De Partij van de Arbeid is al geruimte tijd aan een vrije val bezig. De voormalige partij-voor-de-gewone-man blijft maar dalen in de peilingen en kampt bovendien met een enorm imagoprobleem. De PvdA staat symbool – of beter: wordt onontkoombaar beschouwd als hét symbool – voor alles wat er mis is in het land. Lokaal wanbeleid? Niet zelden is de PvdA medeverantwoordelijk. Corruptie en vriendjespolitiek? Negen van de tien keer is de PvdA in het spel. Bagatelliserende burgemeesters? Altijd PvdA’ers. Ook de incapabele Ella Vogelaar en de inspiratieloze Mariëtte Hamer dragen nou niet bepaald bij aan een revival van de socialisten.
De PvdA is slachtoffer van haar eigen macht geworden, na jarenlang zowel landelijk als lokaal de broek aan te hebben gehad. De ontevredenheid en vergeldingszucht die de verschuiving in het politieke landschap – de ‘ruk naar rechts’ zoals analisten enigszins schamper vaststellen – met zich meebrengt, richt zich nu begrijpelijkerwijs op de oude regenteske heerser, en dat is in veler ogen de PvdA. En toch klinken er de laatste tijd geluiden vanuit de partij die mij meer en meer aanspreken. Geluiden van mensen die nu nog relatief marginale posities bekleden binnen de PvdA, maar die wellicht – hopelijk – in de toekomst sleutelposities gaan innemen.
Er zijn niet veel politici die ik bijkans blind vertrouw. Politici die op mij een betrouwbare, weldenkende en vooral daadkrachtige indruk maken zijn schaars. Gerd Leers (CDA) is bijvoorbeeld zo iemand. De manier waarop de burgemeester van Maastricht optreedt tegen criminaliteit, drugsproblematiek en hufterigheid verdient navolging. Jan Marijnissen had als groot nadeel dat hij verbonden was aan een nare partij, maar als individuele politicus kon hij mijn goedkeuring wegdragen. Marijnissen was immers zowat de enige die zich correct en fatsoenlijk opstelde tegenover Fortuyn, waar dwazen als Melkert, Rosenmöller, Thom de Graaf en Dijkstal grossierden in misselijkmakende ad hominems en volledig misplaatste analogieën. Jan Marijnissen is nu vervangen door Agnes Kant en dat zal de SP geen goed doen, vermoed ik.
Twee andere politici voor wie ik meer en meer een diepe sympathie begin te voelen, zijn van de PvdA: Ahmed Aboutaleb en Ahmed Marcouch. Deze twee Marokkanen vertegenwoordigen een type Nederlander waar dringend behoefte aan is: de allochtoon die redeneert vanuit de problematiek binnen de eigen gemeenschap, die zijn tijd niet verdoet aan het bekritiseren van de vorm van de discussie, zoals nu te vaak gebeurt - zie de algemene beschouwingen -, maar zich richt op de inhoud en de achtergronden ervan. Om met Marcouch te beginnen: de stadsdeelvoorzitter van Amsterdam Slotervaart is niet bang de confrontatie aan te gaan binnen de eigen gemeenschap, hete hangijzers als opvoeding, culturele aanpassing en - recent - homoseksualiteit bespreekbaar te maken en de vinger daarmee op zere plekken te leggen.
De PvdA maakte tijdens de kabinetsformatie in haar paniek een zoveelste blunder door Ella Vogelaar minister van Integratie te maken, terwijl men in de persoon van Aboutaleb the right man for the job in de gelederen had. Die werd echter afgeserveerd met een staatsecretariaat op Sociale Zaken. Aboutaleb heeft door zijn ervaring als wethouder in Amsterdam duidelijk kennis van zaken en presenteert zich in de media zonder uitzondering als een politicus die buiten de grenzen van de eigen partijparochie durft te denken en te spreken. Hij maakt op mij immer een geïnspireerde, energieke en wijze indruk.
