Eén van de meest fascinerende kwesties van de laatste jaren is het ongekend felle debat in de wetenschappelijke wereld en in het publieke domein over het vuistdikke boek van filosoof en taalkundige Francesco Carotta, Jezus was Caesar, waarin hij de resultaten presenteert van jarenlang onderzoek naar de overeenkomsten in de biografie van Julius Caesar (100 BC - 44 BC) en de evangelieën over Jezus Christus (0 - 33). Zijn belangrijkste conclusie is dat Jezus nooit bestaan heeft en dat het verhaal van Jezus gebaseerd is op het leven van Caesar.
Jan van Friesland is met het boek aan de slag gegaan, is vier jaar lang universiteiten door heel Europa afgereisd om wetenschappers te ondervragen over de kwestie, en heeft uiteindelijk een documentaire gemaakt, Het evangelie van Caesar, waarin hij wil laten zien dat Carotta niet anders dan gelijk kan hebben. Julius Caesar werd na zijn dood verheven tot de rijksgod Divus Iulius en aldus vereerd tot aan de opkomst van het Christendom, zo vanaf de tweede eeuw. Er zijn geen historische bronnen van vóór de tweede eeuw die reppen over het bestaan van een Jezus Christus. Carotta oppert na zijn jarenlange onderzoek dat de figuur van Jezus Christus in feite een voortzetting is van de Divus Iulius. Hij ontdekte meer dan honderd overeenkomsten in beider levens. Het evangelie is dan de geromantiseerde weergave van het leven van Caesar. Christus louter als romanfiguur!
Van Friesland mocht vanavond in De wereld draait door kort zijn documentaire toelichten. Helaas werd hij zoals verwacht meteen agressief bejegend door Martin Bril (van wie ik overigens vermoed dat hij model heeft gestaan voor The Grinch). Bril liet Van Friesland niet uitspreken, weigerde naar diens argumenten te luisteren, deed het idee meteen af als gelul en strooide en passant ook nog eens met reeds lange tijd ontkrachte misvattingen. Zo haalde hij Tacitus aan die ergens geschreven zou hebben over Christus, terwijl hij in werkelijkheid over 'Chresti complilationem' schreef, 'documenten door Chrestus', en die Chrestus was dan weer een journalist in de Oudheid.
De redactie had vooraf ook nog de doodenge demagoog Huub Oosterhuis opgebeld en die verwees het verhaal meteen naar het rijk der fabelen. Van Friesland strafte alle kritiek meteen keihard af. Bril werd op zijn nummer gezet en Oosterhuis was exemplarisch voor de theologen die na één belletje meteen hun mening klaar hadden, zonder het boek gelezen te hebben, zonder de documentaire gezien te hebben, zonder nagedacht te hebben. Van Friesland (en Carotta) hebben natuurlijk een gigantisch punt met hun werelwijde steun uit wetenschappelijke hoek. Als historici en taalkundigen in groten getale de theorie van Carotta bijvallen, dan moet er toch op zijn minst serieus naar gekeken worden. Van Friesland raakte geïrriteerd door de badinerende toon van Bril en sloot vernietigend af door te stellen dat als de wetenschap de wetenschap niet meer gelooft, als de mensheid de wetenschap niet meer gelooft, dat dan barbarij op de loer ligt.
Fascinerend. Ik verbaas me persoonlijk over de felheid van de afwijzing van Carotta's theorie, en toch ergens ook weer niet. Baanbrekende ideeën stuiten immers altijd op felle weerstand omdat ze ons hele fundament van kennis dreigen omver te werpen. Theologen als Oosterhuis zijn sowieso niet serieus te nemen, zij preken voor eigen parochie en nemen niet eens de moeite rationeel de discussie aan te gaan. Ik denk dat veel verklaard kan worden door de tijd waarin we leven, een tijd waarin een boek als de Da Vinci Code apelleert aan een zelfde drang naar spanning en complottheorieën. Het grote verschil is echter dat de Da Vinci Code fictie is en dat hetgeen daarin beweerd wordt door de 'mensen' (graag) voor waar aangezien en door de wetenschap bestreden, ontkracht wordt, terwijl in het onderhavige geval het juist de wetenschap is die met een schokkende, nauwelijks te bevatten bewering komt en de buitenwetenschappelijke wereld het dan op zijn beurt weer afdoet als verzinsels, als fictie.
De Martin Brils vergelijken de Jezus/Caesar-zaak ten onrechte met zoiets als de Da Vinci Code. Ik hoop dat de ideeën van Carotta met open vizier tegemoet getreden zullen worden. Men is er 2000 jaar lang niet in geslaagd het historische bestaan van Jezus Christus te bewijzen, de visie op Christus als verhalend personage gemodelleerd naar het voorbeeld van Julius Caesar klinkt dan niet eens zo gek bij nader inzien. Sommige wetenschappers zien Carotta's theorie als een van de grootste paradigmawisselingen van de moderne wetenschap. Hoogleraar in de rechten en filosoof Paul Cliteur spreekt zelfs van 'een ontdekking die gelijk staat aan de denkbeelden van Darwin en Galileo. Carotta’s theorie zet de hele geschiedenis op zijn kop.' Ook Darwin en Galileo vielen hoongelach en onbegrip ten deel. Wat dat betreft is de parallel dus nog steeds van kracht.
dinsdag 30 oktober 2007
zondag 28 oktober 2007
Ik steun Gordon (voor deze ene keer dan)
Recent is er veel commotie ontstaan over de rol van relnicht Gordon als jurylid bij Idols. De tweede helft van het tragikomische duo Geer en Goor zou te ver gaan in zijn reacties op optredens van kandidaten. Gordon (echte naam Cornelis Heuckeroth) neemt geen blad voor de mond en scheept de zangertjes en zangeresjes regelmatig af met een ongenuanceerde belediging. Dit heeft veel stof doen opwaaien. Hij zou mensen onnodig kwetsen met zijn lacherige gedrag.
Om maar eens goed de kont tegen de krib te gooien, sta ik voor deze ene keer volledig achter Gordon. Probleem van veel deelnemers - en van veel mensen in het algemeen - is dat ze zichzelf veel te serieus nemen. Men denkt dat men kan zingen en dat er een grootse carrière in het verschiet ligt. Als ze dan niet door de voorronde komen, wordt er om het hardst gehuild en geklaagd. Ik vind het niet minder dan broodnodig dat zulke mensen voor eens en voor altijd wordt duidelijk gemaakt dat ze absoluut GEEN talent hebben.
Andere kritiek richt zich op het feit dat Gordon vaak ook het uiterlijk van een kandidaat belachelijk maakt. Eigen schuld, zeg ik dan. Als ik niet zou kunnen zingen (wat waar is, overigens) en ook niet moeders mooiste ben (wellicht ook waar), dan ga ik niet mezelf voor schut zetten door op de televisie mijn abominabele zangkunsten te vertonen. Deze mensen kiezen daar bewust wel voor en de consequenties dragen ze dan ook terecht geheel en al zelf.
Waar hoogstens wat op af te dingen valt, is de terminologie van Gordon, namelijk het befaamde 'nekschot'. Toch vind ik dit niet te ver gaan. Het Geenstijliaanse 'neqschot' wordt gebezigd om een sterke afkeuring van iemand te laten blijken. Wat dat betreft mag overigens ook Gordon zelf weleens een neqschot toegewenst krijgen. Dat zal hij dan met zijn astmatische bulderlach gewoon weglachen...
Om maar eens goed de kont tegen de krib te gooien, sta ik voor deze ene keer volledig achter Gordon. Probleem van veel deelnemers - en van veel mensen in het algemeen - is dat ze zichzelf veel te serieus nemen. Men denkt dat men kan zingen en dat er een grootse carrière in het verschiet ligt. Als ze dan niet door de voorronde komen, wordt er om het hardst gehuild en geklaagd. Ik vind het niet minder dan broodnodig dat zulke mensen voor eens en voor altijd wordt duidelijk gemaakt dat ze absoluut GEEN talent hebben.
Andere kritiek richt zich op het feit dat Gordon vaak ook het uiterlijk van een kandidaat belachelijk maakt. Eigen schuld, zeg ik dan. Als ik niet zou kunnen zingen (wat waar is, overigens) en ook niet moeders mooiste ben (wellicht ook waar), dan ga ik niet mezelf voor schut zetten door op de televisie mijn abominabele zangkunsten te vertonen. Deze mensen kiezen daar bewust wel voor en de consequenties dragen ze dan ook terecht geheel en al zelf.
Waar hoogstens wat op af te dingen valt, is de terminologie van Gordon, namelijk het befaamde 'nekschot'. Toch vind ik dit niet te ver gaan. Het Geenstijliaanse 'neqschot' wordt gebezigd om een sterke afkeuring van iemand te laten blijken. Wat dat betreft mag overigens ook Gordon zelf weleens een neqschot toegewenst krijgen. Dat zal hij dan met zijn astmatische bulderlach gewoon weglachen...
vrijdag 26 oktober 2007
Gedicht
ze verontschuldigde zich tegenover de krantjesuitdeelverslaafde dat ze geen krantje hoefde
iedereen: ondoden, voetenkijkers, stug
doorlopend in kragen sjalen schuilend,
geen blik waardig, in dit ochtenddonker
vluchtend hopend op het daglicht op de zon
die niet meer komen zal, maar
ze verontschuldigde zich tegenover de krantjesuitdeelverslaafde
eerder in de trein: ogen toe, de handen
op de rok, ik liet de angst voor het mono
chromatische stationslicht finally behind
me - grijs blauw zwart was ze, she
comes in colors everywhere, maar
ze verontschuldigde zich
met mijn blik beloofde ik haar: dat maxiem
gebaar: ik zal de academie in zweden bellen:
vrede volgend jaar vergeven, maar
wie begrijpt de blik- en buskruittaal, maar
haar gezicht is ervandoor, maar
ach
iedereen: ondoden, voetenkijkers, stug
doorlopend in kragen sjalen schuilend,
geen blik waardig, in dit ochtenddonker
vluchtend hopend op het daglicht op de zon
die niet meer komen zal, maar
ze verontschuldigde zich tegenover de krantjesuitdeelverslaafde
eerder in de trein: ogen toe, de handen
op de rok, ik liet de angst voor het mono
chromatische stationslicht finally behind
me - grijs blauw zwart was ze, she
comes in colors everywhere, maar
ze verontschuldigde zich
met mijn blik beloofde ik haar: dat maxiem
gebaar: ik zal de academie in zweden bellen:
vrede volgend jaar vergeven, maar
wie begrijpt de blik- en buskruittaal, maar
haar gezicht is ervandoor, maar
ach
donderdag 25 oktober 2007
Brouw€rs
Dat Jeroen Brouwers de Prijs der Nederlandse Letteren krijgt, vind ik op zich al dubieus. De Prijs is de hoogste onderscheiding in het Nederlandse taalgebied die je als schrijver kunt krijgen. Deze oeuvreprijs wordt maar één keer in de drie jaar uitgereikt, is zowel een Nederlandse als een Vlaamse prijs en wordt niet te vergeten uitgereikt door Koning of Koningin. En passant krijgt de winnaar ook nog eens 16 000 (zestienduizend) Euro. Mijnheer Brouwers heeft echter besloten de prijs te weigeren: hij vindt het prijzengeld te laag...
Brouwers schrijft dus puur voor de pegels, dat weten we dan ook weer. Hij wil blijkbaar niet inzien dat zo'n prijs hem een enorme lading aan symbolisch kapitaal (= aanzien, prestige) verschaft. Deze vorm van kapitaal vormt de basis voor een literair schrijver om gecanoniseerd te worden en gaat vooraf aan het verdienen van geld. Jeroen is, zo blijkt, alleen geïnteresseerd in economisch kapitaal en begrijpt niet dat het symbolisch kapitaal dat hij met zo'n prijs in een klap verdient volgens de wetten van het veld zijn economisch kapitaal vanzelf zal vergroten.
Probleem is dat hij de ontvangst van de prijs geweigerd heeft, maar dat in de geschiedenisboekjes blijft staan dat hij de prijs gewonnen heeft. Bovendien heeft hij door alle media-aandacht misschien wel meer dan €16 000 'verdiend'. Zo zal hij er dus alsnog profijt van hebben. Het is opvallend hoeveel steun Brouwers krijgt bij zijn besluit. Het prijzengeld zou niet opwegen tegen dat van een commerciële prijs en schrijvers zouden in het algemeen veel te weinig verdienen. Wat betreft dat eerste punt: het kan aan mijn jeugdige naïviteit liggen, maar ik zou liever een oeuvreprijs van staatswege toegekend krijgen dan een commerciële prijs. Het is toch een enorme eer om de Prijs der Nederlandse Letteren te krijgen! En bij het tweede punt is mijn commentaar simpel: dan had je maar een vak moeten leren of bouquetreeksboekjes moeten schrijven.
woensdag 24 oktober 2007
Top 600: (5) Papa Roach - Sometimes
Beluister het lied (YouTube)
Opnieuw een mijlpaal: we hebben de beste 5 liedjes bereikt. Op nummer 5 vinden we Papa Roach met het imponerende Sometimes. Nog eens de top 5 overziend zag ik als gemene deler dat ik bij elk liedje - althans bij vier van de vijf - een soort van 'eureka-moment' beleefde bij het luisteren. Daarmee bedoel ik dat er in het liedje een passage of een fragment zit, waarbij ik dacht: 'ja! dit is het!' Een fragment waarbij ik overstag ging, zogezegd. Bij 'Sometimes' was dit gevoel misschien wel het sterkst.
Papa Roach dus. 'Sometimes' staat op het album 'Getting away with Murder'. Dit is het album van de band waarop de muziek serieuzer, volwassener is dan op eerdere cd's. Exemplarisch in dat verband is dat de zanger in de credits gewoon onder zijn echte naam Jacoby Shaddix vermeld staat, waar eerder het puberale Coby Dick gehanteerd werd. Op dit album lijken de woede en de angst die de eerdere albums kenmerkten meer gekanaliseerd te zijn, meer als inspiratiebron te hebben gediend dan als expressiemiddel (schelden en schreeuwen).
Shaddix zingt contemplatief over zijn drankprobleem ('I count the days that we have spent apart / I've got a bad liver and a broken heart') en de blik wordt zelfs naar buiten gericht in de meer geëngageerde nummers, bijvoorbeeld in 'Tyranny of Normality': 'The media is the seduction of human desire [...] Our culture has become complacent and has no desire'. In de afsluiter 'Do or Die' is zelfs een positief geluid te horen ('It's never too late to live your life, the time is now, it's do or die'). Dit laatste vind ik persoonlijk minder geslaagd. Hoogtepunt op het album is zonder twijfel Sometimes.
