woensdag 29 oktober 2008

Lezen, lezen, lezen #3

Joost Zwagerman - Het wilde westen. Nederland 2001-2003 (2003) 207 blz.
In de derde aflevering van deze rubriek drie gelijksoortige boeken: drie befaamde columnisten met een bundeling van hun columns over politieke en maatschappelijke onderwerpen uit de periode post-Fortuyn. Joost Zwagerman overtuigt het meest. Hij ontwikkelt zich de laatste jaren tussen het bloemlezen door meer en meer als dé opiniemaker van Nederland. Hij is niet vies van van polariseren op zijn tijd en van stevig polemiseren, niet in het minst tegen de oude verzuurde columnistenelite. Zwagerman is geen linkse denker zoals een Blokker of een Brandt Corstius, hij is geen rechtse denker als een Ephimenco of een De Winter. Dat betekent niet dat Zwagerman een ongevaarlijke middenpositie inneemt. Hij poneert nu eens een 'linkse' stelling om verderop weer 'rechts' uit de hoek te komen. Die houding werkt verfrissend. Ook in Het wilde westen is Zwagerman scherpzinnig en heeft hij de durf om altijd stelling te nemen. Dat pakt soms verkeerd uit, maar dat vergeef je hem omdat het voortvloeit uit zijn weigering te conformeren, te relativeren, in te binden. De columns zijn zeer leesbaar: vlot geschreven, rijk qua vocabulaire en met een grote variatie aan vormen. Zijn repertoire aan onderwerpen is erg breed. Ook zaken als het gebruiken van XTC, de biografie van Herman Brood en porno & piercings worden met evenveel passie beschreven als de meer gangbare politiek-maatschappelijke thema's.

Bas Heijne - Hollandse toestanden (2005) 205 blz.
De columns die Bas Heijne in Hollandse toestanden heeft verzameld zijn erg goed geschreven. Heijne hanteert een zwierige stijl met lange volzinnen en verrassende vergelijkingen. Hij is ijzersterk in de compositie van zijn stukjes. Hoe kort ze ook zijn, Heijne weet verbazend veel soortelijk gewicht te verpakken in de columns. Hij stelt zich keer op keer ten doel een diepgravende analyse te geven van een maatschappelijk fenomeen en daarbij historische lijnen en de waan van de dag strikt gescheiden te houden. Ik val Heijne bij in zijn algehele afkeer van zelfgenoegzaamheid. Zeer goede stukken in dat opzicht zijn 'Verlichting', over de wurggreep waarin neoconservatieven zich bevinden, en 'Het multiculturele melodrama', over charlatan Mohammed Benzakour en zijn kruistocht tegen de Zwijndrechtse straatnaam 'Turk'. In 'Verlichting' schrijft Heijne: "De neoconservatieve irritatie over de linkse kortzichtigheid die al het eigene bij voorbaat verdacht en al het vreemde bij voorbaat heilig verklaart, is dus volkomen terecht. [...] maar de nieuwe pleitbezorgers van de Verlichting zijn nu alweer vervallen tot de zonde waardoor links zo lang geteisterd werd: die van de zelfgenoegzaamheid." Lezenswaardige bundel dus, maar toch wringt het ergens. Heijne legt het af tegen Zwagerman wat betreft durf. Hij geeft kritiek op links hier, kritiek op rechts daar, deelt hier eens een aai uit, geeft daar weer een schouderklopje; er zit geen pit in, het is te veilig allemaal. Misschien zijn Zwagerman en Heijne daardoor juist wel complementair. Voor de virtuoze, soms al te hevige scherpte, men leze de eerste; voor de diepgravende, soms al te bedaarde analyse, men leze de laatste.

Gerrit Komrij - Gouden woorden (2005) 159 blz.
Deze bundel viel mij nogal tegen. Komrij heeft een scherpe pen en neemt geen blad voor de mond. Dat is een aantal columns leuk, maar vervalt op den duur tot een langgerekt salvo verbale losse flodders. De columns in Gouden woorden hebben steeds hetzelfde formaat: Onderaan de pagina staat een nieuwsberichtje, bovenaan een citaat van een bekende of minder bekende Nederlander. De column is vervolgens gericht aan de geciteerde. Komrij spreekt hem of haar vanuit de hoogte toe. De minachtende toon wordt met elke herhaling vervelender. Elke keer weer 'Balkje' voor Balkenende en 'Bolkje' voor Bolkestein. Een echte buitenstaander is Komrij geworden de laatste jaren: anti-Nederland en -Nederlanders. Op de achterkant wordt Paul Cliteur geciteerd: "Een verbale hooligan." Ongetwijfeld als aanprijzing bedoeld door de uitgever, maar een hooligan staat ook voor veel geschreeuw en getreiter en geniet een overschatte status. Ruim 99% van de columns gaat over wat niet goed is en gaat, Komrij vertelt nergens hoe het dan wel zou moeten. Er is één uitzondering, na de moord op Theo van Gogh, en dat levert meteen een warrige zin op: "Waar we meer dan ooit om verlegen zitten is duidelijkheid, de dood aan de smoesjes, het bescheiden zwijgen van de dominees, humor en gevoel voor realiteit." Zijn pleidooi voor "afstandelijkheid en ironie" is typerend voor de positie van de auteur. Hij staat buiten en boven alle partijen, onfeilbaar elitair jengelend over "het volk" dat boeken uit de bibliotheek leent: "het volk wil zijn eigen boontjes doppen, maar niet zijn eigen boeken kopen." Tenenkrommend is zijn reactie op een brief van Amsterdam Zuideramstel aan migranten over een gratis taalcursus. Komrij trekt de vergelijking met de burgemeester van Buitenveldert die in WO II ongevraagd een lijst met joden aan de Duitsers gaf. Komrij is niet gek en smoort de moeilijkheid van de analogie met zijn smalende ironie: "Ik stel voor alles wat er nu gebeurt enkel nog te vergelijken met de Tweede Wereldoorlog. Wat hebben we anders?"

zondag 26 oktober 2008

CD-recensie: Viva La Vida or Death and All His Friends

Algemeen: Bij monde van Chris Martin kondigde Coldplay een paar jaar geleden aan even te stoppen met muziek maken. De Engelsen hadden het te druk met ontwikkelingshulp en wilden zich bezinnen op het vervolg van hun loopbaan. Niet zo lang geleden verscheen dan ineens toch een nieuw album. Debuutalbum Parachutes bevatte enkele zeer geslaagde liedjes en veel opvulling. Dat gold ook voor opvolger A Rush of Blood to the Head. Het derde album - X & Y - moest het stellen zonder echt eruit springende nummers, maar was als geheel veel coherenter dan de twee voorgangers en daarmee het beste album van de drie. Voor het vierde album heeft Coldplay nu hulp gekregen van muzikale grootheid Brian Eno. Heeft hij Coldplay aan een nieuw topalbum geholpen?

Inhoud: De plaat opent met een volledig instrumentaal intronummer, 1.Life in Technicolor. De vertrouwde sound van Coldplay is hier verpakt in een niet onaardige opener met een soepel klinkend deuntje. De aandacht wordt niet meteen gegrepen, maar het nummer doet prima dienst als opwarmertje. 2.Cemeteries of London is dan het eerste serieuze lied. Een ietwat rauwe sound met hoekige gitaardeunen en ritmisch handgeklap. Tekstueel is dit nummer niet al te hoogstaand. Het refrein is vrij duf: 'Singing la la la la la la ehh. And the night over London lay.' De titel geeft al aan dat er horrorelementen in verwerkt zijn, wat ook blijkt uit woorden als 'night', 'dark', 'god', 'Victorian ghosts' en 'witches'. Muzikaal is 'Cemeteries of London' overigens absoluut niet onheilspellend. De afsluitende pianoklanken zijn erg mooi, maar duren veel te kort. Het album komt pas echt op gang met het derde liedje, 3.Lost. De openingszin is meteen erg sterk: 'Just because I'm losing, doesn't mean I'm lost.' Ook muzikaal zet 'Lost' hoog in. Het ritme is opzwepend, de subtiele gitaarlijn die geregeld instart, correleert met én wijkt af van de overheersende thematische lijn. Naar het einde toe verslapt het geheel wel enigszins. Muzikaal wordt er op veilig gespeeld en tekstueel blijft het bij het herhalen van het refrein. Het vierde nummer is 4.42. Chris Martins stem speelt in het rustige begin een belangrijke rol. Mooie klanken, mooie zang: 'Those who are dead are not dead, they're just living in my head.' Na pakweg anderhalve minuut gaan de tonen ineens omhoog en verandert de muziek in een indringende, soms snerpende compositie. Na weer een minuut verandert het ritme opnieuw en zet Martin weer in met overtuigende zang. Door deze variatie is '42' een van de betere nummers op het album. De titel van het volgende liedje, 5.Lovers in Japan/Reign of Love verraadt dat het hier gaat om een dubbelnummer. De eerste, 'Lovers in Japan' dus, is erg simplistisch. Een te vlot pianodeuntje, een suffe aansporing ('Lovers, keep on the road you're on') en zelfs een tergende 'wijsheid': 'Sometimes, even the right is wrong'. Na een stiltemoment na ongeveer vier minuten vangt deel twee aan. Dit 'Reign of Love' sorteert wél effect. Een stille en ingetogen compositie met minimale pianobegeleiding en korte, effectieve teksten. 6.Yes is ondanks de titel ook een dubbelnummer. De lengte van zeven minuten wijst al in die richting. 'Yes' wordt echter nooit echt interessant. Voor en na het refrein horen we een oriëntaals klinkende melodie die nogal uit de toon valt. Het refrein zelf is overigens wel overtuigend door de vermoeid klinkende zang: 'If you'd only, if you'd only say yes. Whether you will is anybody's guess. God only, God knows I'm trying my best, but I'm just so tired of this loneliness.' 7.Viva La Vida is de populaire single. De tekst is met veel verbeeldingskracht gemaakt en vertelt een 'groot' verhaal: 'I used to rule the world, seas would rise when I gave the word'. Grote manco van het nummer is de eentonigheid. Het is typisch zo'n lied dat de eerste keer veel indruk maakt, maar al gauw onnoemelijk gaat vervelen. Het outro is wel heel goed. Bij 8.Violet Hill heb ik steeds de zelfde ervaring. Het grijpt me meteen bij de lurven met de krachtige drums en evocatieve tekst: 'It was a long and dark December, from the rooftops I remember there was snow, white snow'. Wat me echter steeds weer gebeurt, is dat ik na een tijdje merk dat ik al een halve minuut de aandacht kwijt ben. Die keert pas aan het eind terug bij het tragisch klinkende outro: 'I took my love down to violet hill. There we sat in snow, all that time she was silent still.' 9.Strawberry Swing is een vervelend nummer. De melodie moet lijken op een plattelanddeuntje van het soort dat als achtergrondmuziek gebruikt wordt bij een boerderijthema in racegames. Dit nummer weigert leuk te worden. Een kalm begin en stormachtig eind kenmerkt 10.Death and All His Friends. Daarmee heeft dit nummer een sterke opbouw richting de climax. De drums doen daarin hun werk en bereiden perfect de meerstemmig gezongen tekst voor: 'No I don't want to battle from beginning to end, I don't want a cycle of recycled revenge, I don't want to follow death and all of his friends.' De afsluiter 11.The Escapist is weer een instrumentaal nummer, het vervolg op 'Life in Technicolor'.

Conclusie: En zo zijn we haast ongemerkt aan het eind van het album gekomen. Het was wachten op de echt goede nummers maar die kwamen niet. Viva La Vida bevat enkele redelijke tot goede nummers zoals '42' en 'Death and All His Friends' en ook het tweede deel van 'Lovers in Japan/Reign of Love' mag er zijn. Verder is het behelpen. Het album is sowieso al taai om in te geraken. De eerste paar luisterbeurten blijft er weinig hangen. Na de plaat wat langer onder handen genomen te hebben, springen er enkele liedjes uit, maar wat blijft is toch een zeker gevoel van teleurstelling. Het ontbreken van liedjes die echt overdonderen hoeft geen probleem te zijn, zie X & Y. Het wordt echter wel een probleem wanneer het album in zijn geheel niet sterk genoeg is om indruk te maken. Viva La Vida beschikt simpelweg over te weinig inspirerende en verrassende teksten. Muzikaal heeft Brian Eno weliswaar gezorgd voor meer durf en oog voor experimenteren, maar dat heeft uiteindelijk geleid tot halfslachtigheid. Coldplay wilde een nieuwe weg inslaan, zonder de succesformule los te laten. Dit hinken op twee gedachten werkt hier averechts en dat is zonde.

Beoordeling: 5,2

zaterdag 25 oktober 2008

R.I.P. TOP Oss

Zoals voorspeld zijn we inderdaad bij de neus genomen: TOP Oss wordt FC Oss en daar kan geen supporter meer iets aan veranderen.

Gisteren werd bekend dat de club definitief heeft gekozen voor de naam FC Oss. Vanzelfsprekend is er door de supporters woedend gereageerd. De club is nota bene onlangs nog akkoord gegaan met deelname aan een door de Fanclub georganiseerde forumavond om over de eventuele naamsverandering te debatteren. Eerder was er al contact gezocht met de supportersvereniging om de fans te betrekken bij de plannen en om hun mening serieus te nemen. Zo mochten de supporters eigen ideeën voor een nieuwe naam aandragen. Nu meldt de club "dat er geen alternatieven zijn binnen gekomen"! De Fanclub reageert:

"Een aantal weken terug heeft het bestuur van de BVO TOP Oss inderdaad contact gehad met het bestuur van Fan Club De Trouwe Oss. De strekking van de boodschap was of wij als bestuur wilden informeren bij onze achterban of er alternatieve namen bedacht zijn voor FC Oss. Bovendien was de vraag of wij wellicht hierover mee wilden denken. Uiteraard waarderen wij het feit dat de BVO ons in dit soort besluitvormingen wil betrekken, echter hebben wij destijds te kennen gegeven dat het navragen over de naamswijziging maar één antwoord zou opleveren; het sowieso niet wijzigen van de naam TOP Oss."

Uiteraad wil niemand van de naam TOP Oss af. De naam TOP Oss (Tot Ons Plezier Oss) is een begrip, geniet landelijke naamsbekendheid en staat symbool voor clubliefde van velen. De gemeente Oss heeft zelfs nog laten weten een naamsverandering in FC Oss niet opportuun te achten.

Tot overmaat van ramp staan nu ook de clubkleuren ter discussie. Tot 5 november mogen de fans stemmen op drie opties: rood/wit, zwart/wit of blauw/wit. Iedereen stemt op rood/wit, de huidige clubkleuren. Afgezien daarvan wordt vooral de laatste mogelijkheid als grievend ervaren. Blauw en wit zijn namelijk de kleuren van aartsrivaal FC Den Bosch. Een verandering naar blauw/wit zou een voorzetje zijn voor Henk Kesler. De despoot van de KNVB gaf eerder al blijk van machtswellust door FC Eindhoven een brief te sturen met de vraag of de club zich niet eventjes wilde opheffen. Hij wil nu dat clubs gaan fuseren en noemt maar liefst vijf mogelijke fusies. Het gaat om MVV/Fortuna Sittard/Roda JC; Helmond Sport/FC Eindhoven; Haarlem/Telstar; FC Groningen/Veendam en Go Ahead Eagles/AGOVV Apeldoorn. Te gek voor woorden natuurlijk. Van fusies zou hier geen sprake zijn, eerder van vijandelijke overnames door de grootste club.

Het bestuur van TOP Oss hanteert als belangrijkste argument voor de naamsverandering: van FC Oss een voetbalclub voor alle Ossenaren te maken. Die Ossenaren die nu nooit naar het stadion komen, zullen echt niet ineens wel gaan komen als de naam verandert. En de huidige trouwe schare fans ziet zich vervreemden van de club. Het mes is bot aan beide kanten.

woensdag 22 oktober 2008

De literaire beterweter #16

Lange treinreizen + veel dunnetjes = een nieuwe Literaire Beterweter

Leon de Winter - Het recht op terugkeer In de zomer van 2004 kocht ik in Spanje De Telegraaf. Binnenin stond een paginagroot interview met Leon de Winter over de islamproblematiek. Ik vond het een erg goed stuk en heb het uit de krant gescheurd om te bewaren. In het vraaggesprek kondigde De Winter ook een roman aan over het onderwerp. Die is nu eindelijk verschenen. In Het recht op terugkeer is het 2024 en is Israël definitief op de knieën gegaan voor de Palestijnse terreur. De in oppervlakte sterk geslonken staat kampt met een uitstroom van burgers, een omgekeerde diaspora. Voor een roman die zich grotendeels in de toekomst afspeelt heeft De Winter zich niet al te zeer ingespannen om de technische vooruitgang te beschrijven. Er zijn weliswaar DNA-scanners die alleen joden toegang tot Israël verlenen en er zijn patrouillerende helikopters met gezichtsherkennende apparatuur, maar verder wordt er nog vrolijk geskypt en op Macs gewerkt. Dit gematigd utopische aspect verdient lof. De plot is weinig ingenieus, er zijn veel toevalligheden die het geheel bij vlagen ongeloofwaardig maken. De Winter is met zijn roman genomineerd voor zowel de NS Publieksprijs als de AKO Literatuurprijs, terwijl een nominatie voor de Gouden Strop ook passend zou zijn. Dat zegt wel iets over deze roman. Het taalgebruik is eenvoudig, de plot vlot verteld, de personages tamelijk vlak: aspecten van lectuur. Het verhaal ontvouwt zich ook als een bloedstollende thriller. Menige passage heeft de spanning en vaart die maken dat je door en door wilt lezen. Bij uitstek literair is Het recht op terugkeer qua thematiek: subversief, de werkelijkheid wordt kritisch tegen het licht gehouden, het einde is open. Probleem is misschien dat de roman zo van drie walletjes eet. Ik ben uiteindelijk toch positief omdat De Winter zich niet al te rabiaat heeft opgesteld, zoals we hem de laatste jaren kennen, maar bedachtzaam en rationeel de problematiek aan de orde stelt. Hij wil onmiskenbaar aantonen dat islamterreur hardnekkig is, dat Israël keihard moet zijn. Maar ook dat de werkelijkheid niet eenduidig is en de mens zo kneedbaar als klei. [****]
Fragment: [Hoofdpersoon wordt op straat overvallen:] En opeens viel hem ondanks de slechte verlichting een tatoeage op de onderarm van de middelste jongen op. Dom dat de jongen geen hemd met lange mouwen droeg want de tatoeage kon de politie op het spoor van zijn identiteit zetten. Bram zag geen halvemaan of kromzwaard maar een davidster gevlochten door een uzi. Het waren joodse jongens. Hij was bijna beroofd door joden. [...] Tegenwoordig kon een jood 's nachts door andere joden overvallen worden. Als de stichters van de staat dit konden horen, zouden ze van tevredenheid in hun graven glimlachen. Dit was een gewoon land aan het worden.

