zondag 12 oktober 2008

Over tolerantie

Afgelopen dinsdag, 18.15 uur, intercity Utrecht - 's-Hertogenbosch.

Het is druk in de trein, elke zitplaats is bezet. In de coupé van de 2de klas waarin ik me bevind, klinkt al geruime tijd muziek. Een regelmatige beat is hoorbaar, alsmede zang en percussie. Het geluid is afkomstig uit de koptelefoon van een jongeman, blank, met paardenstaart en wijde trui. Op een gegeven moment draait een man zich om naar de jongen om hem te vragen of hij zijn muziek wat zachter zou willen zetten.
'Nee,' antwoordt de jongen resoluut, 'het is hier geen stiltecoupé.'
'Maar een beetje zachter kan toch wel?'
'Nee, dat kan niet.'

De man ziet het zinloze van de situatie in en staakt wijselijk zijn bezwaren. De muziek blijft op gelijk volume klinken.

Even later komt een tweede man in beweging. Hij doet de oortjes van zijn iPod uit en ook hij stoot de jongen aan.
'Sorry, maar zou je de muziek niet toch wat zachter kunnen zetten?'
De jongen doet zijn koptelefoon af, zuchtend, zichtbaar geïrriteerd:
'Wat zeg ik nou net tegen hem???'
'Ja, maar je muziek staat echt hard. Ik kan mijn eigen muziek niet eens horen omdat ik de jouwe erdoorheen hoor...'
'Das dan jammer, hij kan gewoon niet zachter.'

Andere reizigers gaan zich er nu mee bemoeien. Een meisje buigt zich voorover en spreekt de jongen vermanend toe:
'Je kunt je er ook wat van aantrekken!'
'Jij ook al? Jullie moeten gewoon wat toleranter zijn!'
'Nee jij!'
'Jullie!'

Enzovoort. De jongen bindt niet in en matigt zijn volume niet. De mensen zwijgen.

Geheel naar mijn aard mengde ik mij dinsdag niet in de discussie maar keek en luisterde ik wel aandachtig. Ik peinsde wat na over het voorval en bedacht dat het zojuist gebeurde misschien wel de problematiek van het begrip 'tolerantie' aan de oppervlakte bracht. Tolerant ben je altijd ten opzichte van iets of iemand, tolerantie is volgens Van Dale 'verdraagzaamheid ten opzichte van andersdenkenden'. Maar wat is 'anders'? Daarmee wordt in de regel bedoeld: afwijkend van de massa. Maar de massa is voor de afwijkenden ook weer 'anders'. Er is geen algemeen centraal punt.

Toen Doekle Terpstra een tijdje terug plotseling de ingeving kreeg zich als geweten van de natie op te werpen door een pleidooi voor meer tolerantie te publiceren, was de verontwaardiging niet van de lucht. Terpstra maakte de kapitale fout door zijn 'advertentie' te presenteren als een tegenbeweging ten opzichte van Geert Wilders. 'Tolerantie' kreeg zo opnieuw een eenzijdige betekenis in plaats van de wederkerigheid die eraan ten grondslag dient te liggen. Een pleidooi voor een tolerantere toon van Wilders is moeilijk te verkopen als even verderop de zwaarbevochten vrijheid voor homoseksuelen met voeten getreden wordt door diezelfde personen waar Wilders zich tot in het extreme tegen uitspreekt. Als die twee kanten van intolerantie even zwaar mee hadden geteld, dan had het wellicht nog iets kunnen worden met de oproep van Terpstra en co.

De scène in de intercity maakte veel duidelijk. De ‘toleranten’ verwijten de intolerante zijn intolerante gedrag, maar de intolerante op zijn beurt verwijt de toleranten hun intolerantie ten opzichte van zijn eigen intolerantie. Enigszins vergelijkbaar is het geval Faizel Ali Enait. Deze welbespraakte islamitische advocaat weigerde naar goed Nederlands gebruik op te staan voor de rechter bij binnenkomst. Binnen zijn geloof deed men niet aan hiërarchie en was de rechter dus principieel niet 'meer' dan de advocaat. Wel vreemd overigens dat Enait vrouwen geen hand geeft en mannen wel. Hiërarchisch denken kan dus wel als het zo uitkomt, maar dat terzijde.

De heren van Koefnoen legden even eenvoudig als feilloos bloot waar de kronkel in Enaits denken zit. In een persiflage wordt een Polynesiër geïnterviewd die volgens zijn geloof mannen met een luide boer moet begroeten en vrouwen door ze in de bek te spugen. Wat is zijn beroep? Hij is mondhygiënist... Zijn werkgever was net als de cliënten vanzelfsprekend niet gediend van het begroetingsritueel en ontsloeg de Polynesiër. Die had vervolgens een rechtszaak aangespannen. Men moest zijn geloof maar respecteren. Het is de ene wet tegen de andere - de goddelijke tegen de staatkundige - 'en dat werkt natuurlijk niet, maar dat is niet mijn probleem.' De interviewer concludeert dan terecht: 'U doet dus een dwingend beroep op onze tolerantie, terwijl u blijft volharden in uw intolerantie.'

En daarmee is alles gezegd. Tolerantie is een onwerkbaar begrip.

Geen opmerkingen: