dinsdag 31 maart 2009

Gedicht

Oorlog op één oor

IV
de aarde schuift achter woedende wolken
de gele maan weet niets van deze storm
weilanden worden laatste gronden
zandverstuivingen en heilanden
inderhaast verdonkeremaand
wat in deze windvlagen verguigelt
en vergruizelt in mijn hand
het teistert het gekluisterde land
en de kuis bepleisterde huizen
de storm kan bomen geselen
of zij dansen wild op zijn muziek
de maan de onnozelheid zelve
de kogels de brieven de milde vuren
en gestaag vermeerderen de cesuren

zondag 29 maart 2009

Lezen, lezen, lezen #9

Dick Pels - De geest van Pim. Het gedachtegoed van een politieke dandy (2003), 316 blz.
Voor dit boek kreeg de vermaarde socioloog Dick Pels in 2004 de Socrateswisselbeker voor het meest oorspronkelijke en prikkelende filosofieboek. Het is bovenal de eerste serieuze studie die het gedachtegoed van Pim Fortuyn als onderwerp heeft, en niet in de eerste plaats de politieke periode uit diens leven. De grote kracht van dit boek is de objectieve, neutrale blik op het denken van Fortuyn, van diens vroege marxistische theorieën in zijn jaren als socioloog tot de latere politieke gedachten over multicultuur en vrijheid van meningsuiting. Pels staat ver van zowel de met Fortuyn-vlaggen getooide dwepers als de kortzichtige haters die niet verder komen dan stempels als 'racist' en 'fascist'. De weg die Fortuyn aflegde van links naar rechts verklaart Pels met het vernuftige 'hoefijzermodel'. Het politieke spectrum wordt daarin voorgesteld niet als een rechte horizontale lijn maar als een hoefijzervorm. De beide uitersten liggen daardoor dichter bij elkaar, wat overstappen vergemakkelijkt. Pels schrijft erudiet (al verdwaalde ik soms in de sociologische terminologie) en graaft zeer diep in de geschriften en theorieën van Fortuyn. De nadruk ligt daarbij op diens sociaal-economische ideeën. De rode draad in Fortuyns denken was volgens Pels dat hij steeds op zoek was naar zogenaamde 'derde wegen', nieuwe oplossingen die klassieke opposities moesten omzeilen. Zo ontstaat een even helder als veelomvattend beeld van de man wiens gedachtegoed een "speurtocht [was] naar derde wegen die leiden voorbij de klassieke ideologische opposities tussen socialisme en liberalisme, staat en markt, economie en cultuur, individuele en nationale identiteit, of charismatisch leiderschap en vertegenwoordigende democratie." In zekere zin komt Fortuyn zo naar voren als een typisch postmoderne denker. Het eerste deel van het boek behandelt Fortuyns academische carrière en is veel taaier dan het tweede deel waarin Pels bijzonder boeiende gedachten wijdt aan de intellectuele herwaardering van het fascisme, de implicaties van artikel 1 van de grondwet, de enge kanten van Fortuyns 'spruitjesnationalisme' en het personalisme als nieuwe manier van politiek bedrijven, een positief aspect van het populisme en volgens Pels dé poltitieke praktijk van de toekomst. Daarbij hoort ook de terechte kritiek op de eenzijdige blik van Arie van der Zwan, die in De uitdaging van het populisme louter oog heeft voor de negatieve aspecten van populisme. Dick Pels heeft met De geest van Pim een behartenswaardige studie geschreven waarin eindelijk eens met een onbevooroordeelde en wetenschappelijke blik naar de onvermoede diepten van de intellectuele erfenis van het fenomeen Fortuyn wordt gekeken.

J.M. Coetzee - Landscape with Rowers. Poetry form the Netherlands (2004), ix + 106 blz.
Nederlandse poëzie in Engelse vertaling is zeldzaam. Ik had althans nog nooit eerder een befaamd gedicht als Gerrit Achterbergs Ballade van de gasfitter in een andere taal dan het Nederlands onder ogen gehad. Coetzee, die eerder al blijk gaf van aandacht voor de Nederlandse literatuur, vertaalt in Landscape with Rowers poëzie van Achterberg, Sybren Polet (Self-Repeating Poem), Hugo Claus (Ten Ways of Looking at P.B. Shelley), Cees Nooteboom (Basho), Hans Faverey (Chrysanthemums, rowers; 'The earth; consisting of earthenware' en 'From the vase') en Rutger Kopland (Descent in Broad Daylight). In de inleiding maakt Coetzee een vreemde opmerking: "Dutch is a minor language in the sense that it is spoken only by some fifteen million people [...]". De Zuid-Afrikaan vergeet hier voor het gemak even de Vlamingen en de overzeese medelanders. De beperking tot deze dichters lijkt me een te verdedigen selectie. De zes vormen een mooie afspiegeling van de Nederlandstalige poëziewereld en hebben (potentiële) internationale allure. Coetzee heeft veel bewondering voor The Ballad of the Gasfitter, dat hij rekent tot de "in typically high modernist fashion" geschreven meesterwerken. Coetzee heeft ervoor gekozen in zijn vertaalarbeid zeer dicht bij het origineel te blijven, en dan vooral in semantisch opzicht. Een letterlijke vertaling heeft bijna altijd de voorkeur boven een metrische of op eindrijm gerichte vertaling. Soms slaagt hij er echter wonderwel in een uitstekende middenweg te vinden. De regels 'Diep in zijn bril wemelt het, of hij huilt./ Hij drukt mijn hand, vermant zich en meesmuilt.' uit de Ballade van de gasfitter worden dan in vertaling 'Behind his glasses tears obscure his eyes./ He clasps my hand, collects himself, half-smiles.' Het ietwat pejoratieve karakter van de term 'knauw hauw' uit Polets 'Zelfrepeterend gedicht' blijft heel mooi behouden in Coetzee's 'no-how'. Faverey gebruikt in het eerste gedicht uit de reeks 'Chrysanten, roeiers' de vormen 'door de war maakt', 'verwart' en 'in de war is'. Coetzee respecteert de subtiele verschillen door in 'Chrysanthemums, rowers' ook drie licht verschillende woorden te kiezen, respectievelijk 'discomposes', 'disturbs' en 'is disarranged'. Al met al een interessant bundeltje; ik ben benieuwd of het enige aandacht heeft gekregen in de angelsaksische pers.