Willem G. van Maanen - Heb lief en zie niet om Onder deze prachtige titel gaat een gelaagde, moeilijke roman schuil. Elke zin dient zorgvuldig gelezen te worden om niet de draad kwijt te raken en dan nog valt het niet mee om niet ten onder te gaan aan Van Maanens uitwaaierende taalgebruik. Bijvoorbeeld de openingszin: 'EEN AFSCHEID en voorgoed, zover waren we dan eindelijk gekomen, Sarah en ik, zo diep verdwaald, en toen brak de oorlog uit.' En de vierde zin bevat 19 komma's (!, zie fragment). Heb lief en zie niet om is opgebouwd uit twee delen. In het eerste deel breekt de Tweede Wereldoorlog uit en ziet de ikpersoon - hij is acteur - zich voor de keuze gesteld te stoppen met optreden en zo solidair te zijn met joodse collega's of gewoon door te spelen onder auspiciën van de Kultuurkamer. Hij kiest voor het laatste, meer ingegeven door een mix van laksheid, passiviteit en pragmatische redenen. De boodschap is duidelijk: er was goed, er was fout, en er was een enorm schemergebied. Des schrijvers eruditie blijkt uit het strooien met citaten uit en verwijzingen naar Shakespeare, Brecht en Molière. Het tweede deel is volgens de critici een 'droom' (lees: een criticus zegt dat, de rest schrijft het over). Ik zie de noodzaak voor deze kunstgreep niet zo. Deel twee is namelijk in de vorm gegoten van een theatermonoloog en een nieuwe fictionele laag is dus enigszins overbodig. Dit deel kent sterk symbolische en bij vlagen surrealistische passages. Dat geeft gemengde gevoelens: indrukwekkende beelden en motieven gaan gebukt onder vaagheden en duister taalgebruik. Al met al een wisselvallige roman maar voor een schrijver met de leeftijd van Van Maanen (86 bij publicatie) een glorieuze intellectuele prestatie. [***]
Fragment: Onzin, ik had nog mijn eigenliefde, die moeder van de jaloezie, ik stond nota bene in het stuk der stukken, Sarah had me daarin gezien en bewonderd, Othello dus, als Jago nog wel, maar misschien werkt zo'n rol buiten het toneel eerder verduisterend dan verhelderend, in elk geval, toen de oorlog gestalte kreeg, geratel van afweergeschut, gebrom van vliegtuigen, gillen en janken van sirenes, geschreeuw van mensen die de straat waren opgegaan, trok ik Sarah, die zich wilde aankleden, terug in bed om haar te zeggen, toe te bijten, dat ik wel gek zou zijn om haar in dat tumult te laten gaan, dat ik mijn toezegging introk en haar zou tegenhouden als ze haar zin zou doorzetten en mijn overwinnaar in de armen vliegen.

Tom Lanoye - Kartonnen dozen Deze roman heeft het stempel van een moderne klassieker opgeplakt gekregen. Het gaat om een zeer expliciete en autobiografische Bildungsroman van een ontluikende homoseksueel. Dat betekent dat er veel voor nodig is om mij te winnen. Lanoye slaagt glansrijk, ik kan niet anders zeggen. Je moet erg kil of een reactionair zijn om niet mee te gaan in de ontwapenende, frivole memoires van Tom over zijn liefde voor klasgenoot Z. en de strubbelingen die zoiets voor een opgroeiende jongen met zich meebrengt. De thematiek is namelijk toepasbaar op élke jeugdliefde, niet alleen een homoseksuele. Leidraad zijn drie 'kartonnen dozen' die ieder een periode uit de jeugd markeren, te weten een reiskoffer, een versleten schoenendoos en een archiefbox. Al lezende groeit een onvermijdelijke sympathie voor de vertellende hoofdpersoon. De hele beschrijving van de kindertijd (Tom groeide op tussen vier vrouwen - zie de verwijzing naar Vestdijk) en de schooltijd is sowieso indrukwekkend. Op school veranderde alles onder invloed van de democratisering en secularisatie. De paters konden mee in de stroom of haakten af. Zeer overtuigend is de typering van de leraar 'Mussolini' die de ikpersoon de liefde voor de literatuur bijbracht. In deze man is de dichter-docent Anton Van Wilderode te herkennen. Kartonnen dozen is ook erg grappig en onderhoudend door de speelse elementen met o.m. stripverhaaltaal en een soort van masturbatie-encyclopedie met de lemma's 'Kwantiteit', 'Kwaliteit', 'Snelheid', 'Variëteit', 'Jolijt' en 'Lokaliteit'. Net als je voor jezelf definitief hebt besloten dat de jeugdherinneringen van Tom Lanoye in ijzersterke fictie zijn gegoten, sluit de auteur ook nog eens af met een magistrale, deels metafictionele epiloog waarin de lezer wordt aangespoord zijn eigen jeugdherinneringen te bewaren in 'de vierde doos'. Die vierde doos is het boek zelf. [*****]
Fragment: En u, lezer, wat gaat u doen met mijn vierde doos? [...] Ik heb daar niets in te zeggen. Maar... Stel dat ik u iets zou mogen vragen. Omdat u zich aangesproken voelt, omdat u zich herkend hebt in mijn strijd met de demon. Dan zou ik het volgende willen voorstellen. Ongetwijfeld bezit ook u duistere en geheime beelden die stammen uit uw jeugd. U hebt er geen bewijzen van, geen foto's, geen tekeningen. Ze zijn nooit vastgelegd behalve in de sluitertijd van uw prille hart. Hebt u al gedacht aan een plaats ze toch te bewaren? Nee? Bewaar ze dan in deze doos. [...] Denk hier en nu aan alles wat al lang voorbij is maar u dierbaar is gebleven. Haak het vast aan wat ik heb geschreven, sluit langzaam mijn kartonnen doos en schuif haar in uw boekenkast.

Maurice Gilliams - Elias of het gevecht met de nachtegalen Gilliams wordt dikwijls genoemd als insipratiebron voor Erwin Mortiers schitterende prozawerkjes en ik begrijp volkomen waarom. In Elias lezen we over een gevoelig jongetje dat het eind van de zorgeloze kindertijd in een decadent gezin ziet naderen. Alles is zeer zorgvuldig beschreven, met meelijwekkende gedachtenstromen en zintuiglijke natuurbeschrijvingen. Verbeelding en droom zijn zeer aanwezig. De mysterieuze en daardoor beklijvende openingszin zet meteen de toon: 'Wanneer Aloysius ons hart verontrust, hangen we in de werkelijkheid onderstboven als betooverde apen.' [****]

Remco Campert - Iks & Ei Dit kleine boekje vertegenwoordigt een primeur. het is namelijk het eerste boek dat ik volledig in de boekwinkel gelezen heb. In Utrecht heb ik 's ochtends dikwijls een buffertje van een kwartier en de afgelopen weken liep ik steeds even de Bruna binnen om een hoofdstukje uit Iks & Ei te lezen. O ja, wat vond ik ervan? Zo heel af en toe een interessante zin maar verder niet bijster interessant. [**]

Dimitri Verhulst - Mevrouw Verona daalt de heuvel af Deze kleine roman maakt niet zo'n chaotische en afgeraffelde indruk als De verveling van de keeper, de roman waar ik eerder niet zo over te spreken was. In Mevrouw Verona is regelmatig een fraaie zin of gedenkwaardige passage te vinden. Toch laat de gedachte me niet los dat met meer geduld en aandacht voor compositie er een overtuigendere geschiedenis had kunnen staan. De op zichzelf boeiende schetsen van de dorpsbewoners staan te los van de lotgevallen van Mevrouw Verona en maken daarmee een gezochte indruk. Een synthese, zoals Brusselmans in Het einde van mensen in 1967 heeft gedaan, ontbreekt en dat is - de taalvirtuositeit en verbeeldingskracht ten spijt - toch enigszins onbevredigend. [***]

zondag 19 oktober 2008

Kruimels

1. Op de radio speelt 'Oktober', de nieuwste single van Bløf: "Oktober is de wreedste maand."
Heeft Pascal Jakobsen T.S. Eliots Het barre land (The Waste Land) gelezen?
Bløfs artistieke uitwerking van de wreedste maand is in haar soort overigens net zo geslaagd als die van Eliot.

2. Who the fuck is Joseph?

3. Jan Blokker. Ik heb hem nooit begrepen en hij doet er alles aan dat te ondersteunen. Nu ook weer met zijn boek over twaalf moorden op Nederlandse bodem. Doel is naar eigen zeggen aan te tonen dat dé Nederlandse identiteit niet bestaat. Op zich een nobel streven. Ik raak echter onherroepelijk in verwarring als Blokker en zijn zoons allerlei overeenkomsten aanwijzen tussen moorden, door vele eeuwen van elkaar gescheiden bevolkingsgroepen als verwanten neerzetten en daarmee van de weeromstuit toch een zekere onveranderlijke identiteit blootleggen. De ADO-hooligans die naar het Binnenhof optrokken na de moord op Fortuyn zijn het equivalent van het gepeupel dat Johan en Cornelis de Witt lynchte, de Ajax- en Feyenoordhooligans van Beverwijk worden vergeleken met middeleeuwse ridders. Ik moet het boek nog lezen, dus ik schort mijn oordeel op. James Kennedy legde in de NRC in ieder geval al de vinger op de zere plek: "Om essentialistische aanspraken op Nederlandse tolerantie en nuchterheid de kop in te drukken, hebben de Blokkers zich geroepen gevoeld hun eigen eeuwige, onveranderlijke stereotypen te verzinnen."

4. Wilders is de ladder van Wittgenstein. De andere partijpolitici moeten naar hem luisteren om tot inzicht te komen, maar hem daarna wegwerpen.
(Beter: daarna de ladder omhoog trekken en er op gezette tijden een blik op werpen.)

5. Gedichten lezen met gedichten:
'De stilte die dan ontstaat
is een stilte, niet slechts naar de vorm
een stilte voor de storm,
maar een stilte van het soort
waar dingen in worden gehoord
die nog nimmer het oor vernam.'

(M.Nijhoff - Het uur U)
Samenvatting:
'Elk woord vernieuwt de stilte die het breekt.'
(M.Nijhoff - Awater)

6. Typisch Nederlands: Peter R. de Vries wint een Emmy Award maar wordt niet eens genomineerd voor een Televizierring. De wet van het maaiveld is onvermoeibaar van kracht.

6b. Je kunt je overigens afvragen wat de waarde van een Televizierring is als een odieuze overjarige puber als Nicolette Kluijver al genomineerd wordt voor Beste televisietalent...

