21 oktober 2007, 13.00 uur. Op deze kille, winderige herfstdag laat slechts een enkele kwieke bejaarde zijn zondagmiddag-fietsmiddag niet vergallen door het najaarsweer. De straten zijn dan ook grotendeels uitgestorven, behalve in Valkenburg. Daar heerst wel een gespannen drukte. Vanuit het hele land zijn mensen in uitpuilende stoptreinen en bomvolle gezinsauto's afgereisd naar dit zuidelijke stipje Nederland.
Doel van de reis is een wielerkoers. Het seizoen is een dag eerder in Lombardije officieel afgesloten, vandaag staat er slechts een onbeduidende koppelkoers op het programma. Het gaat nergens meer om, toch zijn er tienduizend zielen in Valkenburg als sprinkhanen op de Cauberg neergestreken. Ze komen maar voor één man. Wrede wondroos verhinderde hem een dag eerder zijn laatste echte koers te rijden, maar vandaag laat hij geen verstek gaan. Michael Boogerd neemt afscheid.
Mijn gedachten gaan terug naar mijn vroegste herinneringen aan het wielrennen. Het moet ergens in 1996 zijn geweest dat ik me bewust werd van het mooie van deze sport. Tempobeulen, door weer en wind, met doodse gezichten meedogenloze bergen bedwingend, slaven van het asfalt. Alle namen van toen zijn al lang gestopt, alleen ene Boogerd kwam toen al hoog in de uitslagen voor. Ik denk niet dat veel personen dominant aanwezig zijn in iemands jeugd. Je familie uiteraard, misschien een artiest of tv-persoonlijkheid, maar sporthelden? De voetballers van de Panini-plaatjes zijn te snel vervangen door onbetekenende Oost-Europeanen, Scandinaviërs en gelukszoekers. Alleen de eeuwige Henk Vos draaft nog mee, maar hij is geen held.
Michael Boogerd wel. Die naam te horen bracht al die jaren al een behaaglijk gevoel teweeg, 12 seizoenen lang. Altijd voorin te vinden, die mooie blonde kop pontificaal in beeld; mister prodent, de mooiste tanden van het peloton. De eerste grote zege, in de Touretappe naar Aix les Bains: stromende regen, een slippende Spanjaard, de jonge Hollander alleen over de streep, de lach zich uitstrekkend tot buiten de grenzen van het gezicht. Daarna: altijd erbij. Overal, het hele jaar door. Armstrong, Ullrich: alleen in de Tour te zien. Rebellin, Camenzind: alleen groots in de klassiekers. Boogerd zag je overal.
Vijfde in de verziekte Tour van '98, tiende in 2001, twaalfde in 2002 en ook nog in 2007. Want tot het laatst was hij absolute top. Wie weet hoeveel klassiekers hij nog had gewonnen als hij niet jaarlijks de Nederlandse boerenkar had moeten trekken in de Tour. Eén keer op de hoogste trede in de Gold Race. Maar nooit die felbegeerde Luik of Lombardije. 2x tweede in Luik, 2x derde; 2x tweede in Lombardije, 1x derde. En niet te vergeten nog 4x tweede in de Gold Race en 2x derde. Voila, veertien podiumplaatsen. En toch maar één daarvan op het hoogste plekje. Dat steekt, en daar wordt hij op afgerekend. De kritische Hollandse onwetenden eisen overwinningen, alles daaronder brengt gedonder.
De grootste overwinning was La Plagne 2002. Voor de ochtendkoffie al in de aanval. Alleen boven op de Madeleine, die zachte vrouw van een berg die hem altijd zo goed gezind was. Dan de lange aanloop naar de slotklim. Van Houwelingen vertelt hem vanuit de auto dat hij kan winnen: de achtervolgers naderen te langzaam. Boogerd bereikt de voet van de col. Helm af, shirt open, ketting zwierend als een pendule voor de borst. De benen verzuren, maar het uitzinnige publiek schreeuwt hem de berg op. De vermoeidheid en de spanning eisen hun tol. Hallucinaties doen zich voor: een man trekt een blikje Heineken open. Het klikkende metaal, het sissende koolzuurgas, Boogerd hoort het tot in detail. Armstrong en Sastre ontbinden hun duivels, maar te laat. De ontwapenende lach bereikt wereldwijd miljoenen huiskamers, de laatste meters van de kruisweg zijn een triomftocht.
Nog een vroege herinnering: ik als jonge jongen, mij uitlevend op schriftjes, sportuitslagen noterend. Verzonnen resultaten, zo de werkelijkheid naar mijn hand zettend. 'Michael Boogerd' in het lageschoolse handschrift schrijven was een genot, soepel vloeiden de krullende letters uit de pen. Op teletekst - die magische informatiebron uit de kindertijd - was altijd de eerste volledig in hoofdletters afgebeelde naam in de uitslag MICHAEL BOOGERD. En altijd in dat sappige oranje van de Rabobank. Twaalf seizoenen lang, vanaf de oprichting van de ploeg was hij erbij. Nooit overgestapt naar het buitenlandse geld, hondstrouw aan de boerenleenbank. Boogerd in een ander shirt: het had ook geen gezicht geweest. Ook de rood-wit-blauwe nationale kampioenstrui die hij twee seizoenen droeg was beide keren even wennen.
De Tour en de Tijd wachten op niemand. Gisteren in Aix les Baines was het 1996 en legde een onbevangen jochie een fundament voor een mooie carrière, vandaag in Valkenburg is het 2007 en is het bijna voorbij. Onmogelijke koppels passeren inmiddels onder luid applaus. Pieter Weening met Frans Maassen, Rick Flens met Leontien van Moorsel, Thomas Dekker met Alex Zülle. Dan een orgie van geluid: de meester komt eraan. Voor de laatste keer met die karakteristieke kop de Cauberg op. Dit keer in gezelschap van Rini Boogerd, de oudere broer met wie het ooit allemaal begon. Zichtbaar genietend ondergaat Bogey het oprechte eerbetoon van ruim tienduizend bewonderaars. De knie bestaat voor even niet meer.
Een paar dagen eerder, donderdagavond half negen. Mart Smeets' indringende portret van Boogerd op de NOS. Hij spreekt vrijuit. Over die altijd knagende onzekerheid over eigen kunnen, daar zit de kwetsbaarheid in eigen persoon. De spijt over de gemiste kansen. Lek rijden in de finale van het WK in Valkenburg, nota bene de eigen voortuin. Die vervloekte afwezigheid van sprintersbenen, beduveld worden door de concurrentie. Maar geen rancune. Ook niet tegenover al die winnaars op de dagen dat hijzelf tweede werd en die later één voor één ontmaskerd werden als zondaars. Frank Vandenbroucke in 1999, een jaar later betrapt en nu een manisch-depressief, suïcidaal wrak. In 1999 warschijnlijk ook niet zuiver, maar Boogerd koestert geen wrok. No hard feelings, Frank was toen beter. Maar die EPO dan? Boogerd waagde zich er niet aan. Daar lag een grens. Dat hij daardoor overwinningen is misgelopen, so be it. Hij kan zijn spiegelbeeld oprecht in de ogen kijken.
Boogerd vertelt en wordt verteld, een beeld kristalliseert: de onvermoeibare aanvaller, altijd geleefd voor zijn sport, zes uur trainen was zes uur trainen en niet vijf uur negenenvijftig. De eeuwige twijfelaar, altijd gericht op wat anderen van hem vonden, waren Bettini en Rebellin vooraf bang voor hem dan was zijn wedstrijd bij voorbaat al geslaagd. De leergierige mens, afkerig van mobiele telefoontjes en laptops, geïnteresseerd in geschiedenis en boeken. De vertederende familieman, het spreken over vrouw en zoontje doet hem gloeien van geluk, Mika wil hij liefst zonder computer opvoeden. Ik kapseis: ze bestaan nog, vaders die de strijd met de computer durven aangaan.
Boogerd besluit het interview waardig. Hij heeft altijd gewild dat men het jammer zou vinden als hij zou stoppen. Wanneer men ging zeggen dat het eens tijd werd om de helm aan de wilgen te hangen, zou hij te lang zijn doorgegaan. Tot het laatste moment moest hij goed zijn. Dat is hem gelukt. Een nieuwe generatie toptalenten staat al klaar om zijn plaats in de hiërarchie in te nemen en toch is elke liefhebber vandaag bedroefd om de leegte die Boogerd gaat achterlaten. De ruim tienduizend gelovigen die vandaag zijn gekomen vormen het levende bewijs. De avond valt vroeg. Toespraken, hoogwaardigheidsbekleders, vrienden, familie, cadeau's. Een plaquette in een Valkenburgse grot wordt onthuld. De ouders huilen, velen volgen hun voorbeeld.
Dan neemt men afscheid en is het definitief voorbij. Michael Boogerd, gezicht van het Nederlandse wielrennen, oogappel van het hartstochtelijke wielervolk, gewaardeerd door vriend en concurrent: het boek kan dicht. Mijn grootste jeugdheld; zoals hij de haarspeldbochten van de Alpe d'Huez beklom, zo was hij altijd als lichtend baken aanwezig op mijn eigen bochtige weg van kind naar volwassene. Michael Boogerd, bedankt voor de mooie jaren, het ga je goed.
1 opmerking:
Erg duidelijk te merken dat het je held is. Mooi geschreven, Boogerd zou er trots op zijn, mocht hij het ooit lezen.
Een reactie posten