Robert Huxley (red.) - De grote natuuronderzoekers (2008), 304 blz.
Wie momenteel een boekwinkel binnenloopt, wordt doodgegooid met boeken over Darwin. De grote winkels hebben zelfs een aparte tafel gereserveerd voor boeken over de man die met de 'natuurlijke selectie' op de proppen kwam. Een grote groep auteurs heeft onder leiding van Robert Huxley, hoofd collecties van de afdeling botanie van het Natural History Museum in Londen, voor De grote natuuronderzoekers een serie portretten van de grote namen uit de natuurwetenschappen t/m de negentiende eeuw geschreven. Er is aandacht voor bij iedere sterveling bekende grootheden als Antoni van Leeuwenhoek, Linnaeus, Charles Lyell en Darwin, maar ook minder bekende goden als Andrea Cesalpino, Sir Hans Sloane, Louis Agassiz en Alfred Russell Wallace - die tegelijkertijd met Darwin het principe van natuurlijke selectie bedacht! - komen uitgebreid aan bod. De samenwerking met het Natural History Museum heeft in de eerste plaats een prachtig geïllustreerd boekwerk opgeleverd. Op elke bladzijde zijn portretten, afbeeldingen van specimens en persoonlijke zaken als dagboekaantekeningen te bewonderen. De makers hebben er bewust voor gekozen hun selectie te beperken tot onderzoekers uit de tijd van vóór de specialisatie binnen de wetenschappen. De onderzoekers in dit boek waren alle actief op een breed terrein en niet zelden pioniers. In De grote natuuronderzoekers wordt dan ook "de natuurwetenschap zonder gêne ingeperkt tot vooral de geschiedenis van de ontdekking, beschrijving, classificatie en het begrip van complete organismen." Niet alle lemma's zijn even interessant; sommige zijn gewoon te kort om enige diepgang te bereiken. Ook kent het boek zijn kleine slordigheden (Van Leeuwenhoek zou bijvoorbeeld volgens de data honderdelf jaar oud zijn geworden). De makers hebben gekozen voor een laagdrempelige opzet, waardoor dikwijls de aandacht naar mijn smaak iets te veel uitgaat naar biografische anekdotiek in plaats van naar de inhoud en waarde van de ontdekkingen van de betreffende pionier. Niettemin een informatief en aantrekkelijk boek.

donderdag 26 maart 2009

Meer Hitler in de polder

Joost Zwagerman - Hitler in de polder & Vrij van God (2009), 72 blz.In Hitler in de polder, het eerste deel van zijn tweedelige pamflet Hitler in de polder & Vrij van God, berijdt Joost Zwagerman een van zijn meest succesvolle stokpaardjes. Hij opent opnieuw de aanval op de hypocrisie van de "lelieblanke culturele elite", een clubje pensioengerechtigde opiniemakers dat kritiek op het Christendom als een grote deugd ziet maar kritiek op de Islam daarentegen als een nieuwe manifestatie van racisme en fascisme. Columnisten als Hugo Brandt Corstius en Jan Blokker grossieren in het vergelijken van hun tegenstanders in het debat met nazikopstukken en -praktijken. Ook mensen als Geert Mak en Huub Oosterhuis maken zich hier schuldig aan.

De vergelijkingen dienen om het vermeende kwaad in de samenleving aan te wijzen, hoe oneigenlijk dat ook is: "De paradox is nu dat het absolute en radicale kwaad van het nazisme als onherhaalbaar en onvergelijkbaar wordt voorgesteld, terwijl sommigen van ons in de praktijk telkens weer een mogelijk herhaling of het begin van een herhaling waarnemen en de nazi's ter sprake brengen zodra iemand iets beweert wat zich kennelijk met het Derde Rijk en de Jodenvervolging laat vergelijken." Kenners van het columnistische werk van Zwagerman weten dat hij deze tendens al eerder gesignaleerd en uitgewerkt heeft. In dit pamflet gaat hij een stap verder en zoekt naar een verklaring voor deze houding.

Zelf houd ik het altijd op overlopende zelfgenoegzaamheid, op een stuitend vertoon van vermeende morele superioriteit. Zwagerman lijkt ook in die richting te denken. Hij wijst op de historisch bepaalde 'erfzonde' van de Tweede Wereldoorlog. Iedereen wordt met de paplepel ingegoten dat het ultieme kwaad hier ooit heeft kunnen woeden en -belangrijker - altijd weer in ons midden kan opstaan. Deze "obsessie met waakzaamheid die ons is ingeprent" heeft in de praktijk geleid tot een krampachtige etikettering van tegenstanders in de meningsvorming als de vertegenwoordigers van het nieuwe kwaad, als de nieuwe nazi's. Het contrast met de etiketteerder als 'goede Nederlander' wordt er des te groter door: "In zijn kennelijk verslavende en roesverwekkende drang om door zijn landgenoten voor goede Nederlander te worden aangezien, is hij bereid om degenen met wie hij van mening verschilt te promoveren tot het kwaad in eigen persoon."

In een essay in De Groene Amsterdammer (13-2) bekritiseren Dick Pels en August Hans den Boef Zwagerman. Zij stellen dat hij vrolijk meedoet aan "het oer-Hollandse gezelschapsspel van de demonisering." Ook voor Zwagerman zijn Hitler en de holocaust "niet veel anders dan het gepersonifieerde kwaad." Pels & Den Boef gaan hier echter voorbij aan het feit dat dit voor Zwagerman twee zaken zijn die losstaan van elkaar. Zwagerman benadrukt zoals gezegd de krampachtige preoccupatie in den lande met het fascisme. Ook Pels & Den Boef wijzen op de bizarre praktijk dat het "nog steeds kwalijker gevonden [wordt] om extreem rechts te zijn dan extreem links." Zij spreken in dit geval van "een soort etnocentrisme van het leed en de herinnering". Zwagerman komt echter in opstand tegen publicisten die deze 'erfzonde' misbruiken om tegenstanders van vandaag de dag de mond te snoeren.

Zwagerman polemiseert (Pels & Den Boef spreken liever van demoniseren) inderdaad sterk tegen Blokker en Brandt Corstius - al jaren. Hij verlaagt zich echter niet tot het vergelijken van zijn opponenten met nazi's zoals die dat zelf wel steeds weer doen. Het in stand houden van deze "slachtofferarrogantie" (Pels & Den Boef), deze vlucht in de erfzonde dient dan inderdaad om het eigen gelijk welhaast te verheffen tot theologisch dogma. Overigens worden Blokker en Brandt Corstius volgens Pels & Den Boef "door niemand ter linkerzijde nog serieus genomen". Deze kritiek op de vijandkeuze van Zwagerman lijkt me onbedoeld een nog pijnlijker opmerking voor de beide heren dan de aanval van Zwagerman zelf, maar dat terzijde.

In hun verder behartenswaardige essay pleiten Pels & Den Boef voor een verruiming van de vrijheid van meningsuiting: "Discriminerende, racistische en fascistische en andere haat zaaiende meningen moeten worden getolereerd zolang ze niet feitelijk oproepen tot geweld." Dat betekent ook dat de Koran niet net als Mein Kampf moet worden verboden, zoals Wilders wil, maar dat juist het verbod op Mein Kampf opgeheven moet worden. Zo'n radicale vrijheid van meningsuiting brengt wel de plicht met zich mee ondemocratische en discriminerende uitingen in het debat te bevechten. Zoals Pim Fortuyn al voltaireaans opmerkte: "Ik kan uw mening nog zo abject vinden, ik zal uw recht verdedigen om die te uiten."

Zwagerman zou dus niet voorbij het demoniseren geraken. Hij is "zo geobsedeerd door zijn gevecht tegen linkse windmolens dat hij geen tijd heeft om aan te geven hoe die meer genuanceerde islamkritiek er dan uit zou moeten zien." Dit doet hij aan het eind van zijn pamflet echter juist wél, en gek genoeg op dezelfde manier als Pels & Den Boef. Het is immers ook een van Zwagermans kapitale stellingen dat moslims als Aboutaleb en Marcouch "het slachtofferschap ver voorbij zijn" (Pels & Den Boef). Deze politici - maar ook moslims als Tofik Dibi en Said Bouddouft - gaan niet prat op "een vermeend slachtofferschap," zo schrijft Zwagermans zelfs letterlijk, "dat hun wordt opgedrongen door schijnbare autochtone bondgenoten in het debat." Zij waken er wel voor zich te "laten gijzelen door de hysterische retoriek van de beschuldigers van het radicale kwaad".

Pels & Den Boef concluderen: "Etiketten als fascisme en racisme zijn in dit debat geenszins taboe, mits ze zakelijk en op goede historische gronden worden gehanteerd en niet met het doel mensen de mond te snoeren." Het zijn nu juist die drie genoemde voorwaarden waar de nazivergelijkingen van opiniemakers als Brandt Corstius niet aan voldoen, en daar richt Zwagerman zich m.i. dan ook op in zijn pamflet. Want exact Aboutaleb en Marcouch bewijzen volgens Zwagerman dat het op inhoudelijke gronden fel bestrijden van verbaal geweld - de wenk van Pels & Den Boef - een vruchtbare weg is: "Was ik moslim in Nederland, ik zou me inderdaad geschoffeerd voelen door de populistische slogans van Geert Wilders en zijn partijgenoten. Maar ik zou die schofferingen pareren met een lucide argumentatie en mij niet laten verleiden tot de beschuldigingen van de zelfbenoemde ontmaskeraars van het radicale kwaad."

Pels & Den Boef en Zwagerman zitten meer op één lijn dan op het eerste gezicht het geval lijkt.

dinsdag 24 maart 2009

Knielen voor Vondel

In Klinkende ikken wijdt Atte Jongstra een hoofdstukje aan 'het bewonderen van anderen'. Hij zegt afbeeldingen van knielende mensen te verzamelen en een knieltheorie te willen ontwikkelen. Op zoek naar een door iemand anders opgestelde knieltheorie stuit hij op een geschrift van de huidige paus, 'Benedictus de zoveelste', een 'knieltheologie' dus. "Wie leert geloven, leert ook knielen," meent de paus. "Te knielen is het juiste, ja, van binnenuit noodzakelijke gebaar."

Nu heb ik nooit de behoefte gevoeld te knielen voor Jezus Christus, volgens Ratzinger degene voor wie dat knielen het noodzakelijke gebaar is. Wel moet ik bekennen meer en meer de aandrang te voelen "door de benen te knakken" (Jongstra) voor Vondel. Dat zit zo. In de universiteitsbibliotheek van Nijmegen bevindt zich een buste van Vondel. Vanaf zijn sokkel tussen de balie en de inlevergleuven ziet de meester de studenten en andere bezoekers binnenkomen. Ik weet zeker dat hij eenzaam is.

De universiteitsbibliotheek wordt namelijk hoofdzakelijk bevolkt door studenten in de rechten, de communicatiewetenschappen, de psychologie. Populaire studies met veel studenten. Ik geloof niet dat deze toekomstige verdedigers van misdadigers, verkopers van gebakken lucht en oplappers van overwerkte loonslaven ooit notitie nemen van Vondel. Ze lopen hem elke ochtend weer straal voorbij. Dat steekt mij.

Daarom groet ik elke keer als ik voorbijloop in stilte onze Vondel. 's Ochtends als ik arriveer en de uitgelezen boeken en bundeltjes inlever en aan het eind van de middag na een dag geestelijke arbeid. Ik zal de neiging te knielen evenwel weerstaan. Ik heb zwakke knieën en bovendien is het niet de bedoeling dat ik zelf - al dan niet geringschattend - aangekeken word. In Vondels beroemde gedicht over het stockske van Oldenbarnevelt heeft het knielen ook geen positieve functie. Oldenbarnevelt moest op het "wreet schavot" immers knielen "voor't bloedigh zwaert".

Het knielen is vreemd aan de moderne cultuur, meent de paus. Daar heeft hij dan wel weer gelijk in. "In historische, liturgische geschriften wordt knielen ook wel omschreven als 'afdoen van uw lengte'," schrijft Jongstra in een voetnoot. Dat is een prachtige, poëtische omschrijving. Daar zal Vondel hopelijk wel genoegen mee nemen.

zaterdag 21 maart 2009

(On)gezegden #5

Dat is Chinees voor me
Met deze uitdrukking laten Nederlanders merken iets onbegrijpelijk te vinden. Wij zijn niet de enigen die daar het Chinees voor inzetten: 'Ook Russen, Israëliërs, Grieken, Polen, Letten en Litouwers vinden het Chinees kennelijk de onbegrijpelijkste taal. Roemenen daarentegen zeggen in zo'n geval dat iets Turks voor ze is; Turken dat het Frans voor ze is; en Fransen dat het Javaans (of ook wel Chinees of Hebreeuws) voor ze is. Chinezen zelf blijken overigens naar onbegrijpelijkheid te verwijzen als Hemels Schrift.' (Bron: Taalpost)

Al wat geschiedt geschiedt nog voor het eerst
In de quiz die de NPS uitzond ter gelegenheid van de Avond van het Boek was een van de vragen waarom het leven in A.F.Th. van der Heijdens roman Het leven uit een dag nooit saai is. Maarten 't Hart waagde een poging: 'Het duurt maar 24 uur'. Dat is waar, maar niet het juiste antwoord. Ook die 24 uren kunnen onnoemelijk saai zijn. 'Er is geen herhaling,' riep Hasan Bahara. Ook fout, zei jurylid Femke Halsema. Medejurylid Elsbeth Etty was het daar aanvankelijk mee eens, maar na een paar seconden diepzinnig nadenken vond ze het toch een goed antwoord, want het juiste antwoord was: 'Alles begint steeds opnieuw.' WTF? Hét kenmerk van herhaling is volgens mij dat iets steeds weer van voren af aan begint. In Het leven uit een dag gebeurt alles echter maar één keer. Bahara had het dus bij het rechte eind, maar zeker niet om de reden die Etty geeft.

Een heksenpenning
Met een heksenpenning wordt een geldstuk bedoeld dat altijd weer bij de eigenaar terugkeert. In Afrika wees de Paus dit weekend op de gevaren van hekserij en tovenarij. De heilige vader roept de gelovigen op mensen die in tovenarij geloven te bekeren tot het ware geloof. Eerder gaf Benedictus de zoveelste al blijk van wereldvreemdheid door nog maar eens het gebruik van condooms af te keuren. Hij geeft de voorkeur aan Christelijke middelen om AIDS tegen te gaan. Uiteraard, dan verdient de kerk er ook nog wat aan. De schatkist van het Vaticaan zit vol heksenpenningen.

