24 t/m 30 maart
ZONDAG Wat men zich zoal afvraagt op een voetballoze zondag
Zou Jordy* zelf inmiddels ook een baby hebben? (Dur dur d'être papa)
MAANDAG Koud man (I)
Het is nog steeds volop winter, ook al is het lente, maar de 'Broodje Unox'-kiosk op station 's-Hertogenbosch is al ontmanteld en vervangen door de 'Ola Happiness Station' voor ijsco's en andere zomerse versnaperingen.
Ik ben er alleen nog niet uit of dat mij, als zelfbenoemde antiweeropportunist, nu tevreden moet stemmen of juist niet.
DINSDAG Nederland-Roemenië
Mooi, al die Feyenoord-spelers in Oranje, maar de keerzijde is dat je de hele tijd in doodsangst zit dat er eentje geblesseerd raakt door een doodschop van zo'n Roemeense slager.
WOENSDAG Koud man (II)
De weermannen en -vrouwen beginnen me zo langzamerhand ook op de zenuwen te werken met hun 'Ja het is nog steeds winter, maar dat levert wel mooie plaatjes op'.
Marco Verhoef presteert het vandaag doodleuk te melden dat het 'in Wit-Rusland gelukkig wel aangenaam' is.
DONDERDAG Staatssteun
De Europese Commissie beschouwt de deal tussen PSV en de gemeente Eindhoven mogelijk als verkapte staatssteun. Als dat inderdaad de conclusie is, dan schept dat een aardig precedent en kunnen ze de hele competitie in Spanje wel opdoeken. De Spaanse clubs hebben gezamenlijk een schuld van ruim 700 miljoen euro bij de fiscus, die ze bovendien vrolijk verder mogen laten oplopen.
Als dat geen verkapte staatssteun is...
VRIJDAG Appie Jabbie
Wat ik hier schrijf over die vaderlandse bekeerlingen als nieuw fenomeen is niet helemaal waar. We hadden een paar jaar geleden immers al Abdul-Jabbar van de Ven. Waar is die eigenlijk gebleven?
Hij vond toen dat Wilders dood moest. Niet via een moordaanslag overigens, kanker was beter.
Hij studeerde ook in Nijmegen toen ik daar zat. Ik zag hem weleens het Erasmusgebouw binnengaan en keek dan altijd toe of hij door de portier overmeesterd zou worden, maar neen.
ZATERDAG Veendam
SC Veendam is afgelopen maandag weer eens failliet gegaan, maar de ervaring leert dat dat niks betekent. Die ladelichters weten immers elke keer weer een nieuw smoesje te verzinnen, van een fake begroting tot een lege BV, en de KNVB trapt er elke keer met open ogen in. Nu is oud-speler en erkende druktemaker Henk de Haan een actie begonnen om mensen geld uit de zakken te kloppen.
Het is toch te gek voor woorden dat een betaald voetbal organisatie voor zijn voortbestaan afhankelijk is van een dwaze actie van de lokale dorpsgek!?
Men tipte mij dat hij deze week zelfs bij DWDD heeft gezeten. Dat verbaast me ook al niks, die sensatiezoekers laten geen kans voorbijgaan een provinciaal met een spraakgebrek uit te nodigen die zogenaamd zijn zaak mag bepleiten, maar die in feite het zoveelste exemplaar uit het rariteitenkabinet is dat de kijker wordt voorgeschoteld om eens lekker uit te lachen met zijn allen. Aan een mogelijk redding van Haarlem, RBC Roosendaal of AGOVV Apeldoorn heb ik ze indertijd geen seconde zendtijd zien besteden. Maar nu er een malloot actief is, is het ineens wel interessant.
zaterdag 30 maart 2013
vrijdag 29 maart 2013
Drijfnatte dweilen; of De leer der muzelmannen in ons vaderland
Officieel is het inmiddels lente. En toch wil het maar geen lente worden. Het weer loopt wat dat betreft aardig in de pas met die andere lente: de Arabische. Ook die is in de praktijk eerder een eindeloze gure winter gebleken.
In het Syrië van meneer Assad is de zo gewenste lenterevolutie verworden tot een bloederige burgeroorlog. Ook in Nederland woonachtige moslims blijken naar Syrië af te reizen om zich in de strijd te mengen. Daar is veel over te doen. Allerlei experts, betrokkenen en vertegenwoordigers vangen elkaar vliegen af, niet het minst de woordvoerders van de vele tientallen 'contactorganen' en 'belangenorganisaties' van moslims die ons land rijk is. En intussen heeft niemand vat op de jongeren, de ouders wel in de laatste plaats.
Niets nieuws onder de waterige zon. Wat wel nieuw is, is de plotselinge manifeste aanwezigheid van bekeerlingen. Hollandse jongens die islamiet zijn geworden en hun nieuwe identiteit nu met vuur uitventen. We hadden vorige week al Dennis Honing, die tegenwoordig Abdelkarim heet en bij Pauw & Witteman een warrig betoog mocht komen houden over de toestand in de wereld.
En afgelopen zondag was het weer raak. Marokkaanse organisaties organiseerden een discussiebijeenkomst over het probleem van de Syriëgangers. Een groepje radicale jongeren schopte stennis door openlijk op te roepen tot de jihad, 'onder wie ook Nederlandse jongeren die zich bekeerd hebben tot de islam', aldus het journaal. En voor de microfoon verscheen weer zo'n bleke zemelaar met sik en sjaal die in de wij-vorm namens de moslimwereld meende te moeten spreken, daarbij duchtig verwijzend naar al het moois uit de koran.
Van alle gelovigen zijn bekeerlingen in de regel de gevaarlijkste. Dat geldt eigenlijk in potentie voor iedere persoon die van de ene sociale groep naar de andere overgaat. Ze menen iets in te moeten halen, iets goed te maken, zich te moeten bewijzen. Daardoor gaan ze veel radicaler en overdrevener te werk dan de gemiddelde van-huis-uit-gelovige, die veel organischer deel uitmaakt van de betreffende groep.
In 1919 publiceerde Bordewijk het magistrale verhaal 'Twee proeven genomen op Jos van der Haerden'. Daarin vertelt een Leidse student hoe hij met enkele leden van zijn studentenvereniging op het idee komt 'een bond te stichten op mohammedaans godsdienstige grondslag, een bond, die zich ten doel zou stellen de leer der muzelmannen in ons vaderland te verspreiden.' Ze doen dit uit balorigheid en omdat de vereniging 'er haar eer in [stelde] de algemene aandacht levendig te houden.'
Toen ik dit verhaal deze week las moest ik onwillekeurig aan die bekeerlingen van afgelopen week denken. Het zijn jongens die hebben moeten opgroeien in geïslamiseerde wijken, en daardoor zo in de knoop raakten met hun identiteit dat ze zich tot de islam hebben bekeerd om in de aandacht te blijven, om er in godsnaam maar bij te horen, en die nu - de bekeerling eigen - de heilige opdracht denken te hebben hebben de leer der muzelmannen in ons vaderland te verspreiden. En toch werken ze ergens ook op de lachspieren.
De Leidse studenten van Bordewijk noemen zich 'de ware volgelingen van Mohammed', promoveren een 'buitengewoon grote kei in de Breestraat' tot hun Kaäba, dossen zich uit als pelgrims en beginnen te knielen en te bidden en te prevelen rondom de steen. Maar dan worden ze aangevallen door de autochtone bevolking, die het al te gek vindt worden, en ze vluchten de kroeg in. Daar is het snel afgelopen met de waanzin: 'Daar [...] besloten wij de vereniging op staande voet feestelijk op te heffen, wat ten gevolge had, dat wij tot middernacht zaten te brassen'.
Op iets dergelijks hoop ik ook voor onze Nederlandse muzelmannen. Dat die godsdienstwaanzin aan het eind van de dag ook maar een toneelstukje blijkt te zijn, het dubieuze resultaat van de combinatie van verveling en de behoefte bij een club te horen. En eenmaal weer bij zinnen wordt er feestelijk gebrast. 'Ik herinner me nog dat ik zelf een emmer half vol zwart watersop aan mijn arm had en een drijfnatte dweil in mijn hand', vertelt de Leidse student over zijn moslimescapades.
Dat lijkt me de oplossing voor onze bekeerlingen: geen AK-47's maar drijfnatte dweilen in de hand. Als het dan toch nog lente wordt kunnen ze in één moeite door met de voorjaarsschoonmaak beginnen.
In het Syrië van meneer Assad is de zo gewenste lenterevolutie verworden tot een bloederige burgeroorlog. Ook in Nederland woonachtige moslims blijken naar Syrië af te reizen om zich in de strijd te mengen. Daar is veel over te doen. Allerlei experts, betrokkenen en vertegenwoordigers vangen elkaar vliegen af, niet het minst de woordvoerders van de vele tientallen 'contactorganen' en 'belangenorganisaties' van moslims die ons land rijk is. En intussen heeft niemand vat op de jongeren, de ouders wel in de laatste plaats.
Niets nieuws onder de waterige zon. Wat wel nieuw is, is de plotselinge manifeste aanwezigheid van bekeerlingen. Hollandse jongens die islamiet zijn geworden en hun nieuwe identiteit nu met vuur uitventen. We hadden vorige week al Dennis Honing, die tegenwoordig Abdelkarim heet en bij Pauw & Witteman een warrig betoog mocht komen houden over de toestand in de wereld.
En afgelopen zondag was het weer raak. Marokkaanse organisaties organiseerden een discussiebijeenkomst over het probleem van de Syriëgangers. Een groepje radicale jongeren schopte stennis door openlijk op te roepen tot de jihad, 'onder wie ook Nederlandse jongeren die zich bekeerd hebben tot de islam', aldus het journaal. En voor de microfoon verscheen weer zo'n bleke zemelaar met sik en sjaal die in de wij-vorm namens de moslimwereld meende te moeten spreken, daarbij duchtig verwijzend naar al het moois uit de koran.
Van alle gelovigen zijn bekeerlingen in de regel de gevaarlijkste. Dat geldt eigenlijk in potentie voor iedere persoon die van de ene sociale groep naar de andere overgaat. Ze menen iets in te moeten halen, iets goed te maken, zich te moeten bewijzen. Daardoor gaan ze veel radicaler en overdrevener te werk dan de gemiddelde van-huis-uit-gelovige, die veel organischer deel uitmaakt van de betreffende groep.
In 1919 publiceerde Bordewijk het magistrale verhaal 'Twee proeven genomen op Jos van der Haerden'. Daarin vertelt een Leidse student hoe hij met enkele leden van zijn studentenvereniging op het idee komt 'een bond te stichten op mohammedaans godsdienstige grondslag, een bond, die zich ten doel zou stellen de leer der muzelmannen in ons vaderland te verspreiden.' Ze doen dit uit balorigheid en omdat de vereniging 'er haar eer in [stelde] de algemene aandacht levendig te houden.'
Toen ik dit verhaal deze week las moest ik onwillekeurig aan die bekeerlingen van afgelopen week denken. Het zijn jongens die hebben moeten opgroeien in geïslamiseerde wijken, en daardoor zo in de knoop raakten met hun identiteit dat ze zich tot de islam hebben bekeerd om in de aandacht te blijven, om er in godsnaam maar bij te horen, en die nu - de bekeerling eigen - de heilige opdracht denken te hebben hebben de leer der muzelmannen in ons vaderland te verspreiden. En toch werken ze ergens ook op de lachspieren.
De Leidse studenten van Bordewijk noemen zich 'de ware volgelingen van Mohammed', promoveren een 'buitengewoon grote kei in de Breestraat' tot hun Kaäba, dossen zich uit als pelgrims en beginnen te knielen en te bidden en te prevelen rondom de steen. Maar dan worden ze aangevallen door de autochtone bevolking, die het al te gek vindt worden, en ze vluchten de kroeg in. Daar is het snel afgelopen met de waanzin: 'Daar [...] besloten wij de vereniging op staande voet feestelijk op te heffen, wat ten gevolge had, dat wij tot middernacht zaten te brassen'.
Op iets dergelijks hoop ik ook voor onze Nederlandse muzelmannen. Dat die godsdienstwaanzin aan het eind van de dag ook maar een toneelstukje blijkt te zijn, het dubieuze resultaat van de combinatie van verveling en de behoefte bij een club te horen. En eenmaal weer bij zinnen wordt er feestelijk gebrast. 'Ik herinner me nog dat ik zelf een emmer half vol zwart watersop aan mijn arm had en een drijfnatte dweil in mijn hand', vertelt de Leidse student over zijn moslimescapades.
Dat lijkt me de oplossing voor onze bekeerlingen: geen AK-47's maar drijfnatte dweilen in de hand. Als het dan toch nog lente wordt kunnen ze in één moeite door met de voorjaarsschoonmaak beginnen.
woensdag 27 maart 2013
Tommy Wieringa - Dit zijn de namen
Tommy Wieringa - Dit zijn de namen. De Bezige Bij (2012), 303 blz.
Voor Dit zijn de namen, na Caesarion (2009) zijn tweede roman sinds het verpletterend succesvolle Joe Speedboot (2005), is Tommy Wieringa het ver gaan zoeken. Over het land, de regio, de plaats waar het verhaal zich afspeelt komen we eigenlijk niet méér te weten dan dat er een grote steppe is met aan de grens ervan een stad waarin nepotisme en misdaad welig tieren. Op basis van namen van enkele personages en plaatsen - Vitaly, Oksana, Michailopol - wordt een oost-Europese of Slavische context gesuggereerd.
'De man van Asjchabad' wordt ook iemand genoemd. Ik vermoed dat maar weinig lezers - ik in ieder geval niet - paraat hebben dat dat de hoofdstad is van Turkmenistan. Ook is een keer sprake van 'Samarkand', wat dan weer een provincie in Oezbekistan blijkt te zijn. Ook als we dit weten schieten we er weinig mee op: zijn er mysterieuzer landen dan die -stanlanden daar in West-Azië? Zo blijven personen en plaatsen grotendeels naar zichzelf verwijzende elementen die de lectuur nauwelijks in een herkenbare topografische, historische of actuele context vastpinnen.
De naam van de hoofdpersoon is ook al zo'n ongedefinieerd element dat de oriëntatie bemoeilijkt: Pontus Beg. Een voornaam die eerder Scandinavische associaties oproept en een achternaam die vrijwel inhoudsloos is. Beg is een oude politiecommissaris die de alcohol en de zwaarmoedigheid maar ternauwernood de baas weet te blijven. In de even genummerde hoofdstukken vernemen we van zijn moeizame bestaan in een door en door corrupte en verloederde omgeving.
In de oneven hoofdstukken wordt de schier eindeloze tocht over een kale steppe beschreven van een groepje vluchtelingen - een kind, een vrouw en vijf mannen, onder wie ook een neger die met de nek wordt aangekeken. Ze ploeteren uitgehongerd voort in de hoop de bewoonde wereld te bereiken. Heel lang is die hoop ijdel, wat overslaat op de lectuur: deze hoofdstukken zijn nogal saai en stuurloos. Ook de belevenissen van Beg zijn die naam overigens nauwelijks waard. Ik moest soms denken aan Publiek geheim van Bernlef, ook zo'n klinische, bloedeloze roman. Dat verandert gelukkig wanneer Beg kennismaakt met rabbijn Zalman Eder, de laatste jood van de stad, en hij ontdekt dat hij mogelijk joodse roots heeft. De gesprekken tussen Beg en Eder zijn boeiend en de beschrijvingen van de oude synagoge beeldrijk.
Dit zijn de namen is sowieso zorgvuldig geschreven. Dat wil zeggen: ik heb het zorgvuldig moeten lezen om de plot te kunnen volgen. Slechts zelden veroorlooft Wieringa zich een passage die doet denken aan de zorgeloze zwier van Joe Speedboot: 'De kleine boerderij met het rieten dak en de witte lemen muren keerde soms in zijn dromen terug. De vriendelijke blauwe deuren en luiken, het verdorde veldje zonnebloemen, ritselend in de wind als het herfst geworden was, en de zomer alweer achter je lag zonder dat je daar verdacht op was geweest.' (82)
Pas op bladzijde 183 komen de verhaallijnen samen en krijgt de roman enige vaart en suspense. De vluchtelingen hebben de stad van Beg bereikt en zorgen er voor onrust. Ze blijken het afgehakte hoofd van de neger bij zich te dragen. Uit ondervragingen blijkt dat zij hem, nadat ze hem eerst uit angst vermoord hadden, van lieverlede als een soort god zijn gaan zien die ze met onzichtbare hand de juiste kant op heeft gedirigeerd.
De zich inmiddels in de joodse geschriften verdiepende Beg ziet een parallel met de tocht van de uitverkoren joden door de woestijn, die de botten van Jozef bij zich droegen. Het boek Exodus begint met de zin: 'Dit zijn de namen van de zonen van Israël'. Beg herkent de gelijkenis met het verhaal van de vluchtelingen, maar hij beseft ook dat banale omstandigheden bepalen of een gebeurtenis kan uitgroeien tot mythe en uiteindelijk een geloof: 'Ik denk aan omstandigheden, andere dan nu, in een andere tijd, waarin zoiets... een groter belang had kunnen krijgen, als het de kans had gehad menigten te infecteren.' (277)
Belangrijk is ook dat nergens duidelijk wordt of Beg inderdaad joods is; hij kiest er min of meer voor dat het zo is, en zonder ook maar in zoiets als een almachtige God te geloven. Religie is in Dit zijn de namen dus bij uitstek een aards gegeven, een vlucht uit de hopeloze dagelijkse werkelijkheid.
*****
Voor Dit zijn de namen, na Caesarion (2009) zijn tweede roman sinds het verpletterend succesvolle Joe Speedboot (2005), is Tommy Wieringa het ver gaan zoeken. Over het land, de regio, de plaats waar het verhaal zich afspeelt komen we eigenlijk niet méér te weten dan dat er een grote steppe is met aan de grens ervan een stad waarin nepotisme en misdaad welig tieren. Op basis van namen van enkele personages en plaatsen - Vitaly, Oksana, Michailopol - wordt een oost-Europese of Slavische context gesuggereerd.
'De man van Asjchabad' wordt ook iemand genoemd. Ik vermoed dat maar weinig lezers - ik in ieder geval niet - paraat hebben dat dat de hoofdstad is van Turkmenistan. Ook is een keer sprake van 'Samarkand', wat dan weer een provincie in Oezbekistan blijkt te zijn. Ook als we dit weten schieten we er weinig mee op: zijn er mysterieuzer landen dan die -stanlanden daar in West-Azië? Zo blijven personen en plaatsen grotendeels naar zichzelf verwijzende elementen die de lectuur nauwelijks in een herkenbare topografische, historische of actuele context vastpinnen.
De naam van de hoofdpersoon is ook al zo'n ongedefinieerd element dat de oriëntatie bemoeilijkt: Pontus Beg. Een voornaam die eerder Scandinavische associaties oproept en een achternaam die vrijwel inhoudsloos is. Beg is een oude politiecommissaris die de alcohol en de zwaarmoedigheid maar ternauwernood de baas weet te blijven. In de even genummerde hoofdstukken vernemen we van zijn moeizame bestaan in een door en door corrupte en verloederde omgeving.
In de oneven hoofdstukken wordt de schier eindeloze tocht over een kale steppe beschreven van een groepje vluchtelingen - een kind, een vrouw en vijf mannen, onder wie ook een neger die met de nek wordt aangekeken. Ze ploeteren uitgehongerd voort in de hoop de bewoonde wereld te bereiken. Heel lang is die hoop ijdel, wat overslaat op de lectuur: deze hoofdstukken zijn nogal saai en stuurloos. Ook de belevenissen van Beg zijn die naam overigens nauwelijks waard. Ik moest soms denken aan Publiek geheim van Bernlef, ook zo'n klinische, bloedeloze roman. Dat verandert gelukkig wanneer Beg kennismaakt met rabbijn Zalman Eder, de laatste jood van de stad, en hij ontdekt dat hij mogelijk joodse roots heeft. De gesprekken tussen Beg en Eder zijn boeiend en de beschrijvingen van de oude synagoge beeldrijk.
Dit zijn de namen is sowieso zorgvuldig geschreven. Dat wil zeggen: ik heb het zorgvuldig moeten lezen om de plot te kunnen volgen. Slechts zelden veroorlooft Wieringa zich een passage die doet denken aan de zorgeloze zwier van Joe Speedboot: 'De kleine boerderij met het rieten dak en de witte lemen muren keerde soms in zijn dromen terug. De vriendelijke blauwe deuren en luiken, het verdorde veldje zonnebloemen, ritselend in de wind als het herfst geworden was, en de zomer alweer achter je lag zonder dat je daar verdacht op was geweest.' (82)
Pas op bladzijde 183 komen de verhaallijnen samen en krijgt de roman enige vaart en suspense. De vluchtelingen hebben de stad van Beg bereikt en zorgen er voor onrust. Ze blijken het afgehakte hoofd van de neger bij zich te dragen. Uit ondervragingen blijkt dat zij hem, nadat ze hem eerst uit angst vermoord hadden, van lieverlede als een soort god zijn gaan zien die ze met onzichtbare hand de juiste kant op heeft gedirigeerd.
De zich inmiddels in de joodse geschriften verdiepende Beg ziet een parallel met de tocht van de uitverkoren joden door de woestijn, die de botten van Jozef bij zich droegen. Het boek Exodus begint met de zin: 'Dit zijn de namen van de zonen van Israël'. Beg herkent de gelijkenis met het verhaal van de vluchtelingen, maar hij beseft ook dat banale omstandigheden bepalen of een gebeurtenis kan uitgroeien tot mythe en uiteindelijk een geloof: 'Ik denk aan omstandigheden, andere dan nu, in een andere tijd, waarin zoiets... een groter belang had kunnen krijgen, als het de kans had gehad menigten te infecteren.' (277)
Belangrijk is ook dat nergens duidelijk wordt of Beg inderdaad joods is; hij kiest er min of meer voor dat het zo is, en zonder ook maar in zoiets als een almachtige God te geloven. Religie is in Dit zijn de namen dus bij uitstek een aards gegeven, een vlucht uit de hopeloze dagelijkse werkelijkheid.
*****
dinsdag 26 maart 2013
De ziekte die Feyenoord heet
De liefde die Feyenoord heet is de mooie titel van een boek uit 1999 van Peter Blokdijk, Ronald Giphart en Rob van Scheers. Het beschrijft het seizoen 1997/1998, een ellendig seizoen voor Feyenoord, zoals in die jaren zovele. Niet alleen Ajax en PSV eindigen ver boven de Rotterdammers, zoals in die tijd zo vaak, ook Vitesse verdwijnt ver uit het zicht. Willem II wordt ternauwernood voorgebleven.
Ik las het boek toen ik twaalf was, met de spreekwoordelijke schok der herkenning. Eén scène is me altijd bijgebleven. De wedstrijd Feyenoord-Ajax in De Kuip, op 5 april, de 29ste speelronde. Arie Haan is voor de Kerst al ontslagen, maar onder Leo Beenhakker is het niet veel beter gegaan; Ajax is in theorie alweer kampioen. In de 74ste minuut scoort Ronald de Boer de enige goal van de wedstrijd: 0-1. De supporters treuren maar verbijten de pijn.
Dat verandert wanneer plotseling boven hun hoofden de kreet 'Ajax! Ajax!' klinkt, kakkineus en met een zweem van dronkemansgebral. De leus wordt voortgebracht door een moddervette klootzak in pak en stropdas, die vanaf het ereterras over de railing leunt, zijn vetrollen over de rand gulpend, om de Feyenoordfans vanuit de hoogte tot op het bot te vernederen, tot in hun ziel te krenken met zijn leedvermaak. Een collectieve woede van ongekende proporties breekt los, de fans schelden hun kelen schor, zouden dat varken het liefst villen. Maar hij is onbereikbaar.
Zo althans herinner ik mij die passage. Wie weet staat het er in werkelijkheid ietwat anders, maar het gaat om het archetypische van de situatie. Het boek beschrijft namelijk trefzeker de diepe vernedering die de Feyenoordsupporter in die tijd standaard heeft te ondergaan. We schrijven midden jaren negentig. Het zijn gloriejaren voor Ajax en tropenjaren voor Feyenoord, de toename van de hoofdstedelijke arrogantie en de toename van het minderwaardigheidsgevoel zestig kilometer zuidelijker houden gelijke tred.
Mijn allervroegste voetbalgerelateerde herinneringen gaan terug tot 1993/1994. Ik was toen 7 jaar. U moet bedenken dat de laatste landstitel van Feyenoord dateerde van 1992/1993, de volgende - en tot op heden laatste - titel zou pas in 1999 worden binnengesleept, toen ik inmiddels naar de middelbare school was getransfereerd. Mijn gehele bewust meegemaakte lagereschooltijd valt dus samen met de dominantie van Ajax en de magere jaren van Feyenoord. Pas nu, met terugwerkende kracht, kan ik die periode beter plaatsen.
Van huis uit ben ik grootgebracht met Feyenoord. Wij waren Feyenoorders, we gingen naar de Open Dag, bezochten als het kon een thuiswedstrijd in die indrukwekkende Kuip. Maar het waren de donkere jaren negentig, alles draaide om Ajax, om Amsterdam, dat werd er keer op keer ingewreven, ook door de media. Louis van Gaal brulde dat ze ook de besten van Rotterdam waren. Op school had ik een paar vriendjes - neutraal opgevoed - die ook voor Feyenoord werden, maar een voor een raakte ik ze kwijt aan de vijand.
Supporter zijn van Feyenoord is voor mij dan ook bijna synoniem met vernedering en lijden. De ziekte die Feyenoord heet was misschien een betere titel voor het boek geweest, heeft Giphart jaren later een keer scherp opgemerkt. Die ziekte, die blijkt ook bij mij nog steeds heel diep in het systeem te zitten. Ik merk dat aan bepaalde fysieke reacties. Word je opeens, zomaar, emotioneel als Feyenoord moet spelen. Als je die magische Kuip ziet, en de camera de supporters in beeld neemt. Rationeel denk je dan: wat is dit nou weer. Maar je houdt het niet tegen.
Toen Feyenoord op zondag 24 oktober 2010 met 10-0 verloor van PSV schreef Giphart drie dagen later op zijn blog dat hij bij 2-0 de tv had uitgezet. Voorgevoel van vernedering. Hij citeert Nick Hornby's Fever Pitch, dat magistrale boek over loyaliteit aan een immer ploeterende club (Arsenal): 'Loyaliteit, in voetbaltermen tenminste, was geen morele keuze zoals dapperheid of vriendelijkheid; ze was veeleer iets als een wrat of een bochel, iets waar je mee moest leren leven.' Giphart plaatst alles in de juiste proporties: 'Als Hornby's loyaliteit voor Arsenal te vergelijken is met een bochel, dan is onze liefde voor Feyenoord een bochel, een hazenlip, een open rug, een boksersneus, bloemkooloren en een horrelvoet.'
Hij geeft ook een wenk: 'Feit is dat het er nu "na zondag" op aankomt. Bij voorspoed is het gemakkelijk om supporter te zijn, maar echte clubziekte is: achter je ploeg blijven staan'. Feyenoord krabbelde sindsdien langzaam op, vorig jaar werd de rug gerecht, en dit seizoen lijkt er een speciale sfeer om de stadionclub te hangen, is de ziekte pardoes een kampioenskoorts geworden. Het gaat de club financieel weer voor de wind, op het veld klopt alles, het halve elftal staat in Oranje. Iedereen lijkt het Feyenoord ook te gunnen. In de laatste VI staat een enquête onder representanten van de 14 niet-titelkandidaten. Van hen hebben er 9 de verwachting dat Ajax kampioen wordt, tegen maar 2 Feyenoord. Slechts 3 hebben echter de voorkeur voor Ajax, tegen maar liefst 6 Feyenoord. We worden opeens vriendelijk over onze bochel geaaid.
Het zal er ook dit jaar wel weer niet van komen. Ajax zal het wel worden. Zoals 'altijd'. En altijd zal die vetzak van toen weer opdoemen, in een of andere gedaante, zoals twee jaar geleden nog in de persoon van Jan Vertonghen, die in de microfoon tetterde dat we 'maar kut kakkerlakken' zijn. We vloeken dan hardop, en vervloeken in stilte. Maar we koesteren onze ziekte, die gelukkig ongeneeslijk is, de mooiste ziekte ter wereld.
Ik las het boek toen ik twaalf was, met de spreekwoordelijke schok der herkenning. Eén scène is me altijd bijgebleven. De wedstrijd Feyenoord-Ajax in De Kuip, op 5 april, de 29ste speelronde. Arie Haan is voor de Kerst al ontslagen, maar onder Leo Beenhakker is het niet veel beter gegaan; Ajax is in theorie alweer kampioen. In de 74ste minuut scoort Ronald de Boer de enige goal van de wedstrijd: 0-1. De supporters treuren maar verbijten de pijn.
Dat verandert wanneer plotseling boven hun hoofden de kreet 'Ajax! Ajax!' klinkt, kakkineus en met een zweem van dronkemansgebral. De leus wordt voortgebracht door een moddervette klootzak in pak en stropdas, die vanaf het ereterras over de railing leunt, zijn vetrollen over de rand gulpend, om de Feyenoordfans vanuit de hoogte tot op het bot te vernederen, tot in hun ziel te krenken met zijn leedvermaak. Een collectieve woede van ongekende proporties breekt los, de fans schelden hun kelen schor, zouden dat varken het liefst villen. Maar hij is onbereikbaar.
Zo althans herinner ik mij die passage. Wie weet staat het er in werkelijkheid ietwat anders, maar het gaat om het archetypische van de situatie. Het boek beschrijft namelijk trefzeker de diepe vernedering die de Feyenoordsupporter in die tijd standaard heeft te ondergaan. We schrijven midden jaren negentig. Het zijn gloriejaren voor Ajax en tropenjaren voor Feyenoord, de toename van de hoofdstedelijke arrogantie en de toename van het minderwaardigheidsgevoel zestig kilometer zuidelijker houden gelijke tred.
Mijn allervroegste voetbalgerelateerde herinneringen gaan terug tot 1993/1994. Ik was toen 7 jaar. U moet bedenken dat de laatste landstitel van Feyenoord dateerde van 1992/1993, de volgende - en tot op heden laatste - titel zou pas in 1999 worden binnengesleept, toen ik inmiddels naar de middelbare school was getransfereerd. Mijn gehele bewust meegemaakte lagereschooltijd valt dus samen met de dominantie van Ajax en de magere jaren van Feyenoord. Pas nu, met terugwerkende kracht, kan ik die periode beter plaatsen.
Van huis uit ben ik grootgebracht met Feyenoord. Wij waren Feyenoorders, we gingen naar de Open Dag, bezochten als het kon een thuiswedstrijd in die indrukwekkende Kuip. Maar het waren de donkere jaren negentig, alles draaide om Ajax, om Amsterdam, dat werd er keer op keer ingewreven, ook door de media. Louis van Gaal brulde dat ze ook de besten van Rotterdam waren. Op school had ik een paar vriendjes - neutraal opgevoed - die ook voor Feyenoord werden, maar een voor een raakte ik ze kwijt aan de vijand.
Supporter zijn van Feyenoord is voor mij dan ook bijna synoniem met vernedering en lijden. De ziekte die Feyenoord heet was misschien een betere titel voor het boek geweest, heeft Giphart jaren later een keer scherp opgemerkt. Die ziekte, die blijkt ook bij mij nog steeds heel diep in het systeem te zitten. Ik merk dat aan bepaalde fysieke reacties. Word je opeens, zomaar, emotioneel als Feyenoord moet spelen. Als je die magische Kuip ziet, en de camera de supporters in beeld neemt. Rationeel denk je dan: wat is dit nou weer. Maar je houdt het niet tegen.
Toen Feyenoord op zondag 24 oktober 2010 met 10-0 verloor van PSV schreef Giphart drie dagen later op zijn blog dat hij bij 2-0 de tv had uitgezet. Voorgevoel van vernedering. Hij citeert Nick Hornby's Fever Pitch, dat magistrale boek over loyaliteit aan een immer ploeterende club (Arsenal): 'Loyaliteit, in voetbaltermen tenminste, was geen morele keuze zoals dapperheid of vriendelijkheid; ze was veeleer iets als een wrat of een bochel, iets waar je mee moest leren leven.' Giphart plaatst alles in de juiste proporties: 'Als Hornby's loyaliteit voor Arsenal te vergelijken is met een bochel, dan is onze liefde voor Feyenoord een bochel, een hazenlip, een open rug, een boksersneus, bloemkooloren en een horrelvoet.'
Hij geeft ook een wenk: 'Feit is dat het er nu "na zondag" op aankomt. Bij voorspoed is het gemakkelijk om supporter te zijn, maar echte clubziekte is: achter je ploeg blijven staan'. Feyenoord krabbelde sindsdien langzaam op, vorig jaar werd de rug gerecht, en dit seizoen lijkt er een speciale sfeer om de stadionclub te hangen, is de ziekte pardoes een kampioenskoorts geworden. Het gaat de club financieel weer voor de wind, op het veld klopt alles, het halve elftal staat in Oranje. Iedereen lijkt het Feyenoord ook te gunnen. In de laatste VI staat een enquête onder representanten van de 14 niet-titelkandidaten. Van hen hebben er 9 de verwachting dat Ajax kampioen wordt, tegen maar 2 Feyenoord. Slechts 3 hebben echter de voorkeur voor Ajax, tegen maar liefst 6 Feyenoord. We worden opeens vriendelijk over onze bochel geaaid.
Het zal er ook dit jaar wel weer niet van komen. Ajax zal het wel worden. Zoals 'altijd'. En altijd zal die vetzak van toen weer opdoemen, in een of andere gedaante, zoals twee jaar geleden nog in de persoon van Jan Vertonghen, die in de microfoon tetterde dat we 'maar kut kakkerlakken' zijn. We vloeken dan hardop, en vervloeken in stilte. Maar we koesteren onze ziekte, die gelukkig ongeneeslijk is, de mooiste ziekte ter wereld.
zaterdag 23 maart 2013
Zeven dagen lang (155)
17 t/m 23 maart
ZONDAG Buitenhof
Robbert Ammerlaan heeft de memoires van prins Bernhard opgetekend, maar hij mag ze van Beatrix nog niet publiceren omdat onze vorstin ze vindt behoren 'tot het privé-domein'.
Maar dan kunnen ze toch perfect in die serie bij De Arbeiderspers worden uitgegeven?
MAANDAG Typisch
Jort Kelder noemde Bram Moszkowicz in 2007 op de radio 'een maffiamaatje' en kreeg toen prompt van de strafpleiter een kort geding aan zijn broek. De rechter wees alle vorderingen van Moszkowicz echter af. Zou hij daarbij ook gebruik hebben gemaakt van de Karakterschetsen van de Griekse geleerde Theophrastus (371-287 v. Chr.)? Daarin is een van de karakters de 'Diefjesmaat':
'Wie met de onderwereld omgaat, heeft een zwak voor de misdaad. Zo'n kerel zal het gezelschap zoeken van mensen die een veroordeling achter de rug hebben [...], hij staat aan diens kant als deze in de volksvertegenwoordiging spreekt of zich verantwoordt in de rechtbank. Hij bestaat het tegen de edelachtbaren te zeggen dat zij niet de man, maar de zaak moeten veroordelen [...] Het is net iets voor hem om dat schorriemorrie rechtsbijstand te verlenen en advocaat van kwade zaken te zijn.'
(Karakterschetsen, vertaling Hein L. van Dolen, 1991, p. 68)
DINSDAG Franciscus
Nog een overeenkomst tussen Zoggel en de nieuwe paus: onze kerkvorst is ook gek op voetbal, hij is zelfs lid van een club (San Lorenzo)!
WOENSDAG Parallel
'Ik veronderstel [...] dat niemand zich Latijnsamerikaan [voelt]: wij voelen ons Argentijn, Chileen, Oriëntaal (Uruguayaan).' (Jorge Luis Borges, De geschiedenis van de eeuwigheid en andere essays, 2003, p. 422)
Nee, dan Europeaan.
DONDERDAG Strafbaar
Nicolas Sarkozy wordt misschien vervolgd omdat hij in de aanloop naar de verkiezingen donaties heeft aangenomen van een oude, wilsonbekwame dame.
Geld aftroggelen van een bejaarde, dan kunnen we hier de hele regering wel gaan vervolgen...
VRIJDAG Syriësly
Dezer dagen als typetje niet weg te slaan uit de Pauwen en Wittemans van deze wereld: de maffe moslim. Vanavond bij P&W: Abdelkarim Honing, een tot de islam bekeerde Haarlemse kaaskop, die komt uitleggen waarom. (Wie nu vraagt: waarom wát? Ja, daar ben ik ook niet achter gekomen.)
Hij doet alsof hij uit geestdrift over de islam en de wereldpolitiek niet uitgepraat raakt, maar volgens mij heeft hij gewoon ADHD.
Elders meldt hij trouwens heel monter dat hij vroeger 'nogal rechts' was: 'Toen ik veertien was keek ik op internet naar de speeches van een bepaalde Duitse politicus. [...] Ik geloofde in die tijd dat er een groot Europees Rijk moest komen en had zelfs een eigen vlag ontworpen: blauw met een witte stip en daarin een zwarte vier, voor het Vierde Rijk. Ik ben daar wel creatief in.' Maar nu heeft hij zijn leven gebeterd: hij is een praktiserende moslimactivist: 'Het ultieme doel is natuurlijk om de hele wereld te bekeren, zodat iedereen moslim wordt.'
Sneu dat hij niet inziet dat hij eenvoudigweg de ene 'Vierde Rijk'-ideologie voor de andere heeft ingewisseld.
ZATERDAG Vandaar
Simon Vestdijk verklaart onze collectieve angst voor mensen met een unibrow:
'de zwaargebouwde Mavourneen, wiens borstelige wenkbrauwen in het midden waren samengegroeid, zodat men er zich soms over verwonderde, dat hij twee ogen had in plaats van één'.
(Ierse nachten, 1964 [1946], p. 56)
ZONDAG Buitenhof
Robbert Ammerlaan heeft de memoires van prins Bernhard opgetekend, maar hij mag ze van Beatrix nog niet publiceren omdat onze vorstin ze vindt behoren 'tot het privé-domein'.
Maar dan kunnen ze toch perfect in die serie bij De Arbeiderspers worden uitgegeven?
MAANDAG Typisch
Jort Kelder noemde Bram Moszkowicz in 2007 op de radio 'een maffiamaatje' en kreeg toen prompt van de strafpleiter een kort geding aan zijn broek. De rechter wees alle vorderingen van Moszkowicz echter af. Zou hij daarbij ook gebruik hebben gemaakt van de Karakterschetsen van de Griekse geleerde Theophrastus (371-287 v. Chr.)? Daarin is een van de karakters de 'Diefjesmaat':
'Wie met de onderwereld omgaat, heeft een zwak voor de misdaad. Zo'n kerel zal het gezelschap zoeken van mensen die een veroordeling achter de rug hebben [...], hij staat aan diens kant als deze in de volksvertegenwoordiging spreekt of zich verantwoordt in de rechtbank. Hij bestaat het tegen de edelachtbaren te zeggen dat zij niet de man, maar de zaak moeten veroordelen [...] Het is net iets voor hem om dat schorriemorrie rechtsbijstand te verlenen en advocaat van kwade zaken te zijn.'
(Karakterschetsen, vertaling Hein L. van Dolen, 1991, p. 68)
DINSDAG Franciscus
Nog een overeenkomst tussen Zoggel en de nieuwe paus: onze kerkvorst is ook gek op voetbal, hij is zelfs lid van een club (San Lorenzo)!
WOENSDAG Parallel
'Ik veronderstel [...] dat niemand zich Latijnsamerikaan [voelt]: wij voelen ons Argentijn, Chileen, Oriëntaal (Uruguayaan).' (Jorge Luis Borges, De geschiedenis van de eeuwigheid en andere essays, 2003, p. 422)
Nee, dan Europeaan.
DONDERDAG Strafbaar
Nicolas Sarkozy wordt misschien vervolgd omdat hij in de aanloop naar de verkiezingen donaties heeft aangenomen van een oude, wilsonbekwame dame.
Geld aftroggelen van een bejaarde, dan kunnen we hier de hele regering wel gaan vervolgen...
VRIJDAG Syriësly
Dezer dagen als typetje niet weg te slaan uit de Pauwen en Wittemans van deze wereld: de maffe moslim. Vanavond bij P&W: Abdelkarim Honing, een tot de islam bekeerde Haarlemse kaaskop, die komt uitleggen waarom. (Wie nu vraagt: waarom wát? Ja, daar ben ik ook niet achter gekomen.)
Hij doet alsof hij uit geestdrift over de islam en de wereldpolitiek niet uitgepraat raakt, maar volgens mij heeft hij gewoon ADHD.
Elders meldt hij trouwens heel monter dat hij vroeger 'nogal rechts' was: 'Toen ik veertien was keek ik op internet naar de speeches van een bepaalde Duitse politicus. [...] Ik geloofde in die tijd dat er een groot Europees Rijk moest komen en had zelfs een eigen vlag ontworpen: blauw met een witte stip en daarin een zwarte vier, voor het Vierde Rijk. Ik ben daar wel creatief in.' Maar nu heeft hij zijn leven gebeterd: hij is een praktiserende moslimactivist: 'Het ultieme doel is natuurlijk om de hele wereld te bekeren, zodat iedereen moslim wordt.'
Sneu dat hij niet inziet dat hij eenvoudigweg de ene 'Vierde Rijk'-ideologie voor de andere heeft ingewisseld.
ZATERDAG Vandaar
Simon Vestdijk verklaart onze collectieve angst voor mensen met een unibrow:
'de zwaargebouwde Mavourneen, wiens borstelige wenkbrauwen in het midden waren samengegroeid, zodat men er zich soms over verwonderde, dat hij twee ogen had in plaats van één'.
(Ierse nachten, 1964 [1946], p. 56)
woensdag 20 maart 2013
Timmermans kapittelt de verkeerde collega
Frans Timmermans heeft zijn positie als grootste gluiperd van de huidige regering deze week verstevigd. De aalgladde minister van Buitenlandse Zaken liet vorige maand in Buitenhof tegen zijn aard in weten dat Europees president Van Rompuy te weinig oog heeft voor wat er leeft onder het volk. Het zou me niet verbazen als Timmermans toen hij het zei zijn kniebanden heeft verrekt, want opener kon de deur niet zijn die hij daar intrapte.
Ter compensatie richtte Timmermans deze week zijn pijlen op collega Lodewijk Asscher. Die had in reactie op de kwestie-Yunus de inmenging van Turkije met ons pleegouderbeleid in scherpe bewoordingen veroordeeld. Asscher sprak van 'aanmatigend' en 'ongepast'. Nog een eufemistische woordkeus voor bemoeienis die perfide en discriminatoir van aard is, dunkt mij. Is de diepste grief immers niet zozeer dat Yunus in een 'westerse' en niet in een islamitische omgeving opgroeit, zoals men ons wil doen geloven, maar veeleer dat hij door verderfelijke homo's wordt grootgebracht? Als ze moesten kiezen: Yunus bij westerse hetero's, of Yunus bij islamitische homo's, dan toch maar liever de eerste optie.)
Niettemin een hartverwarmende reactie van een minister die wel pal wil staan voor zwaarbevochten verworvenheden. Maar niet volgens Timmermans, die geniepig naar de pers lekte dat hij zich nogal ergerde aan het optreden van Asscher. Timmermans zal zich in de wielen gereden voelen, de zelfbenoemde 'Limburgse Europeaan' is er immers veel aan gelegen Turkije de EU binnen te loodsen, als kroon op de eurofiele expansie. Het bezoek dat premier Erdogan morgen komt afleggen moest natuurlijk weer een volgend stapje in dat proces zijn - en Asscher zou dat nu hypothekeren.
Diplomatieke rel wordt de ruzie tussen Nederland en Turkije genoemd, niet minder eufemistisch dan Asschers woordkeus. Diepe cultuurkloof, of botsing van beschavingen, dat lijkt me realistischer. Deze opwelling van barbarij is bepaald geen stap vooruit in het toetredingsproces, integendeel. 'Ga terug naar start' lijkt me een gepaster reactie. Al komt 'Ga direct naar de gevangenis' ook dicht in de buurt.
Erdogan haalde eerder immers al het nieuws met zijn idiote uitspraak dat zionisme en islamkritiek als misdaden tegen de menselijkheid moeten worden beschouwd. Timmermans haastte zich die uitspraak te verwerpen, maar in antwoord op Kamervragen beperkte hij zich heel slinks tot distantiëring van het antizionistische deel ervan; over de islamkritiek zweeg hij in alle talen - en dat zijn er in zijn geval nogal wat.
Timmermans had zijn gal beter kunnen bewaren voor collega Dijsselbloem. Die bewees maar weer eens dat mijn vrees in januari dat zijn baantje een hondenbaan zou zijn bepaald niet ongegrond was. Zijn optreden als voorzitter van de Eurogroep inzake de crisis op Cyprus wordt alom als rampzalig beschouwd. De gewone Cyprioot - Yannis met de pet - zou in het plan van Dijsselbloem immers een heffing over zijn spaargeld moeten gaan betalen.
Alle seinen staan nu op rood, want we weten nu plotseling zeker dat niemands geld nog veilig is, dat iedereen als het erop aankomt moet bloeden om de euro te redden. Als het hek nog niet van de dam was, dan is het dat nu wel. Het draagvlak voor de euro, en bij uitbreiding voor de Unie, zo dat er nog was, zal verder afbrokkelen, met dank aan Dijsselbloem. Alsof hij de Europeanen adviseert een bankrun te ondernemen, stelde Nobelprijswinnaar Paul Krugman al.
Nee, Asscher hypothekeert de toetreding van Turkije tot de EU niet met zijn kritiek op Turkije, dat doet eerder Dijsselbloem, door te bespoedigen dat er straks helemaal niets meer is om tot toe te treden. Dat is pas hypothekeren waar Timmermans aanstoot aan zou moeten nemen.
Je moet er trouwens niet aan denken wat Turkije had gedaan als het land wel al lid was geweest van de EU. Cyprus de reddende hand toesteken? Of eerder al aartsvijand Griekenland? Nog in geen honderd jaar. Nog eerder wordt Frans Timmermans integer.
Ter compensatie richtte Timmermans deze week zijn pijlen op collega Lodewijk Asscher. Die had in reactie op de kwestie-Yunus de inmenging van Turkije met ons pleegouderbeleid in scherpe bewoordingen veroordeeld. Asscher sprak van 'aanmatigend' en 'ongepast'. Nog een eufemistische woordkeus voor bemoeienis die perfide en discriminatoir van aard is, dunkt mij. Is de diepste grief immers niet zozeer dat Yunus in een 'westerse' en niet in een islamitische omgeving opgroeit, zoals men ons wil doen geloven, maar veeleer dat hij door verderfelijke homo's wordt grootgebracht? Als ze moesten kiezen: Yunus bij westerse hetero's, of Yunus bij islamitische homo's, dan toch maar liever de eerste optie.)
Niettemin een hartverwarmende reactie van een minister die wel pal wil staan voor zwaarbevochten verworvenheden. Maar niet volgens Timmermans, die geniepig naar de pers lekte dat hij zich nogal ergerde aan het optreden van Asscher. Timmermans zal zich in de wielen gereden voelen, de zelfbenoemde 'Limburgse Europeaan' is er immers veel aan gelegen Turkije de EU binnen te loodsen, als kroon op de eurofiele expansie. Het bezoek dat premier Erdogan morgen komt afleggen moest natuurlijk weer een volgend stapje in dat proces zijn - en Asscher zou dat nu hypothekeren.
Diplomatieke rel wordt de ruzie tussen Nederland en Turkije genoemd, niet minder eufemistisch dan Asschers woordkeus. Diepe cultuurkloof, of botsing van beschavingen, dat lijkt me realistischer. Deze opwelling van barbarij is bepaald geen stap vooruit in het toetredingsproces, integendeel. 'Ga terug naar start' lijkt me een gepaster reactie. Al komt 'Ga direct naar de gevangenis' ook dicht in de buurt.
Erdogan haalde eerder immers al het nieuws met zijn idiote uitspraak dat zionisme en islamkritiek als misdaden tegen de menselijkheid moeten worden beschouwd. Timmermans haastte zich die uitspraak te verwerpen, maar in antwoord op Kamervragen beperkte hij zich heel slinks tot distantiëring van het antizionistische deel ervan; over de islamkritiek zweeg hij in alle talen - en dat zijn er in zijn geval nogal wat.
Timmermans had zijn gal beter kunnen bewaren voor collega Dijsselbloem. Die bewees maar weer eens dat mijn vrees in januari dat zijn baantje een hondenbaan zou zijn bepaald niet ongegrond was. Zijn optreden als voorzitter van de Eurogroep inzake de crisis op Cyprus wordt alom als rampzalig beschouwd. De gewone Cyprioot - Yannis met de pet - zou in het plan van Dijsselbloem immers een heffing over zijn spaargeld moeten gaan betalen.
Alle seinen staan nu op rood, want we weten nu plotseling zeker dat niemands geld nog veilig is, dat iedereen als het erop aankomt moet bloeden om de euro te redden. Als het hek nog niet van de dam was, dan is het dat nu wel. Het draagvlak voor de euro, en bij uitbreiding voor de Unie, zo dat er nog was, zal verder afbrokkelen, met dank aan Dijsselbloem. Alsof hij de Europeanen adviseert een bankrun te ondernemen, stelde Nobelprijswinnaar Paul Krugman al.
Nee, Asscher hypothekeert de toetreding van Turkije tot de EU niet met zijn kritiek op Turkije, dat doet eerder Dijsselbloem, door te bespoedigen dat er straks helemaal niets meer is om tot toe te treden. Dat is pas hypothekeren waar Timmermans aanstoot aan zou moeten nemen.
Je moet er trouwens niet aan denken wat Turkije had gedaan als het land wel al lid was geweest van de EU. Cyprus de reddende hand toesteken? Of eerder al aartsvijand Griekenland? Nog in geen honderd jaar. Nog eerder wordt Frans Timmermans integer.
zaterdag 16 maart 2013
Zeven dagen lang (154)
10 t/m 16 maart
ZONDAG Dat zie ik dan weer
In die reclame van de DELA over die bebaarde jongen die zijn besnorde vader toespreekt op de tribune van Quick Boys is geknipt! Voorheen had hij het altijd over 'samen lekker zeiken op de scheids', maar dat is er nu opeens uit.
Bij de begrafenissenboer vonden ze het vast niet verstandig om na 'Almere' en de hele 'Respect'-hype van de voetbalbond dat zinnetje nog te handhaven...
MAANDAG Roken (I)
Twee longartsen zijn de lastercampagne Tabak Nee begonnen, omdat ze vrezen voor de gezondheid van de jongere generatie.
Vreemd dat ze dan juist voor het roken kiezen. Al die campagnes om jongeren iets af te leren, of het nu om vuurwerk gaat, of om zuipen of om softe drugs, of wat dan ook, ze sorteren nauwelijks effect. Als er de afgelopen jaren echter één succesverhaal is dat hierop een uitzondering vormt, dan is het de antirookcampagne wel. Er zullen altijd pubers zijn die beginnen te roken omdat ze denken dat dat stoer is, maar het staat toch buiten kijf dat roken inmiddels in het verdomhoekje is beland. Vroeger stonden op verjaardagen de sigaretten nog in glaasjes op tafel, zoals nu de zoute stokjes, tegenwoordig moeten de rokers overal naar buiten.
DINSDAG Epigoon
Vandaag hard gevallen in de metro in Brussel.
In 1993 kwam Willem Frederik Hermans ook al ten val in de Brusselse metro. Als je zo intensief met een schrijver in de weer bent ga je je toch met hem vereenzelvigen, hè. Ik ontken overigens dat ik ook ooit lid ben geweest van de Kultuurkamer.
WOENSDAG Roken (II)
Sta je gefascineerd naar de tv te kijken omdat er witte rook uit de Sixtijnse Kapel komt, drijft er ineens zwarte rook voorbij omdat achter je het eten aanbrandt.
DONDERDAG Ik snap het even niet meer
Bergoglio is de eerste Argentijn die in de hoedanigheid van paus de plaatsvervanger van God op aarde is, zegt men. Maar dat was Messi sinds dinsdagavond toch al?
VRIJDAG Meer over de papa
Bergoglio woont in een klein appartement, reist met het openbaar vervoer en kookt zelf zijn potje, zegt men.
Verrek, het is alsof ik mijn eigen biografie lees! Ik word ook paus!
ZATERDAG Van conclaaf tot boekenweek
'Welk boek moet de nieuwe paus gaan lezen?' vroeg Nieuwsuur gisteravond aan de schrijvers en pseudo-schrijvers op het Boekenbal. Mij lijkt Lijden, Liefhebben en Schrijven (2002) van Kees Fens een gepaste keuze. Dan leest Franciscus I bijvoorbeeld dit mooie citaat:
ZONDAG Dat zie ik dan weer
In die reclame van de DELA over die bebaarde jongen die zijn besnorde vader toespreekt op de tribune van Quick Boys is geknipt! Voorheen had hij het altijd over 'samen lekker zeiken op de scheids', maar dat is er nu opeens uit.
Bij de begrafenissenboer vonden ze het vast niet verstandig om na 'Almere' en de hele 'Respect'-hype van de voetbalbond dat zinnetje nog te handhaven...
MAANDAG Roken (I)
Twee longartsen zijn de lastercampagne Tabak Nee begonnen, omdat ze vrezen voor de gezondheid van de jongere generatie.
Vreemd dat ze dan juist voor het roken kiezen. Al die campagnes om jongeren iets af te leren, of het nu om vuurwerk gaat, of om zuipen of om softe drugs, of wat dan ook, ze sorteren nauwelijks effect. Als er de afgelopen jaren echter één succesverhaal is dat hierop een uitzondering vormt, dan is het de antirookcampagne wel. Er zullen altijd pubers zijn die beginnen te roken omdat ze denken dat dat stoer is, maar het staat toch buiten kijf dat roken inmiddels in het verdomhoekje is beland. Vroeger stonden op verjaardagen de sigaretten nog in glaasjes op tafel, zoals nu de zoute stokjes, tegenwoordig moeten de rokers overal naar buiten.
DINSDAG Epigoon
Vandaag hard gevallen in de metro in Brussel.
In 1993 kwam Willem Frederik Hermans ook al ten val in de Brusselse metro. Als je zo intensief met een schrijver in de weer bent ga je je toch met hem vereenzelvigen, hè. Ik ontken overigens dat ik ook ooit lid ben geweest van de Kultuurkamer.
WOENSDAG Roken (II)
Sta je gefascineerd naar de tv te kijken omdat er witte rook uit de Sixtijnse Kapel komt, drijft er ineens zwarte rook voorbij omdat achter je het eten aanbrandt.
DONDERDAG Ik snap het even niet meer
Bergoglio is de eerste Argentijn die in de hoedanigheid van paus de plaatsvervanger van God op aarde is, zegt men. Maar dat was Messi sinds dinsdagavond toch al?
VRIJDAG Meer over de papa
Bergoglio woont in een klein appartement, reist met het openbaar vervoer en kookt zelf zijn potje, zegt men.
Verrek, het is alsof ik mijn eigen biografie lees! Ik word ook paus!
ZATERDAG Van conclaaf tot boekenweek
'Welk boek moet de nieuwe paus gaan lezen?' vroeg Nieuwsuur gisteravond aan de schrijvers en pseudo-schrijvers op het Boekenbal. Mij lijkt Lijden, Liefhebben en Schrijven (2002) van Kees Fens een gepaste keuze. Dan leest Franciscus I bijvoorbeeld dit mooie citaat:
'Tenslotte is het geschreven woord en daarmee het boek het gevolg van de zondeval. Eens communiceerde de mens rechtstreeks met God, de paradijselijke situatie. De rechtstreeksheid sloot elke twijfel over bedoelingen en intenties van de "auteur" uit. Na de uitdrijving werd het rechtstreekse contact verbroken, God moest zich van het geschreven woord bedienen, de mens in zijn onvolkomenheid moest het lezen, "een bewijs van onze onvolmaaktheid".' (p. 183)
woensdag 13 maart 2013
Gezien: Micha Wertheim voor je het weet
Wanneer: Donderdag 7 maart 2013
Waar: Verkadefabriek, 's-Hertogenbosch
Wat: Voor je het weet
Wie: Micha Wertheim
Micha Wertheim maakte de afgelopen jaren naam als snel rijzende ster in het vaderlandse cabaret. Met slimme, gedurfde en inventieve programma's kon de Groninger critici en publiek zowel bovengemiddeld bekoren als enorm tegen zich in het harnas jagen, en beide reacties leken beoogd. Hij acteerde arrogantie, wat altijd goed is voor rumoer. Zijn vijfde show Micha Wertheim voor de zoveelste keer zat bijzonder vernuftig in elkaar en wekte hoge verwachtingen. Zou Wertheim ook in Voor je het weet weer een niveautje hoger kunnen reiken?
Vorig jaar augustus verscheen een artikel van Ron Rijghard in NRC Handelsblad over de voorlopers van het hedendaagse Nederlands(talig)e cabaret. Wertheim werd daarin met Theo Maassen en Wim Helsen zo'n beetje als de nieuwe Grote Drie gebombardeerd. Rijghard sprak de wens uit dat Wertheim zich zal blijven ontwikkelen en vernieuwen. Wertheim zou Wertheim niet zijn als hij daar niet mee aan de haal zou gaan.
Hij probeert de critici steeds een stapje voor te blijven, steeds een nieuw meta-niveau in te nemen. Hij wil aan het verwachtingspatroon voldoen, maar wel op een onverwachte manier. In Voor je het weet doet hij dat door dat verwachtingspatroon zelf tot onderwerp te nemen en het in het ridicule te trekken. Zo verwijst hij geregeld in superlatieven naar zijn vorige show, die echt perfect was en zo mooi rond, zo verzekert hij het publiek.
Vertrekpunt is dit keer een opmerking van een in academia werkzame vriend, die zei alleen goed te kunnen werken vlak voor een deadline. Dat bracht Wertheim tot de vraag wat eigenlijk zíjn deadline is. Die ligt niet voor aanvang van een nieuwe tour, moest hij concluderen, en zelfs niet vlak voor het begin van de show, nee zijn deadline is feitelijk het eind van de voorstelling, dan moet het 'af' zijn, dan moet het 'rond' zijn. Beide concepten worden door Wertheim geproblematiseerd. Hij doet alsof hij nog geen show heeft, of hij die ter plekke nog moet verzinnen. Het begrip writer's block vervult een spilfunctie.
Het metacabaret is dus weer een belangrijk element. Verder bedient Wertheim zich met grote regelmaat van taalspelletjes en extreem melige grappen, vaak ook in combinatie. Bovendien maakt hij gebruik van multimedia. Bij binnenkomst zit hij achter een laptop waarin hij in real time commentaar op het publiek en de show typt. De tekst wordt op een groot scherm geprojecteerd, erboven zien we Wertheims hoofd dat door een webcam wordt gefilmd.
Tekst en beeld worden echter ook gemanipuleerd door technici, want als Wertheim op een gegeven moment wegloopt blijven we zijn hoofd zien alsof hij er nog steeds zit. Bovendien heeft wat Wertheim typt invloed op wat er elders op het podium gebeurt. Zo doet hij alsof hij niet kan spellen. Hij typt bijvoorbeeld 'Micha loopt naar de zeikant van het podium' en pretendeert dan niet te weten wat de juiste spelling is. De spellingcorrector suggereert 'zeiknat' en 'zeekant', en beide opties zetten iets in gang wanneer Wertheim ze aanklikt, wat de voorstelling een bijzondere dynamiek geeft.
Wertheim vergeet ook zeker niet vinger aan de pols van de actualiteit te houden. Ramsey Nasr is lijdend voorwerp van een woeste rant, en dan kun je bij mij al weinig meer fout doen. Ook de ellenlange pretentieuze verhalen van obers in restaurants over wat je op je bord hebt liggen worden op grootse wijze geparodieerd. Briljant is voorts de manier waarop hij Theo Maassen kapittelt zonder zijn naam te noemen, zonder ook maar naar hem te verwijzen, een goed getimed 'en ja...' volstaat. Hoe dat zo, dat moet u zelf maar gaan zien.
Heeft Micha Wertheim zich met Voor je het weet opnieuw vernieuwd? De vraag stellen is een antwoord onmogelijk maken. Want laat dat antwoord maar aan Micha Wertheim over, hij zal vraag en antwoord binnenste buiten keren, net zo lang tot het antwoord weer de vraag is geworden. Ongemerkt, terloops, voor je het weet.
Waar: Verkadefabriek, 's-Hertogenbosch
Wat: Voor je het weet
Wie: Micha Wertheim
Micha Wertheim maakte de afgelopen jaren naam als snel rijzende ster in het vaderlandse cabaret. Met slimme, gedurfde en inventieve programma's kon de Groninger critici en publiek zowel bovengemiddeld bekoren als enorm tegen zich in het harnas jagen, en beide reacties leken beoogd. Hij acteerde arrogantie, wat altijd goed is voor rumoer. Zijn vijfde show Micha Wertheim voor de zoveelste keer zat bijzonder vernuftig in elkaar en wekte hoge verwachtingen. Zou Wertheim ook in Voor je het weet weer een niveautje hoger kunnen reiken?
Vorig jaar augustus verscheen een artikel van Ron Rijghard in NRC Handelsblad over de voorlopers van het hedendaagse Nederlands(talig)e cabaret. Wertheim werd daarin met Theo Maassen en Wim Helsen zo'n beetje als de nieuwe Grote Drie gebombardeerd. Rijghard sprak de wens uit dat Wertheim zich zal blijven ontwikkelen en vernieuwen. Wertheim zou Wertheim niet zijn als hij daar niet mee aan de haal zou gaan.
Hij probeert de critici steeds een stapje voor te blijven, steeds een nieuw meta-niveau in te nemen. Hij wil aan het verwachtingspatroon voldoen, maar wel op een onverwachte manier. In Voor je het weet doet hij dat door dat verwachtingspatroon zelf tot onderwerp te nemen en het in het ridicule te trekken. Zo verwijst hij geregeld in superlatieven naar zijn vorige show, die echt perfect was en zo mooi rond, zo verzekert hij het publiek.
Vertrekpunt is dit keer een opmerking van een in academia werkzame vriend, die zei alleen goed te kunnen werken vlak voor een deadline. Dat bracht Wertheim tot de vraag wat eigenlijk zíjn deadline is. Die ligt niet voor aanvang van een nieuwe tour, moest hij concluderen, en zelfs niet vlak voor het begin van de show, nee zijn deadline is feitelijk het eind van de voorstelling, dan moet het 'af' zijn, dan moet het 'rond' zijn. Beide concepten worden door Wertheim geproblematiseerd. Hij doet alsof hij nog geen show heeft, of hij die ter plekke nog moet verzinnen. Het begrip writer's block vervult een spilfunctie.
Het metacabaret is dus weer een belangrijk element. Verder bedient Wertheim zich met grote regelmaat van taalspelletjes en extreem melige grappen, vaak ook in combinatie. Bovendien maakt hij gebruik van multimedia. Bij binnenkomst zit hij achter een laptop waarin hij in real time commentaar op het publiek en de show typt. De tekst wordt op een groot scherm geprojecteerd, erboven zien we Wertheims hoofd dat door een webcam wordt gefilmd.
Tekst en beeld worden echter ook gemanipuleerd door technici, want als Wertheim op een gegeven moment wegloopt blijven we zijn hoofd zien alsof hij er nog steeds zit. Bovendien heeft wat Wertheim typt invloed op wat er elders op het podium gebeurt. Zo doet hij alsof hij niet kan spellen. Hij typt bijvoorbeeld 'Micha loopt naar de zeikant van het podium' en pretendeert dan niet te weten wat de juiste spelling is. De spellingcorrector suggereert 'zeiknat' en 'zeekant', en beide opties zetten iets in gang wanneer Wertheim ze aanklikt, wat de voorstelling een bijzondere dynamiek geeft.
Wertheim vergeet ook zeker niet vinger aan de pols van de actualiteit te houden. Ramsey Nasr is lijdend voorwerp van een woeste rant, en dan kun je bij mij al weinig meer fout doen. Ook de ellenlange pretentieuze verhalen van obers in restaurants over wat je op je bord hebt liggen worden op grootse wijze geparodieerd. Briljant is voorts de manier waarop hij Theo Maassen kapittelt zonder zijn naam te noemen, zonder ook maar naar hem te verwijzen, een goed getimed 'en ja...' volstaat. Hoe dat zo, dat moet u zelf maar gaan zien.
Heeft Micha Wertheim zich met Voor je het weet opnieuw vernieuwd? De vraag stellen is een antwoord onmogelijk maken. Want laat dat antwoord maar aan Micha Wertheim over, hij zal vraag en antwoord binnenste buiten keren, net zo lang tot het antwoord weer de vraag is geworden. Ongemerkt, terloops, voor je het weet.
zaterdag 9 maart 2013
Zeven dagen lang (153)
3 t/m 9 maart
ZONDAG Boogerd (I)
'Wanneer komt Michael Boogerd met zijn bekentenis?' vraagt iemand mij op een verjaardag.
Geen idee, maar eigenlijk is Boogerd al te laat, heeft hij zijn kans voorbij laten gaan. Een tijdje terug was er momentum: toen kwam de ene na de andere renner met zijn verhaal en heerste er een algemene sfeer van compassie en begrip: de renners van toen waren slachtoffer van een donkere tijd en een ziek systeem. Door ook toen te blijven ontkennen of halfslachtig te zwijgen heeft Boogerd zich ongeloofwaardig gemaakt.
MAANDAG (Ge)leuter
Johan Derksen praat in Derksen met... met Mark van Bommel ook over het legendarische moment waarop Louis van Gaal als trainer van Bayern München ten overstaan van de hele groep Zijne Leuter tevoorschijn haalde. Bij Péter Esterházy lees ik dat Van Gaal niet de eerste was. De Hongaar József Bozsik, een van de spelers van het gouden Hongaarse team van de jaren vijftig, deed het Van Gaal eind jaren zestig als trainer al eens voor:
Goedemiddag, de temperatuur kruipt richting de 15 graden en het verschrikkelijke woord 'rokjesdag' valt alweer her en der.
Marion Bloem in de Volkskrant: 'Via Twitter liet iemand al weten dat-ie zich gefopt voelde omdat het ondanks de zon nog zo verschrikkelijk koud is.'
Goeie genade, wat had iemand dan verwacht? Dat-ie de barbecue tevoorschijn had kunnen halen?
Ik stel voor de naam 'rokjesdag' te vervangen door 'weeropportunistendag'.
WOENSDAG Boogerd (II)
Daar is-ie dan toch, de bekentenis van Michael Boogerd. Alhoewel... zoveel zegt hij feitelijk niet. Wel weer krankzinnig trouwens hoe de media reageren, het NOS-journaal voorop: 'De kogel is door de kerk: Michael Boogerd heeft doping gebruikt.' Zo gaat het al maanden. Alsof dat nieuws is, dat die renners doping gebruikten..., het echte nieuws is dat ze dat nu voor het eerst massaal gaan toegeven. Boogerds boodschap was helder: zo was de cultuur, en als ik het niet deed zou ik niet meekunnen en nooit iets winnen. Zo simpel is het. Als iedereen een motor onder de kap heeft gemonteerd dan ga je niet met je zeepkist ertussen fietsen. Het is ook zeker niet zo dat we ons als volgers nu bedrogen voelen over die magistrale overwinning op La Plagne. Boogerd-op-doping reed toen de hele dag alleen over zes cols en bleef een peloton-op-doping voor. Gelijke monniken en zo. Alleen sukkels nemen het hem kwalijk. Ik bedacht dat Boogerd eigenlijk de pech heeft gehad dat hij nooit is betrapt. Dan had hij, als David Millar, kunnen boeten en gezuiverd kunnen terugkeren voor, opnieuw als Millar, nog een paar mooie jaren.
DONDERDAG Heldenjaren
Op de dag dat Michael Boogerd dopinggebruik toegeeft wordt Jean-Paul Boëtius voor het eerst geselecteerd voor Oranje.
Oude helden sneuvelen, nieuwe staan op.
VRIJDAG Zuur
'Nederlander snoept zich door crisis' (Teletekst)
Misleidende kop, want uit het bericht blijkt dat er weliswaar meer geld is uitgegeven aan snoep, maar dat er in totaal juist minder is verkocht! Snoep is dus gewoon veel duurder geworden. De crisis vreet zich door de Nederlander zou een treffender kop zijn...
ZATERDAG Woorden en daden
Dit is altijd leuk: op vrijdagavond op Teletekst lezen dat Xander Houtkoop (GA Eagles) een rode kaart heeft gehad voor een grove charge en daar verder geen gedachten bij hebben, en dan zaterdagochtend bij het ontbijt in de VI van afgelopen woensdag een interview met Houtkoop lezen waarin hij zegt dat hij zoveel baat heeft bij mental coaching, tegenslagen altijd positief wil benaderen en eindelijk zijn 'innerlijke rust' heeft gevonden. Leest toch anders.
ZONDAG Boogerd (I)
'Wanneer komt Michael Boogerd met zijn bekentenis?' vraagt iemand mij op een verjaardag.
Geen idee, maar eigenlijk is Boogerd al te laat, heeft hij zijn kans voorbij laten gaan. Een tijdje terug was er momentum: toen kwam de ene na de andere renner met zijn verhaal en heerste er een algemene sfeer van compassie en begrip: de renners van toen waren slachtoffer van een donkere tijd en een ziek systeem. Door ook toen te blijven ontkennen of halfslachtig te zwijgen heeft Boogerd zich ongeloofwaardig gemaakt.
MAANDAG (Ge)leuter
Johan Derksen praat in Derksen met... met Mark van Bommel ook over het legendarische moment waarop Louis van Gaal als trainer van Bayern München ten overstaan van de hele groep Zijne Leuter tevoorschijn haalde. Bij Péter Esterházy lees ik dat Van Gaal niet de eerste was. De Hongaar József Bozsik, een van de spelers van het gouden Hongaarse team van de jaren vijftig, deed het Van Gaal eind jaren zestig als trainer al eens voor:
'Bozsik begreep niet dat voor de spelers het voetbal niet meer alles was, en hij had niet door dat ze hem niet begrepen. En dat woorden, zo kunnen we van elders te weten komen, niet genoeg zijn. Bij één zo'n gelegenheid stond die verfijnde heer, de grote gentleman van het middenveld, de onzichtbare held van Wembley, [...] machteloos voor zijn ploeg, knoopte zijn gulp open, haalde datgene tevoorschijn wat je daaruit tevoorschijn kunt halen, zijn "grote paal met ballen", en riep "dit zijn jullie", "jullie spelen gewoon kl..." en hij wees naar wat hij bedoelde.'DINSDAG Hier komt de zon
(Reis naar het einde van het strafschopgebied, vert. Edwin van Schie, 2007, p. 47)
Goedemiddag, de temperatuur kruipt richting de 15 graden en het verschrikkelijke woord 'rokjesdag' valt alweer her en der.
Marion Bloem in de Volkskrant: 'Via Twitter liet iemand al weten dat-ie zich gefopt voelde omdat het ondanks de zon nog zo verschrikkelijk koud is.'
Goeie genade, wat had iemand dan verwacht? Dat-ie de barbecue tevoorschijn had kunnen halen?
Ik stel voor de naam 'rokjesdag' te vervangen door 'weeropportunistendag'.
WOENSDAG Boogerd (II)
Daar is-ie dan toch, de bekentenis van Michael Boogerd. Alhoewel... zoveel zegt hij feitelijk niet. Wel weer krankzinnig trouwens hoe de media reageren, het NOS-journaal voorop: 'De kogel is door de kerk: Michael Boogerd heeft doping gebruikt.' Zo gaat het al maanden. Alsof dat nieuws is, dat die renners doping gebruikten..., het echte nieuws is dat ze dat nu voor het eerst massaal gaan toegeven. Boogerds boodschap was helder: zo was de cultuur, en als ik het niet deed zou ik niet meekunnen en nooit iets winnen. Zo simpel is het. Als iedereen een motor onder de kap heeft gemonteerd dan ga je niet met je zeepkist ertussen fietsen. Het is ook zeker niet zo dat we ons als volgers nu bedrogen voelen over die magistrale overwinning op La Plagne. Boogerd-op-doping reed toen de hele dag alleen over zes cols en bleef een peloton-op-doping voor. Gelijke monniken en zo. Alleen sukkels nemen het hem kwalijk. Ik bedacht dat Boogerd eigenlijk de pech heeft gehad dat hij nooit is betrapt. Dan had hij, als David Millar, kunnen boeten en gezuiverd kunnen terugkeren voor, opnieuw als Millar, nog een paar mooie jaren.
DONDERDAG Heldenjaren
Op de dag dat Michael Boogerd dopinggebruik toegeeft wordt Jean-Paul Boëtius voor het eerst geselecteerd voor Oranje.
Oude helden sneuvelen, nieuwe staan op.
VRIJDAG Zuur
'Nederlander snoept zich door crisis' (Teletekst)
Misleidende kop, want uit het bericht blijkt dat er weliswaar meer geld is uitgegeven aan snoep, maar dat er in totaal juist minder is verkocht! Snoep is dus gewoon veel duurder geworden. De crisis vreet zich door de Nederlander zou een treffender kop zijn...
ZATERDAG Woorden en daden
Dit is altijd leuk: op vrijdagavond op Teletekst lezen dat Xander Houtkoop (GA Eagles) een rode kaart heeft gehad voor een grove charge en daar verder geen gedachten bij hebben, en dan zaterdagochtend bij het ontbijt in de VI van afgelopen woensdag een interview met Houtkoop lezen waarin hij zegt dat hij zoveel baat heeft bij mental coaching, tegenslagen altijd positief wil benaderen en eindelijk zijn 'innerlijke rust' heeft gevonden. Leest toch anders.
donderdag 7 maart 2013
10 eerste zinnen
'Ik ben van mening dat elke romanschrijver wel in het bijzonder over de eerste zin van zijn boek zal nadenken, en dat het soms moeilijk is een eerste zin te vinden, die voldoening verschaft.'
(W.F. Hermans - 'Eerste zinnen van romans')
'Eerste zinnen: men moest er eens een verzameling van aanleggen!'
(S. Vestdijk - 'Het pernicieuze slot')
1.Eerste zin van een oer-Hollands familiedrama:
(W.F. Hermans - 'Eerste zinnen van romans')
'Eerste zinnen: men moest er eens een verzameling van aanleggen!'
(S. Vestdijk - 'Het pernicieuze slot')
1.Eerste zin van een oer-Hollands familiedrama:
'Toen Aart tijdens de kraamvisite zei dat je "Jop" eigenlijk alleen met een b zou mogen schrijven stond het gezicht van Rop op onweer.'2.Eerste zin van een Hollands-magisch-realistische roman:
'Vele jaren later, liggend op de bank in zijn alleenstaandenappartement in Roelofarendsveen, moest Ron plotseling terugdenken aan de tijd dat hij nog een sportvisakte had.'3.Eerste zin van een ideeënroman:
'De wereld is een openbaar basketbalveldje: aan beide kanten een bord met een ring maar nergens een netje te bespeuren.'4.Eerste zin van een literaire thriller met product placement:
'Ivo at een Oreo en zon intussen op wraak.'5.Eerste zin van een Bildungsroman:
'Ik was nog maar net begonnen als zelfstandig begrafenisondernemer toen ik ontdekte dat de Boerenbond geen steekschoppen meer in zijn assortiment had.'6.Eerste zin van een sleutelroman
'Ik had overal gezocht, maar die noodlottige ochtend kon ik mijn sleutels nergens vinden.'7.Eerste zin van een cynische historische roman
'Sterre werd geboren in de goeie ouwe tijd toen nog niemand zo heette.'8.Eerste zin van een postmodern-ontregelende avonturenroman:
'Wat lijken alle Chinezen toch op elkaar, dacht Ronald bij zichzelf toen hij uit de metro stapte in het centrum van Tokio.'9.Eerste zin van een Exil-roman:
'Ik werd wakker van het geluid van de Belg.'10.Eerste zin van een joodse Nescio-adaptatie
'Behalve de man die de Job Cohenstraat de mooiste straat van Europa vond, had eigenlijk niemand zin in een Zeeuwse bolus.'
dinsdag 5 maart 2013
P.F. Thomése - Het bamischandaal
P.F. Thomése - Het bamischandaal. Atlas Contact (2012), 268 blz.
P.F. Thomése is bij mijn weten de enige persoon die ooit live op nationale televisie tegen Ramsey Nasr heeft gezegd dat hij zijn grote mond eens moet houden. Alleen daarom al verdient hij een standbeeld. P.F. Thomése is daarnaast ook een groot schrijver. De prachtige, ontroerende verhalen in Zuidland. De superieure achteloosheid van Heldenjaren. De scherpe zedenschets Vladiwostok! De weldadige nuchterheid van Grillroom Jeruzalem. Stuk voor stuk meesterlijk. En dat raar-hilarische boek J.Kessels: The Novel, een schelmenroman annex whodunnit, plat en grof van taal, maar zichzelf ook ondermijnend en daardoor nog steeds door en door literair.
Het vulgaire maakt net zozeer deel uit van het leven als het verhevene, zei Thomése ergens rond de verschijning van Het bamischandaal in een interview, of woorden van gelijke strekking, en verdient dus evenzeer een plaats in de literatuur als het verhevene. Het moet echter wel op een literaire manier worden gebracht. In J.Kessels bediende Thomése zich al van metafictioneel commentaar om het verhaal, en in het bijzonder het autobiografische karakter ervan, continu te ironiseren en te ondergraven. In Het bamischandaal is die metafictie nog overheersender.
Het boek opent met een proloog. J. Kessels ligt te rukken op een hotelkamer in Shanghai. Nagenoeg meteen treedt de auteur-verteller het verhaal binnen om zijn personage toe te spreken: 'Wacht eens even, vriend. Al sta je met je doorleefde kanis wederom op het omslag, het is nog altijd mijn roman. En dan ga je niet uitgebreid liggen onaneren alsof je thuis bent. Op de eerste pagina nog wel, gatverdamme. Dat doe je niet. Zo werkt literatuur niet. Daar zijn we het met zijn allen zo langzamerhand wel over eens.' Wat literatuur is of zou moeten zijn, dat is waar het eigenlijk steeds om gaat in Het bamischandaal.
De auteur-verteller laat geen mogelijkheid onbenut zijn onmacht te benadrukken. Het is immers allemaal waargebeurd, dus hij kan er allemaal weinig aan doen als het niet voldoet aan de normen van de literatuur met een grote L. Sinds hij 'voor de grap' een bestseller over Kessels heeft geschreven 'is het uit de hand gelopen. [...] Geen peil meer op te trekken, geen klok meer op gelijk te zetten. Op deze manier winnen we de Nobelprijs natuurlijk nooit.' Kessels hoort in Tilburg-Noord op zijn flatje te zitten, wat doet hij dan nu in China? 'Shanghai? Cockroach Hotel? Rare stijlbreuk. Die ik als auteur zeker mag zien te lijmen.' Maar ik-de-auteur heeft ook niet het benodigde overzicht om die taak naar wens te volbrengen: 'Ieder leven is voorbestemd om in een verhaal te eindigen, en J. Kessels heeft de pech of het geluk dat ik dat verhaal vertel. Voor zover ik het kan volgen althans.'
Kessels blijkt in Shanghai te zitten omdat hij verliefd is geworden op het nichtje van de afhaalchinees waar hij altijd zijn bak bami goreng compleet haalt. 'Thomése' wist hier niets van. J.Kessels: The Novel was waargebeurd, er was 'aan dat bezopen boek geen komma gelogen', maar hij had het wel geschreven zonder medeweten van Kessels zelf. Daarom is het wellicht niet vreemd dat hij zijn verliefdheid nu verborgen heeft gehouden en met stille trom is vertrokken, hij zal immers geen zin gehad hebben 'het hele verhaal straks zeker als paperback voor 16,95 euro in de schappen van de grote winkelketens' terug te vinden. Hier prijst de roman zichzelf als pulp aan - en dus ook weer niet.
Thomése vliegt naar China met een andere beste vriend van Kessels, Peer Sonnemans. Ook die bestaat echt, vergeet de auteur-verteller vooral niet te benadrukken. Peer is nogal een slome: 'Het is misschien onsympathiek om als schrijver een personage zo af te vallen, en zeker als dat personage echt bestaat en gewoon in Tilburg blijkt te wonen. [...] Hij bestaat, ja, en hij heeft mij opgebeld. Ik niet hem, voor alle duidelijkheid. Hij is er zelf mee begonnen, die kleine zeikerd, hij heeft zich aan mij opgedrongen, met dat geouwehoer van hem. Ik niet aan hem. Alsof ik er blij mee ben dat hij in mijn boek terecht is gekomen, zo'n waardeloze lulhannes die nergens iets van snapt.'
Hij is dan wel de schrijver, dat wil niet zeggen dat hij alles zomaar kan verzinnen. De gebeurtenissen en de figuren zijn nu eenmaal allemaal naar het leven getekend, en dus is 'Thomése' met handen en voeten geketend aan de werkelijkheid: 'Een beetje wegretoucheren, een beetje opwaarderen, jaja, ik snap het, wat wegmoffelen hier, wat erbij smokkelen daar. Het bekende gesjoemel. Nee, Tilboknakker, zo werkt dat niet bij ons in de literatuur. Ik maak het niet mooier dan het is. Ik schrijf gewoon op wat er gebeurt, hier op het papier [...] Een kutboek wordt het sowieso, die mag je alvast bijschrijven.'
In Shanghai roepen ze de hulp in van de daar woonachtige Bredanaar de Schel, een al even grote zeverzak als Peerke, tot ongenoegen van de auteur-verteller: 'Naarmate deze twee aan elkaar gewaagde Brabo's aanweziger werden, werd ik steeds stiller. Een schrijver hoort zijn eigen personages niet af te vallen, dat is waar. Maar, zeg ik ter verdediging, ik heb hier niet om gevraagd, om deze uit de hand gelopen bijfiguren. J. Kessels is mijn hoofdpersoon, en bovendien mijn beste vriend. Om hem draait het allemaal. Deze slappe gasten hoeven van mij eerlijk gezegd niet. Wat een stijlloze zeikerds, o god o god, die zich er alleen maar in hebben weten te praten omdat ze toevallig echt bestaan. Even niet opgelet en je krijgt ze niet meer weggedacht. Nou, als dat je enige verdienste is: je schreeuwend aan de werkelijkheid opdringen en op die manier in een boek terechtkomen.'
Kortom: al die platheid en al dat gescheld zijn niet de schuld van de schrijver, die verrekte kutpersonages, die zijn nu eenmaal zo (b)anaal: 'Kijk, als J. Kessels Breda afzeikt, dan heeft dat nog enig niveau. J. Kesselsniveau om precies te zijn. Maar dit is niet geestig, dit is gewoon plat, grof en anaal. Te flauw voor woorden dus. De Schel en Peer Sonnemans zijn, zoals ik het zie, twee waardeloze personages die hard bezig zijn deze roman tot een shitboek te maken dat je niet voor je plezier gaat lezen, laat staan dat je er iets van opsteekt.' (Saillant detail is dat Thomése die waardeloze Peer laat zaniken over de mensenrechtensituatie in China, een heerlijke steek onder water aan het adres van Ramsey Nasr, die zich door het schrijvers de mond snoerende Chinese regime liet uitnodigen voor een boekenbeurs en dacht daar wel even de mensenrechtensituatie te kunnen aankaarten.)
De toespelingen op de vermeende normen van de Literatuur zijn talloos: 'Ik ga in een roman niet zitten zaniken over geld. Dat is niet literair, het drukt namelijk geen universele waarde uit, zelfs niet wanneer ik die lullige yuans braaf zou terugrekenen naar de euro - die waarschijnlijk allang afgeschaft blijkt te zijn, die hele kuteuro, op het moment dat de diepere en waarachtige betekenis van Het bamischandaal eindelijk tot de hongerige lezersscharen zal zijn doorgedrongen.' En: 'Waar gáát dit over, dacht ik bij mezelf. Toch schrijf ik het voor de zekerheid maar op. Je weet nooit waar je het later voor kunt gebruiken.'
Ook de vermenging van hoog en laag is een constante, bijvoorbeeld in een verwijzing binnen één zin naar het hoogste van het hoogste en het laagste van het laagste. Om Kessels te vinden in die megadrukke stinkstad is een wonder nodig: '"Magic," hamert Nabokov in zijn Lectures on Literature. Schrijven is magic, magic, magic. Maar je kunt het ook overdrijven, vind ik. Ik ben Harry Potter niet, dat kutventje, godsakke. Het moet niet gekker worden. Het bamischandaal is zo al ongeloofwaardig genoeg, ik ga hier echt niet ook nog eens de magician spelen.'
In tegenstelling tot The Novel, waar 'Thomése' er vanaf zag een Hamburgs hoertje aan te duwen, gaat hij in Het bamischandaal wel uitgebreid van bil. Ook dát is niet echt literair, geeft hij toe: 'Sorry mensen, het is altijd een beetje gênant als een auteur uitgebreid gaat liggen neuken in zijn eigen boek, maar het moet even, niks aan te doen, ik kan het gewoon niet tegenhouden. Sommige dingen gebeuren, en in mijn vak heb je dan de pech dat je lezers ongevraagd kunnen meegenieten van jouw particuliere pompbewegingen die onder meer vanwege je bedenkelijke uiterlijk ook nog eens niet de schoonheidsprijs verdienen.' Thomése ligt non-stop te krikken met een lelijk wijf uit Aarle-Rixtel ('Anus-Rectum'), en Peerke en de Schel fietsen elke dag dezelfde route door de stad met een groep Duitse homo's. Kessels blijft zo onvindbaar, het verhaal dreigt vast te lopen.
Maar de auteur claimt uiteindelijk toch zijn almacht: waarom zou hij Kessels niet gewoon tegenkomen op de stoep voor het hotel? De hypothese stellen is hem bewijzen, daar ben je immers schrijver voor: 'Als mijn theorie klopte - en waarom zou ze niet kloppen (ik was immers de schrijver van dit boek, en al probeerden bepaalde personen of personages er de hele tijd op hun domst doorheen te schreeuwen, ik hield de regie stevig in handen) - moest mijn vriend mij vanzelf een keer tegen het lijf lopen. In de literatuur bestaan nu eenmaal wetten. Daar is over nagedacht. Een schrijver ging in zijn eigen roman heus niet voor niets voor zijn Shanghaise lowbudgethotel op de stoep zitten. Zoiets had een reden. En je hoefde echt geen Nederlandse taal- en letterkunde bij zo'n moeilijk formulerende tekst-en-uitleg-professor te hebben gestudeerd om die reden te kunnen snappen.' En inderdaad, daar komt J. Kessels al naar buiten gewandeld.
Met Het bamischandaal is Thomése nog verder gegaan dan met J.Kessels; hij heeft nog meer gedurfd plot, spanningsboog, karaktertekening, etc. tot een minimum te beperken. De ironie ligt er nog dikker bovenop, de zelfspot is nog overheersender, het literaire spel daardoor nog gewaagder. Daar kleeft wel een inherent manco aan: je kunt de nietszeggendheid van je roman wel door en door ironiseren door steeds zelf alvast te melden dat het inderdaad een kutverhaal is, maar het wordt daardoor nog niet het tegenovergestelde, integendeel: blijft een kutverhaal. Met andere woorden: Het bamischandaal is gewoon niet zoveel aan. Het schrijfplezier spat er wel weer vanaf en Thomése bewijst zich opnieuw als taalvirtuoos, maar herlezen is bijvoorbeeld minder aantrekkelijk dan bij Kessels het geval was - die boeiende metafictionele laag ten spijt.
In het dankwoord wordt ook 'P.F. Thomése' bedankt voor zijn 'bereidwilligheid om zich hiervoor te lenen'. En de disclaimer luidt: 'Dit is een roman. Personen die hier onder hun eigen naam optreden, doen dit op eigen risico.' Ironischer, speelser, literairder kan het bijna niet.
*****
P.F. Thomése is bij mijn weten de enige persoon die ooit live op nationale televisie tegen Ramsey Nasr heeft gezegd dat hij zijn grote mond eens moet houden. Alleen daarom al verdient hij een standbeeld. P.F. Thomése is daarnaast ook een groot schrijver. De prachtige, ontroerende verhalen in Zuidland. De superieure achteloosheid van Heldenjaren. De scherpe zedenschets Vladiwostok! De weldadige nuchterheid van Grillroom Jeruzalem. Stuk voor stuk meesterlijk. En dat raar-hilarische boek J.Kessels: The Novel, een schelmenroman annex whodunnit, plat en grof van taal, maar zichzelf ook ondermijnend en daardoor nog steeds door en door literair.
Het vulgaire maakt net zozeer deel uit van het leven als het verhevene, zei Thomése ergens rond de verschijning van Het bamischandaal in een interview, of woorden van gelijke strekking, en verdient dus evenzeer een plaats in de literatuur als het verhevene. Het moet echter wel op een literaire manier worden gebracht. In J.Kessels bediende Thomése zich al van metafictioneel commentaar om het verhaal, en in het bijzonder het autobiografische karakter ervan, continu te ironiseren en te ondergraven. In Het bamischandaal is die metafictie nog overheersender.
Het boek opent met een proloog. J. Kessels ligt te rukken op een hotelkamer in Shanghai. Nagenoeg meteen treedt de auteur-verteller het verhaal binnen om zijn personage toe te spreken: 'Wacht eens even, vriend. Al sta je met je doorleefde kanis wederom op het omslag, het is nog altijd mijn roman. En dan ga je niet uitgebreid liggen onaneren alsof je thuis bent. Op de eerste pagina nog wel, gatverdamme. Dat doe je niet. Zo werkt literatuur niet. Daar zijn we het met zijn allen zo langzamerhand wel over eens.' Wat literatuur is of zou moeten zijn, dat is waar het eigenlijk steeds om gaat in Het bamischandaal.
De auteur-verteller laat geen mogelijkheid onbenut zijn onmacht te benadrukken. Het is immers allemaal waargebeurd, dus hij kan er allemaal weinig aan doen als het niet voldoet aan de normen van de literatuur met een grote L. Sinds hij 'voor de grap' een bestseller over Kessels heeft geschreven 'is het uit de hand gelopen. [...] Geen peil meer op te trekken, geen klok meer op gelijk te zetten. Op deze manier winnen we de Nobelprijs natuurlijk nooit.' Kessels hoort in Tilburg-Noord op zijn flatje te zitten, wat doet hij dan nu in China? 'Shanghai? Cockroach Hotel? Rare stijlbreuk. Die ik als auteur zeker mag zien te lijmen.' Maar ik-de-auteur heeft ook niet het benodigde overzicht om die taak naar wens te volbrengen: 'Ieder leven is voorbestemd om in een verhaal te eindigen, en J. Kessels heeft de pech of het geluk dat ik dat verhaal vertel. Voor zover ik het kan volgen althans.'
Kessels blijkt in Shanghai te zitten omdat hij verliefd is geworden op het nichtje van de afhaalchinees waar hij altijd zijn bak bami goreng compleet haalt. 'Thomése' wist hier niets van. J.Kessels: The Novel was waargebeurd, er was 'aan dat bezopen boek geen komma gelogen', maar hij had het wel geschreven zonder medeweten van Kessels zelf. Daarom is het wellicht niet vreemd dat hij zijn verliefdheid nu verborgen heeft gehouden en met stille trom is vertrokken, hij zal immers geen zin gehad hebben 'het hele verhaal straks zeker als paperback voor 16,95 euro in de schappen van de grote winkelketens' terug te vinden. Hier prijst de roman zichzelf als pulp aan - en dus ook weer niet.
Thomése vliegt naar China met een andere beste vriend van Kessels, Peer Sonnemans. Ook die bestaat echt, vergeet de auteur-verteller vooral niet te benadrukken. Peer is nogal een slome: 'Het is misschien onsympathiek om als schrijver een personage zo af te vallen, en zeker als dat personage echt bestaat en gewoon in Tilburg blijkt te wonen. [...] Hij bestaat, ja, en hij heeft mij opgebeld. Ik niet hem, voor alle duidelijkheid. Hij is er zelf mee begonnen, die kleine zeikerd, hij heeft zich aan mij opgedrongen, met dat geouwehoer van hem. Ik niet aan hem. Alsof ik er blij mee ben dat hij in mijn boek terecht is gekomen, zo'n waardeloze lulhannes die nergens iets van snapt.'