7. Op treinstations word je overspoeld met gratis krantjes. Vier verschillende maar liefst lagen er tot voor kort voor het meenemen. Drie van de vier - te weten Metro, Spits en De Pers - zijn niet te pruimen. De vierde - de DAG - was de enige fatsoenlijke. En laat nou net de DAG het veld hebben moeten ruimen. Het is niet eerlijk.

7b. Een andere Spits voor wie het wellicht goed is het veld te ruimen, is Frits Spits. Plaatsvervangende schaamte overviel mij bij de radio- en televisieoptredens van het icoon. Spits was furieus dat Matthijs van Nieuwkerk niet even zijn nieuwste boekje de lucht in tilde bij DWDD. Het ging hem heus niet om het boekje of de verkoop ervan. Nee nee. Waarom dan die tranen met tuiten? Frits zakte volledig door het ijs, alles en iedereen werd erbij gehaald, tot GeenStijl toe. Frits Spits, gevallen held, nationale jankbal.

8. NAC Breda koploper in de Eredivisie. Meest opmerkelijke prestatie is echter het goede spel van Anthony Lurling. Heeft hij geen heimwee dan??? Breda is met al die files toch al gauw een uur rijden van Den Bosch. Lurling presteerde het ooit zijn slechte prestaties bij 1.FC Köln toe te schrijven aan heimwee. Keulen, net over de grens, ligt 1 uur en 54 minuten autorijden van Den Bosch. Lurling is afkomstig uit de Graafsewijk. Dat is bij nader inzien de meest opmerkelijke prestatie: heimwee krijgen naar de Graafsewijk...

9. Dagelijks in het Brabants Dagblad: de niet onaardige strip 'S1ngle' van Hanco Kolk. Van S1ngle wordt nu een televisieserie gemaakt. De blonde Fatima lijkt in de strip op Bracha van Doesburg en wordt dan ook door Bracha van Doesburg gespeeld. De zwartharige Stella lijkt in de strip op Katja Schuurman en wordt dan ook door Katja Schuurman gespeeld. De forse Nienke wordt gespeeld door Eva van der Gucht. Er is echter maar een iemand die sprekend op Nienke lijkt: Annemarie Jorritsma.

10. Gehoord in de trein:
ENE JONGEN: "Feyenoord organiseert een tentoonstelling omdat ze honderd jaar bestaan. Er is bijvoorbeeld aandacht voor het meeuwincident met Eddy Treijtel."
ANDERE JONGEN: "Meeuwincident?"
ENE JONGEN: "Ja, Eddy Treijtel schoot ooit eens een meeuw uit de lucht bij een verre uittrap."
ANDERE JONGEN: "Haha."
ENE JONGEN: "Ze hebben hem nu opgezet voor de tentoonstelling."
ANDERE JONGEN: "Wie? Die meeuw?"
Nee, Eddy Treijtel...

donderdag 16 oktober 2008

In de trein

Sinds 1 september reis ik niet meer dagelijks naar Nijmegen, maar naar Den Haag. Dat betekent twee keer anderhalf uur in de trein in plaats van twee keer een half uur. Lang in de trein zitten vind ik absoluut niet vervelend, integendeel. Mijn tijd om te lezen is verdrievoudigd, zoals ook mag blijken uit de snellere opeenvolging van De Literaire Beterweter en de voortvarende start van de nieuwe rubriek Lezen, lezen, lezen. Volgende afleveringen van die labels staan overigens alweer in de wachtrij. Bijkomend voordeel is dat ik nu ook wat fanatieker aan het rijtje 'Play Count' in iTunes kan werken. In de vroege ochtend lees ik, op de terugweg - slaperig - gaat de muziek aan. Heerlijk. Toch heeft treinreizen dwars door het land ook een groot nadeel: ergernissen! Hieronder de vijf ergste.

5. Iemand komt tegenover je zitten. Je trekt netjes je benen in. De tegenoverzitter plant zijn benen echter omstandig neer. Hij raakt je schoenen aan en je trekt je benen nog iets verder in. En nog eens. En nog eens. Je hebt uiteindelijk je voeten in een onmogelijke hoek onder de stoel gebogen, het bloed trekt weg, en nóg voel je de schoenen van die knuppel tegenover je jouw eigen schoenpunten raken! Ik ben ook veel te aardig...

4. Ze bestaan alleen in verhalen, dacht ik, maar ik weet nu dat de verhalen kloppen: ICT'ers (of IT'ers of hoe noem je die mensen) die raar praten. Laatst zat er eentje naast me een vol half uur orakeltaal in zijn mobiele telefoon te spuien. 'Downplayen', 'even een meeting deleten', 'dat wordt dan gesubdivided'(!), 'finance wordt mad als je geen progress boekt', enzovoort enzovoort. Meneer, mag ik mijn vuist naar uw gezicht uploaden?

3. Ik dien twee keer over te stappen per treinreis. Daar is in principe genoeg tijd voor, gemiddeld vijf tot tien minuten. Maar vaak doet zich een van de volgende drie scenario's voor: A) 's Ochtends vroeg in de stoptrein. Vlak voor Den Bosch gaat de trein ineens vol in de remmen. Wachten op de tegemoetkomende trein, zo wordt omgeroepen. Na een tijdje passeert die tegenligger inderdaad. Dan begint de volle minuut ergernis. Waarom rijden we niet meteen weer aan?? Die trein is toch voorbijgekomen?? Ik zie mijn aansluiting al mislukken. Ik kan wel op de ruit beuken, wil naar de conducteur schreeuwen... Dan rijdt de stoptrein eindelijk verder. Dat wordt weer sprinten... B) Eind van de dag. De intercity staat een kwartier voor vertrek altijd al gereed in Den Haag. Ik ga ruim op tijd zitten en wacht af. Buiten zie ik de conducteur staan. Als het tijdstip van vertrek is aangebroken, wacht ik op zijn fluitje. Maar dat komt niet. Er blijven namelijk idioten aan komen hollen en de conducteur is zo vriendelijk deze mensen nog in te laten stappen. Minuten gaan voorbij, ik zit me te verbijten en vervloek in stilte de laatkomers ('gooi eerder de deur achter je reet dicht!'). De trein vertrekt vijf minuten te laat, ik mis mijn aansluiting in Utrecht. C) De intercity is op tijd vertrokken en heeft er stevig de sokken in. Vlak voor Utrecht remt de trein af. Mooi op tijd, denk ik. In de laatste meters blijft hij echter stilstaan. Spoor nog bezet ofzoiets. Zoveel kilometers en dan nekken de laatste metertjes je. Minuten vervliegen. Twee meter verderop vertrekt de aansluitende trein.

2. Elke dag zijn ze er weer en elke dag erger ik me weer dood: 'vroege opstaanders'. En dan bedoel ik niet mensen die vroeg uit hun bed zijn gekomen, maar dwazen die voordat de trein het station binnenrijdt al van hun stoel opstaan. Net in de kritieke minuut waarin de intercity fanatiek van sporen aan het wisselen is, daarbij hevig heen en weer schuddend. En elke keer belandt er weer eentje met zijn lompe lijf op je schoot. Ze zien er vaak uit als doorgewinterde treinreizigers van wie je verwacht dat ze toch wel genoeg ervaring zullen hebben om met geduld en praktisch inzicht het juiste moment af te wachten. Maar nee. Ze vallen dagelijks bij bosjes.

1. Debielen, trage bejaarden, haastige stresskippen, krijsende kinderen, pubers, middelbaren, asociale allochtonen, zeloten, krakers, punkers, gotieken, gedrochten, jengelende kinderen, stinkerds, lompe blinden, hevig verwarden, totale idioten, asociale autochtonen, tokkies, kakkers, bloedhoesters, neusademers, rennende kinderen enzovoort.

Je zou er haast misantroop van worden. Ben ik zelf ook zo lastig? Gelukkig heb ik mijn boeken en muziek.

dinsdag 14 oktober 2008

Lezen, lezen, lezen #2

William Marx - Het afscheid van de literatuur. De geschiedenis van een ontwaarding 1700-2000 (2008) 280 blz.
Het is een bekend gegeven dat literatuur tegenwoordig van marginaal belang is. Weinig boeken dragen nog bij aan maatschappelijke duiding, laat staan verandering. Dat is ooit anders geweest. De Franse professor William Marx heeft getracht deze neergang in kaart te brengen. Hij gaat uit van drie fasen die de periode 1700-2000 hebben gedomineerd: achtereenvolgens expansie, verzelfstandiging, ontwaarding. De expansie viel samen met de religieuze status die literatuur in de achttiende eeuw kreeg toebedeeld: literatuur verving langzaamaan de godsdienst. De verzelfstandiging waarop dit uitliep, resulteerde in een overwaardering van literatuur: l'art pour l'art. Ze 'sloot zich op' in zichzelf en deze overwaardering luidde fase drie in: de ontwaarding. Het contact met de werkelijkheid ging definitief verloren en de literatuur verschanste zich in het huis van de vorm. Marx onderbouwt deze visie met een coherent en diepgravend betoog. Sterk is de lijn die hij trekt van de Grote Aardbeving van 1755 in Lissabon naar Auschwitz 1940-1945. Na de beving woekerde de reflectie in poëzievorm ('Poëzie van de rampspoed'), na de gaskamers 'verbood' Adorno poëtische reflectie ('Rampspoed van de poëzie'). Deze ontwikkeling lag in zichzelf besloten; op elke opgang volgt altijd een neergang: 'Drie eeuwen aan een stuk heeft de literatuur zonder ook maar een duimbreed van haar traject af te wijken één lange neerwaartse helling gevolgd. [...] Er was geen keuze mogelijk tussen de vernietiging en de bloei: zij waren de twee keerzijden van één enkele werkelijkheid.' Marx' boek is uitstekend van toepassing op de Franse situatie, maar dat is tegelijkertijd zijn manco: een paneuropese visie ontbreekt. Tekenend voor het Franse isolement?