Een nieuwe lente en een nieuw geluid
Vaak abusievelijk weergegeven als 'een nieuwe lente, een nieuw geluid'. De dichtregel van Herman Gorter bevat geen kern van waarheid, zo bleek vandaag maar weer. Op de eerste dag van de lente scheen de zon en dus klonk weer hetzelfde geluid, was het weer het oude liedje: de terrassen stroomden vol. Ik signaleerde zelfs al enkele zomerse zonnebrillen. Vanaf maandag gaat het dagenlang regenen. Een terugslag dreigt voor de al te gehaaste zonaanbidders. Want lente, dat is in Nederland toch echt meer regentijd dan zonnetijd. Ook bij een nieuwe lente klinkt het oude vertrouwde geluid van regendruppels op het raam.

Het noodlot tarten
Veel gehoord in deze tijd van financiële malaise. De overmoedige beursspeculanten móesten in hun niet te stuiten hebzucht wel de ondergang tegemoetgaan. Toch is het verhaal eeuwenoud. Reeds de grote Vondel waarschuwde tegen de geldzucht op de Amsterdamse beurs. Want 'beursgeloof is eb en vloed./ De beurs wordt om haar geld bestolen' schreef hij in 1643 in 'Aan de beurs van Amsterdam'. De speculant heeft onterecht een grenzeloos vertrouwen in de grillen van het lot: 'Mistrouwt dan vrij uw koopfortuin'. Want wat vandaag fortuin lijkt te beloven, kan morgen het noodlot blijken: 'Het beursgeluk dat komt en gaat./ 't Geluk kan zelden steen verduren.'

dinsdag 17 maart 2009

Politieke terugblik op de voorbije week

De coalitiepartijen hebben het er maar druk mee. Het is crisis, men schreeuwt om snelle, effectieve maatregelen. CDA, PvdA en ChristenUnie zijn het er vast over eens dat de maatregelen effectief moeten zijn. Maar 'snel', daar wringt de schoen. CDA wil vooral bezuinigen, PvdA prioriteert investeren en de ChristenUnie schijnt een beetje van dit en een beetje van dat voor te staan. De partij gaat zich steeds meer gedragen als Hem die zij aanbidden: Hij is er wel, overal zelfs, maar je ziet Hem eigenlijk nooit.

Ondertussen pakt Geert Wilders met zijn PVV pole position in de jongste opiniepeilingen. Niet alleen bij Maurice de Hond, die vraagt of je op de PVV gaat stemmen als er nu verkiezingen zouden zijn, maar ook bij de peilers die wat neutraler vragen op welke partij je in dat geval zou stemmen. Bij de huidige stand van zaken zou ik antwoorden: niet op de PVV. Geert Wilders als premier, dat lijkt me iets te veel van het goede. Hij is zonder twijfel een belangwekkende politicus, een luis in de pels van de zittende macht, een noodzakelijke klokkenluider die voor de broodnodige polarisatie en agendering zorgt. Wilders en een groepje - zeg: een elftal - van zijn partijgenoten zijn onmisbaar in het Nederlandse parlement anno 2009, laat daar geen twijfel over bestaan. Maar minister-president Wilders die de economie moet hervormen? Daar heb ik weinig fiducie in.

Dan zie ik toch liever Wouter Bos op die stoel belanden. De huidige vice-premier zeult echter een immens blok aan zijn been mee: zijn partij. Bos werkt hard aan vernieuwing binnen de PvdA en heeft inmiddels een mooi groepje frisse, intelligente en vooral bijdetijdse medestanders om zich heen verzameld. Aboutaleb, Dijsselbloem, Marcouch, Ploumen; geïnspireerd door de wijze pionier Paul Scheffer zijn zij de exponenten van een nieuwe lichting sociaaldemocraten die donders goed in de gaten hebben welke richting hun PvdA op moet, wil de partij niet de aansluiting met de tijd verliezen. Volksverheffing in de oude sociaaldemocratische traditie blijft de pijler van de partij, maar nieuw is het inzicht dat de jarenlange betutteling en vrijblijvendheid ten opzichte van allochtonen en immigranten - een absolutistisch cultuurrelativisme - de traditionele achterban van arbeiders heeft doen vervreemden van de partij.

Toch is daarmee meteen een risicofactor benoemd: een tweedeling dreigt, wellicht zelfs een scheuring. Tekenend was de gang van zaken rondom de nieuwe integratienota. Na kritiek vanuit de achterban - voornamelijk Ella Vogelaar, Wallage en een emeritus hoogleraar - is de 'harde' toon van de ontwerpnota in de definitieve versie gematigd. En daarmee maakt de nota alsnog een halfslachtige indruk. Belangrijke ideeën van integratiespecialist Dijsselbloem - de mogelijkheid van etnische registratie als een instrument voor de aanpak van probleemjongeren - zijn uiteindelijk geschrapt.

Ella Vogelaar reageerde triomfantelijk dat ze haar ideeën nu wel vertegenwoordigd ziet in de nota. Toen Wilders haar 'knettergek' noemde, beschouwde ik dat maar als de zoveelste bloemrijke oneliner van de Limburger, een typisch staaltje Wildersretoriek. Maar hij kon de spijker niet preciezer op de kop slaan. Na het demasqué zou je toch verwachten dat ze zich even wijselijk zou terugtrekken ter bezinning, maar nee: na de als memoires verhulde laffe trap na denkt Vogelaar ook nog steeds recht van spreken te hebben. Ze verwordt meer en meer tot een karikatuur.

In 2006 stapte PvdA-fossiel Marcel van Dam openlijk over naar de SP. Een groter compliment kon Wouter Bos zichzelf toen niet maken. Maar het feit dat de nieuwe politieke koers - nota bene geïnstigeerd door de politiek leider, de partijvoorzitter en dé integratiespecialist van de partij - gedwarsboomd wordt door de oude garde en een incompetente, verwarde ex-minister laat zien dat Bos en de zijnen er nog lang niet zijn. Een richtingenstrijd dient zich aan.

zondag 15 maart 2009

De Leeslijst #23

Marcel Möring - Bederf is de weg van alle vlees en andere novellen In deze bundel zijn de vier tot op heden verschenen novellen van Marcel Möring verzameld, te weten Bederf is de weg van alle vlees, Nachtzwemmen, Modelvliegen en Een vrouw. Om met die laatste te beginnen: het betreft een vervolg op Mulisch' Twee vrouwen. Ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van de meester schreven zes auteurs een novelle als eerbetoon aan zijn schrijverschap. In tegenstelling tot bijvoorbeeld A.F.Th.'s Mim sluit Een vrouw zeer dicht aan bij het origineel. Kritiekpunt is dan meteen dat Möring er niet echt in slaagt iets substantieels toe te voegen aan de geschiedenis van Laura. De eerste twee korte novellen zijn erg goed. Ze zijn ook beklemmend. De hoofdpersonen zijn ontwortelden, ze hebben weliswaar een 'thuis', maar dit betreft niet een warm nest. Typerend is het slot van de titelnovelle. De jonge hoofdfiguur voelt zich totaal verloren en vereenzaamd, maar van zoiets als ouders waar hij eventueel naartoe kan gaan is zelfs geen sprake. In Nachtzwemmen is een soortgelijke thematiek van moeizaam opgroeien te herkennen. Aan het eind staat een zeer rake typering van conformisme en volwassenwording (zie fragment). Modelvliegen is een warrig, duister verhaal. De openingszin is wat dat betreft al toonaangevend: "Toen hij zijn oude baan in een opwelling van plotselinge trots had opgezegd en nog geen nieuwe had, besloot mijn vader modelvliegtuigen te bouwen." Ik kan wel uiteenzetten wat er in deze zin allemaal storend is, maar die taak heeft Max Pam in zijn toenmalige recensie al uiterst effectief volbracht. Marcel Möring heeft met In Babylon en Dis - twee dikke pillen - bewezen een groot auteur te zijn die de kunst van het magisch-realistische schrijven uitstekend beheerst. Op de korte baan komt dit talent niet altijd even goed uit de verf. [***]
Fragment: In plaats van over het geld te denken, piekerde ik over Rita's vermogen om haar leven zo in te richten dat ze op de een of andere manier alles tegelijk kon doen: eten, praten, geld verdienen, huis schoonmaken, vrienden hebben, boeken lezen, cd's kopen. Als ik mijn kleren naar de wasserette bracht, was ik een dag chagrijnig omdat mijn schema in de war raakte. Mensen zoals Rita deden dat, draaiden nog even een twaalfurige werkdag onder tl-licht, lazen het verzamelde werk van Somerset Maugham en begonnen tussendoor een nieuw leven. Het heeft allemaal te maken met onbenulligheid, dacht ik: en je moet de onbenulligheid niet verwensen, maar als iets bijzonders begroeten. Terwijl ik dit dacht, zei een stemmetje in mijn achterhoofd: Lulkoek.