Het lied begint met een kabbelend akoustische-gitaarloopje. Na een paar seconden zet Shaddix in, enigszins zemelend zingend. Alle tekenen wijzen erop dat we hier te maken hebben met een ballad. Dan, ineens, totaal onverwachts, midden in een zin, zetten de overige gitaren in en gaan muziek- en zangtempo en het volume omhoog (in het filmpje op 00:31). Een prachtige vondst, en de rest van het lied maakt de sensatie vervolgens compleet.
I’m dreaming about tomorrow
I’m thinking of yesterday
I consume myself in sorrow
This moment in time is what I betray
[...]
When you cut me in two
I never thought I would bleed
(© Papa Roach)
Opnieuw een mijlpaal: we hebben de beste 5 liedjes bereikt. Op nummer 5 vinden we Papa Roach met het imponerende Sometimes. Nog eens de top 5 overziend zag ik als gemene deler dat ik bij elk liedje - althans bij vier van de vijf - een soort van 'eureka-moment' beleefde bij het luisteren. Daarmee bedoel ik dat er in het liedje een passage of een fragment zit, waarbij ik dacht: 'ja! dit is het!' Een fragment waarbij ik overstag ging, zogezegd. Bij 'Sometimes' was dit gevoel misschien wel het sterkst.
Papa Roach dus. 'Sometimes' staat op het album 'Getting away with Murder'. Dit is het album van de band waarop de muziek serieuzer, volwassener is dan op eerdere cd's. Exemplarisch in dat verband is dat de zanger in de credits gewoon onder zijn echte naam Jacoby Shaddix vermeld staat, waar eerder het puberale Coby Dick gehanteerd werd. Op dit album lijken de woede en de angst die de eerdere albums kenmerkten meer gekanaliseerd te zijn, meer als inspiratiebron te hebben gediend dan als expressiemiddel (schelden en schreeuwen).
Shaddix zingt contemplatief over zijn drankprobleem ('I count the days that we have spent apart / I've got a bad liver and a broken heart') en de blik wordt zelfs naar buiten gericht in de meer geëngageerde nummers, bijvoorbeeld in 'Tyranny of Normality': 'The media is the seduction of human desire [...] Our culture has become complacent and has no desire'. In de afsluiter 'Do or Die' is zelfs een positief geluid te horen ('It's never too late to live your life, the time is now, it's do or die'). Dit laatste vind ik persoonlijk minder geslaagd. Hoogtepunt op het album is zonder twijfel Sometimes.
Het lied begint met een kabbelend akoustische-gitaarloopje. Na een paar seconden zet Shaddix in, enigszins zemelend zingend. Alle tekenen wijzen erop dat we hier te maken hebben met een ballad. Dan, ineens, totaal onverwachts, midden in een zin, zetten de overige gitaren in en gaan muziek- en zangtempo en het volume omhoog (in het filmpje op 00:31). Een prachtige vondst, en de rest van het lied maakt de sensatie vervolgens compleet.
I’m dreaming about tomorrow
I’m thinking of yesterday
I consume myself in sorrow
This moment in time is what I betray
[...]
When you cut me in two
I never thought I would bleed
(© Papa Roach)
maandag 22 oktober 2007
Hommage aan een jeugdheld
21 oktober 2007, 13.00 uur. Op deze kille, winderige herfstdag laat slechts een enkele kwieke bejaarde zijn zondagmiddag-fietsmiddag niet vergallen door het najaarsweer. De straten zijn dan ook grotendeels uitgestorven, behalve in Valkenburg. Daar heerst wel een gespannen drukte. Vanuit het hele land zijn mensen in uitpuilende stoptreinen en bomvolle gezinsauto's afgereisd naar dit zuidelijke stipje Nederland.
Doel van de reis is een wielerkoers. Het seizoen is een dag eerder in Lombardije officieel afgesloten, vandaag staat er slechts een onbeduidende koppelkoers op het programma. Het gaat nergens meer om, toch zijn er tienduizend zielen in Valkenburg als sprinkhanen op de Cauberg neergestreken. Ze komen maar voor één man. Wrede wondroos verhinderde hem een dag eerder zijn laatste echte koers te rijden, maar vandaag laat hij geen verstek gaan. Michael Boogerd neemt afscheid.
Mijn gedachten gaan terug naar mijn vroegste herinneringen aan het wielrennen. Het moet ergens in 1996 zijn geweest dat ik me bewust werd van het mooie van deze sport. Tempobeulen, door weer en wind, met doodse gezichten meedogenloze bergen bedwingend, slaven van het asfalt. Alle namen van toen zijn al lang gestopt, alleen ene Boogerd kwam toen al hoog in de uitslagen voor. Ik denk niet dat veel personen dominant aanwezig zijn in iemands jeugd. Je familie uiteraard, misschien een artiest of tv-persoonlijkheid, maar sporthelden? De voetballers van de Panini-plaatjes zijn te snel vervangen door onbetekenende Oost-Europeanen, Scandinaviërs en gelukszoekers. Alleen de eeuwige Henk Vos draaft nog mee, maar hij is geen held.
Michael Boogerd wel. Die naam te horen bracht al die jaren al een behaaglijk gevoel teweeg, 12 seizoenen lang. Altijd voorin te vinden, die mooie blonde kop pontificaal in beeld; mister prodent, de mooiste tanden van het peloton. De eerste grote zege, in de Touretappe naar Aix les Bains: stromende regen, een slippende Spanjaard, de jonge Hollander alleen over de streep, de lach zich uitstrekkend tot buiten de grenzen van het gezicht. Daarna: altijd erbij. Overal, het hele jaar door. Armstrong, Ullrich: alleen in de Tour te zien. Rebellin, Camenzind: alleen groots in de klassiekers. Boogerd zag je overal.
Vijfde in de verziekte Tour van '98, tiende in 2001, twaalfde in 2002 en ook nog in 2007. Want tot het laatst was hij absolute top. Wie weet hoeveel klassiekers hij nog had gewonnen als hij niet jaarlijks de Nederlandse boerenkar had moeten trekken in de Tour. Eén keer op de hoogste trede in de Gold Race. Maar nooit die felbegeerde Luik of Lombardije. 2x tweede in Luik, 2x derde; 2x tweede in Lombardije, 1x derde. En niet te vergeten nog 4x tweede in de Gold Race en 2x derde. Voila, veertien podiumplaatsen. En toch maar één daarvan op het hoogste plekje. Dat steekt, en daar wordt hij op afgerekend. De kritische Hollandse onwetenden eisen overwinningen, alles daaronder brengt gedonder.
De grootste overwinning was La Plagne 2002. Voor de ochtendkoffie al in de aanval. Alleen boven op de Madeleine, die zachte vrouw van een berg die hem altijd zo goed gezind was. Dan de lange aanloop naar de slotklim. Van Houwelingen vertelt hem vanuit de auto dat hij kan winnen: de achtervolgers naderen te langzaam. Boogerd bereikt de voet van de col. Helm af, shirt open, ketting zwierend als een pendule voor de borst. De benen verzuren, maar het uitzinnige publiek schreeuwt hem de berg op. De vermoeidheid en de spanning eisen hun tol. Hallucinaties doen zich voor: een man trekt een blikje Heineken open. Het klikkende metaal, het sissende koolzuurgas, Boogerd hoort het tot in detail. Armstrong en Sastre ontbinden hun duivels, maar te laat. De ontwapenende lach bereikt wereldwijd miljoenen huiskamers, de laatste meters van de kruisweg zijn een triomftocht.
Nog een vroege herinnering: ik als jonge jongen, mij uitlevend op schriftjes, sportuitslagen noterend. Verzonnen resultaten, zo de werkelijkheid naar mijn hand zettend. 'Michael Boogerd' in het lageschoolse handschrift schrijven was een genot, soepel vloeiden de krullende letters uit de pen. Op teletekst - die magische informatiebron uit de kindertijd - was altijd de eerste volledig in hoofdletters afgebeelde naam in de uitslag MICHAEL BOOGERD. En altijd in dat sappige oranje van de Rabobank. Twaalf seizoenen lang, vanaf de oprichting van de ploeg was hij erbij. Nooit overgestapt naar het buitenlandse geld, hondstrouw aan de boerenleenbank. Boogerd in een ander shirt: het had ook geen gezicht geweest. Ook de rood-wit-blauwe nationale kampioenstrui die hij twee seizoenen droeg was beide keren even wennen.
De Tour en de Tijd wachten op niemand. Gisteren in Aix les Baines was het 1996 en legde een onbevangen jochie een fundament voor een mooie carrière, vandaag in Valkenburg is het 2007 en is het bijna voorbij. Onmogelijke koppels passeren inmiddels onder luid applaus. Pieter Weening met Frans Maassen, Rick Flens met Leontien van Moorsel, Thomas Dekker met Alex Zülle. Dan een orgie van geluid: de meester komt eraan. Voor de laatste keer met die karakteristieke kop de Cauberg op. Dit keer in gezelschap van Rini Boogerd, de oudere broer met wie het ooit allemaal begon. Zichtbaar genietend ondergaat Bogey het oprechte eerbetoon van ruim tienduizend bewonderaars. De knie bestaat voor even niet meer.
Een paar dagen eerder, donderdagavond half negen. Mart Smeets' indringende portret van Boogerd op de NOS. Hij spreekt vrijuit. Over die altijd knagende onzekerheid over eigen kunnen, daar zit de kwetsbaarheid in eigen persoon. De spijt over de gemiste kansen. Lek rijden in de finale van het WK in Valkenburg, nota bene de eigen voortuin. Die vervloekte afwezigheid van sprintersbenen, beduveld worden door de concurrentie. Maar geen rancune. Ook niet tegenover al die winnaars op de dagen dat hijzelf tweede werd en die later één voor één ontmaskerd werden als zondaars. Frank Vandenbroucke in 1999, een jaar later betrapt en nu een manisch-depressief, suïcidaal wrak. In 1999 warschijnlijk ook niet zuiver, maar Boogerd koestert geen wrok. No hard feelings, Frank was toen beter. Maar die EPO dan? Boogerd waagde zich er niet aan. Daar lag een grens. Dat hij daardoor overwinningen is misgelopen, so be it. Hij kan zijn spiegelbeeld oprecht in de ogen kijken.
Boogerd vertelt en wordt verteld, een beeld kristalliseert: de onvermoeibare aanvaller, altijd geleefd voor zijn sport, zes uur trainen was zes uur trainen en niet vijf uur negenenvijftig. De eeuwige twijfelaar, altijd gericht op wat anderen van hem vonden, waren Bettini en Rebellin vooraf bang voor hem dan was zijn wedstrijd bij voorbaat al geslaagd. De leergierige mens, afkerig van mobiele telefoontjes en laptops, geïnteresseerd in geschiedenis en boeken. De vertederende familieman, het spreken over vrouw en zoontje doet hem gloeien van geluk, Mika wil hij liefst zonder computer opvoeden. Ik kapseis: ze bestaan nog, vaders die de strijd met de computer durven aangaan.
Boogerd besluit het interview waardig. Hij heeft altijd gewild dat men het jammer zou vinden als hij zou stoppen. Wanneer men ging zeggen dat het eens tijd werd om de helm aan de wilgen te hangen, zou hij te lang zijn doorgegaan. Tot het laatste moment moest hij goed zijn. Dat is hem gelukt. Een nieuwe generatie toptalenten staat al klaar om zijn plaats in de hiërarchie in te nemen en toch is elke liefhebber vandaag bedroefd om de leegte die Boogerd gaat achterlaten. De ruim tienduizend gelovigen die vandaag zijn gekomen vormen het levende bewijs. De avond valt vroeg. Toespraken, hoogwaardigheidsbekleders, vrienden, familie, cadeau's. Een plaquette in een Valkenburgse grot wordt onthuld. De ouders huilen, velen volgen hun voorbeeld.
Dan neemt men afscheid en is het definitief voorbij. Michael Boogerd, gezicht van het Nederlandse wielrennen, oogappel van het hartstochtelijke wielervolk, gewaardeerd door vriend en concurrent: het boek kan dicht. Mijn grootste jeugdheld; zoals hij de haarspeldbochten van de Alpe d'Huez beklom, zo was hij altijd als lichtend baken aanwezig op mijn eigen bochtige weg van kind naar volwassene. Michael Boogerd, bedankt voor de mooie jaren, het ga je goed.
Doel van de reis is een wielerkoers. Het seizoen is een dag eerder in Lombardije officieel afgesloten, vandaag staat er slechts een onbeduidende koppelkoers op het programma. Het gaat nergens meer om, toch zijn er tienduizend zielen in Valkenburg als sprinkhanen op de Cauberg neergestreken. Ze komen maar voor één man. Wrede wondroos verhinderde hem een dag eerder zijn laatste echte koers te rijden, maar vandaag laat hij geen verstek gaan. Michael Boogerd neemt afscheid.
Mijn gedachten gaan terug naar mijn vroegste herinneringen aan het wielrennen. Het moet ergens in 1996 zijn geweest dat ik me bewust werd van het mooie van deze sport. Tempobeulen, door weer en wind, met doodse gezichten meedogenloze bergen bedwingend, slaven van het asfalt. Alle namen van toen zijn al lang gestopt, alleen ene Boogerd kwam toen al hoog in de uitslagen voor. Ik denk niet dat veel personen dominant aanwezig zijn in iemands jeugd. Je familie uiteraard, misschien een artiest of tv-persoonlijkheid, maar sporthelden? De voetballers van de Panini-plaatjes zijn te snel vervangen door onbetekenende Oost-Europeanen, Scandinaviërs en gelukszoekers. Alleen de eeuwige Henk Vos draaft nog mee, maar hij is geen held.
Michael Boogerd wel. Die naam te horen bracht al die jaren al een behaaglijk gevoel teweeg, 12 seizoenen lang. Altijd voorin te vinden, die mooie blonde kop pontificaal in beeld; mister prodent, de mooiste tanden van het peloton. De eerste grote zege, in de Touretappe naar Aix les Bains: stromende regen, een slippende Spanjaard, de jonge Hollander alleen over de streep, de lach zich uitstrekkend tot buiten de grenzen van het gezicht. Daarna: altijd erbij. Overal, het hele jaar door. Armstrong, Ullrich: alleen in de Tour te zien. Rebellin, Camenzind: alleen groots in de klassiekers. Boogerd zag je overal.
Vijfde in de verziekte Tour van '98, tiende in 2001, twaalfde in 2002 en ook nog in 2007. Want tot het laatst was hij absolute top. Wie weet hoeveel klassiekers hij nog had gewonnen als hij niet jaarlijks de Nederlandse boerenkar had moeten trekken in de Tour. Eén keer op de hoogste trede in de Gold Race. Maar nooit die felbegeerde Luik of Lombardije. 2x tweede in Luik, 2x derde; 2x tweede in Lombardije, 1x derde. En niet te vergeten nog 4x tweede in de Gold Race en 2x derde. Voila, veertien podiumplaatsen. En toch maar één daarvan op het hoogste plekje. Dat steekt, en daar wordt hij op afgerekend. De kritische Hollandse onwetenden eisen overwinningen, alles daaronder brengt gedonder.