Taco H. de Beer - Shakespeare... een pseudoniem. Bacon is de auteur [...] (1921), 132 blz.
Naar aanleiding van de lectuur van Shakespeare van Bill Bryson hoopte ik iets meer te weten te komen over de kwestie Shakespeare-Bacon. Was Shakespeare wel de auteur van het imposante oeuvre? Of was het toch de mysterieuze Francis Bacon? Ik vond in een catalogus een Nederlandstalig boekje over de kwestie. Auteur is Taco H. de Beer, 'Buitenlandsch eerelid der Koninklijke Vlaamsche Academie van België'. Zoals de titel verraadt is De Beer een 'Baconiaan'. Hij geeft fel af op de 'Stratfordians', die volgens hem blind zijn voor het overweldigende bewijs. De Beer gispt in het eerste gedeelte van zijn boek critici die Baconiaanse publicaties neersabelen. Ook reproduceert hij ellenlange brieven van en aan buitenlandse medestanders. Het tweede gedeelte is een samenvatting van de monumentale studie van Ignatius Donnelly over het onderwerp, The Great Cryptogram (800 pagina's). Deze Donnelly heeft in een levenomspannend onderzoek vele soorten 'bewijs' verzameld: biografisch, stilistisch, taalkundig, contextueel. Opvallendst is echter de zogenaamde 'getallenmystiek': in de werken zouden talrijke verborgen verwijzingen naar de naam Bacon verborgen zitten. Dat De Beer vooral deze 'bewijzen' onder de aandacht brengt, zegt genoeg. Hij laat zich kennen als een geleerd man die zijn talen spreekt - en ergens het woord 'homo-sexualist' opschrijft -, maar zich het hoofd op hol heeft laten brengen door een - weliswaar intrigerend - schemergebied in de historische letterkunde.

Willem Frederik Hermans & Gerard Reve - Verscheur deze brief! Ik vertel veel te veel. Een briefwisseling (2008) 316 blz.
Een editie van de brieven die twee van de grote drie elkaar schreven tussen 1947 en 1987: dat moet wel iets bijzonders opleveren. En bijzonder is dit boek ook: literair-historisch van grote waarde, een prachtboek voor de literatuurliefhebber. De toelichtingen van de biografen Willem Otterspeer en Nop Maas zijn precies goed: zuinig maar helder. Hermans is in zijn brieven dikwijls nors en afstandelijk, hij lijkt vaak een antwoordschrijven op te stellen louter uit aardigheid. Reve is - dat moet gezegd - niet zelden opdringerig (en in een enkel geval zelfs aanmatigend, nl. wanneer hij zonder schroom een verklaring opstelt voor de redenen die Hermans' zuster Corrie moet hebben gehad om zelfmoord te plegen). Vervelend is Reve ook in zijn periode waarin hij alleen nog in het Engels schrijft. Ontroerend zijn de brieven waarin de als onaantastbare polemist bekend staande Hermans plots blijk geeft van melancholie en diepe twijfel aan eigen kunnen. In de allereerste brief geeft Hermans een kernachtige omschrijving van Reve's De avonden: 'Het boek is buitengewoon eentonig, maar ik heb mij geen ogenblik verveeld.' In 1959 forceert Hermans plotsklaps een breuk. Reve vraagt om een bijdrage van Hermans voor Tirade. Reve voegt daaraan toe: 'Ik verbaas mij dat ik je nooit meer zie. Moet ik aannemen dat ik in ongenade ben?' Hermans antwoordt ijskoud: 'Hoe onbegrensd mijn medelijden ook moge wezen, mijn tijd is niet onbegrensd. Daarom is in ongenade vallen wel het meest geschikte middel om van het gezeur af te komen. Dit overkomt jou dus bij dezen.' Reve zoekt nadien nog meermaals toenadering, maar tevergeefs.

zondag 12 oktober 2008

Over tolerantie

Afgelopen dinsdag, 18.15 uur, intercity Utrecht - 's-Hertogenbosch.

Het is druk in de trein, elke zitplaats is bezet. In de coupé van de 2de klas waarin ik me bevind, klinkt al geruime tijd muziek. Een regelmatige beat is hoorbaar, alsmede zang en percussie. Het geluid is afkomstig uit de koptelefoon van een jongeman, blank, met paardenstaart en wijde trui. Op een gegeven moment draait een man zich om naar de jongen om hem te vragen of hij zijn muziek wat zachter zou willen zetten.
'Nee,' antwoordt de jongen resoluut, 'het is hier geen stiltecoupé.'
'Maar een beetje zachter kan toch wel?'
'Nee, dat kan niet.'

De man ziet het zinloze van de situatie in en staakt wijselijk zijn bezwaren. De muziek blijft op gelijk volume klinken.

Even later komt een tweede man in beweging. Hij doet de oortjes van zijn iPod uit en ook hij stoot de jongen aan.
'Sorry, maar zou je de muziek niet toch wat zachter kunnen zetten?'
De jongen doet zijn koptelefoon af, zuchtend, zichtbaar geïrriteerd:
'Wat zeg ik nou net tegen hem???'
'Ja, maar je muziek staat echt hard. Ik kan mijn eigen muziek niet eens horen omdat ik de jouwe erdoorheen hoor...'
'Das dan jammer, hij kan gewoon niet zachter.'

Andere reizigers gaan zich er nu mee bemoeien. Een meisje buigt zich voorover en spreekt de jongen vermanend toe:
'Je kunt je er ook wat van aantrekken!'
'Jij ook al? Jullie moeten gewoon wat toleranter zijn!'
'Nee jij!'
'Jullie!'

Enzovoort. De jongen bindt niet in en matigt zijn volume niet. De mensen zwijgen.

Geheel naar mijn aard mengde ik mij dinsdag niet in de discussie maar keek en luisterde ik wel aandachtig. Ik peinsde wat na over het voorval en bedacht dat het zojuist gebeurde misschien wel de problematiek van het begrip 'tolerantie' aan de oppervlakte bracht. Tolerant ben je altijd ten opzichte van iets of iemand, tolerantie is volgens Van Dale 'verdraagzaamheid ten opzichte van andersdenkenden'. Maar wat is 'anders'? Daarmee wordt in de regel bedoeld: afwijkend van de massa. Maar de massa is voor de afwijkenden ook weer 'anders'. Er is geen algemeen centraal punt.

Toen Doekle Terpstra een tijdje terug plotseling de ingeving kreeg zich als geweten van de natie op te werpen door een pleidooi voor meer tolerantie te publiceren, was de verontwaardiging niet van de lucht. Terpstra maakte de kapitale fout door zijn 'advertentie' te presenteren als een tegenbeweging ten opzichte van Geert Wilders. 'Tolerantie' kreeg zo opnieuw een eenzijdige betekenis in plaats van de wederkerigheid die eraan ten grondslag dient te liggen. Een pleidooi voor een tolerantere toon van Wilders is moeilijk te verkopen als even verderop de zwaarbevochten vrijheid voor homoseksuelen met voeten getreden wordt door diezelfde personen waar Wilders zich tot in het extreme tegen uitspreekt. Als die twee kanten van intolerantie even zwaar mee hadden geteld, dan had het wellicht nog iets kunnen worden met de oproep van Terpstra en co.

De scène in de intercity maakte veel duidelijk. De ‘toleranten’ verwijten de intolerante zijn intolerante gedrag, maar de intolerante op zijn beurt verwijt de toleranten hun intolerantie ten opzichte van zijn eigen intolerantie. Enigszins vergelijkbaar is het geval Faizel Ali Enait. Deze welbespraakte islamitische advocaat weigerde naar goed Nederlands gebruik op te staan voor de rechter bij binnenkomst. Binnen zijn geloof deed men niet aan hiërarchie en was de rechter dus principieel niet 'meer' dan de advocaat. Wel vreemd overigens dat Enait vrouwen geen hand geeft en mannen wel. Hiërarchisch denken kan dus wel als het zo uitkomt, maar dat terzijde.

De heren van Koefnoen legden even eenvoudig als feilloos bloot waar de kronkel in Enaits denken zit. In een persiflage wordt een Polynesiër geïnterviewd die volgens zijn geloof mannen met een luide boer moet begroeten en vrouwen door ze in de bek te spugen. Wat is zijn beroep? Hij is mondhygiënist... Zijn werkgever was net als de cliënten vanzelfsprekend niet gediend van het begroetingsritueel en ontsloeg de Polynesiër. Die had vervolgens een rechtszaak aangespannen. Men moest zijn geloof maar respecteren. Het is de ene wet tegen de andere - de goddelijke tegen de staatkundige - 'en dat werkt natuurlijk niet, maar dat is niet mijn probleem.' De interviewer concludeert dan terecht: 'U doet dus een dwingend beroep op onze tolerantie, terwijl u blijft volharden in uw intolerantie.'