Nick Hornby - High Fidelity Nick Hornby verwierf enige roem als schrijver van literaire non-fictie met voetbal als belangrijkste onderwerp. Nadien groeide hij ook als romancier uit tot een grote naam in de wereld van de literatuur. Net als Roddy Doyle slaagt hij erin wat men altijd 'lage cultuur' noemt feilloos om te werken tot grote literatuur. In High Fidelity zijn het vooral films en popmuziek die fungeren als leidmotieven. Hornby grossiert in verwijzingen naar popmuziek, voor de muziekliefhebber is deze roman dan ook een must read. Hoofdpersoon is Rob, eigenaar van Championship Vinyl, een matig succesvolle platenwinkel. Rob is halfweg dertig en maar niet in staat tot volwassenworden. Hij ervaart een innerlijke onmogelijkheid te settelen en zijn vriendin Laura heeft hem om deze redenen verlaten. Hij spoort zijn ex-vriendinnen op om te ontdekken wat zijn probleem is. Zijn belangrijkste levensvraag is samen te vatten als: kun je je leven delen met iemand die in het bezit is van een abominabele platencollectie? In zijn winkel voert Rob eindeloze gesprekken met zijn twee werknemers Dick en Barry over muziek en de mensen die ernaar luisteren. Misschien wel dé gimmick van deze roman is de stortvloed aan lijstjes. Rob vat zijn leven samen in lijstjes (de openingszin: "My desert-island, all-time, top five most memorable split-ups, in chronological order:" om daar vervolgens zijn vijf exen in onder te brengen) en ook de conversatie in de winkel wordt levend gehouden middels het opstellen van lijstjes. En met het neersabelen van de ander om zijn lijstje uiteraard. Een briljant voorbeeld is Robs "Top Five Bands or Musicians Who Will Have To Be Shot Come the Musical Revolution": 1.Simple Minds, 2.Michael Bolton, 3.U2, 4.Bryan Adams, 5.Genesis. High Fidelity is een zeer vermakelijke, aandoenlijke en treffende schets van een archetypische middle brow dertiger. Paradoxaal genoeg moeten vooral vrouwen deze roman lezen; ze vinden er de ultieme verklaring why men are as we are (H. Enfield). [****]
Fragment: There are men who call, and men who don't call, and I'd much, much rather be one of the latter. They are proper men, the sort of men that women have in mind when they moan about us. It's a safe, solid, meaningless stereotype: the man who appears not to give a shit, who gets ditched and maybe sits in the pub on his own for a couple of evenings, and then gets on with things; and though next time around he trusts even less than he did, he hasn't made a fool of himself, or frightened anybody, and this week I've done both of these things. [...] 'I know what you're like,' Laura said, and she does, kind of: she knows that I'm someone who doesn't really bother, who has friends he hasn't seen for years, who no longer speaks to anybody that he has ever slept with. But she doesn't know how you have to work at that.

Robert Anker - Hajar en Daan Geschiedenisleraar Daan Hollander en zijn leerlinge Hajar Nait Sibaha worden verliefd op elkaar en beginnen een relatie. Hun school, een 'verzwartende' middelbare school in Amsterdam die steeds meer onder invloed van islamisering en commercialisering geraakt, vormt het decor. Zie hier de ingrediënten van deze geëngageerde roman. Na Een soort Engeland en Nieuw-Lelievelt is Hajar en Daan de derde roman van Anker die ik lees, en opnieuw betreft het een overvol boek waarin de taalvirtuoze dichter die Anker van oorsprong is te herkennen is. Er is geen schrijver die de werkelijkheid zo dicht op de huid zit als Anker. De migrantenproblematiek is op elke bladzijde aanwezig. De roman heeft geen uitgesproken teneur naar een kant van de zaak, de feiten (lees: de gebeurtenissen) spreken voor zich. De interessantste passages zijn de lerarenvergaderingen waarin de problematiek van een multiculturele school onderwerp van discussie is. Zo is er het verzoek vanuit een of ander medezeggenschapsorgaan om een gebedsruimte voor de islamitische leerlingen. De meningen van de verscheidene docenten zijn extra dik aangezet, zowel de voorstanders van zo'n gebedsruimte als de tegenstanders zijn zeer geprononceerd in hun mening, in gloedvolle betogen en ronkende volzinnen verdedigen ze hun standpunt. Anker laat zo zien hoe ratio, common sense en de onderbuik van invloed zijn op de perceptie van een complex fenomeen waar niemand eigenlijk nog grip op heeft. Schokkend is ook een lijstje met taalfouten door allochtone leerlingen dat een van de docenten op het prikbord heeft gehangen, "opdat wij niet denken dat het wel meevalt." Hajar en Daan is ook een moderne Bint. In de roman van Bordewijk moesten de leerlingen klimmen, in Ankers variant wordt uiteengezet wat er gebeurt als de leraar moet dalen, zoals in werkelijkheid de laatste decennia de trend is geweest. Anker verpakt in zijn roman dan ook ferme kritiek op de onderwijshervormingen die de rol van de leraar als kennisverstrekker hebben gemarginaliseerd. Tekenend is dat de leerlingen in Bint vreemde namen hadden, hier zijn het de leraren: Phreek Hemel, Rop Breen, Ser Smeechjes, Anner Beuling, Ruut Garjeanne. Het is niet de epische liefdesgeschiedenis van Daan en Hajar die dit boek interessant maakt, daarvoor is Daan een te oppervlakkig en geconstrueerd personage en is Hajar te ongeloofwaardig door afwisselend een geëmancipeerd, intelligent meisje en een zich aan de moslimdwang onderwerpende angsthaas te zijn. Het ware belang van dit boek zit dan ook in de pregnantie van het tijdsbeeld: het multiculturele drama, de commercialisering van de maatschappij, de afbaak van het onderwijs. [****]
Fragment: 'Vorig jaar heeft een meisje in 2 h/v, in een proefwerk over het christendom en de Romeinen, elke keer als ze het woord "christenen" moest opschrijven, erbij gezet "achterlijke", snap je? Die achterlijke christenen. Ik ben meteen met haar naar Ans gegaan, hè Ans, en die heeft haar ouders op school laten komen. We hebben gezegd dat we hier een multiculturele school hebben en dat we respect eisen voor iedere overtuiging.' Phreek Hemel: 'Ik kan dat woord "respect" niet meer ho-ren. Iedereen eist tegenwoordig maar respect. Weet je waar dat vandaan ko-omt? Van crimine-len, die eisen respect, anders knallen ze je kop eraf. Nooit te lang naar ze kijken, want dan toon je geen respect. Respect eisen betekent dat je eerbied vraagt voor iets waar je helemaal geen eerbied voor hebt. Moet ik respect hebben voor een achterlijke cultuur...' 'Nou, nou, nou...' '...waarin vrouwen tot tweedehands wezens worden gemaakt, wat zeg ik, tot alleen maar bezit, alsof het kamelen zijn? Een cultuur waarin homoseksuelen als lager dan varkens of honden worden beschouwd, die je eigenlijk moet stenigen, of van de hoogste minaret af flikkeren? [...] Dan kunnen we ons meteen wel omdopen tot "school met den koran"!'

Jef Geeraerts - Gangreen 1: Black Venus Autobiografisch relaas van een Kongoganger. Gepresenteerd als één doordenderende volzin, zonder ook maar één punt, al is dat vooral een vorm van presentatie (zinnen worden begrensd door drie puntjes ('...')). Ik begrijp waarom dit verhaal met zijn expliciete seksuele passages, openbaring van klerikale hypocrisie en kritiek op de Belgische staat in de jaren zestig veel stof deed opwaaien. Anno nu doet het allemaal wat gedateerd aan, al blijft de van de pagina's af spattende felheid en openhartigheid indruk maken. [***]

Haruki Murakami - Na de aardbeving Bundel met zes korte verhalen waarvan er vijf slechts in de schaduw staan van het magistrale vijfde verhaal over een kikker die Tokyo van een aardbeving redt. Een fenomenaal lied van schijn en wezen. De aardbeving speelt steeds een marginale rol. De innerlijke leegte van de hoofdpersonen is het echte onderwerp, de uniciteit van de ziel in een vijandige wereld. [***]

Thomas Mann - De dood in Venetië Traag op gang gerakend verhaal over een pedante kunstenaar die in Venetië verliefd wordt op een aristocratische Poolse jongen. De in de Italiaanse stad heersende cholera velt hem uiteindelijk, al is het de fair youth die de ware reden van zijn ondergang lijkt te zijn. 'Elitair' van toon, met zelfs twee volle bladzijden Plato in citaat. [****]

donderdag 12 maart 2009

Zie je wel...

Taalpost bericht:

Volgens de Amerikaan Robert Lindsay bestaat het Duits uit maar liefst 96 verschillende talen, zo legt hij uit op zijn weblog. Opvallend voor de Nederlandse lezer is daarbij onder meer dat ook bijvoorbeeld het Gronings en het Limburgs tot 'het Duits' gerekend worden en dat het Venloos weer een aparte Duitse taal is.

woensdag 11 maart 2009

Uit de catalogus van een toekomstige tentoonstelling?

20.09a : This monument contains the worn out symbol of
NRC Handelsblad, a Dutch newspaper. The stone is a
so called 'grindstone of the mind' (slijpsteen van de geest).
The symbol lost its meaning - and the newspaper its
integrity - on March 11, 2009

zondag 8 maart 2009

[N64] NBA Live 2000

In 2007 besprak ik a.d.h.v. de top 25 van een zelfgemaakte lijst de muziek uit mijn jeugd. In 2008 ging een een tweede serie in de categorie 'wenken voor een toekomstige biograaf' van start, met als onderwerp de Nintendo 64-games. Ook in 2009 loopt deze serie nog. Met welke spellen bracht ik menige regenachtige middag (maar ook als de zon scheen) op mijn kamertje door? Geen toplijst deze keer, maar in chronologische volgorde en in interviewvorm. In aflevering 12: NBA Live 2000.

NBA Live 2000. Toen was Shaquille 27.
En al behoorlijk dik. Maar ik zag hem vorige week nog als speler van de Suns in zijn eentje de Lakers oprollen, 36 jaar oud. Het was hier al nacht maar hij hield me wel wakker, die geweldenaar.
Wat heb jij met basketball?
Altijd een interessante sport gevonden. Ook naast voetbal de enige sport waar ik een beetje goed in was. Ondanks mijn geringe lengte had ik de lay-up en de driepunter aardig in de vingers. Verder heb ik de NBA altijd gevolgd. Nog altijd kijk ik elke dag even op teletekst naar de uitslagen.
Heb je ook een favoriete ploeg?
Niet echt. Sympathie heb ik wel voor Boston Celtics, Toronto Raptors en Houston Rockets en verder voor 'kleintjes' als Golden State en LA Clippers.
Waarom heb je toentertijd gekozen voor NBA Live en niet voor een ander NBA-spel?
NBA Live was een reeks van EA Sports, dat ook verantwoordelijk was voor de FIFA-serie. In tegenstelling tot die FIFA's werden de NBA Live-spellen in de regel wel goed ontvangen. Eerder had ik al NBA Live 99 voor de PC gekocht, maar de kreeg ik niet geïnstalleerd. Die vriendelijke 64 was wars van installatieprocedures en meer van dat soort onzin. Gewoon de cartridge erin rammen, de power-knop aan en spelen maar.
Het realisme werd altijd een van de pluspunten van de serie genoemd.
Dat is wel correct, ja. Je had wel een arcade-mode waarin je hoger en verder kon springen en van verder af raak kon schieten, maar in de simulatie was geduldig wachten op een opening of loopactie het devies. Dat was niet altijd even leuk, want meestal wilde ik gewoon lekker ballen.
Kende het spel meer modes dan arcade en simulatie?
Erg leuk was het 1 tegen 1 op een pleintje, compleet met trage hiphop-beats en chillende negers op de achtergrond. Dan kwam het echt aan op techniek en snelheid. Een briljante zet van EA was de introductie van de legendarische Michael Jordan als speelbaar karakter. "Jordan is back" stond er op de cover. Eén tegen één tegen Jordan betekende echter een gegarandeerde nederlaag. Je kwam die gast gewoon niet voorbij.
Heb je de game grijs gespeeld?
NBA Live 2000 was een heel degelijk spel zonder franje of opties die het een bijzonder tintje verschaften. Ik speelde het wel regelmatig, maar echt verslingerd ben ik er niet aan geraakt. Grafisch was het allemaal heel keurig gedaan - de bekende spelers waren herkenbaar - en je merkte dat de makers de game al een aantal jaren aan het doorontwikkelen waren. Als ik een hoogtepunt moet noemen dan herinner ik me vooral het geluid dat het netje maakte als je een perfect passende driepunter scoorde.

vrijdag 6 maart 2009

Kanttekeningen bij het geruchtmakende VI-artikel

Vandaag verjaar ik. Geen viering vanavond aangezien ik verhinderd ben. Om 20.00 uur staat immers TOP Oss - Excelsior op het programma, een belangrijke wedstrijd tegen een lastige tegenstander. TOP verdedigt de bijzondere positie van lijstaanvoerder in periode 5. Het kan weleens de allerlaatste kans op een prijs zijn in het bestaan van de club, althans als we de Voetbal International mogen geloven.