De grootste overwinning was La Plagne 2002. Voor de ochtendkoffie al in de aanval. Alleen boven op de Madeleine, die zachte vrouw van een berg die hem altijd zo goed gezind was. Dan de lange aanloop naar de slotklim. Van Houwelingen vertelt hem vanuit de auto dat hij kan winnen: de achtervolgers naderen te langzaam. Boogerd bereikt de voet van de col. Helm af, shirt open, ketting zwierend als een pendule voor de borst. De benen verzuren, maar het uitzinnige publiek schreeuwt hem de berg op. De vermoeidheid en de spanning eisen hun tol. Hallucinaties doen zich voor: een man trekt een blikje Heineken open. Het klikkende metaal, het sissende koolzuurgas, Boogerd hoort het tot in detail. Armstrong en Sastre ontbinden hun duivels, maar te laat. De ontwapenende lach bereikt wereldwijd miljoenen huiskamers, de laatste meters van de kruisweg zijn een triomftocht.
Nog een vroege herinnering: ik als jonge jongen, mij uitlevend op schriftjes, sportuitslagen noterend. Verzonnen resultaten, zo de werkelijkheid naar mijn hand zettend. 'Michael Boogerd' in het lageschoolse handschrift schrijven was een genot, soepel vloeiden de krullende letters uit de pen. Op teletekst - die magische informatiebron uit de kindertijd - was altijd de eerste volledig in hoofdletters afgebeelde naam in de uitslag MICHAEL BOOGERD. En altijd in dat sappige oranje van de Rabobank. Twaalf seizoenen lang, vanaf de oprichting van de ploeg was hij erbij. Nooit overgestapt naar het buitenlandse geld, hondstrouw aan de boerenleenbank. Boogerd in een ander shirt: het had ook geen gezicht geweest. Ook de rood-wit-blauwe nationale kampioenstrui die hij twee seizoenen droeg was beide keren even wennen.
De Tour en de Tijd wachten op niemand. Gisteren in Aix les Baines was het 1996 en legde een onbevangen jochie een fundament voor een mooie carrière, vandaag in Valkenburg is het 2007 en is het bijna voorbij. Onmogelijke koppels passeren inmiddels onder luid applaus. Pieter Weening met Frans Maassen, Rick Flens met Leontien van Moorsel, Thomas Dekker met Alex Zülle. Dan een orgie van geluid: de meester komt eraan. Voor de laatste keer met die karakteristieke kop de Cauberg op. Dit keer in gezelschap van Rini Boogerd, de oudere broer met wie het ooit allemaal begon. Zichtbaar genietend ondergaat Bogey het oprechte eerbetoon van ruim tienduizend bewonderaars. De knie bestaat voor even niet meer.
Een paar dagen eerder, donderdagavond half negen. Mart Smeets' indringende portret van Boogerd op de NOS. Hij spreekt vrijuit. Over die altijd knagende onzekerheid over eigen kunnen, daar zit de kwetsbaarheid in eigen persoon. De spijt over de gemiste kansen. Lek rijden in de finale van het WK in Valkenburg, nota bene de eigen voortuin. Die vervloekte afwezigheid van sprintersbenen, beduveld worden door de concurrentie. Maar geen rancune. Ook niet tegenover al die winnaars op de dagen dat hijzelf tweede werd en die later één voor één ontmaskerd werden als zondaars. Frank Vandenbroucke in 1999, een jaar later betrapt en nu een manisch-depressief, suïcidaal wrak. In 1999 warschijnlijk ook niet zuiver, maar Boogerd koestert geen wrok. No hard feelings, Frank was toen beter. Maar die EPO dan? Boogerd waagde zich er niet aan. Daar lag een grens. Dat hij daardoor overwinningen is misgelopen, so be it. Hij kan zijn spiegelbeeld oprecht in de ogen kijken.
Boogerd vertelt en wordt verteld, een beeld kristalliseert: de onvermoeibare aanvaller, altijd geleefd voor zijn sport, zes uur trainen was zes uur trainen en niet vijf uur negenenvijftig. De eeuwige twijfelaar, altijd gericht op wat anderen van hem vonden, waren Bettini en Rebellin vooraf bang voor hem dan was zijn wedstrijd bij voorbaat al geslaagd. De leergierige mens, afkerig van mobiele telefoontjes en laptops, geïnteresseerd in geschiedenis en boeken. De vertederende familieman, het spreken over vrouw en zoontje doet hem gloeien van geluk, Mika wil hij liefst zonder computer opvoeden. Ik kapseis: ze bestaan nog, vaders die de strijd met de computer durven aangaan.
Boogerd besluit het interview waardig. Hij heeft altijd gewild dat men het jammer zou vinden als hij zou stoppen. Wanneer men ging zeggen dat het eens tijd werd om de helm aan de wilgen te hangen, zou hij te lang zijn doorgegaan. Tot het laatste moment moest hij goed zijn. Dat is hem gelukt. Een nieuwe generatie toptalenten staat al klaar om zijn plaats in de hiërarchie in te nemen en toch is elke liefhebber vandaag bedroefd om de leegte die Boogerd gaat achterlaten. De ruim tienduizend gelovigen die vandaag zijn gekomen vormen het levende bewijs. De avond valt vroeg. Toespraken, hoogwaardigheidsbekleders, vrienden, familie, cadeau's. Een plaquette in een Valkenburgse grot wordt onthuld. De ouders huilen, velen volgen hun voorbeeld.
Dan neemt men afscheid en is het definitief voorbij. Michael Boogerd, gezicht van het Nederlandse wielrennen, oogappel van het hartstochtelijke wielervolk, gewaardeerd door vriend en concurrent: het boek kan dicht. Mijn grootste jeugdheld; zoals hij de haarspeldbochten van de Alpe d'Huez beklom, zo was hij altijd als lichtend baken aanwezig op mijn eigen bochtige weg van kind naar volwassene. Michael Boogerd, bedankt voor de mooie jaren, het ga je goed.
In de kerk
Mijn oma vertelde me zaterdag jl. dat zij en opa dat weekend vier keer naar de kerk gingen, ik meen vier keer naar een andere kerk. Zaterdagavond twee keer en zondagochtend twee keer. Zie daar het resultaat van een twee grote families, een kerkelijke achtergrond en een uitgebreid sociaal netwerk. Mijn neefje zei gevat dat opa en oma 'in één weekend vaker naar de kerk gingen dan [hij] in [z]ijn hele leven!' Inderdaad, als ergens een plek is waar van oudsher de sociale contacten in stand gehouden werden en die nu uit de gratie is geraakt, dan is het wel de kerk.
Ook ik ben zelden in een kerk te vinden. Afgelopen vrijdag was het weer eens zo ver. De reden? Een boekenmarkt. Zoals ik eerder al aangaf, koop ik om financiele redenen zelden boeken. Wel hoop ik ooit een grote verzameling boeken te bezitten. Gelukkig kan ik mijn honger naar boeken zo nu en dan bevredigen door eens een tweedehandsboekwinkel binnen te lopen en door goed de krant in de gaten te houden wanneer en waar ergens in de buurt een marktje is. In het kerkje aan het kerkplein in Den Bosch vond afgelopen weekend een kleine boekenmarkt plaats. De tegenoverliggende boekwinkel verkocht alle boeken waaraan iets mankeerde of die te lang onverkocht waren gebleven.
De boeken waren uitgestald op tafels en op de stoelen waar normaliter de kerkgangers plaatsnemen. Zo lag er op elke stoel een viertal boeken en schuifelden de bezoekers langs de rijen stoelen. Er zaten enkele mooie exemplaren bij en ik ging dan ook naar huis met Nootebooms De verliefde gevangene, Ernstvuurwerk, de tweede verhalenbundel van Hotz, Lucht van Bart Koubaa en - eindelijk - een uitgave van het prachtige Dubbelspel van Martinus Arion. Eerder in de week had ik in De Slegte al een ongeschonden Elementaire deeltjes, een Kapellekensbaan van Boon, De vergaderzaal van A.Alberts en een boek van Steenmeijer over Spaans-Amerikaanse literatuur gekocht. Weer een stap in de richting van een mooie boekenverzameling!
Ook ik ben zelden in een kerk te vinden. Afgelopen vrijdag was het weer eens zo ver. De reden? Een boekenmarkt. Zoals ik eerder al aangaf, koop ik om financiele redenen zelden boeken. Wel hoop ik ooit een grote verzameling boeken te bezitten. Gelukkig kan ik mijn honger naar boeken zo nu en dan bevredigen door eens een tweedehandsboekwinkel binnen te lopen en door goed de krant in de gaten te houden wanneer en waar ergens in de buurt een marktje is. In het kerkje aan het kerkplein in Den Bosch vond afgelopen weekend een kleine boekenmarkt plaats. De tegenoverliggende boekwinkel verkocht alle boeken waaraan iets mankeerde of die te lang onverkocht waren gebleven.
De boeken waren uitgestald op tafels en op de stoelen waar normaliter de kerkgangers plaatsnemen. Zo lag er op elke stoel een viertal boeken en schuifelden de bezoekers langs de rijen stoelen. Er zaten enkele mooie exemplaren bij en ik ging dan ook naar huis met Nootebooms De verliefde gevangene, Ernstvuurwerk, de tweede verhalenbundel van Hotz, Lucht van Bart Koubaa en - eindelijk - een uitgave van het prachtige Dubbelspel van Martinus Arion. Eerder in de week had ik in De Slegte al een ongeschonden Elementaire deeltjes, een Kapellekensbaan van Boon, De vergaderzaal van A.Alberts en een boek van Steenmeijer over Spaans-Amerikaanse literatuur gekocht. Weer een stap in de richting van een mooie boekenverzameling!
vrijdag 19 oktober 2007
Jan Wolkers (1925-2007)
Jan Wolkers (1925-2007)
Groot schrijver, kleurrijk figuur, lieve man, bewogen leven, karakteristiek stemgeluid
Een week voor zijn 82ste verjaardag is Jan Wolkers op Texel overleden. Zijn lichaam was op, geheel in stijl een natuurlijke dood dus. De Nederlandse Bilbo Baggins is niet meer. Hopelijk wordt hij in zijn vertederende Italia-vest begraven. R.I.P.
donderdag 18 oktober 2007
4x Onbederf'lijk Vers
Gisteravond vond in Nijmegen weer het jaarlijkse poëziefestival 'Onbederf'lijk Vers' plaats. Het was de vierde keer dat ik het festival bezocht, in 2005, 2006 en 2007 in Nijmegen en eerder in 2007 in Den Bosch. Na dat laatstgenoemde festival heb ik om - ook voor mij - onopgehelderde redenen geen verslagje geplaatst. Om de schade in te halen nu een impressie van vier avonden 'Onbederf'lijk Vers'.
2005
Op instigatie van poëzieanalysedocente Van Rensen begaf ik me in oktober 2005 met Bob en Bram voor het eerst richting Nijmegense binnenstad om de dichterlijke bries te ondergaan. De eerste locatie was boekhandel A priori. Het was er niet druk en langs ons stond een enorm, besnaard, ijzeren gevaarte op vier poten, dat een eeuwenoud muziekinstrument bleek te zijn. Een mevrouw was erg onder de indruk van het ding en vroeg of wij het hadden meegebracht... De slappe lach was het gevolg. De 'bekende naam' in A priori was Ad Zuiderent. Hij viel op door zijn warme, lage stem die perfect aansloot bij zijn contemplatieve, licht melancholische poëzie. Van de twee 'onbekende namen' was de eerste vervolgens verhinderd. Dat werd echter ruimschoots goedgemaakt door de andere, een dichter die optrad onder het geniale pseudoniem 'Kiste'. De man had een heuse fanclub in zijn kielzog meegebracht die na elk gedicht luidruchtig zijn bijval kenbaar maakte. Kiste was ook goed, dat moet gezegd. Korte, sterke gedichten met soms een humoristische ondertoon. Hoogtepunt was een tweeregelig gedicht over een potloodventer.
Voor de tweede ronde spoedden we ons naar Billabong. Daar begon de Vlaming X.Roelens als eerste. Hij gaf af op de miskenning van Vlaamse dichters door de Hollanders. Zijn daaropvolgende voordracht gaf echter geen enkele reden dit - al dan niet gechargeerde - beeld aan een grondige revisie te onderwerpen. Letterlijk veel geschreeuw, weinig wol. De grote naam in Billabong was Ilja Leonard Pfeijffer. We schrokken ons een hoedje toen bleek dat hij de hele tijd pal langs ons in de zaal had gestaan. Zijn poëzie viel erg in de smaak bij het publiek. De tweede onbekende dichter tot slot, heeft geen enkele herinnering nagelaten.
De derde ronde moest ik aan me voorbij laten gaan, omdat ik de trein naar huis moest halen.
2006
De editie van 2005 had ons zo bekoord, dat we een jaar later besloten vrijwillig het festival te bezoeken. We startten in de NDRGRND waar Joost Zwagerman acte de présence gaf. Hij las enkele gedeelten uit zijn vormvaste bundel Roeshoofd hemelt voor, die behoorlijk indrukwekkend waren. We waren het er gauw over eens dat hij bewees in ieder geval een poeta faber, een vakman te zijn. Of hij ook kon doorgaan voor een poeta vates was minder zeker. De eerste onbekende dichter was een Vlaming die zich meer bezighield met flirten met één van de meisjes van de organisatie dan met een fatsoenlijke voordracht. De tweede marginale dichter deed het beter. Hij had de inspirerende naam :roop: en bleek een al wat oudere, verfomfaaide man te zijn die met een prettige stem gedichten over minder prettige onderwerpen op een luchtige toon wist voor te dragen.
We hadden vooraf geconstateerd dat onze grote held Kiste ook dit jaar een uitnodiging had ontvangen, weliswaar niet zoals verwacht als grote naam, maar toch. We begaven ons dan ook naar Sterre, waar hij, dit keer onder echte naam Gerard Scharn, het publiek mocht vermaken. Het begin was echter voor Alexis de Roode, die positief verraste met het meeslepend voordragen van enkele heldere, visuele gedichten uit zijn eerste en enige bundel. Daarna mocht Neeltje Maria Min achter de microfoon verschijnen. Haar poëzie was geliefd bij de huisvrouwen in de zaal, maar kon mij geen moment bekoren. Gerard Scharn a.k.a. Kiste mocht afsluiten, dit keer zonder fanclub. Hij ging zo op in zijn gedichten dat hij het meisje van de organisatie, dat wanhopig probeerde duidelijk te maken dat zijn tijd op was, in het geheel niet opmerkte. Wat een kerel. Een vent, voor mijn particulier gevoel.
2007 DB
Begin dit jaar verliet het festival voor het eerste de stadsgrenzen en streek neer in Den Bosch. Stefan kwam over uit Nijmegen en sloot zich aan bij Bob en mij. We begonnen in de Stadsbibliotheek waar alle dichters nog samengeschoold stonden te keuvelen, voordat ze verspreid zouden worden door de stad. In de bibliotheek trad Bernlef op. Grote naam, fraai hem eens in het echt te hebben mogen zien, maar zijn gedichten vond ik vrij mat en saai. Daarna kwam local hero Jos Louwes. Hij begon onzeker, liet het publiek weten dat hij vreesde niet genoeg materiaal te hebben omdat hij in zijn leven maar weinig geschreven had. Hij praatte heel traag, overeenkomend met zijn schrijftempo dus. Gaandeweg de voordracht wist hij zich echter voor mij - en voor de rest van de aanwezigen - te winnen met fraaie, verrassende poëzie. De sterkste regel kwam dan ook van hem: 'poëzie is een dag met twee lekke banden'. Als laatste verscheen de zeer jonge Vicky Francken. Een meisje met een leuk snoetje en een sympathiek voorkomen, dat met een warme stem liet blijken over bijzonder veel talent te beschikken.
De Keulse Kar was de volgende bestemming. Simon Vinkenoog werd daar verslagen door een combinatie van gedimd licht en zijn ouderdom. Hij kon namelijk zijn eigen schrijfsels niet lezen en moest zo regelmatig de voordracht onderbreken. Bovendien was er een dronkelap aanwezig die teveel schreeuwde. De overige dichters waren weinig indrukwekkend.
De laatste ronde kon deze keer wel bezocht worden. We zagen toen we bij 't Bonte Palet naar binnen keken Johan Oosterman voor de microfoon staan. Helaas bleek het om een slecht gelukte look-a-like te gaan. Het kroegje was ook nog eens veel te klein, de dichters (waaronder bekende naam Tsjitske Jansen) niet zo bijzonder en de dronkelap viel ook nog eens binnen.
2007 N
Waar we de eerder edities bewust naar een bepaalde dichter gingen kijken, daar gingen we gisteren gewoon ergens naar binnen zonder te weten wie er optrad. We raakten verzeild in Opera en daar bleek Lustrumlust ingedeeld te zijn, een collectief van zes dichters. Pom Wolff was erg sterk met zijn gedichten vol associatief woordspel, Hanz Mirck eindigde met twee uitstekende gedichten, de andere vier hielden onze aandacht niet vast.
De tweede locatie was de Dekker v.d. Vegt. Daar was het behoorlijk druk. Sigrid praatte het geheel uitstekend aan elkaar en zorgde voor de introductie van de dichters, te beginnen met Gerrit Vennema. Hij wisselde mooie gedichten af met ronduit tegenvallende. Daarna mocht de eerbiedwaardige Remco Campert achter het spreekgestoelte verschijnen. Hij vertoonde duidelijke uiterlijke tekenen van ouderdom en barstte na het eerste uitgesproken woord reeds in een nare hoestbui uit. Daarna liep echter alles gesmeerd en wist hij het publiek te boeien met een combinatie van mooie poëzie en een warme stem. Zijn gedicht over 'de eerste keer' was erg bijzonder. De laatste dichteres, Myrte Leffring, maakte de fout in één rits haar gedichten voor te dragen, zonder zichzelf voor te stellen of wat meer te vertellen rondom enkele gedichten, iets wat ik zelf zeker wel zou doen.
De derde ronde viel weer ten prooi aan de stoptrein.
Al met al zijn de festivals een leuk uitje gebleken, met het voorrecht grote namen 'in het echt' te zien en zo nu en dan eens een voorheen onbekende dichter te 'ontdekken'. Vooral de editie in Den Bosch was een succes, ondanks de scepsis vooraf of het festival buiten Nijmegen wel zou aanslaan. De opkomst van poëzieminnend publiek in Den Bosch was echter groot (groter dan in Nijmegen?). Hopelijk komende lente dus op herhaling.
2005
Op instigatie van poëzieanalysedocente Van Rensen begaf ik me in oktober 2005 met Bob en Bram voor het eerst richting Nijmegense binnenstad om de dichterlijke bries te ondergaan. De eerste locatie was boekhandel A priori. Het was er niet druk en langs ons stond een enorm, besnaard, ijzeren gevaarte op vier poten, dat een eeuwenoud muziekinstrument bleek te zijn. Een mevrouw was erg onder de indruk van het ding en vroeg of wij het hadden meegebracht... De slappe lach was het gevolg. De 'bekende naam' in A priori was Ad Zuiderent. Hij viel op door zijn warme, lage stem die perfect aansloot bij zijn contemplatieve, licht melancholische poëzie. Van de twee 'onbekende namen' was de eerste vervolgens verhinderd. Dat werd echter ruimschoots goedgemaakt door de andere, een dichter die optrad onder het geniale pseudoniem 'Kiste'. De man had een heuse fanclub in zijn kielzog meegebracht die na elk gedicht luidruchtig zijn bijval kenbaar maakte. Kiste was ook goed, dat moet gezegd. Korte, sterke gedichten met soms een humoristische ondertoon. Hoogtepunt was een tweeregelig gedicht over een potloodventer.
Voor de tweede ronde spoedden we ons naar Billabong. Daar begon de Vlaming X.Roelens als eerste. Hij gaf af op de miskenning van Vlaamse dichters door de Hollanders. Zijn daaropvolgende voordracht gaf echter geen enkele reden dit - al dan niet gechargeerde - beeld aan een grondige revisie te onderwerpen. Letterlijk veel geschreeuw, weinig wol. De grote naam in Billabong was Ilja Leonard Pfeijffer. We schrokken ons een hoedje toen bleek dat hij de hele tijd pal langs ons in de zaal had gestaan. Zijn poëzie viel erg in de smaak bij het publiek. De tweede onbekende dichter tot slot, heeft geen enkele herinnering nagelaten.
De derde ronde moest ik aan me voorbij laten gaan, omdat ik de trein naar huis moest halen.
2006
De editie van 2005 had ons zo bekoord, dat we een jaar later besloten vrijwillig het festival te bezoeken. We startten in de NDRGRND waar Joost Zwagerman acte de présence gaf. Hij las enkele gedeelten uit zijn vormvaste bundel Roeshoofd hemelt voor, die behoorlijk indrukwekkend waren. We waren het er gauw over eens dat hij bewees in ieder geval een poeta faber, een vakman te zijn. Of hij ook kon doorgaan voor een poeta vates was minder zeker. De eerste onbekende dichter was een Vlaming die zich meer bezighield met flirten met één van de meisjes van de organisatie dan met een fatsoenlijke voordracht. De tweede marginale dichter deed het beter. Hij had de inspirerende naam :roop: en bleek een al wat oudere, verfomfaaide man te zijn die met een prettige stem gedichten over minder prettige onderwerpen op een luchtige toon wist voor te dragen.
We hadden vooraf geconstateerd dat onze grote held Kiste ook dit jaar een uitnodiging had ontvangen, weliswaar niet zoals verwacht als grote naam, maar toch. We begaven ons dan ook naar Sterre, waar hij, dit keer onder echte naam Gerard Scharn, het publiek mocht vermaken. Het begin was echter voor Alexis de Roode, die positief verraste met het meeslepend voordragen van enkele heldere, visuele gedichten uit zijn eerste en enige bundel. Daarna mocht Neeltje Maria Min achter de microfoon verschijnen. Haar poëzie was geliefd bij de huisvrouwen in de zaal, maar kon mij geen moment bekoren. Gerard Scharn a.k.a. Kiste mocht afsluiten, dit keer zonder fanclub. Hij ging zo op in zijn gedichten dat hij het meisje van de organisatie, dat wanhopig probeerde duidelijk te maken dat zijn tijd op was, in het geheel niet opmerkte. Wat een kerel. Een vent, voor mijn particulier gevoel.
2007 DB
Begin dit jaar verliet het festival voor het eerste de stadsgrenzen en streek neer in Den Bosch. Stefan kwam over uit Nijmegen en sloot zich aan bij Bob en mij. We begonnen in de Stadsbibliotheek waar alle dichters nog samengeschoold stonden te keuvelen, voordat ze verspreid zouden worden door de stad. In de bibliotheek trad Bernlef op. Grote naam, fraai hem eens in het echt te hebben mogen zien, maar zijn gedichten vond ik vrij mat en saai. Daarna kwam local hero Jos Louwes. Hij begon onzeker, liet het publiek weten dat hij vreesde niet genoeg materiaal te hebben omdat hij in zijn leven maar weinig geschreven had. Hij praatte heel traag, overeenkomend met zijn schrijftempo dus. Gaandeweg de voordracht wist hij zich echter voor mij - en voor de rest van de aanwezigen - te winnen met fraaie, verrassende poëzie. De sterkste regel kwam dan ook van hem: 'poëzie is een dag met twee lekke banden'. Als laatste verscheen de zeer jonge Vicky Francken. Een meisje met een leuk snoetje en een sympathiek voorkomen, dat met een warme stem liet blijken over bijzonder veel talent te beschikken.
De Keulse Kar was de volgende bestemming. Simon Vinkenoog werd daar verslagen door een combinatie van gedimd licht en zijn ouderdom. Hij kon namelijk zijn eigen schrijfsels niet lezen en moest zo regelmatig de voordracht onderbreken. Bovendien was er een dronkelap aanwezig die teveel schreeuwde. De overige dichters waren weinig indrukwekkend.
De laatste ronde kon deze keer wel bezocht worden. We zagen toen we bij 't Bonte Palet naar binnen keken Johan Oosterman voor de microfoon staan. Helaas bleek het om een slecht gelukte look-a-like te gaan. Het kroegje was ook nog eens veel te klein, de dichters (waaronder bekende naam Tsjitske Jansen) niet zo bijzonder en de dronkelap viel ook nog eens binnen.
2007 N
Waar we de eerder edities bewust naar een bepaalde dichter gingen kijken, daar gingen we gisteren gewoon ergens naar binnen zonder te weten wie er optrad. We raakten verzeild in Opera en daar bleek Lustrumlust ingedeeld te zijn, een collectief van zes dichters. Pom Wolff was erg sterk met zijn gedichten vol associatief woordspel, Hanz Mirck eindigde met twee uitstekende gedichten, de andere vier hielden onze aandacht niet vast.
De tweede locatie was de Dekker v.d. Vegt. Daar was het behoorlijk druk. Sigrid praatte het geheel uitstekend aan elkaar en zorgde voor de introductie van de dichters, te beginnen met Gerrit Vennema. Hij wisselde mooie gedichten af met ronduit tegenvallende. Daarna mocht de eerbiedwaardige Remco Campert achter het spreekgestoelte verschijnen. Hij vertoonde duidelijke uiterlijke tekenen van ouderdom en barstte na het eerste uitgesproken woord reeds in een nare hoestbui uit. Daarna liep echter alles gesmeerd en wist hij het publiek te boeien met een combinatie van mooie poëzie en een warme stem. Zijn gedicht over 'de eerste keer' was erg bijzonder. De laatste dichteres, Myrte Leffring, maakte de fout in één rits haar gedichten voor te dragen, zonder zichzelf voor te stellen of wat meer te vertellen rondom enkele gedichten, iets wat ik zelf zeker wel zou doen.
De derde ronde viel weer ten prooi aan de stoptrein.
Al met al zijn de festivals een leuk uitje gebleken, met het voorrecht grote namen 'in het echt' te zien en zo nu en dan eens een voorheen onbekende dichter te 'ontdekken'. Vooral de editie in Den Bosch was een succes, ondanks de scepsis vooraf of het festival buiten Nijmegen wel zou aanslaan. De opkomst van poëzieminnend publiek in Den Bosch was echter groot (groter dan in Nijmegen?). Hopelijk komende lente dus op herhaling.
dinsdag 16 oktober 2007
De literaire beterweter #5
De laatste aflevering van De literaire beterweter dateert alweer van 27 juli. Ondanks alle drukke bezigheden heb ik inmiddels weer een stapeltje boeken gelezen. Een selectie van tien boeken is onderwerp van de vijfde aflevering.
Joost van den Vondel - Jeptha Van Vondel - toch een grote naam in de Nederlandse literatuur - had ik nog nooit iets hoeven lezen en zelf was ik dat in de nabije toekomst ook niet van plan. Jeptha bleek echter een verplichte titel begin dit studiejaar en ik moet bekennen dat ik zeer positief verrast ben. Op inhoudelijk gebied is het stuk zoals verwacht niet zo boeiend, maar de taal van Vondel overdonderde me regelmatig. Mooie zinnen met prachtig klankspel, ingenieus eindrijm en menig treffend archaïsme. [****]
Willem Jan Otten - Specht en zoon Winnaar van de Libris 2005, met als motivatie het ongewone vertelperspectief. De roman wordt namelijk vanuit het perspectief van een schilderij-in-wording verteld. Hoewel dit een fris idee is, dat bovendien niet onverdienstelijk wordt uitgewerkt, is de lezer na een tiental bladzijden wel gewend aan het perspectief en ontvouwt zich in zekere zin een verhaal als alle andere. Bovendien ligt - met in het achterhoofd Otten als fanatieke bekeerling - de Christelijke symboliek er toch wel dik bovenop. [***]
T.S. Eliot - The Waste Land/Het Barre Land Allesweter Paul Claes vertaalde dit meesterwerk en ontvouwde terstond een - naar eigen zeggen - 'baanbrekende' interpretatie: het hele gedicht zou te herleiden zijn tot een treurige driehoeksverhouding tussen Eliot, zijn vrouw Vivien en filosoof Bertrand Russell, met Eliot als machteloze slachtoffer. Hoewel door Claes hier gedetailleerd beargumenteerd is het nadeel van seksuele interpretaties dat ze altijd en overal toepasbaar zijn. Zo krijgt zelfs een onschuldig wijsje als 'de zak van Sinterklaas' een fallische ondertoon. Waarom toch de maximale score? Door het gedicht zelf. Ik ben sinds 4VWO onder de indruk van The Waste Land. De thematiek, de suggestiviteit, de schitterende strofen, alles spreekt me aan. Regelmatig prevel ik de volgende woorden voor me uit als ik me op Nijmegen CS 's ochtends in een grote mensenmassa bevind: 'A crowd flowed over London Bridge, so many,/ I had not thought death had undone so many./ Sighs, short and infrequent, were exhaled,/ And each man fixed his eyes before his feet.' [*****]
Harry Mulisch - Twee opgravingen Een verhaal dat Mulisch schreef op 19-jarige leeftijd en een lezing van een paar jaar later, 'opgegraven' en gepubliceerd in '94. Het verhaal bevat een aardige theorie en de lezing is een voorbode op zijn filosofische hoofdwerk van decennia later. Een leuk aspect van het lezen van een heel oeuvre is dat je heel snel de stijl van de auteur in verschillende periodes herkent. De stijl van het verhaal kwam overeen met die van de vroege Mulisch. De slotalinea kwam me echter vreemd voor, als afwijkend van de rest. Ik kon een zekere tevredenheid dan ook niet onderdrukken toen ik in het nawoord las dat de Mulisch van 1994 de oorspronkelijke slotalinea herschreven had. [***]
Niels 't Hooft - Sneeuwdorp Eerder besprak ik Toiletten als een uitstekende debuutnovelle. Sneeuwdorp bevat dezelfde elementen die me toen positief deden oordelen: de eenzelvige, dromerige jongen die in een rake, naïeve stijl wordt neergezet, is ook hier aanwezig. De lengte van de roman is waar het hier misgaat. Na bladzijde 125 wordt het een herhaling van zetten, lijkt 't Hooft niet goed meer te weten waar het verhaal heen moet en verzandt het uiteindelijk in enkele platitudes over zelfvertrouwen en een positieve levensinstelling. [**]
Hubert Lampo - De komst van Joachim Stiller Traditioneel naast Johan Daisne's De man die zijn haar kort liet knippen één van de twee magisch-realistische meesterwerken uit de Nederlandstalige literatuur. Of dat zo is, weet ik niet. Wel dat Lampo met vaart vertelt, in een sympathieke stijl en in mooie, lange volzinnen. Het archaïsche woordgebruik, dat laat zien dat deze roman uit 1960 toch wel snel verouderd is, is daardoor echter geen last maar juist een lust. [****]
F. Scott Fitzgerald - De grote Gatsby In overzichten van de Angelsaksische canon staat dit werk altijd weer op twee, vlak achter Ulysses. Deze keuze moet dan gebaseerd zijn op traditie, niet op huidige leeswaardigheid. Ik zie dat de roman een mooi sfeerbeeld geeft van de Roaring Twenties, maar helaas vond ik de personages nooit echt uit de verf komen. Een zekere onzekerheid over Gatsby hoort inderdaad bij het verhaal, maar ook ik-verteller Nick bleef voor mij een vreemde. Wel terecht klassiek is natuurlijk de slotzin: 'Zo beuken we door, schepen tegen de stroom in, onophoudelijk teruggeslagen naar het verleden.' [***]
Tommy Wieringa - Joe Speedboot Ik heb dikwijls een vooringenomen afkeer van bestsellers van relatief onbekende auteurs. Ik las Joe Speedboot dan ook tegendraads, hopend al die lovende critici te kunnen logenstraffen. Maar helaas (of gelukkig), ook ik ben overstag: Joe Speedboot is een modern meesterwerk. De personages zijn boeiend en kleurrijk, de verhaalwereld sprookjesachtig en hyperrealistisch ineen, de plot aangrijpend en verrassend, en dat alles verteld met een sneltreinvaart, zonder dat detaillering, subtiele metaforiek en verhaal- en karakterontwikkeling uit het oog worden verloren. [*****]
Dimitri Verhulst - De verveling van de keeper Tegenvallende kleine roman over de 'belevenissen' van de keeper van de Rode Duivels voor en tijdens de WK-finale 2034. Het treurige is dat Verhulst alle ingrediënten voor een goed boek bijeenheeft en tentoonspreidt (humor, frivole stijl, sociale kritiek, Speedboot-achtige personages en verhaalwereld), maar dat hij deze elementen als een tornado afraffelt en zo één voor één hun kracht laat verliezen. Aan het eind blijft er dan ook niet meer over dan een diepe teleurstelling. Wél subliem is het motto, nl. de wereldberoemde woorden van Jean-Marie Pfaff: 'Ich dook in die Linkerhoeke, und die Bal kwamte auch in die Linkerhoeke'. [*]
Michel Houellebecq - De wereld als markt en strijd Debuutroman van Houellebecq, te beschouwen als de voorbereiding op Elementaire deeltjes. Zeer interessante roman. Houellebecq heeft veel zinnigs te zeggen, rake typering van de moderne mens, treffende analyse van de moderne maatschappij, o.a. over het economisch liberalisme en het daaruit voortvloeiende seksuele liberalisme met parallelle winnaars en verliezers. Cynisch, scherp en soms schokkend. Jammer is dan weer een zin als deze: 'Het gat dat ze onder aan haar buik had moest haar zo nutteloos lijken. Een pik kun je altijd afhakken; maar hoe kun je de gapende leegte van een vagina vergeten?' [*****]
Joost van den Vondel - Jeptha Van Vondel - toch een grote naam in de Nederlandse literatuur - had ik nog nooit iets hoeven lezen en zelf was ik dat in de nabije toekomst ook niet van plan. Jeptha bleek echter een verplichte titel begin dit studiejaar en ik moet bekennen dat ik zeer positief verrast ben. Op inhoudelijk gebied is het stuk zoals verwacht niet zo boeiend, maar de taal van Vondel overdonderde me regelmatig. Mooie zinnen met prachtig klankspel, ingenieus eindrijm en menig treffend archaïsme. [****]
Willem Jan Otten - Specht en zoon Winnaar van de Libris 2005, met als motivatie het ongewone vertelperspectief. De roman wordt namelijk vanuit het perspectief van een schilderij-in-wording verteld. Hoewel dit een fris idee is, dat bovendien niet onverdienstelijk wordt uitgewerkt, is de lezer na een tiental bladzijden wel gewend aan het perspectief en ontvouwt zich in zekere zin een verhaal als alle andere. Bovendien ligt - met in het achterhoofd Otten als fanatieke bekeerling - de Christelijke symboliek er toch wel dik bovenop. [***]
T.S. Eliot - The Waste Land/Het Barre Land Allesweter Paul Claes vertaalde dit meesterwerk en ontvouwde terstond een - naar eigen zeggen - 'baanbrekende' interpretatie: het hele gedicht zou te herleiden zijn tot een treurige driehoeksverhouding tussen Eliot, zijn vrouw Vivien en filosoof Bertrand Russell, met Eliot als machteloze slachtoffer. Hoewel door Claes hier gedetailleerd beargumenteerd is het nadeel van seksuele interpretaties dat ze altijd en overal toepasbaar zijn. Zo krijgt zelfs een onschuldig wijsje als 'de zak van Sinterklaas' een fallische ondertoon. Waarom toch de maximale score? Door het gedicht zelf. Ik ben sinds 4VWO onder de indruk van The Waste Land. De thematiek, de suggestiviteit, de schitterende strofen, alles spreekt me aan. Regelmatig prevel ik de volgende woorden voor me uit als ik me op Nijmegen CS 's ochtends in een grote mensenmassa bevind: 'A crowd flowed over London Bridge, so many,/ I had not thought death had undone so many./ Sighs, short and infrequent, were exhaled,/ And each man fixed his eyes before his feet.' [*****]
Harry Mulisch - Twee opgravingen Een verhaal dat Mulisch schreef op 19-jarige leeftijd en een lezing van een paar jaar later, 'opgegraven' en gepubliceerd in '94. Het verhaal bevat een aardige theorie en de lezing is een voorbode op zijn filosofische hoofdwerk van decennia later. Een leuk aspect van het lezen van een heel oeuvre is dat je heel snel de stijl van de auteur in verschillende periodes herkent. De stijl van het verhaal kwam overeen met die van de vroege Mulisch. De slotalinea kwam me echter vreemd voor, als afwijkend van de rest. Ik kon een zekere tevredenheid dan ook niet onderdrukken toen ik in het nawoord las dat de Mulisch van 1994 de oorspronkelijke slotalinea herschreven had. [***]
Niels 't Hooft - Sneeuwdorp Eerder besprak ik Toiletten als een uitstekende debuutnovelle. Sneeuwdorp bevat dezelfde elementen die me toen positief deden oordelen: de eenzelvige, dromerige jongen die in een rake, naïeve stijl wordt neergezet, is ook hier aanwezig. De lengte van de roman is waar het hier misgaat. Na bladzijde 125 wordt het een herhaling van zetten, lijkt 't Hooft niet goed meer te weten waar het verhaal heen moet en verzandt het uiteindelijk in enkele platitudes over zelfvertrouwen en een positieve levensinstelling. [**]
Hubert Lampo - De komst van Joachim Stiller Traditioneel naast Johan Daisne's De man die zijn haar kort liet knippen één van de twee magisch-realistische meesterwerken uit de Nederlandstalige literatuur. Of dat zo is, weet ik niet. Wel dat Lampo met vaart vertelt, in een sympathieke stijl en in mooie, lange volzinnen. Het archaïsche woordgebruik, dat laat zien dat deze roman uit 1960 toch wel snel verouderd is, is daardoor echter geen last maar juist een lust. [****]
F. Scott Fitzgerald - De grote Gatsby In overzichten van de Angelsaksische canon staat dit werk altijd weer op twee, vlak achter Ulysses. Deze keuze moet dan gebaseerd zijn op traditie, niet op huidige leeswaardigheid. Ik zie dat de roman een mooi sfeerbeeld geeft van de Roaring Twenties, maar helaas vond ik de personages nooit echt uit de verf komen. Een zekere onzekerheid over Gatsby hoort inderdaad bij het verhaal, maar ook ik-verteller Nick bleef voor mij een vreemde. Wel terecht klassiek is natuurlijk de slotzin: 'Zo beuken we door, schepen tegen de stroom in, onophoudelijk teruggeslagen naar het verleden.' [***]
Tommy Wieringa - Joe Speedboot Ik heb dikwijls een vooringenomen afkeer van bestsellers van relatief onbekende auteurs. Ik las Joe Speedboot dan ook tegendraads, hopend al die lovende critici te kunnen logenstraffen. Maar helaas (of gelukkig), ook ik ben overstag: Joe Speedboot is een modern meesterwerk. De personages zijn boeiend en kleurrijk, de verhaalwereld sprookjesachtig en hyperrealistisch ineen, de plot aangrijpend en verrassend, en dat alles verteld met een sneltreinvaart, zonder dat detaillering, subtiele metaforiek en verhaal- en karakterontwikkeling uit het oog worden verloren. [*****]
Dimitri Verhulst - De verveling van de keeper Tegenvallende kleine roman over de 'belevenissen' van de keeper van de Rode Duivels voor en tijdens de WK-finale 2034. Het treurige is dat Verhulst alle ingrediënten voor een goed boek bijeenheeft en tentoonspreidt (humor, frivole stijl, sociale kritiek, Speedboot-achtige personages en verhaalwereld), maar dat hij deze elementen als een tornado afraffelt en zo één voor één hun kracht laat verliezen. Aan het eind blijft er dan ook niet meer over dan een diepe teleurstelling. Wél subliem is het motto, nl. de wereldberoemde woorden van Jean-Marie Pfaff: 'Ich dook in die Linkerhoeke, und die Bal kwamte auch in die Linkerhoeke'. [*]
Michel Houellebecq - De wereld als markt en strijd Debuutroman van Houellebecq, te beschouwen als de voorbereiding op Elementaire deeltjes. Zeer interessante roman. Houellebecq heeft veel zinnigs te zeggen, rake typering van de moderne mens, treffende analyse van de moderne maatschappij, o.a. over het economisch liberalisme en het daaruit voortvloeiende seksuele liberalisme met parallelle winnaars en verliezers. Cynisch, scherp en soms schokkend. Jammer is dan weer een zin als deze: 'Het gat dat ze onder aan haar buik had moest haar zo nutteloos lijken. Een pik kun je altijd afhakken; maar hoe kun je de gapende leegte van een vagina vergeten?' [*****]
zondag 14 oktober 2007
Gedicht
Geworpene
'ik ben-er-in, Martin. wat nu?'
vergeten te kuchen de aftrap missen -
de tijd dat dagen 's morgens begonnen
pas weken later ten einde liepen
voortrazend in ronkende synapsen
nee zeggen en misschien en alsnog nee -
wakker worden in de vertrouwde
rivier doch het water veranderd
weten troebel lang niet meer zo fris
jaren verstrijken en dan zijn ze verspild -
oneigenlijk bovendien de tijd kent
geen behoudswet - wat nu is: achteruit
kruipen blik gericht op wat had moeten zijn
camera: jongen op perron, laatste trein arriveert, deuren gaan open, iemand
blaast op een fluitje, deuren gaan dicht, laatste trein vertrekt, jongen op perron
'ik ben-er-in, Martin. wat nu?'
vergeten te kuchen de aftrap missen -
de tijd dat dagen 's morgens begonnen
pas weken later ten einde liepen
voortrazend in ronkende synapsen
nee zeggen en misschien en alsnog nee -
wakker worden in de vertrouwde
rivier doch het water veranderd
weten troebel lang niet meer zo fris
jaren verstrijken en dan zijn ze verspild -
oneigenlijk bovendien de tijd kent
geen behoudswet - wat nu is: achteruit
kruipen blik gericht op wat had moeten zijn
camera: jongen op perron, laatste trein arriveert, deuren gaan open, iemand
blaast op een fluitje, deuren gaan dicht, laatste trein vertrekt, jongen op perron
zaterdag 13 oktober 2007
De brief van de advocaat
Vanmiddag liep ik over straat toen mij een advocaat voorbijsnelde. Er viel iets uit zijn aktetas. Ik raapte het op en zag dat het een brief was. Dit is de inhoud van de brief van de advocaat:
Ge(min)achte Heren van de K.N.V.B.,
Middels dit schrijven verzoek ik u om tekst en uitleg aangaande een dramatisch gebeuren d.d. 12 oktober jongstleden. Op de avond van die dag bezocht ik onder het motto 'TOP thuis, een avond uit' de voetbalwedstrijd TOP Oss - ADO Den Haag. De thuisspelende club kon, bij een gunstige uitslag op een Eindhovens veld, de tweede periodetitel in de wacht slepen. Het stadion zat goed vol, er was gezorgd voor extra muziekboxen, een heuse dj, en het fanatieke publiek zorgde voor veel sfeer.
Een blik op het papierwerk leerde mij dat de arbiter, vanwege de importantie van de wedstrijd, een eredivisiescheidsrechter was. Ik duid hem in het vervolg aan onder de naam Bas N. Na een enerverende eerste helft gingen beide teams rusten met een 0-1 stand. Tijdens de pauze kreeg Bas N. het aan de stok met TOP-speler D.Schoofs. 'Wacht jij maar, ik pak je na de rust wel terug', beet Bas N. hem toe, aldus meerdere getuigen.
Na de hervatting werd het snel 1-1, het stadion ontplofte. De 2-1 hing in de lucht, totdat Bas N. zijn dreigement op fatale wijze ten uitvoer bracht. D.Schoofs en een speler van ADO geraakten in duel om de bal. Schoofs ging neer, de ADOnees volgde. Tot verbazing van vriend, vijand en neutrale personen wees Bas N. naar de penaltystip. Dubieus, omdat er van een overtreding geen sprake leek. Dubieuzer, omdat als dat wel zo was, de ADOnees de eerste overtreding maakte. Dubieust omdat het gebeuren zich meters buiten het zestienmetergebied voltrok. Hier vindt u Het Bewijsmateriaal. Klik op 'TOP Oss - ADO Den Haag', 3 minuut 20 t/m 3 minuut 40. Niet overtuigd? Zie de herhaling, 3 minuut 40 t/m 3 minuut 50.
Tenenkrommend werd het pas echt toen N. na afloop doodleuk verklaarde dat de overtreding 'beëindigd werd in het strafschopgebied'. Waarom weet N. niet, zoals ik, u en iedereen wel weten, dat altijd het begin van de overtreding als beoordelingspunt en plaats delict geldt? De strafschop werd benut door de dikkontige spits met een actieradius van 5 vierkante meters. N. strooide nog wat met kaarten, het werd 1-3 en na afloop bleek ook nog eens dat N. voor aanvang van het treffen in de catacomben wel heel verdacht vriendschappelijk met de spelers van ADO was. Heren van de bond, ik eis een verklaring! en wel op de volgende punten:
- Hoe verantwoordt u het gedrag van N. voorafgaande aan de wedstrijd?
- Hoe verantwoordt u de woorden gericht aan D.Schoofs in de rust?
- Hoe verantwoordt u de beslissing vervolgens een penalty toe te kennen?
- Bent u bereid de zaak grondig te onderzoeken?
Is het u opgevallen dat ik de woorden 'corruptie', 'gokschandaal', 'lulhannes' en 'onder de plak bij moeder de vrouw' niet uit de pen laat vloeien? Ik eis slechts een verklaring.
Bent u niet in staat afdoende duidelijkheid te verschaffen omtrent deze
klassejusti (doorgehaald) vreemde gang van zaken, dan voel ik mij moreel en ethisch verplicht een zaak aan te spannen.
Laagachtend,
mr. Th. Fijnvandraad (pro deo)
Ge(min)achte Heren van de K.N.V.B.,
Middels dit schrijven verzoek ik u om tekst en uitleg aangaande een dramatisch gebeuren d.d. 12 oktober jongstleden. Op de avond van die dag bezocht ik onder het motto 'TOP thuis, een avond uit' de voetbalwedstrijd TOP Oss - ADO Den Haag. De thuisspelende club kon, bij een gunstige uitslag op een Eindhovens veld, de tweede periodetitel in de wacht slepen. Het stadion zat goed vol, er was gezorgd voor extra muziekboxen, een heuse dj, en het fanatieke publiek zorgde voor veel sfeer.
Een blik op het papierwerk leerde mij dat de arbiter, vanwege de importantie van de wedstrijd, een eredivisiescheidsrechter was. Ik duid hem in het vervolg aan onder de naam Bas N. Na een enerverende eerste helft gingen beide teams rusten met een 0-1 stand. Tijdens de pauze kreeg Bas N. het aan de stok met TOP-speler D.Schoofs. 'Wacht jij maar, ik pak je na de rust wel terug', beet Bas N. hem toe, aldus meerdere getuigen.
Na de hervatting werd het snel 1-1, het stadion ontplofte. De 2-1 hing in de lucht, totdat Bas N. zijn dreigement op fatale wijze ten uitvoer bracht. D.Schoofs en een speler van ADO geraakten in duel om de bal. Schoofs ging neer, de ADOnees volgde. Tot verbazing van vriend, vijand en neutrale personen wees Bas N. naar de penaltystip. Dubieus, omdat er van een overtreding geen sprake leek. Dubieuzer, omdat als dat wel zo was, de ADOnees de eerste overtreding maakte. Dubieust omdat het gebeuren zich meters buiten het zestienmetergebied voltrok. Hier vindt u Het Bewijsmateriaal. Klik op 'TOP Oss - ADO Den Haag', 3 minuut 20 t/m 3 minuut 40. Niet overtuigd? Zie de herhaling, 3 minuut 40 t/m 3 minuut 50.
Tenenkrommend werd het pas echt toen N. na afloop doodleuk verklaarde dat de overtreding 'beëindigd werd in het strafschopgebied'. Waarom weet N. niet, zoals ik, u en iedereen wel weten, dat altijd het begin van de overtreding als beoordelingspunt en plaats delict geldt? De strafschop werd benut door de dikkontige spits met een actieradius van 5 vierkante meters. N. strooide nog wat met kaarten, het werd 1-3 en na afloop bleek ook nog eens dat N. voor aanvang van het treffen in de catacomben wel heel verdacht vriendschappelijk met de spelers van ADO was. Heren van de bond, ik eis een verklaring! en wel op de volgende punten:
- Hoe verantwoordt u het gedrag van N. voorafgaande aan de wedstrijd?
- Hoe verantwoordt u de woorden gericht aan D.Schoofs in de rust?
- Hoe verantwoordt u de beslissing vervolgens een penalty toe te kennen?
- Bent u bereid de zaak grondig te onderzoeken?
Is het u opgevallen dat ik de woorden 'corruptie', 'gokschandaal', 'lulhannes' en 'onder de plak bij moeder de vrouw' niet uit de pen laat vloeien? Ik eis slechts een verklaring.
Bent u niet in staat afdoende duidelijkheid te verschaffen omtrent deze
klassejusti (doorgehaald) vreemde gang van zaken, dan voel ik mij moreel en ethisch verplicht een zaak aan te spannen.
Laagachtend,
mr. Th. Fijnvandraad (pro deo)
woensdag 10 oktober 2007
Top 600: (6) Keane - She has no Time
Bekijk de clip (YouTube)
Na Blink 182 (8) en Box Car Racer (7) heeft nu ook Keane zijn hoogste notering in de top 600 bereikt. Op nummer 6 vinden we She has no Time.
Bijna de helft van alle liedjes van het debuutalbum 'Hopes and Fears' is op single uitgebracht. 'She has no Time' hoort daar niet bij. Ik heb als hoogste Keane-notering voor dit nummer gekozen omdat het zo'n intens droevig liedje is, en daarmee exemplarisch voor wat ik de echt interessante Keane-sound vind.
Op 'Hopes and Fears' staan namelijk ook liedjes als 'Bend and Break' en 'Your Eyes Open', die zich onderscheiden door een wat vrolijker melodie. Mijn voorkeur gaat eerder uit naar de wat treuriger nummers, zoals 'Everybody's Changing' en 'We might as well be Strangers', die ook de top-25 gehaald hebben. 'She has no Time' is de overtreffende trap.
De combinatie van de ingetogen stem van Tom en de gedragen muziek zorgen voor een heerlijk-zwaarmoedige flow die me kippenvel bezorgt (vooral bij het luisteren met gesloten ogen). Vooral de verschuivingen in toonhoogte in het refrein zijn erg mooi uitgewerkt.
De thematiek is die van de onbeantwoorde liefde. Opvallend is het perspectief. Het lied wordt gezongen in de 'you'-vorm. Tijdens een concert in Leeds gaf Tom toelichting: 'this song is basically about being in love with someone and they're not in love with you, and this was something that happened to me a few years ago. Anyway, this fellow here [Tim] wrote this song, as a way of sort of comforting me at the time. [...] it really is a song that means so much to me, because it was basically Tim putting his arm around my shoulder and saying "Don't worry, this happens to everyone at some stage".'
Het zingen in de 'I'-vorm zorgt normaliter voor identificatie van de luisteraar met de zanger en hetgeen hij zingt. De 'ik' uit de tekst wordt dan gelijkgeschakeld met de 'ik' die luistert. Het gebruik van de 'jij'-vorm in She has no Time maakt dat onmogelijk. Het alternatief is echter dat de luisteraar de tekst recipieert alsof Tom hem rechtstreeks toezingt. En dat is een schitterend alternatief dat perfect werkt.
You think your days are uneventful
And no one ever thinks about you
She goes her own way
She goes her own way
You say your days are ordinary
And no one ever thinks about you
But we're all the same
And she can hardly breathe without you
[...]
Lonely people tumble downwards
And my heart opens up to you
When she says
She has no time
For you now
maandag 8 oktober 2007
God bestaat; dat is bewezen
Na de aporieën van Zeno en de leugenaarsparadoxen vandaag aflevering drie van de semi-rubriek van fascinerende filosofische fratsen: de godsbewijzen. Het geloven in het bestaan van God is allemaal leuk en aardig, maar het ultieme doel van een gelovige is natuurlijk rationeel te bewijzen dat God bestaat. Door logisch redeneren zijn enkelen erin geslaagd het bestaan van God aannemelijk te maken. Moeten we nu zonder meer accepteren dat God bestaat?
1 Wat wij onder God verstaan is een zijnde dat groter is dan welk ander denkbaar zijnde dan ook
Het is, denk ik, niet moeilijk deze redenering te ontkrachten, namelijk op punt 5: als men iets kan denken, dan volgt daaruit nog niet, dat dat iets ook in de werkelijkheid bestaat. Anselmus verdedigde zijn bewijs niettemin fel. Hij herformuleerde het geheel enigszins en kwam met de volgende redenering:
Stel dat er een hoogste zijnde is dat men kan denken, maar het bestaat niet. Er bestaat dan wel een ander zijnde dat dan hoger is dan het eerste zijnde (qua bestaan). Aangezien God het hoogste is dat gedacht kan worden moet Hij bestaan.
Kant heeft dit bewijs onschadelijk te maken door te beweren dat Anselmus 'bestaan' onterecht als een eigenschap van een zijnde beschouwt. Hedendaagse filosofen zijn het er wel over eens dat het ontologische godsbewijs volgens de wetten van de logica niet houdbaar is. Toch zijn er enkele denkers die trachten door een aangepaste formulering alsnog het ontologische godsbewijs een plaats te geven, bijvoorbeeld de Amerikaanse filosoof (met Friese voorouders) Alvin Plantinga.
Thomas van Aquino is de absolute koning van de godsbewijzen. Maarliefst vijf wist hij er te formuleren. De bekendste is het godsbewijs gebaseerd op beweging (ex motu):
1 Er is verandering (beweging) in de wereld
De kritiek op dit bewijs spitst zich toe op stap 4: de eerste Onbewogen Beweger hoeft niet per se God te zijn.
Ik denk zelf dat het zinloos is te vragen naar een logisch-rationeel te verklaren God. Het bestaan van zo'n God moet altijd afgeleid worden uit redeneringen en vormt nooit een verklaring vooraf. Het bestaan van God is alleen afhankelijk van de menselijke geest. Er bestaat geen God die niet bestaat. Ook wanneer er op aarde slechts één iemand in God gelooft, bestaat God. God als geloofsdaad dus, en nooit als schepper, als allesverklarend principe.
Laten we eens enkele godsbewijzen onder de loep nemen. Een wereldberoemd - misschien wel het beroemdste godsbewijs is dat van aartsbisschop van Canterbury Anselmus (1033-1109), het zogenoemde 'ontologische godsbewijs':
1 Wat wij onder God verstaan is een zijnde dat groter is dan welk ander denkbaar zijnde dan ook
2 Als wij over God denken, dan hebben wij dit begrip in onze gedachte
3 Het Godsbegrip bestaat dus in ieder geval in het denken, het is zelfs onmogelijk het níet te denken
4 Maar, iets dat behalve in het denken ook in de werkelijkheid bestaat, moet noodzakelijk groter zijn dan iets dat uitsluitend in het denken bestaat
5 Als God nu het grootst denkbare is, moet hij niet alleen in ons denken maar ook in de werkelijkheid bestaan.
6 God bestaat
Het is, denk ik, niet moeilijk deze redenering te ontkrachten, namelijk op punt 5: als men iets kan denken, dan volgt daaruit nog niet, dat dat iets ook in de werkelijkheid bestaat. Anselmus verdedigde zijn bewijs niettemin fel. Hij herformuleerde het geheel enigszins en kwam met de volgende redenering:
Stel dat er een hoogste zijnde is dat men kan denken, maar het bestaat niet. Er bestaat dan wel een ander zijnde dat dan hoger is dan het eerste zijnde (qua bestaan). Aangezien God het hoogste is dat gedacht kan worden moet Hij bestaan.
Kant heeft dit bewijs onschadelijk te maken door te beweren dat Anselmus 'bestaan' onterecht als een eigenschap van een zijnde beschouwt. Hedendaagse filosofen zijn het er wel over eens dat het ontologische godsbewijs volgens de wetten van de logica niet houdbaar is. Toch zijn er enkele denkers die trachten door een aangepaste formulering alsnog het ontologische godsbewijs een plaats te geven, bijvoorbeeld de Amerikaanse filosoof (met Friese voorouders) Alvin Plantinga.
Thomas van Aquino is de absolute koning van de godsbewijzen. Maarliefst vijf wist hij er te formuleren. De bekendste is het godsbewijs gebaseerd op beweging (ex motu):
1 Er is verandering (beweging) in de wereld
2 Alles wat beweegt moet door iets anders bewogen worden
3 Om te voorkomen dat je zo oneindig teruggaat moet er een eerste beweger zijn die zelf niet bewogen wordt
4 Er is een eerste Onbewogen Beweger: God
De kritiek op dit bewijs spitst zich toe op stap 4: de eerste Onbewogen Beweger hoeft niet per se God te zijn.
Ik denk zelf dat het zinloos is te vragen naar een logisch-rationeel te verklaren God. Het bestaan van zo'n God moet altijd afgeleid worden uit redeneringen en vormt nooit een verklaring vooraf. Het bestaan van God is alleen afhankelijk van de menselijke geest. Er bestaat geen God die niet bestaat. Ook wanneer er op aarde slechts één iemand in God gelooft, bestaat God. God als geloofsdaad dus, en nooit als schepper, als allesverklarend principe.
Wél apart is het om te zien dat men tegenwoordig niet meer zo zeer op zoek gaat naar een sluitende rationele verklaring zoals de bovenstaande godsbewijzen, maar dat men de kansberekening gaat toepassen. Men berekent dan de kans dat God bestaat. Plantinga komt uit op 50%, Stephen Unwin d.m.v. wiskundige berekeningen op 67%. Het blijft toch bizar dat men bloedserieus tijd en moeite steekt in het procentueel berekenen van de kans dat God bestaat...