En daarmee is alles gezegd. Tolerantie is een onwerkbaar begrip.

donderdag 9 oktober 2008

De literaire beterweter #15

Armando - Soms Armando publiceert de laatste jaren verhalenbundeltjes bij de vleet. De boekjes bestaan uit ultrakorte verhalen van maximaal driekwart pagina. In Soms staan verhalen die veelal moeilijk te doorgronden zijn. Veel 'ik' en 'jij'; dialogen en innerlijke monologen. richting het einde dacht ik een overkoepelende thematiek te ontwaren. In de verhalen is steeds een oude man aan het woord, een sombere, wellicht getraumatiseerde man die moeite heeft met ouder worden, met (oorlogs)herinneringen, met het leven en de dood. Met name in de verhalen achter in de bundel dringt deze toon zich op. 'Jij met je oorlog,' merkt een stem verwijtend op. De 'ik' is een vereenzaamd en in zichzelf gekeerd iemand, bijvoorbeeld in het titelverhaal: 'Buitenstaanders geven me wel eens een berisping, natuurlijk, ik moet niet in mezelf praten. [...] Er zijn er die een beetje aanspraak, al is het dan met een denkbeeldig iemand, best gezellig vinden, anderen beweren dat het een ziekteverschijnsel is. Het zal wel, m'n kind, het zal wel.' De verhalen zijn soms filosofisch, soms luchtig, maar altijd indringend. Armando lijkt steeds om een onderwerp heen te cirkelen, bepaalde moeilijk bespreekbare thema's aan te raken, te suggereren. Bijvoorbeeld het verband tussen leven en ademen, d.w.z. alleen bestaan of ook ruimte hebben om te leven: 'Ik adem ook allang niet meer, maar ik leef nog steeds.' [***]
Fragment: INNERLIJK "Het regent." "Nee, de zon schijnt, het regent niet." "Volgens mij regende het." "Nee, de zon schijnt." "Ik denk dat het mijn innerlijk is dat steeds regent, dat steeds regen ziet." "Spreekt u over een innerlijk?" "Ja, zelfs een innerlijk wezen." "Gadverdamme, een innerlijk wezen, dat heb ik allang niet meer." "Gaan zieleroerselen vanzelf weg?" "Meestal wel." "Geneest dat als je ouder wordt?" "Niet altijd." "Ik hoop dat het vergroeit." "Dat moet u afwachten." "Heeft het bij u lang geduurd?" "Niet zo lang, een jaar of wat, maar ik ben volkomen genezen, ik heb geen innerlijk meer, laat staan een innerlijk wezen." "In dat geval hoop ik dat het ook bij mij overgaat." "Dat hoop ik ook. Gadverdamme nog es aan toe."

A.F.Th. van der Heijden - Mim In Mim - A.F.Th's novelle ter ere van de tachtigste verjaardag van Harry Mulisch - speelt de edele voetbalsport een nog grotere rol dan in De Movo tapes al het geval was. Van der Heijden situeert de handeling op 25 mei 1999. In 'De Teil' speelt 'Erdam' op de laatste speeldag thuis tegen 'Adam'. Feyenoord-Ajax in De Kuip dus. Erdam kan kampioen worden maar is daarbij afhankelijk van de uitslag bij 'Nec'-'Nac', NEC en NAC dus, nog doorzichtiger dan 'Erdam' en 'Adam'. Nu werd in het Schrijversprentenboek Literatuur met een doel Van der Heijden ooit naar zijn mening gevraagd over voetbal. Dat vond hij maar niks. Dat is te merken in Mim. Feyenoord-Ajax op de laatste speeldag? Onmogelijk. In werkelijkheid speelde Feyenoord op 25 april 1999 inderdaad zijn kampioenswedstrijd, nl. tegen NAC. Maar NEC als directe concurrent?? En dan de beschrijving van de spits van Erdam met de bijnaam 'Goud-Elsje': 'Om gestroomlijnder de overwinning te behalen had de spits zijn vlechtjes vandaag ook nog eens om het hoofd gewonden en met speldjes vastgezet.' Tuurlijk, zie je het al gebeuren bij Feyenoord... Maar bon, deze kritische opmerkingen zijn als die van de bekende bioloog die zich opwindt over een paardenbloem die in een roman in een onmogelijke maand in bloei staat. Want Mim is gewoon een ijzersterke novelle. De manier waarop Van der Heijden de eeuwenoude Oidipousmythe in de hedendaagse tijd heeft weten te situeren, mag gerust grandioos worden genoemd. De vadermoord, het slapen met de moeder en het zichzelf verblinden na de openbaring van de zonde: alles is even superieur verwerkt in de cyclus. Mim is het slotdeeltje van de cyclus Homo Duplex en het grappige is: reeds vanaf de eerste aankondiging was bekend dat Van der Heijden over een moderne Oidipous zou schrijven en toch laat je je als lezer aangenaam verrassen bij de overweldigende beschrijving van de climax van de verwikkelingen. [****]
Fragment: Toen Movo brullend zijn hoofd uit de pan trok, kwam het ovale uitdruipmandje mee, dat zich met z'n rasterwerk in de verbrande gezichtshuid had gehecht. De olie die daarbij over de rand golfde, bereikte het waakvlammetje in het midden van het gasfornuis. De pan vormde een ovaal van vuur eer Movo zich goed en wel had opgericht, zodat er brandende vetscheuten op de vloer terechtkwamen. Kleine vlammen wapperden ook uit Movo's haren en kleren. Verschroeiend hete olie droop van zijn hoofd in zijn hals en verspreidde zich over zijn borst.

Kader Abdolah - De boodschapper In de 'vertelling' De boodschapper vertelt Zeëd ebne Sales het levensverhaal van de profeet Mohammad, stichter van de islam. Ik wist van tevoren niet goed wat ik van dit boek moest verwachten, maar eenmaal lezend was het moeilijk het lezen te staken. Abdolah laat Zeëd vertellen in een mooie, zwierige stijl. Middels korte hoofdstukjes ontvouwt zich het 'op historische feiten' gebaseerde levensverhaal, dat evenwel 'volgens de wetten van de literatuur' gelezen mag worden. Interessant is dat Abdolah een project heeft ondernomen dat lijkt op het Jezusboek van Paul Verhoeven. Die laatste onderzocht wat zeker niet en wat mogelijk wel historisch juist is in de levensbeschrijvingen van Christus. Ook Abdolah laat Zeëd - soms impliciet maar vaak expliciet - een schifting maken tussen waarheid en verbeelding. Wat zo goed is aan De boodschapper, is hoe Abdolah erin geslaagd is Mohammad als mens neer te zetten. Dat wil zeggen: hem te belichten vanuit zowel zijn positieve als zijn negatieve karaktertrekken. Mohammad was de meest menselijke van de drie profeten: Jezus genas mensen door handoplegging, Mozes veranderde zijn staf in een slang, maar Mohammad had geen wonderen nodig. Mohammad was een dichter, een poëzieliefhebber. Hij was een inspirator, een doorzetter, een leider. Maar hij veranderde in de loop der tijd ook in een despoot en in een notoire leugenaar. In Mekka 'was zijn proza zacht en neigden zijn teksten naar poëzie,' maar later in Medina 'werd zijn proza gewelddadig [...] en werd hij een sluwe politicus. Hij onderhandelde, gebruikte politieke leugens en bedacht gemene trucjes.' Hij was ook een viespeuk die trouwde met een negenjarig meisje en op de koop toe niet schuwde het bed met haar te delen. De boodschapper is een prachtboek, doordrenkt met die zo karakterisitiek Oosterse, welhaast sprookjesachtige sfeer, die bovendien nog eens wordt versterkt door de prachtige (quasi?-)vertaalde Arabische poëzie en de sympathieke toon van Zeëd. In zekere zin was elke profeet een dwaas die een God of een Allah verzon en met behulp van zijn charisma en de tijdgeest een grote schare volgelingen wist te verzamelen, in feite tot op de huidige dag. Dat is de wijze les van deze magnifieke vertelling. [*****]
Fragment: 'Mohammad was gedreven, bijna bezeten. Wat hij beweerde was raar, en wat hij deed was nog vreemder. Hij loog, hij loog ontzettend veel. En hij geloofde in zijn eigen leugens. Misschien is liegen geen goed woord, hij bedacht dingen. Hij zei dat zijn Koranteksten aan hem werden geopenbaard. Maar hij verzon het allemaal. In zijn eentje. In zijn hoofd en ik genoot van zijn voorstellingsvermogen. Maar er bleef altijd iets wringen in Mohammads boodschap. Hij was een bijzondere man, dat wel, en wat hij beweerde klonk mooi, maar waarom verbond hij zichzelf dan met een onzichtbaar touwtje aan de lucht, aan een denkbeeldige Allah?

Jan van Mersbergen - De macht over het stuur Iedereen die uit een dorp afkomstig is, herkent de situatie die in De macht over het stuur centraal staat: de groep stoere jongens die zich onverantwoordelijk gedraagt door met opgepimpte auto's veel te hard te rijden totdat er eentje verongelukt. In Van Mersbergens roman worden de strubbelingen die dit teweegbrengt binnen de vriendengroep geloofwaardig beschreven. Er gebeurt veel buiten de bladzijden, of tussen de regels zo u wilt. Minder vind ik de gejaagde stijl. Heel veel ultrakorte zinnen en 'opsommend' vertellen: eerst gebeurde er dit, toen dat, daarna sus, toen weer zo. Dat is zelden functioneel. Niettemin: zeker geen slecht boek. [***]

Herman Brusselmans - Toos Derde en laatste deel van de driedelige cyclus over Danny Muggepuut, schrijver van klassiekers als De voor- en nadelen van longontsteking en De kleverige substantie uit mijn pissertje. Toos is het minst onderhoudende van de drie delen. Ik kan wel concluderen dat hét centrale thema in Brusselmans' oeuvre: de angst, steeds meer een impliciet thema is geworden gedurende de jaren. Vergelijk maar eens de Tinner-verhalen met de Muggepuuts. Of zoals Danny zelf ergens aangeeft: hij zit vol angst, maar niemand die het merkt. Een gedenkwaardige reeks met een nu al klassieke openingszin in deel twee, De perfecte koppijn: 'Danny Muggepuut at staande een worst.' [***]

S.Vestdijk - Sint Sebastiaan Eerste deel van de achtdelige Anton Wachter-cyclus, de Nederlandse À la Recherche du Temps Perdu. Ritme is een sterke eigenschap van Vestdijk; hij vertelt met Schwung. Helaas is het geheel wel heel erg expliciet-psychologiserend. Meesterlijk zijn echter de beschrijvingen van de personages. Antons klasgenootje Piet van Noorden bijvoorbeeld is 'een twijfelachtige zittenblijver in de 2e klas, een schraal viesachtig, zachtwringerig lopend jongetje met een grijs gezicht en een witte blouse die uit een afgedankt hemd geknipt scheen' en hij heeft 'grauwe, op vuil grachtwater gelijkende oogjes.' Benieuwd naar de volgende delen. [***]

dinsdag 7 oktober 2008

Ahmed Aboutaleb

De Partij van de Arbeid is al geruimte tijd aan een vrije val bezig. De voormalige partij-voor-de-gewone-man blijft maar dalen in de peilingen en kampt bovendien met een enorm imagoprobleem. De PvdA staat symbool – of beter: wordt onontkoombaar beschouwd als hét symbool – voor alles wat er mis is in het land. Lokaal wanbeleid? Niet zelden is de PvdA medeverantwoordelijk. Corruptie en vriendjespolitiek? Negen van de tien keer is de PvdA in het spel. Bagatelliserende burgemeesters? Altijd PvdA’ers. Ook de incapabele Ella Vogelaar en de inspiratieloze Mariëtte Hamer dragen nou niet bepaald bij aan een revival van de socialisten.

De PvdA is slachtoffer van haar eigen macht geworden, na jarenlang zowel landelijk als lokaal de broek aan te hebben gehad. De ontevredenheid en vergeldingszucht die de verschuiving in het politieke landschap – de ‘ruk naar rechts’ zoals analisten enigszins schamper vaststellen – met zich meebrengt, richt zich nu begrijpelijkerwijs op de oude regenteske heerser, en dat is in veler ogen de PvdA. En toch klinken er de laatste tijd geluiden vanuit de partij die mij meer en meer aanspreken. Geluiden van mensen die nu nog relatief marginale posities bekleden binnen de PvdA, maar die wellicht – hopelijk – in de toekomst sleutelposities gaan innemen.

Er zijn niet veel politici die ik bijkans blind vertrouw. Politici die op mij een betrouwbare, weldenkende en vooral daadkrachtige indruk maken zijn schaars. Gerd Leers (CDA) is bijvoorbeeld zo iemand. De manier waarop de burgemeester van Maastricht optreedt tegen criminaliteit, drugsproblematiek en hufterigheid verdient navolging. Jan Marijnissen had als groot nadeel dat hij verbonden was aan een nare partij, maar als individuele politicus kon hij mijn goedkeuring wegdragen. Marijnissen was immers zowat de enige die zich correct en fatsoenlijk opstelde tegenover Fortuyn, waar dwazen als Melkert, Rosenmöller, Thom de Graaf en Dijkstal grossierden in misselijkmakende ad hominems en volledig misplaatste analogieën. Jan Marijnissen is nu vervangen door Agnes Kant en dat zal de SP geen goed doen, vermoed ik.

Twee andere politici voor wie ik meer en meer een diepe sympathie begin te voelen, zijn van de PvdA: Ahmed Aboutaleb en Ahmed Marcouch. Deze twee Marokkanen vertegenwoordigen een type Nederlander waar dringend behoefte aan is: de allochtoon die redeneert vanuit de problematiek binnen de eigen gemeenschap, die zijn tijd niet verdoet aan het bekritiseren van de vorm van de discussie, zoals nu te vaak gebeurt - zie de algemene beschouwingen -, maar zich richt op de inhoud en de achtergronden ervan. Om met Marcouch te beginnen: de stadsdeelvoorzitter van Amsterdam Slotervaart is niet bang de confrontatie aan te gaan binnen de eigen gemeenschap, hete hangijzers als opvoeding, culturele aanpassing en - recent - homoseksualiteit bespreekbaar te maken en de vinger daarmee op zere plekken te leggen.

De PvdA maakte tijdens de kabinetsformatie in haar paniek een zoveelste blunder door Ella Vogelaar minister van Integratie te maken, terwijl men in de persoon van Aboutaleb the right man for the job in de gelederen had. Die werd echter afgeserveerd met een staatsecretariaat op Sociale Zaken. Aboutaleb heeft door zijn ervaring als wethouder in Amsterdam duidelijk kennis van zaken en presenteert zich in de media zonder uitzondering als een politicus die buiten de grenzen van de eigen partijparochie durft te denken en te spreken. Hij maakt op mij immer een geïnspireerde, energieke en wijze indruk.

In de laatste Vrij Nederland (Week 40) staat een interview met Aboutaleb waarin hij zich opnieuw positief doet gelden. Aan de orde komt onder meer de zaak-Ger Laan, die veelvuldig in de media is geweest. Kort samengevat komt het verhaal erop neer dat Laan en zijn vriendin geterroriseerd werden door de Marokkaanse buurjongen(s), dat er pas werd ingegrepen nadat Aboutaleb daarop had aangedrongen bij Job Cohen, en dat de ingreep de facto het verstrekken van een andere woning aan Laan en zijn vriendin was. Aboutaleb vindt dit – terecht – de omgekeerde wereld: ‘[I]k vind dat het andersom had gemoeten. De daders moeten hard worden aangepakt, de slachtoffers mogen niet de dupe worden. Daar zou het politieke debat over moeten gaan. Ons systeem moet zo worden veranderd dat zulke dingen niet meer voorkomen.

Het gaat hier om een interview in Vrij Nederland en haast vanzelfsprekend is de reactie van de interviewers dan ook: ‘Het klinkt als Wilders.’ Aboutaleb komt dan met een repliek van drie zinnen, drie luttele zinnetjes waarin hij drie keer de spijker snoeihard op de kop slaat: ‘Het knappe van Wilders is, vind ik, dat hij erin slaagt de pijn van mensen als Ger Laan te verwoorden en op de politieke agenda te zetten. Dat hebben de gevestigde partijen jarenlang niet gedaan, ze hadden daar koudwatervrees voor. Ook mijn eigen PvdA.’ Wauw. Het is deze vorm van zelfkritiek, deze combinatie van introspectie en een luisterend oor die Aboutaleb bij mij de laatste tijd sterk in achting heeft doen stijgen.

Nog enkele typerende citaten. Over de eigen partij en haar gedachtegoed: ‘De tijd dat een uitkering gold als het summum van solidariteit is voor mij passé. […] Ik maak me er zorgen over dat sommige partijgenoten het belang daarvan nog steeds onvoldoende beseffen.’ Aboutaleb vindt het raar dat het blijkbaar nodig is geweest ‘dat we een hele nieuwe wetgeving uit de grond hebben moeten stampen om mensen te dwingen een inburgeringscursus te volgen. Je neemt zelf het besluit naar een ander land te emigreren, dan is het niet meer dan logisch dat je er alles aan doet om er bij te horen. Bijvoorbeeld door de taal onder de knie te krijgen en je in de cultuur van je nieuwe land te verdiepen. Dat je mensen met de wet in de hand daartoe moet dwingen, vind ik van lotje getikt. Dat is de wereld op zijn kop!’ Volmondig beamen is hierop de enig juiste reactie.

Het is typerend dat allochtone politici als Aboutaleb en Marcouch binnen de allochtone gemeenschap dikwijls aangeduid worden als ‘kaasmarokkanen’, d.w.z. Marokkanen die hun cultuur verloochenen, die spuwen in de bron waaruit ze hebben gedronken. Zulke ongegronde kritiek geeft aan dat zij de durf hebben de oorzaak van de problemen te zoeken binnen de eigen Marokkaanse gemeenschap. Ik denk dat zij een richting ingeslagen zijn die niet alleen heilzaam kan zijn voor de samenleving, maar ook op de lange duur voor de PvdA. Wouter Bos lijkt ook tot dat inzicht te zijn gekomen toen hij begin dit jaar pleitte voor de polariserende methode. In de woorden van Aboutaleb: ‘Geloof me maar: scherpe opmerkingen kunnen bijdragen aan het zelfreinigend vermogen van de Marokkaanse gemeenschap. Juist omdat we sociaal-democraten zijn, moeten we de pijn in de samenleving op een fatsoenlijke maar zeer indringende manier agenderen.

Interessant aan bovenstaand citaat is het woordje ‘juist’. Aboutaleb trekt het thema van Wilders naar de sociaaldemocraten toe. Hij gaat voor dezelfde confronterende inhoud, maar zonder de genadeloze oorlogsretoriek. Aboutaleb is Wilders light, en laat daar nou net behoefte aan zijn.

zondag 5 oktober 2008

Lezen, lezen, lezen #1

Jeroen Vullings - Meegelokt naar een drassig veldje (2003) 191 blz.
De drie meest toonaangevende critici van de laatste jaren zijn wellicht Hans Goedkoop (NRC Handelsblad), Arjan Peters (De Volkskrant) en Jeroen Vullings (Vrij Nederland). Alle drie publiceerden een boek met hun beste stukken, al dan niet herschreven of aangevuld met gloednieuwe essays. Over het boek van Goedkoop, Een verhaal dat het leven moet veranderen, schreef ik eerder al zeer lovend. Ook Peters' bundel is een aanrader, met onder meer een hilarisch stuk over Maarten 't Hart en een behartigenswaardige verdediging van Voskuils Bureaucyclus. Vullings' boekje kon me helaas niet in gelijke mate bekoren. Veelbelovende essays over Mulisch' 'imperfecte' boeken De procedure en Siegfried en A.F.Th.'s Tandeloze Tijd verzanden in vaagheden doordat Vullings niet genoeg loskomt van zijn filosofische leidsman Georges Bataille. Te veel stukken gaan over perifere literaire zaken en naar mijn zin te weinig echt over concrete literaire fictie. Naar het einde toe gaat de auteur voor een criticus bovendien wel heel veel citeren en dat gaat ten koste van de eigen inzichten. Vullings schrijft niet zo bevlogen als Goedkoop, niet zo soeverein als Peters. Mijn leesgeschiedenis speelt hem nu jammerlijk parten in mijn oordeel.

Rüdiger Safranski - Schopenhauer. De wilde jaren van de filosofie (2002) 518 blz.
In een van de top 5'en van december 2007 noemde ik vijf filosofen die mij wel aanspraken. De lijst was erg beperkt omdat ik nog heel weinig filosofie gelezen had en heb. Anno nu zou Sloterdijk er bijvoorbeeld als nieuwe binnenkomer in opgenomen worden. Dat Heidegger en Schopenhauer op één en twee staan, is te danken aan Rüdiger Safranski. De aimabele Duitser is waarschijnlijk de bekendste filosoof van het moment, en paradoxaal genoeg vooral omdat hij zo indringend over andere filosofen heeft geschreven. Deze biografie van Arthur Schopenhauer is tegelijkertijd een monografie van 'de wilde jaren van de filosofie', de jaren van de turbulente modernisering en volwassenwording van het denken, grofweg van Descartes tot en met Schopenhauer. Deze filosofische passages zijn door het onderwerp taai, daarom werkt de afwisseling met de biografische gedeelten zo wonderwel. Safranski schetst een enerverend tijdsbeeld, legt geduldig en zorgvuldig uit en wekt Schopenhauer en diens naasten echt tot leven, met alle bij de lezer opgewekte sympathie- en antipathiegevoelens die daar bij horen.

Peter Watson - Grondleggers van de moderne wereld. Een geschiedenis van de 20e eeuw (2008) [2000] 886 blz.
Met de verbijsterende twintigste eeuw definitief achter ons staan de schrijvers in de rij om 'het definitieve overzicht' van de eeuw te presenteren. Die eer komt toe aan Peter Watson. De Britse historicus schreef het kloeke Grondleggers van de moderne wereld, te dik en te vol om te lenen. Gelukkig is het boek nu herdrukt in de goedkope reeks SCALA van Spectrum. Dat betekent 886 dikbedrukte pagina's lang genieten. Watson is namelijk een uitmuntende verteller, zijn doorlopende verhaal wordt nooit saai of opsommerig, iets wat het grote risico is bij zulke overzichtswerken. Watson richt zich minder op de politiek-historische en meer op de intellectuele ontwikkelingen van de vorige eeuw. Dat gebeurt aan de hand van drie dominerende krachten: wetenschap, vrijemarkt en massamedia. Het eerste hoofdstuk zet meteen de toon: een 'dwarsdoorsnede' van 1900 met Freud en het onbewuste, Arthur Evans en de opgraving op Kreta, Hugo de Vries en Mendel en het gen, Max Planck en het kwantum en Pablo Picasso en het artistieke walhalla Parijs. De 'intellectuele' invalshoek zorgt voor veel interessante perspectieven. Watson schenkt bijvoorbeeld ook aandacht aan voor mij relatief onbekende gebieden als economie, architectuur, China, sociologie en de rassenkwestie in Amerika. Persoonlijk was ik erg blij met de bovenmatige aandacht voor literatuur. Grondleggers van de moderne wereld is een heerlijk leesbaar en ongeëvenaard leerzaam boekwerk.

donderdag 2 oktober 2008

To Read Or To Read More

Ik kom niet graag in boekhandels. Dat is misschien een vreemde ontboezeming van iemand die Nederlandse letterkunde studeert en liever een boek leest dan een film kijkt. Toch verlaat ik altijd weer mismoedig een boekhandel. Er zijn gewoon te veel boeken die gelezen moeten worden. Er verschijnen er zo veel, te weinig tijd en geld, enz. enz. En ik heb nog zo weinig gelezen. Ik heb wat dat aangaat pech dat ik pas vanaf mijn negentiende flink aan het lezen ben geslagen. Zo loop ik eeuwig achter de feiten aan. Er is immers nog een hele berg aan gevestigde literatuur te lezen en het werk van een paar jonge gasten in de gaten houden is ook niet onbelangrijk. Naar voldoening van deze twee wallen eten is onmogelijk.

Bijkomend probleem is dat mijn leestempo erg laag ligt en dat ik niet voldoende focus heb om uren aan een stuk geconcentreerd door te lezen. De volgende zinnen op de blog van Marc van Oostendorp lees ik dan ook enerzijds met bewondering en anderzijds met naijver: "Ik liep vanmiddag door het centrum van Amsterdam, klaar met winkelen, en kwam langs de American Bookshop aan het Spui waar het nieuwste boek van Philip Roth in de etalage stond. Ik liep naar binnen, pakte het boek, rekende af, liep weer naar buiten en nam plaats op een bankje vlak voor de winkel. Daar heb ik Indignation tussen vier en zeven uitgelezen."

Bekend is ook het verhaal dat Maarten 't Hart 100 bladzijden in een uur leest, op jonge leeftijd "alles" reeds gelezen had en toen uit arren moede maar Zweedse boeken ging lezen, te beginnen met de Bijbel in het Zweeds om de taal te leren, want "de Bijbel ken je toch uit je hoofd." Op internet verwijs ik naar de jongen van Boekblog die elke dag een boek bespreekt en naar de pseudonieme Achille van den Branden. Je kunt kritische vragen stellen bij hun leesgedrag; lees je bijvoorbeeld wel aandachtig genoeg wanneer je elke dag een ander boek leest en verwordt het onstuitbare lezen daarmee niet gauw tot een lezen om het lezen? Hoe dan ook, de heren hebben een indrukwekkende belezenheid en hebben vaak ook nog wat interessants te melden over hun lectuur.

Als leidraad bij het lezen hanteert men vaak een zekere canon. Talloze lijsten zijn er opgesteld die stuk voor stuk claimen de ultieme canon te presenteren. De meest succesvolle van het moment lijkt het boek Lezen &tcetera van Pieter Steinz te zijn, met daarin een lijst van 104 meesterwerken. Het boek is ook - terecht - populair omdat het naast genoemde lijst tevens lezenswaardige auteurslemmata bevat, alsmede vakantieboekachtige zaken als doorverwijsschema's en literaire quizzen. Minder geslaagd vind ik 1001 boeken die je gelezen moet hebben. Te veel onbekende angelsaksische lectuur en - hoe gek het ook mag klinken - hoe groter de lijst, hoe meer er ontbreekt.

Op het internet circuleren vele bijzondere lijsten. Ik licht er enkele uit. Zeer boeiend vind ik een recente lijst van het Amerikaanse mannentijdschrift Esquire: '75 books every man should read'. Misschien wel een gouden vondst. In de standaardlijsten wordt immers getracht iedereen tevreden te houden en dus ontkomen de makers ervan er niet aan een Jane Austen of een Toni Morrison op te nemen. Deze lijst met boeken voor mannen is erg Amerikaans/Engels geörienteerd, met naast onvermijdelijke namen als Updike, Steinbeck, Amis, Roth, Mailer, Vonnegut ook veel onbekende schrijvers die cultklassiekers hebben geschreven over typisch Amerikaanse zaken als college life, de indianentijd, de slavernij, de burgeroorlog, Vietnam enz.

De boeken van de overige schrijvers die ik al wel gelezen heb zijn erg interessant, omdat ze naar mijn mening inderdaad echte mannenboeken zijn. De korte verhalen waar-alles-in-zit van Jorge Luis Borges bijvoorbeeld, of War and Peace van Leo Tolstoy. De graaf moet een hybride zijn geweest, want waar je Anna Karenina een vrouwenboek kunt noemen, de Eline Vere van de wereldliteratuur, daar zindert Oorlog en Vrede van avontuur, van heldenmoed, en - boven alles - van die typisch mannelijke tobberigheid. Een mijner docenten zei ooit dat "wij mannen toch van nature een tobberige aard hebben" en dat raakte me zo omdat ik dat ook zo'n beetje geconstateerd meende te hebben. In Oorlog en Vrede wordt in vele prachtige passages heel wat afgetobt, met als ultieme voorbeeld de onvergetelijke Pierre Bezoechov. Misschien is deze roman juist daarom wel een echt mannenboek.

Wellicht als reactie publiceerde de website Jezebel een lijst met 75 boeken die elke vrouw moet lezen. Wat opvalt is dat op de mannenlijst louter mannelijke schrijvers staan, terwijl de vrouwenlijst ook Madame Bovary van Flaubert en boeken van García Márquez en Milan Kundera bevat. A Good Man Is Hard to Find van Flannery O'Connor en Sophie's Choice van William Styron prijken zelfs op beide lijsten. Tot slot nog een aardig lijstje dat inspeelt op de hype van lijstjes met zaken die je vooral niet moet doen: '10 books not to read before you die'. Met natuurlijk onvermijdelijke titels als Ulysses van James Joyce, Austens Pride and Prejudice en de Ilias van Homerus. Maar ook À la Recherche du Temps Perdu van Marcel Proust. De hilarische toelichting wil ik u niet onthouden: "Yes, yes, he tasted a biscuit that made him think of childhood, we’ve all done that. If I want to remember my childhood I look at some photographs." Nog veel te veel te lezen dus. In feite drie categorieën: 1)de Nederlandse en Vlaamse literatuur, 2)de Wereldliteratuur en 3)recent werk. Die tweede categorie is vooralsnog de minst interessante en wordt dan ook helaas nog stelselmatig verwaarloosd. Misschien helpt de mannenlijst me op weg...

Als ik na veel zwoegen weer eens een klein stapeltje boeken heb doorgewerkt, dan zever ik er wat over in de Literaire Beterweter. De trouwe lezer merkt dat de perioden tussen twee afleveringen van deze rubriek sterk uiteenlopen. Dat heeft niet alleen te maken met de aangestipte problematiek. Ik lees namelijk ook anderssoortige boeken die niet voor die rubriek in aanmerking komen. Soms bespreek ik er een apart (bijvoorbeeld Verkijk, Prins, Bryson, Sloterdijk), vaker gebeurt er niets mee. Om die geestelijke kapitaalvernietiging tegen te gaan, hoop ik vanaf nu onregelmatig zulke werken kort te bespreken, in stapels van drie. Geen sterrensysteem dit keer, wel soms een mening en - hopelijk - kort van stof. Binnenkort: Meegelokt naar een drassig veldje van Jeroen Vullings, Schopenhauer van Rüdiger Safranski en Grondleggers van de moderne wereld van Peter Watson.