In de laatste Vrij Nederland (Week 40) staat een interview met Aboutaleb waarin hij zich opnieuw positief doet gelden. Aan de orde komt onder meer de zaak-Ger Laan, die veelvuldig in de media is geweest. Kort samengevat komt het verhaal erop neer dat Laan en zijn vriendin geterroriseerd werden door de Marokkaanse buurjongen(s), dat er pas werd ingegrepen nadat Aboutaleb daarop had aangedrongen bij Job Cohen, en dat de ingreep de facto het verstrekken van een andere woning aan Laan en zijn vriendin was. Aboutaleb vindt dit – terecht – de omgekeerde wereld: ‘[I]k vind dat het andersom had gemoeten. De daders moeten hard worden aangepakt, de slachtoffers mogen niet de dupe worden. Daar zou het politieke debat over moeten gaan. Ons systeem moet zo worden veranderd dat zulke dingen niet meer voorkomen.’
Het gaat hier om een interview in Vrij Nederland en haast vanzelfsprekend is de reactie van de interviewers dan ook: ‘Het klinkt als Wilders.’ Aboutaleb komt dan met een repliek van drie zinnen, drie luttele zinnetjes waarin hij drie keer de spijker snoeihard op de kop slaat: ‘Het knappe van Wilders is, vind ik, dat hij erin slaagt de pijn van mensen als Ger Laan te verwoorden en op de politieke agenda te zetten. Dat hebben de gevestigde partijen jarenlang niet gedaan, ze hadden daar koudwatervrees voor. Ook mijn eigen PvdA.’ Wauw. Het is deze vorm van zelfkritiek, deze combinatie van introspectie en een luisterend oor die Aboutaleb bij mij de laatste tijd sterk in achting heeft doen stijgen.
Nog enkele typerende citaten. Over de eigen partij en haar gedachtegoed: ‘De tijd dat een uitkering gold als het summum van solidariteit is voor mij passé. […] Ik maak me er zorgen over dat sommige partijgenoten het belang daarvan nog steeds onvoldoende beseffen.’ Aboutaleb vindt het raar dat het blijkbaar nodig is geweest ‘dat we een hele nieuwe wetgeving uit de grond hebben moeten stampen om mensen te dwingen een inburgeringscursus te volgen. Je neemt zelf het besluit naar een ander land te emigreren, dan is het niet meer dan logisch dat je er alles aan doet om er bij te horen. Bijvoorbeeld door de taal onder de knie te krijgen en je in de cultuur van je nieuwe land te verdiepen. Dat je mensen met de wet in de hand daartoe moet dwingen, vind ik van lotje getikt. Dat is de wereld op zijn kop!’ Volmondig beamen is hierop de enig juiste reactie.
Het is typerend dat allochtone politici als Aboutaleb en Marcouch binnen de allochtone gemeenschap dikwijls aangeduid worden als ‘kaasmarokkanen’, d.w.z. Marokkanen die hun cultuur verloochenen, die spuwen in de bron waaruit ze hebben gedronken. Zulke ongegronde kritiek geeft aan dat zij de durf hebben de oorzaak van de problemen te zoeken binnen de eigen Marokkaanse gemeenschap. Ik denk dat zij een richting ingeslagen zijn die niet alleen heilzaam kan zijn voor de samenleving, maar ook op de lange duur voor de PvdA. Wouter Bos lijkt ook tot dat inzicht te zijn gekomen toen hij begin dit jaar pleitte voor de polariserende methode. In de woorden van Aboutaleb: ‘Geloof me maar: scherpe opmerkingen kunnen bijdragen aan het zelfreinigend vermogen van de Marokkaanse gemeenschap. Juist omdat we sociaal-democraten zijn, moeten we de pijn in de samenleving op een fatsoenlijke maar zeer indringende manier agenderen.’
Interessant aan bovenstaand citaat is het woordje ‘juist’. Aboutaleb trekt het thema van Wilders naar de sociaaldemocraten toe. Hij gaat voor dezelfde confronterende inhoud, maar zonder de genadeloze oorlogsretoriek. Aboutaleb is Wilders light, en laat daar nou net behoefte aan zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten