Ik ben een groot bewonderaar van het werk van Harry Mulisch. Dat is bij velen bekend. Velen koesteren een diepe haat tegen Mulisch. Dat is bij mij bekend. Die haat is vooral gericht op de persoon Mulisch en niet zozeer op zijn werk. Toen ik dit boekje onder ogen kreeg wist ik niet zo goed wat ik ervan moest denken. Verkijk beschuldigt Mulisch ervan in de oorlog, in 1941, enige tijd lid te zijn geweest van de Nationale Jeugdstorm. Ik besloot mijn gevoelens uit te schakelen en objectief te bestuderen wat Verkijk te berde brengt en hoe zijn argumentatie gestructureerd is.
Verkijk begint zijn verhaal met een vergelijking tussen hem en Mulisch. Beiden zijn Haarlemmer, opgegroeid in WOII. Hij geeft eerst een voorbeeld voor het autobiografisme van Mulisch dat exemplarisch moet blijken voor diens selectieve geheugen. Het neerstorten van het vliegtuig De IJsvogel plaatst Mulisch in zijn autobiografische Voer voor psychologen in 1936, terwijl het in werkelijkheid in 1938 gebeurde. Mulisch is van 1927 en was hoe dan ook nog jong. Ik heb de passage uit Voer hier voor me liggen en wat Mulisch werkelijk schrijft nuanceert de zaak nogal: 'in mijn handen een trapeziumvormig stuk aluminium met scherpe, omgebogen randen: iets van de neergestorte IJsvogel (meen ik)'. Hij is zelf dus ook onzeker over de datum.
De beschuldiging dat Mulisch lid van de Jeugdstorm is geweest, komt van ene Anneke Peperkamp en van zijn toenmalige buurtgenoot Anton S. (gefingeerd). Peperkamp 'ziet hem nóg lopen in zijn uniform.' Dan schrijft Verkijk dat hij 'geen moment twijfelde aan de juistheid van haar verhaal.' Dit vind ik zeer curieus. Een journalist hoort iemand iets beweren en gelooft haar meteen. Weg journalistieke objectiviteit. Weg neutrale onderzoekshouding. Zo'n bewering zet de rest van het verhaal meteen in een gekleurd licht, omdat de objectiviteit al van tevoren is afgezworen.
Anton S. verklaart vervolgens dat hij Mulisch een keer in het lichtblauwe uniform van de Jeugdstorm heeft zien lopen. Navraag bij Mulisch' toenmalige buurjongens levert niets op: zij hebben hem nooit zo gezien en kennen hem niet anders dan als een felle anti-nazi. S. verwerpt dit op een vreemde manier door te stellen dat Mulisch dan waarschijnlijk de andere kant opmoest als hij naar een bijeenkomst van de Jeugdstorm moest. Het tweede argument is een dictee van Mulisch uit 1940. Bij de zin 'De aanvallers moesten met bebloede koppen afdeinzen' had Mulisch als commentaar erbij gezet: 'Gelogen. Binnen vier dagen hadden de aanvallers heel Nederland onder controle.' Verkijks bizarre commentaar is dan: 'Feitelijk is dit juist, maar "een felle anti-nazi" van 1940 was een irrealist en zou dit nooit zo erkend hebben.' Verkijk weet blijkbaar wat elke anti-nazi in 1940 dacht.
Zo hangt het betoog als los zand aan elkaar. Ik ben bereid Verkijks stelling te geloven, zoals gezegd, maar eis dan wel bewijzen. Tot nu toe is het allemaal indirecte argumentatie die op de persoon gericht is en niet op de daadwerkelijke zaak. Nog enkele voorbeelden: Verkijk wijst op Mulisch' mentaliteit: gericht op revolutie, gevoel voor radicale oplossingen, geen geleuter, daadkrachtig zijn. 'Welnu: ook Hitler was daadkrachtig, radicaal en wars van geleuter en veroorzaakte een revolutie die de Weimarrepubliek wegvaagde'. En de communisten dan? Daar zijn deze kwalificaties ook op van toepassing, maar om nou te zeggen dat zij beste vriendjes met Hitler waren... Raar dus om een (vermeende) parallel in mentaliteit tussen Hitler en Mulisch in te zetten. Verkijk wijst ook op Mulisch' latere uitspraak dat hij graag bij de illegaliteit had gewild. Verkijk: 'Zoiets had Harry natuurlijk ook kunnen doen. Het is een beetje goedkoop om ver na de oorlog te verklaren "dat je in de illegaliteit" had gewild om zo jezelf als het ware tot een postuum-illegaal te bombarderen.' Mulisch is van '27, was in de oorlog dus een nog kind en bovendien was zijn vader een collaborateur. Kun je hem dan verwijten niet in het verzet te zijn gegaan? Dacht het niet.
Zo kan ik nog even doorgaan, maar de voorbeelden spreken voor zich. Verkijk heeft lang geprobeerd zijn verhaal te publiceren, maar werd overal afgewezen. Haarlems Dagblad ("karaktermoord"), De Groene Amsterdammer ("Hoe oud was dat ventje eigenlijk? [...] Mijn God, op deze manier kunnen we 100 miljoen Russen aan de schandpaal nagelen."), NRC en Vrij Nederland ("speculaties") zijn resoluut. Daarom is het verhaal uiteindelijk in de pamfletreeks van Aspekt uitgegeven. Mulisch bestempelt het verhaal als 'totale quatsch'. Het Historisch Nieuwsblad besluit een historisch bronnenonderzoek te doen (dit had Verkijk natuurlijk moeten doen i.p.v. argumenteren op basis van passages uit Mulisch' werk en speculaties). Het HD vindt a) in de ledenlijst van de Jeugdstorm die het NIOD bewaart geen Mulisch en b) ook het dossier van Harry's vader Kurt in het Nationaal Archief spreekt in Mulisch' voordeel. De zgn. Staat van Inlichtingen deed na de oorlog onderzoek naar foute Nederlanders op basis van c) schriftelijke bewijzen en d) tenlasteleggingen van derden. Een veel gepraktiseerd middel was het buurtonderzoek: rechercheurs kwamen bij de omwonenden van de politiek delinquenten aan de deur om te vragen hoe deze bekendstonden. HD: 'Goede kans dus dat rechercheurs ook bij de ouders van ‘Anton S.’ hebben aangebeld. Hadden deze toen gemeld dat Mulisch jr. in zijn Jeugdstorm uniform door de straat had gewandeld, dan was dat zeker in het dossier van de vader terechtgekomen. In het klimaat vlak na de oorlog werden dergelijke misstappen niet gauw over het hoofd gezien.' De politieke recherche concludeerde uit het onderzoek dat Harry Mulisch geen lid van de Jeugdstorm was geweest en dat was dus ook de conclusie van het Historisch Nieuwsblad.
Geen harde bewijzen dus voor Mulisch' lidmaatschap, alleen twee getuigeverklaringen. De vraag is waarom deze getuigen nu pas spreken. Na de oorlog hadden zij de kans Mulisch aan te geven, maar niemand deed iets. In de jaren 50 werd hij een publieke figuur en 65 jaar na dato duiken er verdachtmakingen op. Het zou me niet verbazen als die zijn ingegeven door een vorm van rancune en een afkeer van de persoon Mulisch, zoals die bij veel Nederlanders leeft. Het is immers gemeengoed om iemand die boven het maaiveld uitsteekt en niet aan het adagium 'doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg' voldoet, af te kraken en zo mogelijk omver te halen.
En toch wil ik Verkijk niet totaal afserveren. Hij heeft twee getuigenverklaringen en zoals hij zelf stelt 'één getuige is geen getuige - twee zijn er twee'. Stel nou dat ze gelijk hebben en dat Mulisch in 1941, op zijn 13e, enige tijd lid is geweest van de Jeugdstorm, wat dan nog? Valt een ventje dat nog een kind is iets te verwijten als zijn vader een collaborateur van Duitse komaf is? Spreekt het dan niet juist in zijn voordeel dat hij nauwelijks ouder, nog steeds een kind, afscheid neemt van de Jeugdstorm en anti-nazi wordt? Je kunt immers ook als een echte Rost van Tonningen anno 2006 nog verklaren dat 'er geen grotere man dan Hitler is'.
Concluderend: ik ben bereid Verkijk te geloven, maar dan moet hij wel met ware feiten komen, ondubbelzinnige bewijzen en niet met een pamfletje dat bestaat uit speculaties, persoonlijke antipathieën en zinnen uit Mulisch' autobiografisch werk die met veel verbeelding als 'bewijs' zouden moeten dienen. Verkijk zegt zelf al in een mail aan de hoofdredacteur van Vrij Nederland dat hij getracht heeft 'in de stijl en redeneerwijze van Mulisch te schrijven "en dat is me blijkbaar in ieder geval bij jou goed gelukt: in de loop van mijn verhaal ga je je irriteren."'
Dat laatste klopt.
1 opmerking:
Men kan veel over Harry Mulisch beweren. Nochtans niet dat hij in zijn kinderjaren lid was van de Jeugdstorm. Op NSB/Jeugdstorm lijsten van Haarlem en Zuid-Kennemerland komt zijn naam tenminste niet voor. Vroegere leden, die of in het NSB-honk aan het Raadhuisplein, Heemstede, kwamen dan wel aan het Spaarne in Haarlem hebben hem daar nooit gezien.
Het is zeer wel mogelijk, zoals ook verondersteld door Mulisch zelf, dat men (achteraf) zijn welpenpakje voor een jeugdstorm-uniform heeft aangezien.
Hans Krol (Heemstede)
Een reactie posten