Joost Zwagerman - Hitler in de polder & Vrij van God (2009), 72 blz.In Hitler in de polder, het eerste deel van zijn tweedelige pamflet Hitler in de polder & Vrij van God, berijdt Joost Zwagerman een van zijn meest succesvolle stokpaardjes. Hij opent opnieuw de aanval op de hypocrisie van de "lelieblanke culturele elite", een clubje pensioengerechtigde opiniemakers dat kritiek op het Christendom als een grote deugd ziet maar kritiek op de Islam daarentegen als een nieuwe manifestatie van racisme en fascisme. Columnisten als Hugo Brandt Corstius en Jan Blokker grossieren in het vergelijken van hun tegenstanders in het debat met nazikopstukken en -praktijken. Ook mensen als Geert Mak en Huub Oosterhuis maken zich hier schuldig aan.
De vergelijkingen dienen om het vermeende kwaad in de samenleving aan te wijzen, hoe oneigenlijk dat ook is: "De paradox is nu dat het absolute en radicale kwaad van het nazisme als onherhaalbaar en onvergelijkbaar wordt voorgesteld, terwijl sommigen van ons in de praktijk telkens weer een mogelijk herhaling of het begin van een herhaling waarnemen en de nazi's ter sprake brengen zodra iemand iets beweert wat zich kennelijk met het Derde Rijk en de Jodenvervolging laat vergelijken." Kenners van het columnistische werk van Zwagerman weten dat hij deze tendens al eerder gesignaleerd en uitgewerkt heeft. In dit pamflet gaat hij een stap verder en zoekt naar een verklaring voor deze houding.
Zelf houd ik het altijd op overlopende zelfgenoegzaamheid, op een stuitend vertoon van vermeende morele superioriteit. Zwagerman lijkt ook in die richting te denken. Hij wijst op de historisch bepaalde 'erfzonde' van de Tweede Wereldoorlog. Iedereen wordt met de paplepel ingegoten dat het ultieme kwaad hier ooit heeft kunnen woeden en -belangrijker - altijd weer in ons midden kan opstaan. Deze "obsessie met waakzaamheid die ons is ingeprent" heeft in de praktijk geleid tot een krampachtige etikettering van tegenstanders in de meningsvorming als de vertegenwoordigers van het nieuwe kwaad, als de nieuwe nazi's. Het contrast met de etiketteerder als 'goede Nederlander' wordt er des te groter door: "In zijn kennelijk verslavende en roesverwekkende drang om door zijn landgenoten voor goede Nederlander te worden aangezien, is hij bereid om degenen met wie hij van mening verschilt te promoveren tot het kwaad in eigen persoon."
In een essay in De Groene Amsterdammer (13-2) bekritiseren Dick Pels en August Hans den Boef Zwagerman. Zij stellen dat hij vrolijk meedoet aan "het oer-Hollandse gezelschapsspel van de demonisering." Ook voor Zwagerman zijn Hitler en de holocaust "niet veel anders dan het gepersonifieerde kwaad." Pels & Den Boef gaan hier echter voorbij aan het feit dat dit voor Zwagerman twee zaken zijn die losstaan van elkaar. Zwagerman benadrukt zoals gezegd de krampachtige preoccupatie in den lande met het fascisme. Ook Pels & Den Boef wijzen op de bizarre praktijk dat het "nog steeds kwalijker gevonden [wordt] om extreem rechts te zijn dan extreem links." Zij spreken in dit geval van "een soort etnocentrisme van het leed en de herinnering". Zwagerman komt echter in opstand tegen publicisten die deze 'erfzonde' misbruiken om tegenstanders van vandaag de dag de mond te snoeren.
Zwagerman polemiseert (Pels & Den Boef spreken liever van demoniseren) inderdaad sterk tegen Blokker en Brandt Corstius - al jaren. Hij verlaagt zich echter niet tot het vergelijken van zijn opponenten met nazi's zoals die dat zelf wel steeds weer doen. Het in stand houden van deze "slachtofferarrogantie" (Pels & Den Boef), deze vlucht in de erfzonde dient dan inderdaad om het eigen gelijk welhaast te verheffen tot theologisch dogma. Overigens worden Blokker en Brandt Corstius volgens Pels & Den Boef "door niemand ter linkerzijde nog serieus genomen". Deze kritiek op de vijandkeuze van Zwagerman lijkt me onbedoeld een nog pijnlijker opmerking voor de beide heren dan de aanval van Zwagerman zelf, maar dat terzijde.
In hun verder behartenswaardige essay pleiten Pels & Den Boef voor een verruiming van de vrijheid van meningsuiting: "Discriminerende, racistische en fascistische en andere haat zaaiende meningen moeten worden getolereerd zolang ze niet feitelijk oproepen tot geweld." Dat betekent ook dat de Koran niet net als Mein Kampf moet worden verboden, zoals Wilders wil, maar dat juist het verbod op Mein Kampf opgeheven moet worden. Zo'n radicale vrijheid van meningsuiting brengt wel de plicht met zich mee ondemocratische en discriminerende uitingen in het debat te bevechten. Zoals Pim Fortuyn al voltaireaans opmerkte: "Ik kan uw mening nog zo abject vinden, ik zal uw recht verdedigen om die te uiten."
Zwagerman zou dus niet voorbij het demoniseren geraken. Hij is "zo geobsedeerd door zijn gevecht tegen linkse windmolens dat hij geen tijd heeft om aan te geven hoe die meer genuanceerde islamkritiek er dan uit zou moeten zien." Dit doet hij aan het eind van zijn pamflet echter juist wél, en gek genoeg op dezelfde manier als Pels & Den Boef. Het is immers ook een van Zwagermans kapitale stellingen dat moslims als Aboutaleb en Marcouch "het slachtofferschap ver voorbij zijn" (Pels & Den Boef). Deze politici - maar ook moslims als Tofik Dibi en Said Bouddouft - gaan niet prat op "een vermeend slachtofferschap," zo schrijft Zwagermans zelfs letterlijk, "dat hun wordt opgedrongen door schijnbare autochtone bondgenoten in het debat." Zij waken er wel voor zich te "laten gijzelen door de hysterische retoriek van de beschuldigers van het radicale kwaad".
Pels & Den Boef concluderen: "Etiketten als fascisme en racisme zijn in dit debat geenszins taboe, mits ze zakelijk en op goede historische gronden worden gehanteerd en niet met het doel mensen de mond te snoeren." Het zijn nu juist die drie genoemde voorwaarden waar de nazivergelijkingen van opiniemakers als Brandt Corstius niet aan voldoen, en daar richt Zwagerman zich m.i. dan ook op in zijn pamflet. Want exact Aboutaleb en Marcouch bewijzen volgens Zwagerman dat het op inhoudelijke gronden fel bestrijden van verbaal geweld - de wenk van Pels & Den Boef - een vruchtbare weg is: "Was ik moslim in Nederland, ik zou me inderdaad geschoffeerd voelen door de populistische slogans van Geert Wilders en zijn partijgenoten. Maar ik zou die schofferingen pareren met een lucide argumentatie en mij niet laten verleiden tot de beschuldigingen van de zelfbenoemde ontmaskeraars van het radicale kwaad."
Pels & Den Boef en Zwagerman zitten meer op één lijn dan op het eerste gezicht het geval lijkt.
1 opmerking:
Dick Pels en August den Boef. Dat zijn pseudoniemen, mag ik hopen?
Een reactie posten