Het tijdschrift dat nog nooit te betrappen is geweest op serieuze belangstelling voor de Eerste Divisie die verdergaat dan de obligate nieuwspagina publiceert in het laatste nummer een onderzoek naar de levensvatbaarheid van de eerstedivisieclubs. De economische crisis zal ervoor zorgen dat meerdere clubs gaan omvallen. Op zich een legitieme redenering. Het onderzoek waar VI zich op baseert heeft daar echter volstrekt niets mee te maken en slaat dan ook in alle opzichten de plank mis:

Het onderzoek is op zich een tamelijk objectief onderzoek met feiten en cijfers, maar je kunt er zelf de conclusies uit trekken die je wilt. Het is meteen duidelijk als je het artikel leest dat de VI schrijft vanuit de gedachte/wens dat er clubs moeten verdwijnen.

Vooral het lijstje met 'Aantrekkelijkheid' is vreemd. TOP Oss staat daar onderaan omdat 97% van de ondervraagden de club niet aantrekkelijk vindt. Maar bovenaan staat VVV, dat door 86,5% niet aantrekkelijk wordt gevonden. Tsja, 86,5% of 97%, het is allebei heel veel, het scheelt in feite heel weinig en zo'n ranglijst zegt dus niks. Maar nog belangrijker is dat zulke cijfers totaal onbelangrijk zijn. Zeg dat een kwart van de Nederlanders voor Ajax is, dan vindt 75% Ajax onaantrekkelijk. Dat is toch geen reden om ook Ajax eruit te halen?

Nog frappanter is het lijstje met 'Bekendheid' van de eerstedivisieclubs. Het betreft de uitkomst van een enquête onder "in voetbal geïnteresseerden". Maar hoe kun je jezelf een liefhebber noemen als je nog nooit gehoord hebt van clubs als TOP Oss, AGOVV Apeldoorn of BV Veendam? Dat is toch bizar. Een lijstje met toeschouwersaantallen wordt ingezet om te bewijzen dat de meeste clubs nauwelijks toeschouwers trekken en dus geen bestaansrecht hebben. Maar de enige club met een grote aanhang is Cambuur, uitgerekend de club die de laatste jaren financieel al een paar keer gereanimeerd is moeten worden.

En dan de conclusies. Bij het staatje met de omzet van de clubs schrijft VI: "De begroting van IJsselmeervogels is 1,2 miljoen euro. Telstar is met een omzet van 1,6 miljoen dus rijp voor het amateurvoetbal." Hoezo "dus"??? Je kunt net zo logisch zeggen: "Dus is IJsselmeervogels rijp voor betaald voetbal."

Zo kan ik nog wel even doorgaan. VI beticht de clubbestuurders van "holle retoriek" maar het artikel is daar zelf een schoolvoorbeeld van: "Als een konijn kijken de clubs in de koplampen van de crisis." "Bestuurders zien nu eenmaal liever een halfvol glas dan een halfleeg glas. Wij zien slechts wat bodempjes in verzuurde wijnglazen." "In Duitsland staat het gepromoveerde 1899 Hoffenheim bovenin de Bundesliga."

Dat marginale clubs het in deze crisistijd moeilijker dan ooit hebben is geen verrassing. En dat clubs als TOP Oss er aan onderdoor kunnen gaan is ook bittere waarheid. Het is echter aan de clubs zelf om hun sportieve en financiële positie te waarborgen. De enige statistiek die de beweringen van VI zou kunnen onderbouwen is er één met de financiële situatie (het banksaldo) van de clubs. Laat nou net zo'n lijstje ontbreken. Dit onderzoek gebruiken om te beweren dat clubs geen bestaansrecht hebben is daarom een gemeen staaltje "holle retoriek".

dinsdag 3 maart 2009

Lezen, lezen, lezen #8

Pim van Lommel - Eindeloos bewustzijn. Een wetenschappelijke visie op bijna-dood ervaringen (2007), 403 blz.
De ontrafeling van de kosmos van Brian Greene vond ik een bijzonder leerzaam boek, maar het riep ook vragen op. De quantummechanica hanteert het begrip 'non-lokaliteit', dat zoiets wil zeggen als 'niet plaatsgebondenheid van materie'. Greene bespreekt in het laatste hoofdstuk van zijn boek de mogelijke invloed van dit begrip op wat tijd en ruimte nu eigenlijk zijn. Daarom was ik benieuwd naar Eindeloos bewustzijn van cardioloog Pim van Lommel. Hij vertrekt vanuit de gedachte dat ook bewustzijn non-lokaal is en presenteert - blijkens de ondertitel van zijn boek - 'een wetenschappelijke visie op de bijna doodervaring'. Dat belooft veel, maar tijdens het lezen raakte ik meer en meer verward. Van Lommel heeft belangwekkend onderzoek verricht naar BDE's en suggereert nu dat bewustzijn onafhankelijk bestaat van tijd en plaats en niet gebonden is aan de hersenen, aan een lichaam. Indien dit waar is, dan heeft dat verregaande gevolgen voor onze visie op leven na de dood. De implicatie is immers dat bewustzijn reeds voor de geboorte bestaat en na de dood zal blijven voortbestaan. Van Lommel staaft deze boude beweringen ogenschijnlijk met wetenschappelijk bewijs. Maar op het tweede gezicht valt dat vies tegen. Hij wijst eigenlijk alleen op de feilen van bestaande, materialistische theorieën die niet in staat zijn een BDE te verklaren. Maar dat is geen reden om meteen een heel paradigma weg te gooien. Een EEG-scan van iemand die een bijnadoodervaring heeft gehad vertoont geen enkele activiteit. Oké, maar zo'n scan heeft alleen betrekking op een klein deel van de hersenen. We weten vrijwel niets van de grillen van het bewustzijn en 95% van de werking van DNA is nog onbekend. Bovendien is daar het merkwaardige stofje DMT. Een verhoogde concentratie DMT zorgt voor een soortgelijke ervaring als een BDE, zo geeft ook Van Lommel toe. Maar zo'n stofje is toch chemisch en dus materialistisch? Van Lommel komt vooral eer toe voor het feit dat hij erin geslaagd is de BDE als een serieus medisch fenomeen op de kaart te zetten. Hij behartigt daarmee de belangen van veel mensen die voorheen vooral op onbegrip stuitten. Om van een wetenschappelijke verhandeling te spreken lijkt me dan weer overdreven. Van Lommel goochelt met quantummechanische termen, valt steeds in herhaling (hij blijft maar hameren op het idee dat bewustzijn niet-materialistisch is) en slaagt er niet in een coherent, meeslepend betoog te presenteren. In feite heeft Van Lommel heeft twee interessante zaken in handen: enerzijds het fysische begrip non-lokaliteit uit de quantummechanica; anderzijds het bestaan van bijnadoodervaringen. Twee reuze interessante fenomenen. De verklaring van het tweede vanuit het eerste schijnt mij echter een brug te ver.

Odin Dekkers - Engelse literatuur in een notendop (2007), 144 blz.
De boekjes uit de Notendop-reeks hebben voor de lezer het grote voordeel dat hij in relatief korte tijd de grote lijnen van een onderwerp kan vatten. Voor de schrijver is de opdracht echter lastiger dan het lijkt. Hij moet een veelzijdig onderwerp waarin hij thuis is en waarover hij duizenden bladzijden zou kunnen schrijven zeer beknopt en to the point uiteenzetten en tegelijkertijd de schijn van volledigheid ophouden. Odin Dekkers meldt in de inleiding dat hij het vooral "een groot plezier [vond] om in een tijd van toenemende specialisatie weer eens met zevenmijlslaarzen door de Engelse literatuurgeschiedenis te mogen wandelen." Hij beheerst zijn onderwerp volledig en heeft ervoor gekozen een beperkt aantal schrijvers te bespreken. Dat vind ik wel een plausibele keuze. Zo wordt in ieder geval voorkomen dat de laatste hoofdstukjes een potpourri van namen worden, zoals in de variant die de Nederlandse literatuur bespreekt het geval is. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Dekkers dolgraag eens een paar regeltjes poëzie zou citeren, of de wereldberoemde openingszin van Jane Austens Pride and Prejudice. Citaten uit de besproken primaire literatuur ontbreken echter volledig. Ik vermoed dat het format van de reeks citeren verbiedt. Dekkers verlaat soms zelfbewust de voortrazende opsomming van feiten, namen en titels die zo'n beknopte literatuurgeschiedenis toch onvermijdelijk is om een interessant detail aan te stippen ("De eerste uitgave van de Lyrical Ballads bevatte slechts vier gedichten van Coleridge; de overige waren allemaal van de hand van William Wordsworth") of om een puntige opmerking te maken, bijvoorbeeld in het geval van Alexander Pope: "op veel afbeeldingen ziet hij eruit als een malicieuze dwerg." Ook laat hij zo nu en dan een persoonlijke voorkeur voor een bepaalde auteur doorschemeren (Samuel Johnson). Deze notendop biedt een zeer lezenswaardig overzicht van de Engelse literatuur, al is het voor mij historisch bepaald dat ik British Literature I & II van dhr. Van Schilt van het Rodenborch College nog steeds de beste Engelse literatuurgeschiedenis aller tijden vind. Die readers sla ik nog regelmatig op. Mijn kniesoor wil ook nog wat zeggen: "De sterfdatum van Shelley is volgens Dekkers 23 februari 1823, maar dat moet zijn 1821. En van elke auteur - hoe marginaal aanwezig ook - worden de geboorte- en sterfdata genoemd, maar van Charles Dickens - op Shakespeare na toch als de grootste beschouwd - worden de jaartallen niet genoemd."

Joop van der Horst - Het einde van de standaardtaal. Een wisseling van Europese taalcultuur (2008), 375 blz.
Het kan niemand ontgaan zijn dat de laatste jaren de taalvaardigheid van in het bijzonder de jeugd betwist wordt. PABO-studenten halen hun taaltoets niet, de d/t-regel wil maar niet nestelen in de breinen van taalgebruikers en Nederlandse woorden leggen het steeds vaker af tegen Engelse equivalenten. Taalverloedering alom dus. Niet volgens Joop van der Horst. De Leuvense hoogleraar betoogt in Het einde van de standaardtaal dat er sprake is van een wisseling van taalcultuur: we nemen afscheid van de in de renaissance geformuleerde principes die hebben geleid tot de huidige standaardtaal. Wij zijn echter nog steeds renaissancemensen, vandaar het verzet. In de renaissance werden talen telbaar gemaakt en werd een standaardtaal gecreëerd door 'hekken' te plaatsen rondom een gebied waarbinnen vervolgens een heel normenstelsel werd ontworpen. De geschreven taal won het daarbij van de gesproken taal. De angst voor taalverandering - volgens Van der Horst de angst voor Babelse taferelen - was daar debet aan. Die taalcultuur loopt nu ten einde. Talen lopen weer in elkaar over, nationale standaardtalen mengen met het Engels, regionale taalverschillen worden weer belangrijker dan nationale. Een nieuw talig continuüm is het resultaat. Rond 1860 ziet Van der Horst overal in Europa (dat wil zeggen: in de vijf bestudeerde talen Nederlands, Engels, Frans, Duits en Italiaans) de eerste manifestaties, rond 1970 zet de definitieve doorbraak in: "Voor hedendaagse jongeren is Ajax een voetbalvereniging, Nike een merk sportschoenen en Hector de naam voor een groot uitgevallen hond." Van der Horst schrijft luchtig en relativerend. Hij wijst slechts op een ontwikkeling en geeft geen waardeoordelen. Toch is hij zo nu en dan wat al te progressief, al te profetisch. Hij bespeurt een attitude waarbij steeds minder belang wordt gehecht aan correcte spelling, eenduidige grammatica enzovoort. Hij denkt dat de alfabetische ordening zelfs gaat verdwijnen. Je hebt als lezer snel door dat Van der Horst de verdwijning van standaardisering niet zo erg vindt. Wat hij niet zo benadrukt, maar wat volgens mij wel van groot belang is in deze materie, is de ondergang van de macht van een elite. Alleen in een elitaire cultuur kan van bovenaf een taalnorm opgelegd worden. In de niet-elitaire samenleving van vandaag de dag worden zulke 'orders' eerder aan de laars gelapt.

maandag 2 maart 2009

Twee

Vandaag viert dit weblog zijn tweede verjaardag. Het tweede jaar schijnt altijd moeilijker te zijn dan het eerste. Geldt dat ook voor dit weblog? Tijd om de rekening op te maken.

Het aantal gepubliceerde blogberichten in het eerste jaar was 233. Dat was een gemiddelde van 4,5 berichten per week.
Het voorbije jaar bedroeg de hoeveelheid nieuwe berichten 169. Dat is gemiddeld 3,25 per week. Ruim een bericht per week minder. Eerlijkheidshalve steeg het aantal in het eerste jaar behoorlijk door de dagelijkse top vijf in december. Zonder die 31 top vijven verschenen er het afgelopen jaar evenwel nog altijd 33 minder dan in het eerste jaar.

Dan het aantal comments. In het eerste jaar werd er 424 keer gereageerd, een gemiddelde van 1,82 per blogbericht.
In het tweede jaar werden in totaal 235 comments geplaatst, dat is gemiddeld 1,39 per bericht.

In alle opzichten is het verval dus ook op dit blog ingezet. En de prognoses beloven geen verbetering. Maar neerwaartse spiraal of niet, we gaan vrolijk door. De aandeelhouders zijn uiteraard niet blij met de slechte jaarcijfers. Zij zien echter (nog) geen aanleiding de verantwoordelijke(n) de wacht aan te zeggen. Wordt vervolgd.