(Afbeelding: Bastiaan de Wit - God op wolk)
zondag 7 oktober 2007
Afonso Alves, Fenomeen
Stel, je bent een Braziliaanse voetballer die droomt van een carrière in Europa. Je wilt landgenoten als Ronaldo, Kaka, Adriano en Ronaldinho achterna, die allen sterspelers zijn in de grootste competities ter wereld. Je voetbalt in de spits bij Mineiro, scoort zo nu en dan een doelpunt, maar verder ben je een vrij beperkte voetballer. De topclubs staan dus niet in de rij.
Dan krijg je toch een aanbieding uit Europa. Het is geen Milaan, Madrid of Barcelona, maar het nietige Örgryte IS uit Zweden. Het vooruitzicht op het koude Scandinavië doet je sambabloed verkillen, maar je besluit het erop te wagen. In twee seizoenen weet je je aardig aan te passen aan het op Engelse leest geschoeide kick-and-rush-voetbal tegen boomlange Björns en Benny's. Je scoort zo gemiddeld een goal per twee wedstrijden en daarom mag je naar Malmö FF, een treetje hoger op de Zweedse ladder.
Met Malmö word je in je eerste seizoen kampioen; zelf scoor je een acceptabel aantal van 12 goals. Het jaar erop worden dat er 14 en dan krijg je een telefoontje uit Nederland. Het Friese SportClub Heerenveen manifesteert zich al jaren als een soort van Scandinavisch nationaal elftal en stroopt ook dit jaar weer de Zweedse competitie af op zoek naar nieuwe aanwas. Je bent dan wel een Braziliaan, maar vooruit, je mag komen ballen in de eredivisie. Ooit een aansprekende competitie, nu vrij marginaal, maar nog altijd met meer aanzien dan de Zweedse league.
Je begint uitstekend met de winnende treffer in blessuretijd tijdens de competitieouverture. Vervolgens kakt het wat in, maar als je in de noordelijke derby tegen Groningen 3 keer scoort, ben je los. De ballen vallen goed, verdedigers verworden tot houten klazen tegenover jou, alles lukt en aan het eind van de rit ben je glansrijk topscorer geworden met 34 goals in 31 gespeelde wedstrijden. Nog net voordat je op vakantie gaat, hoor je dat je bent geselecteerd voor het Braziliaanse nationale elftal. Je vertrekt richting Copa Cabana en je manager zal al die telefoontjes van Europese topclubs als Barcelona en Juventus wel verwerken...
Maar dan. Heerenveen houdt je aan je contract, niemand wil zo veel geld voor je neertellen en het nieuwe seizoen nadert met rasse schreden. Inmiddels maak je je gedroomde debuut voor de Goddelijke Kanaries. Al die grote namen, ze zijn je teamgenoten geworden. In de kleedkamer steken ze de draak met je. Haha, die Alves, speelt-ie nog bij Heerenveen; wij liggen lekker 10 maanden per jaar in de zon in Italië en Spanje, onderwijl een riant salaris opstrijkend. Je lacht schaapachtig en sms't op je hotelkamer je manager. Nog steeds niks? Nee... hoewel... AZ heeft belangstelling.
AZ. Weliswaar niet die vurig gewenste en verwachte Europese topclub, maar toch een stapje hoger dan Heerenveen. In Alkmaar waren ze bijna landskampioen en ze hebben daar een suikeroom uit Spanbroek met grote plannen. Maar ook nu lopen de onderhandelingen vast. Je manager blijkt ineens concurrentie te hebben gekregen van een heel leger adviseurs en dit schimmige clubje zakkenvullers maant je het spel hard te spelen. Na je volgende interland blijf je mooi een paar dagen extra in Brazilië.
In Heerenveen weten ze niet waar je uithangt. De competitie gaat van start, zonder jou. Je wint de Gouden Schoen, men laat als verrassing je voltallige familie - inclusief zoontje - overvliegen voor de uitreiking, maar op het laatste moment laat je verstek gaan: je bent psychisch in de war. De transferdeadline passeert, AZ slaagt er niet in je los te weken. Je keert alsnog terug in Heerenveen, maar daar doen ze ineens niet meer zo aardig tegen je. Gelukkig word je weer opgeroepen en vlieg je terug naar Brazilië. Je Braziliaanse zaakwaarnemer laat je persvoorlichter namens jou op je website Heerenveen betichten van 'moderne slavernij'.
In de weken die volgen duik je op en verdwijn je weer met regelmaat van de klok. Men spreekt inmiddels van een soap rondom je persoon. Als het okotber is, besluit je maar weer eens te gaan trainen. Je mag aansluitend een paar keer invallen en in de thuiswedstrijd tegen Heracles Almelo sta je weer eens in de basiself. Heerenveen heeft net een Europese oorwassing tegen het Zweedse (!) Helsingborgs IF achter de rug en het jou uitfluitende Friese publiek is sceptisch.
90 minuten later ben je weer een held. De arme Almeloërs zijn met 9-0 afgedroogd. Je hebt zojuist een absoluut eredivisierecord gevestigd door maarliefst zeven keer in één wedstrijd het net te vinden. Zeven goals. De verdedigers van Heracles leken dan wel op kettingrokende bejaarden met reuma, maar zeven goals... Als het nog niet duidelijk was: je bent een fenomeen.
Intussen ben je weer opgeroepen voor de interlands tegen Colombia (14-10) en Ecuador (17-10). Komende week vertrekt het vliegtuig. Heerenveen en heel Nederland wachten met angst en beven op je terugkeer: brengt de vlucht Rio-Amsterdam de negentiende oktober een Afonso Alves Martins jr. mee of blijft je stoel leeg?
Dan krijg je toch een aanbieding uit Europa. Het is geen Milaan, Madrid of Barcelona, maar het nietige Örgryte IS uit Zweden. Het vooruitzicht op het koude Scandinavië doet je sambabloed verkillen, maar je besluit het erop te wagen. In twee seizoenen weet je je aardig aan te passen aan het op Engelse leest geschoeide kick-and-rush-voetbal tegen boomlange Björns en Benny's. Je scoort zo gemiddeld een goal per twee wedstrijden en daarom mag je naar Malmö FF, een treetje hoger op de Zweedse ladder.
Met Malmö word je in je eerste seizoen kampioen; zelf scoor je een acceptabel aantal van 12 goals. Het jaar erop worden dat er 14 en dan krijg je een telefoontje uit Nederland. Het Friese SportClub Heerenveen manifesteert zich al jaren als een soort van Scandinavisch nationaal elftal en stroopt ook dit jaar weer de Zweedse competitie af op zoek naar nieuwe aanwas. Je bent dan wel een Braziliaan, maar vooruit, je mag komen ballen in de eredivisie. Ooit een aansprekende competitie, nu vrij marginaal, maar nog altijd met meer aanzien dan de Zweedse league.
Je begint uitstekend met de winnende treffer in blessuretijd tijdens de competitieouverture. Vervolgens kakt het wat in, maar als je in de noordelijke derby tegen Groningen 3 keer scoort, ben je los. De ballen vallen goed, verdedigers verworden tot houten klazen tegenover jou, alles lukt en aan het eind van de rit ben je glansrijk topscorer geworden met 34 goals in 31 gespeelde wedstrijden. Nog net voordat je op vakantie gaat, hoor je dat je bent geselecteerd voor het Braziliaanse nationale elftal. Je vertrekt richting Copa Cabana en je manager zal al die telefoontjes van Europese topclubs als Barcelona en Juventus wel verwerken...
Maar dan. Heerenveen houdt je aan je contract, niemand wil zo veel geld voor je neertellen en het nieuwe seizoen nadert met rasse schreden. Inmiddels maak je je gedroomde debuut voor de Goddelijke Kanaries. Al die grote namen, ze zijn je teamgenoten geworden. In de kleedkamer steken ze de draak met je. Haha, die Alves, speelt-ie nog bij Heerenveen; wij liggen lekker 10 maanden per jaar in de zon in Italië en Spanje, onderwijl een riant salaris opstrijkend. Je lacht schaapachtig en sms't op je hotelkamer je manager. Nog steeds niks? Nee... hoewel... AZ heeft belangstelling.
AZ. Weliswaar niet die vurig gewenste en verwachte Europese topclub, maar toch een stapje hoger dan Heerenveen. In Alkmaar waren ze bijna landskampioen en ze hebben daar een suikeroom uit Spanbroek met grote plannen. Maar ook nu lopen de onderhandelingen vast. Je manager blijkt ineens concurrentie te hebben gekregen van een heel leger adviseurs en dit schimmige clubje zakkenvullers maant je het spel hard te spelen. Na je volgende interland blijf je mooi een paar dagen extra in Brazilië.
In Heerenveen weten ze niet waar je uithangt. De competitie gaat van start, zonder jou. Je wint de Gouden Schoen, men laat als verrassing je voltallige familie - inclusief zoontje - overvliegen voor de uitreiking, maar op het laatste moment laat je verstek gaan: je bent psychisch in de war. De transferdeadline passeert, AZ slaagt er niet in je los te weken. Je keert alsnog terug in Heerenveen, maar daar doen ze ineens niet meer zo aardig tegen je. Gelukkig word je weer opgeroepen en vlieg je terug naar Brazilië. Je Braziliaanse zaakwaarnemer laat je persvoorlichter namens jou op je website Heerenveen betichten van 'moderne slavernij'.
In de weken die volgen duik je op en verdwijn je weer met regelmaat van de klok. Men spreekt inmiddels van een soap rondom je persoon. Als het okotber is, besluit je maar weer eens te gaan trainen. Je mag aansluitend een paar keer invallen en in de thuiswedstrijd tegen Heracles Almelo sta je weer eens in de basiself. Heerenveen heeft net een Europese oorwassing tegen het Zweedse (!) Helsingborgs IF achter de rug en het jou uitfluitende Friese publiek is sceptisch.
90 minuten later ben je weer een held. De arme Almeloërs zijn met 9-0 afgedroogd. Je hebt zojuist een absoluut eredivisierecord gevestigd door maarliefst zeven keer in één wedstrijd het net te vinden. Zeven goals. De verdedigers van Heracles leken dan wel op kettingrokende bejaarden met reuma, maar zeven goals... Als het nog niet duidelijk was: je bent een fenomeen.
Intussen ben je weer opgeroepen voor de interlands tegen Colombia (14-10) en Ecuador (17-10). Komende week vertrekt het vliegtuig. Heerenveen en heel Nederland wachten met angst en beven op je terugkeer: brengt de vlucht Rio-Amsterdam de negentiende oktober een Afonso Alves Martins jr. mee of blijft je stoel leeg?
vrijdag 5 oktober 2007
Perpetueel
Vandaag is het eerste deel verschenen van een gloednieuwe serie boeken. Athenaeum Polak & Van Gennep brengt in samenwerking met De Volkskrant de Perpetua-reeks op de markt. Deze reeks omvat de 'honderd beste boeken van de wereld in de mooiste serie'. Iedere vrijdag van de maand verschijnt een deel. Het project zal dus in totaal ruim acht jaar lopen. Vandaag - 5 oktober - werd het startschot gegeven met de uitgave van Miguel de Cervantes Saavedra's De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha, met een nawoord van Kees Fens.
Tachtig van de honderd boeken zijn geselecteerd door een jury, bestaande uit Arnon Grunberg, Hella S. Haasse, Kees Fens, Piet Gerbrandy, Kristien Hemmerechts en Maarten Asscher. De overige twintig boeken zullen door het publiek gekozen worden uit een 'groslijst' met 36 kandidaten. Ik heb de lijst van 80 en de lijst van 36 eens bekeken en een aantal zaken vallen mij op.
De invloed van Gerbrandy is meteen merkbaar, met schrijvers als Aischylos en Tacitus bij de tachtig en Sappho in de groslijst. De jury heeft daarnaast de omschrijving 'beste boeken' in de praktijk gebracht door niet alleen romans maar ook poëzie (o.a. Baudelaire, T.S. Eliot, Hölderlin), filosofie (o.a. Plato, Montaigne; Spinoza en Nietzsche in de groslijst) en historische werken (Herodotos; Johan Huizinga in de groslijst) te selecteren. Dit benadrukt de pretentie van de reeks: niet de beste literatuur o.i.d., maar onbeschaamd de beste boeken zijn het onderwerp. Opvallend is dat ook de Bijbel als een van de honderd maandelijkse uitgaven dienst zal doen.
Een criterium was één titel per auteur. Sommige namen met bijbehorende werken zijn volgens verwachting geselecteerd. Dus Joyce's Ulysses, Kafka's Het proces, Mann's De toverberg, Dante's Goddelijke komedie enz. Interessanter is te kijken naar welk boek men heeft gekozen bij auteurs die niet om één specifiek meesterwerk bekend staan. Bij Virginia Woolf is de keuze gevallen op Mrs. Dalloway i.p.v. Naar de vuurtoren, Anna Karenina verslaat Oorlog en vrede bij Tolstoj, bij Shakespeare is de keuze gevallen op Hamlet, Verliefde vrouwen krijgt in het geval D.H. Lawrence de voorkeur boven Zonen en geliefden. De moeilijkste keuze hebben de samenstellers vermeden: achter Homeros staat Ilias en Odyssee.
Hoe komen de Nederlandse letteren naar voren? Vijf van de tachtig gepreselecteerde boeken zijn van Nederlandse of Vlaamse komaf. Erasmus' Lof der zotheid en Multatuli's Max Havelaar zijn geen verrassingen te noemen. De andere drie mogelijk wel: Couperus' Van oude menschen..., Hermans' Nooit meer slapen en Paul van Ostaijen met een bundeling van Bezette stad en de Nagelaten gedichten. De keuze bij Hermans viel dus op Nooit meer slapen en niet op De donkere kamer van Damokles. Ik ben benieuwd of Fens het hier mee eens was. Ik herinner me van de middelbare school dat hij de criticus was die Nooit meer slapen negatief besprak in relatie tot De donkere kamer...
Dat Couperus ertussen staat, vind ik enigszins opmerkelijk, vooral omdat een klassieker meesterwerk 'slechts' in de groslijst staat: De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon. Naast Boon zien we in de groslijst verder nog Elsschot met Kaas, de Verzen van Herman Gorter, Hadewijch's Strofische gedichten, de eerder aangehaalde Huizinga met Herfsttij der middeleeuwen en De koperen tuin van S.Vestdijk. Ik vermoed dat ze allezes via de groslijst bij de beste honderd zullen belanden. Een ander criterium was overigens dat de auteurs niet meer in leven mochten zijn. Claus en Mulisch zullen hun trots en blijdschap om het bereiken van de ouderdom dus wel even vervloekt hebben.
Snelle telling van de preselectie laat zien dat de verdeling qua taalgebied is: Nederlands 5, Engels 27, Frans 12, Duits 7, Russisch 6, Italiaans 7, Spaans 4, uit de Klassieke tijd 8 werken en in de categorie Overig 4 (Augustinus, Bijbel, Gilgamesj en Pessoa). De groslijst lijkt wat dit betreft wel een restcategorie van herkomstlanden, met o.a. vier Aziatische schrijvers en een setje Scandinaviërs. De kiezer kan uit de lijst maximaal twintig boeken kiezen, maar minder mag ook (minimaal drie). Dat is geen overbodige luxe, want het is verrekte moeilijk om er met volle overtuiging twintig uit te pikken.
Voor de lijst van 80 klik hier en voor de groslijst en om te stemmen hier
Tachtig van de honderd boeken zijn geselecteerd door een jury, bestaande uit Arnon Grunberg, Hella S. Haasse, Kees Fens, Piet Gerbrandy, Kristien Hemmerechts en Maarten Asscher. De overige twintig boeken zullen door het publiek gekozen worden uit een 'groslijst' met 36 kandidaten. Ik heb de lijst van 80 en de lijst van 36 eens bekeken en een aantal zaken vallen mij op.
De invloed van Gerbrandy is meteen merkbaar, met schrijvers als Aischylos en Tacitus bij de tachtig en Sappho in de groslijst. De jury heeft daarnaast de omschrijving 'beste boeken' in de praktijk gebracht door niet alleen romans maar ook poëzie (o.a. Baudelaire, T.S. Eliot, Hölderlin), filosofie (o.a. Plato, Montaigne; Spinoza en Nietzsche in de groslijst) en historische werken (Herodotos; Johan Huizinga in de groslijst) te selecteren. Dit benadrukt de pretentie van de reeks: niet de beste literatuur o.i.d., maar onbeschaamd de beste boeken zijn het onderwerp. Opvallend is dat ook de Bijbel als een van de honderd maandelijkse uitgaven dienst zal doen.
Een criterium was één titel per auteur. Sommige namen met bijbehorende werken zijn volgens verwachting geselecteerd. Dus Joyce's Ulysses, Kafka's Het proces, Mann's De toverberg, Dante's Goddelijke komedie enz. Interessanter is te kijken naar welk boek men heeft gekozen bij auteurs die niet om één specifiek meesterwerk bekend staan. Bij Virginia Woolf is de keuze gevallen op Mrs. Dalloway i.p.v. Naar de vuurtoren, Anna Karenina verslaat Oorlog en vrede bij Tolstoj, bij Shakespeare is de keuze gevallen op Hamlet, Verliefde vrouwen krijgt in het geval D.H. Lawrence de voorkeur boven Zonen en geliefden. De moeilijkste keuze hebben de samenstellers vermeden: achter Homeros staat Ilias en Odyssee.
Hoe komen de Nederlandse letteren naar voren? Vijf van de tachtig gepreselecteerde boeken zijn van Nederlandse of Vlaamse komaf. Erasmus' Lof der zotheid en Multatuli's Max Havelaar zijn geen verrassingen te noemen. De andere drie mogelijk wel: Couperus' Van oude menschen..., Hermans' Nooit meer slapen en Paul van Ostaijen met een bundeling van Bezette stad en de Nagelaten gedichten. De keuze bij Hermans viel dus op Nooit meer slapen en niet op De donkere kamer van Damokles. Ik ben benieuwd of Fens het hier mee eens was. Ik herinner me van de middelbare school dat hij de criticus was die Nooit meer slapen negatief besprak in relatie tot De donkere kamer...
Dat Couperus ertussen staat, vind ik enigszins opmerkelijk, vooral omdat een klassieker meesterwerk 'slechts' in de groslijst staat: De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon. Naast Boon zien we in de groslijst verder nog Elsschot met Kaas, de Verzen van Herman Gorter, Hadewijch's Strofische gedichten, de eerder aangehaalde Huizinga met Herfsttij der middeleeuwen en De koperen tuin van S.Vestdijk. Ik vermoed dat ze allezes via de groslijst bij de beste honderd zullen belanden. Een ander criterium was overigens dat de auteurs niet meer in leven mochten zijn. Claus en Mulisch zullen hun trots en blijdschap om het bereiken van de ouderdom dus wel even vervloekt hebben.
Snelle telling van de preselectie laat zien dat de verdeling qua taalgebied is: Nederlands 5, Engels 27, Frans 12, Duits 7, Russisch 6, Italiaans 7, Spaans 4, uit de Klassieke tijd 8 werken en in de categorie Overig 4 (Augustinus, Bijbel, Gilgamesj en Pessoa). De groslijst lijkt wat dit betreft wel een restcategorie van herkomstlanden, met o.a. vier Aziatische schrijvers en een setje Scandinaviërs. De kiezer kan uit de lijst maximaal twintig boeken kiezen, maar minder mag ook (minimaal drie). Dat is geen overbodige luxe, want het is verrekte moeilijk om er met volle overtuiging twintig uit te pikken.
Voor de lijst van 80 klik hier en voor de groslijst en om te stemmen hier
dinsdag 2 oktober 2007
Rapportage d.d. 02-10-2007
Aan de universiteitsbibliotheek Nijmegen,
Geachte heer/mevrouw,
Op uw verzoek heeft ons bedrijf een analyse uitgevoerd van het kluisjessysteem dat van toepassing is binnen de muren van uw bibliotheek. Ons werd gevraagd het huidige systeem te beoordelen en aanbevelingen te doen voor verbeteringen in de toekomst. Teneinde deze opdracht te volbrengen, hebben wij geruime tijd veldwerk gedaan. Naar aanleiding van de meningen van derden en onze eigen ervaringen met het systeem, zijn wij na zorgvuldige overweging heden in staat u de volgende lijst met kritiekpunten te presenteren:
1) Er zijn te weinig kluisjes. Wie zich niet reeds voor dag en dauw richting UB heeft gespoed, komt onherroepelijk van een koude kermis thuis. Dit euvel wordt tevens verergerd door hetgeen wij onder kritiekpunten 2, 3 en 4 te berde brengen.
2) Veel kluisjes gaan niet vergezeld van een deurtje. Zij zijn - om het maar eens volmondig te zeggen - kapot.
3) Bij veel kluisjes faalt het codegebonden afsluitsysteem. Menigmaal zagen wij een student een kluisje vol stoppen met persoonlijke eigendommen, om vervolgens te ondervinden dat het afsluiten van het kluisje onmogelijk was.
4) Bij enkele kluisjes was het draaiknopje defect. Weliswaar was er een deurtje aanwezig en was het afsluitsysteem wonderwel in werking, maar werd alles tenietgedaan door een falende draaiknop.
5) De kluisjes zijn te klein. Een sporttas kan men er niet in kwijt, en - met het oog op de nakende winter - een XXL winterjas zal reeds het overgrote deel van de inhoud van het kluisje in beslag nemen.
6) Het is schier onmogelijk visueel vast te stellen welke kluisjes nog beschikbaar zijn. De deurtjes van de kluisjes zijn altijd dicht en de draaiknopjes zijn altijd dichtgedraaid, ook wanneer het kluisje niet afgesloten is. Bovendien knipperen zowel de groene als de rode lichtjes voortdurend, dus daar wordt men ook al niet wijzer van.
7) Het nooit aflatende piepjesgeluid dat de kluisjes maken, is irritant en kan aanzetten tot geweldshandelingen bij reeds gespannen individuen.
8) Door het ontbreken van elk referentiepunt komt het menigmaal voor dat men het nummer zijner/harer kluis vergeten is.
9) Weet men zich het nummer nog wel uitstekend te herinneren, dan is het geen zeldzaamheid dat men de ingetoetste code vergeten is.
10) Weet men zich het nummer én de code nog wel uitstekend te herinneren, dan is het geen zeldzaamheid dat het kluisje de ingetoetste code niet (meer) herkent en men - vergeef ons deze woordspeling - voor een gesloten deur staat.
Voortkomend uit de punten 8, 9 en 10:
11) De portier is bereid elk willekeurig kluisje voor je te openen. Vertel hem dat je je nummer of code vergeten bent, of dat de kluis niet reageert op je ingetoetste, honderd procent juiste code en de geüniformeerde man weet in een handomdraai met een algemene code de kluis te openen. Zo nu en dan vraagt hij vooraf ter controle 'wat er in het kluisje ligt'. Het antwoorden van 'een jas en/of een tas' volstaat bijna altijd.
Concluderend moeten wij vaststellen dat het falende systeem behalve ergernis ook diefstal in de hand werkt.
Wij zouden dan ook de volgende aanbevelingen willen doen:
a) Stap af van het huidige systeem. Het kent te veel beperkingen en faalt regelmatig. Schakel over op een systeem met een klein formaat kluissleutel en een borgsom, bijvoorbeeld €0,50, €1 of, bij voorkeur, een door de UB gratis aan alle studenten te verstrekken muntje.
b) Bouw een klein veertje in aan de binnenzijde van de kluisdeur. Een beschikbaar kluisje blijft zo lichtelijk open staan, waardoor snel te zien is dat de betreffende kluis vrij is.
c) Zorg voor grotere kluisjes. Er is - met name op de bovenverdieping - meer dan voldoende ruimte voor uitbreiding.
d) Een kleurtje kan geen kwaad. Het huidge depressieve grijs werkt demotiverend. Op de bijgevoegde illustratie ziet u een voorbeeld van een kleurrijker model. Wij vermoeden echter dat deze Vitesse-kleuren bij u in Nijmegen niet in de smaak zullen vallen.
Uw belangrijkste tegenwerping tegen het nieuwe systeem zal zijn dat men zo gemakkelijk een kluissleutel mee naar huis kan nemen. Hier pleiten wij voor de inzet van de portiers. Ze hebben niet voor niets camera's ter beschikking en zitten toch maar de hele dag te wachten tot hun dienst erop zit. Dus, laat ze eens wat minder vaak buiten een sigaret roken en zet ze aan het werk!
Hier eindigt ons rapport,
Hoogachtend,
ir. B.J.M. van Tiel
ir. M.A.H. van Zoggel
Geachte heer/mevrouw,
Op uw verzoek heeft ons bedrijf een analyse uitgevoerd van het kluisjessysteem dat van toepassing is binnen de muren van uw bibliotheek. Ons werd gevraagd het huidige systeem te beoordelen en aanbevelingen te doen voor verbeteringen in de toekomst. Teneinde deze opdracht te volbrengen, hebben wij geruime tijd veldwerk gedaan. Naar aanleiding van de meningen van derden en onze eigen ervaringen met het systeem, zijn wij na zorgvuldige overweging heden in staat u de volgende lijst met kritiekpunten te presenteren:
1) Er zijn te weinig kluisjes. Wie zich niet reeds voor dag en dauw richting UB heeft gespoed, komt onherroepelijk van een koude kermis thuis. Dit euvel wordt tevens verergerd door hetgeen wij onder kritiekpunten 2, 3 en 4 te berde brengen.
2) Veel kluisjes gaan niet vergezeld van een deurtje. Zij zijn - om het maar eens volmondig te zeggen - kapot.
3) Bij veel kluisjes faalt het codegebonden afsluitsysteem. Menigmaal zagen wij een student een kluisje vol stoppen met persoonlijke eigendommen, om vervolgens te ondervinden dat het afsluiten van het kluisje onmogelijk was.
4) Bij enkele kluisjes was het draaiknopje defect. Weliswaar was er een deurtje aanwezig en was het afsluitsysteem wonderwel in werking, maar werd alles tenietgedaan door een falende draaiknop.
5) De kluisjes zijn te klein. Een sporttas kan men er niet in kwijt, en - met het oog op de nakende winter - een XXL winterjas zal reeds het overgrote deel van de inhoud van het kluisje in beslag nemen.
6) Het is schier onmogelijk visueel vast te stellen welke kluisjes nog beschikbaar zijn. De deurtjes van de kluisjes zijn altijd dicht en de draaiknopjes zijn altijd dichtgedraaid, ook wanneer het kluisje niet afgesloten is. Bovendien knipperen zowel de groene als de rode lichtjes voortdurend, dus daar wordt men ook al niet wijzer van.
7) Het nooit aflatende piepjesgeluid dat de kluisjes maken, is irritant en kan aanzetten tot geweldshandelingen bij reeds gespannen individuen.
8) Door het ontbreken van elk referentiepunt komt het menigmaal voor dat men het nummer zijner/harer kluis vergeten is.
9) Weet men zich het nummer nog wel uitstekend te herinneren, dan is het geen zeldzaamheid dat men de ingetoetste code vergeten is.
10) Weet men zich het nummer én de code nog wel uitstekend te herinneren, dan is het geen zeldzaamheid dat het kluisje de ingetoetste code niet (meer) herkent en men - vergeef ons deze woordspeling - voor een gesloten deur staat.
Voortkomend uit de punten 8, 9 en 10:
11) De portier is bereid elk willekeurig kluisje voor je te openen. Vertel hem dat je je nummer of code vergeten bent, of dat de kluis niet reageert op je ingetoetste, honderd procent juiste code en de geüniformeerde man weet in een handomdraai met een algemene code de kluis te openen. Zo nu en dan vraagt hij vooraf ter controle 'wat er in het kluisje ligt'. Het antwoorden van 'een jas en/of een tas' volstaat bijna altijd.
Concluderend moeten wij vaststellen dat het falende systeem behalve ergernis ook diefstal in de hand werkt.
Wij zouden dan ook de volgende aanbevelingen willen doen:
a) Stap af van het huidige systeem. Het kent te veel beperkingen en faalt regelmatig. Schakel over op een systeem met een klein formaat kluissleutel en een borgsom, bijvoorbeeld €0,50, €1 of, bij voorkeur, een door de UB gratis aan alle studenten te verstrekken muntje.
b) Bouw een klein veertje in aan de binnenzijde van de kluisdeur. Een beschikbaar kluisje blijft zo lichtelijk open staan, waardoor snel te zien is dat de betreffende kluis vrij is.
c) Zorg voor grotere kluisjes. Er is - met name op de bovenverdieping - meer dan voldoende ruimte voor uitbreiding.
d) Een kleurtje kan geen kwaad. Het huidge depressieve grijs werkt demotiverend. Op de bijgevoegde illustratie ziet u een voorbeeld van een kleurrijker model. Wij vermoeden echter dat deze Vitesse-kleuren bij u in Nijmegen niet in de smaak zullen vallen.
Uw belangrijkste tegenwerping tegen het nieuwe systeem zal zijn dat men zo gemakkelijk een kluissleutel mee naar huis kan nemen. Hier pleiten wij voor de inzet van de portiers. Ze hebben niet voor niets camera's ter beschikking en zitten toch maar de hele dag te wachten tot hun dienst erop zit. Dus, laat ze eens wat minder vaak buiten een sigaret roken en zet ze aan het werk!
Hier eindigt ons rapport,
Hoogachtend,
ir. B.J.M. van Tiel
ir. M.A.H. van Zoggel
Abonneren op:
Posts (Atom)