slotconclusie verwoordt mijn standpunt: 'Mijn innerlijk fatsoen weerhoudt me ervan op Geert Wilders te stemmen. Maar iedere politicus die een eind maakt aan deze terreur kan op mijn stem rekenen.' Treffende woorden. Op Wilders stemmen is geen optie. Daarvoor is hij echt te ongeloofwaardig. Maar wat dan? De partijen die het gedachtegoed van Fortuyn het meest hebben overgenomen, CDA en PvdA, lijken ook niet de aangewezen partijen om in te grijpen.

Wat we nodig hebben is een erudiet clubje pragmatici dat niet gehinderd wordt door partijdigheid, publieke bekendheid of vooringenomenheid, maar dat zich onderscheidt door daadkracht en onafhankelijkheid. Maar waar vind je zulke mensen en wie zorgt voor hun aanstelling? We leven immers in een parlementaire democratie en daarin regeren de waan van de dag, de partij-afhankelijkheid, de opiniepeilingen, de compromismentaliteit en de besluiteloosheid. Het is de ironie van de democratie: in plaats van iedereen heeft niemand het voor het zeggen.

zondag 3 juni 2007

Gedicht

Vlinder
voor haar

Meisje
Wat zit je daar mooi te wezen
Met je blauwe ogen en je gouden haar
Je lijkt te zweven en
Te vliegen als een vlinder
Je kijkt zo lief en zo diepzinnig
En van me weg
Zo arrogant ook
Meer als een mot vlieg je
Eigenlijk
Vlieg naar het licht
Verschroei
En val te pletter

vrijdag 1 juni 2007

Oratie

Vandaag 1 mei stond de oratie (inaugurele rede - de plechtigheid waarbij een nieuwe hoogleraar zijn ambt aanvaardt) van Johan Oosterman als hoogleraar Oudere Letterkunde aan de RU op het programma. Zo'n academische plechtigheid is waarlijk bijzonder interessant om mee te maken en dit jaar boften de studenten Nederlands dan ook met maarliefst twee oraties in een jaar. Na de oratie van Jos Joosten eerder dit jaar was het nu dus de beurt aan zijn collega Oosterman.

De middag begon met een mini-symposium waar specialisten op het gebied van de oudere letterkunde trachtten iets zinnigs te zeggen over een onderwerp uit de moderne letterkunde en vice versa. Dit moest een frisse kijk op het betreffende vakgebied opleveren. Jos Joosten had een vlot verteld stukje over de middeleeuwer Jan van Boendaele. Interessant waren vooral zijn algemene opmerkingen over de verschillen tussen specialisten op het gebied van de oudere letterkunde en die van de moderne letterkunde. Zo zou een moderne letterkundige een statement maken in de vorm van 'het is bekend dat' of 'ik heb ontdekt dat', terwijl specialisten in de oudere letterkunde beweringen steevast inleiden met 'wij zijn het erover eens dat' o.i.d., een meer individuele tegenover een meer collectieve benadering dus.
Ook noem en roem ik nog de zoals verwacht oerdegelijke en uitstekend gefundeerde voordracht van Mathijs Sanders en het - eveneens zoals verwacht - humoristische en originele optreden van André Hanou, echt des Hanou's.

Na het symposium was het dan tijd voor de oratie. Oosterman hield een goed te begrijpen, enigszins matte voordracht. Geen boude beweringen of kritiek op vakgenoten zoals bij Joosten het geval was, maar Oosterman is niet een man van ferme polemische uitspraken en zijn oratie was dan ook gewoon uitstekend te noemen. Na afloop vond de borrel plaats met gelegenheid tot feliciteren. Hoewel we (Bob en ik) van plan waren niet lang te blijven stuitten we in de wachtrij om te feliciteren op twee bevallige jongedames die voor de helft familie van de gevierde waren. We raakten in gesprek en zo liep het toch nog behoorlijk uit. Ik weet niet of het beschaafd is bij zo'n gelegenheid ruimhartig gebruik te maken van de catering en uiteindelijk tegelijk met de familie als laatste te vertrekken, maar hee, het was gezellig en een goed gesprek moet men niet al te gauw beëindigen.