Hij is dan wel de schrijver, dat wil niet zeggen dat hij alles zomaar kan verzinnen. De gebeurtenissen en de figuren zijn nu eenmaal allemaal naar het leven getekend, en dus is 'Thomése' met handen en voeten geketend aan de werkelijkheid: 'Een beetje wegretoucheren, een beetje opwaarderen, jaja, ik snap het, wat wegmoffelen hier, wat erbij smokkelen daar. Het bekende gesjoemel. Nee, Tilboknakker, zo werkt dat niet bij ons in de literatuur. Ik maak het niet mooier dan het is. Ik schrijf gewoon op wat er gebeurt, hier op het papier [...] Een kutboek wordt het sowieso, die mag je alvast bijschrijven.'
In Shanghai roepen ze de hulp in van de daar woonachtige Bredanaar de Schel, een al even grote zeverzak als Peerke, tot ongenoegen van de auteur-verteller: 'Naarmate deze twee aan elkaar gewaagde Brabo's aanweziger werden, werd ik steeds stiller. Een schrijver hoort zijn eigen personages niet af te vallen, dat is waar. Maar, zeg ik ter verdediging, ik heb hier niet om gevraagd, om deze uit de hand gelopen bijfiguren. J. Kessels is mijn hoofdpersoon, en bovendien mijn beste vriend. Om hem draait het allemaal. Deze slappe gasten hoeven van mij eerlijk gezegd niet. Wat een stijlloze zeikerds, o god o god, die zich er alleen maar in hebben weten te praten omdat ze toevallig echt bestaan. Even niet opgelet en je krijgt ze niet meer weggedacht. Nou, als dat je enige verdienste is: je schreeuwend aan de werkelijkheid opdringen en op die manier in een boek terechtkomen.'
Kortom: al die platheid en al dat gescheld zijn niet de schuld van de schrijver, die verrekte kutpersonages, die zijn nu eenmaal zo (b)anaal: 'Kijk, als J. Kessels Breda afzeikt, dan heeft dat nog enig niveau. J. Kesselsniveau om precies te zijn. Maar dit is niet geestig, dit is gewoon plat, grof en anaal. Te flauw voor woorden dus. De Schel en Peer Sonnemans zijn, zoals ik het zie, twee waardeloze personages die hard bezig zijn deze roman tot een shitboek te maken dat je niet voor je plezier gaat lezen, laat staan dat je er iets van opsteekt.' (Saillant detail is dat Thomése die waardeloze Peer laat zaniken over de mensenrechtensituatie in China, een heerlijke steek onder water aan het adres van Ramsey Nasr, die zich door het schrijvers de mond snoerende Chinese regime liet uitnodigen voor een boekenbeurs en dacht daar wel even de mensenrechtensituatie te kunnen aankaarten.)
De toespelingen op de vermeende normen van de Literatuur zijn talloos: 'Ik ga in een roman niet zitten zaniken over geld. Dat is niet literair, het drukt namelijk geen universele waarde uit, zelfs niet wanneer ik die lullige yuans braaf zou terugrekenen naar de euro - die waarschijnlijk allang afgeschaft blijkt te zijn, die hele kuteuro, op het moment dat de diepere en waarachtige betekenis van Het bamischandaal eindelijk tot de hongerige lezersscharen zal zijn doorgedrongen.' En: 'Waar gáát dit over, dacht ik bij mezelf. Toch schrijf ik het voor de zekerheid maar op. Je weet nooit waar je het later voor kunt gebruiken.'
Ook de vermenging van hoog en laag is een constante, bijvoorbeeld in een verwijzing binnen één zin naar het hoogste van het hoogste en het laagste van het laagste. Om Kessels te vinden in die megadrukke stinkstad is een wonder nodig: '"Magic," hamert Nabokov in zijn Lectures on Literature. Schrijven is magic, magic, magic. Maar je kunt het ook overdrijven, vind ik. Ik ben Harry Potter niet, dat kutventje, godsakke. Het moet niet gekker worden. Het bamischandaal is zo al ongeloofwaardig genoeg, ik ga hier echt niet ook nog eens de magician spelen.'
In tegenstelling tot The Novel, waar 'Thomése' er vanaf zag een Hamburgs hoertje aan te duwen, gaat hij in Het bamischandaal wel uitgebreid van bil. Ook dát is niet echt literair, geeft hij toe: 'Sorry mensen, het is altijd een beetje gênant als een auteur uitgebreid gaat liggen neuken in zijn eigen boek, maar het moet even, niks aan te doen, ik kan het gewoon niet tegenhouden. Sommige dingen gebeuren, en in mijn vak heb je dan de pech dat je lezers ongevraagd kunnen meegenieten van jouw particuliere pompbewegingen die onder meer vanwege je bedenkelijke uiterlijk ook nog eens niet de schoonheidsprijs verdienen.' Thomése ligt non-stop te krikken met een lelijk wijf uit Aarle-Rixtel ('Anus-Rectum'), en Peerke en de Schel fietsen elke dag dezelfde route door de stad met een groep Duitse homo's. Kessels blijft zo onvindbaar, het verhaal dreigt vast te lopen.
Maar de auteur claimt uiteindelijk toch zijn almacht: waarom zou hij Kessels niet gewoon tegenkomen op de stoep voor het hotel? De hypothese stellen is hem bewijzen, daar ben je immers schrijver voor: 'Als mijn theorie klopte - en waarom zou ze niet kloppen (ik was immers de schrijver van dit boek, en al probeerden bepaalde personen of personages er de hele tijd op hun domst doorheen te schreeuwen, ik hield de regie stevig in handen) - moest mijn vriend mij vanzelf een keer tegen het lijf lopen. In de literatuur bestaan nu eenmaal wetten. Daar is over nagedacht. Een schrijver ging in zijn eigen roman heus niet voor niets voor zijn Shanghaise lowbudgethotel op de stoep zitten. Zoiets had een reden. En je hoefde echt geen Nederlandse taal- en letterkunde bij zo'n moeilijk formulerende tekst-en-uitleg-professor te hebben gestudeerd om die reden te kunnen snappen.' En inderdaad, daar komt J. Kessels al naar buiten gewandeld.
Met Het bamischandaal is Thomése nog verder gegaan dan met J.Kessels; hij heeft nog meer gedurfd plot, spanningsboog, karaktertekening, etc. tot een minimum te beperken. De ironie ligt er nog dikker bovenop, de zelfspot is nog overheersender, het literaire spel daardoor nog gewaagder. Daar kleeft wel een inherent manco aan: je kunt de nietszeggendheid van je roman wel door en door ironiseren door steeds zelf alvast te melden dat het inderdaad een kutverhaal is, maar het wordt daardoor nog niet het tegenovergestelde, integendeel: blijft een kutverhaal. Met andere woorden: Het bamischandaal is gewoon niet zoveel aan. Het schrijfplezier spat er wel weer vanaf en Thomése bewijst zich opnieuw als taalvirtuoos, maar herlezen is bijvoorbeeld minder aantrekkelijk dan bij Kessels het geval was - die boeiende metafictionele laag ten spijt.
In het dankwoord wordt ook 'P.F. Thomése' bedankt voor zijn 'bereidwilligheid om zich hiervoor te lenen'. En de disclaimer luidt: 'Dit is een roman. Personen die hier onder hun eigen naam optreden, doen dit op eigen risico.' Ironischer, speelser, literairder kan het bijna niet.
*****
zaterdag 2 maart 2013
Zeven dagen lang (152)
24 februari t/m 2 maart
ZONDAG Studio Voetbal
Als Ronald Waterreus het voor het zeggen zou hebben, dan kreeg Jeremain Lens nog een lintje ook voor zijn dwaze actie...
MAANDAG Verkiezingen Italië
'Oud-premier Berlusconi werd bij zijn stembureau in Milaan opgewacht door drie actievoersters met blote borsten.' (NOS)
Het kan aan mij liggen, maar als er één manier van actievoeren is waarmee je Silvio echt niet kwaad maakt, integendeel, dan is het deze wel...
DINSDAG De spijker op de kop
'Een concert van Bruce Springsteen duurt langer dan de gemiddelde carrière van een Idols-winnaar.' (Kluun)
WOENSDAG De man met de macht
Verslaggever: 'Meneer Pechtold, het lijkt wel of u niet in de oppositie zit maar deel uitmaakt van de regering.'
Niets nieuws onder de zon, Rutte-II was bij aanvang al Pechtold-I.
DONDERDAG Conclaaf
Ik begrijp eindelijk de noodzaak van het celibaat: anders hadden al die kardinalen nooit met z'n allen tegelijk bij elkaar kunnen komen om een nieuwe paus te kiezen; dan had kardinaal A moeten afzeggen omdat z'n dochter jarig is, of kardinaal B z'n vrouw moet werken en hij moet op de koters passen... nu hebben al die vrijgezelle heren alle tijd. Slimme jongens, die katholieken.
VRIJDAG Tweedeling
President Obama moet noodgedwongen tekenen voor een pakket met automatische miljardenbezuinigingen nu de Democraten en Republikeinen in het Huis niet tot een akkoord zijn gekomen. Dit werpt nu al een donkere schaduw over zijn tweede termijn; het is van een wrange ironie dat zo'n verlichte president geketend is door krachten die groter zijn dan hijzelf. Het is overigens opmerkelijk dat toen deze kwestie eind vorig jaar al speelde de journaals er elke dag mee openden, terwijl het nu een nieuwsbericht als alle andere lijkt te zijn.
Deze week is wel duidelijk geworden dat de polarisatie overal de democratie in gijzeling houdt - een attribuut van elke crisis? Italië, de Verenigde Staten, Nederland: de 'winnaar' van de verkiezingen heeft overal een pyrrusoverwinning geboekt, want autonoom regeren is onmogelijk als gevolg van het politieke bestel. Je hoort weleens beweren dat ons meerpartijenstelsel coalitievorming bijkans onmogelijk maakt en we beter af zouden zijn met een tweepartijenstelsel, maar de huidige problematiek in Amerika toont aan dat ook dat systeem geen garanties biedt: als er een tweedeling is, dan doordringt die alle geledingen van politieke meningsvorming, regeringsvorming en besluitvorming.
ZATERDAG Omwenteling
Diederik Samsom zei vandaag op een partijbijeenkomst dat de Arabische Lente 'nog lang zal duren. Hij verwees naar Oost-Europa, waar de democratie jaren na de val van het communisme nog steeds niet overal volledig is ingevoerd.' (teletekst)
Een kortzichtige vergelijking. De Europese transitie van communisme naar kapitalisme was en is wel even wat anders dan de huidige Arabische overgang van een semi-dictatoriaal bewind naar een theocratische dictatuur; voor de gemiddelde Libiër of Tunesiër zal de samenleving na de revolutie meer trekken vertonen van een totalitair systeem als het communisme dan van een democratische kapitalistische samenleving.
Dat politici als Samsom denken dat democratie iets is wat je kunt 'invoeren' is misschien wel hun grootste denkfout.
ZONDAG Studio Voetbal
Als Ronald Waterreus het voor het zeggen zou hebben, dan kreeg Jeremain Lens nog een lintje ook voor zijn dwaze actie...
MAANDAG Verkiezingen Italië
'Oud-premier Berlusconi werd bij zijn stembureau in Milaan opgewacht door drie actievoersters met blote borsten.' (NOS)
Het kan aan mij liggen, maar als er één manier van actievoeren is waarmee je Silvio echt niet kwaad maakt, integendeel, dan is het deze wel...
DINSDAG De spijker op de kop
'Een concert van Bruce Springsteen duurt langer dan de gemiddelde carrière van een Idols-winnaar.' (Kluun)
WOENSDAG De man met de macht
Verslaggever: 'Meneer Pechtold, het lijkt wel of u niet in de oppositie zit maar deel uitmaakt van de regering.'
Niets nieuws onder de zon, Rutte-II was bij aanvang al Pechtold-I.
DONDERDAG Conclaaf
Ik begrijp eindelijk de noodzaak van het celibaat: anders hadden al die kardinalen nooit met z'n allen tegelijk bij elkaar kunnen komen om een nieuwe paus te kiezen; dan had kardinaal A moeten afzeggen omdat z'n dochter jarig is, of kardinaal B z'n vrouw moet werken en hij moet op de koters passen... nu hebben al die vrijgezelle heren alle tijd. Slimme jongens, die katholieken.
VRIJDAG Tweedeling
President Obama moet noodgedwongen tekenen voor een pakket met automatische miljardenbezuinigingen nu de Democraten en Republikeinen in het Huis niet tot een akkoord zijn gekomen. Dit werpt nu al een donkere schaduw over zijn tweede termijn; het is van een wrange ironie dat zo'n verlichte president geketend is door krachten die groter zijn dan hijzelf. Het is overigens opmerkelijk dat toen deze kwestie eind vorig jaar al speelde de journaals er elke dag mee openden, terwijl het nu een nieuwsbericht als alle andere lijkt te zijn.
Deze week is wel duidelijk geworden dat de polarisatie overal de democratie in gijzeling houdt - een attribuut van elke crisis? Italië, de Verenigde Staten, Nederland: de 'winnaar' van de verkiezingen heeft overal een pyrrusoverwinning geboekt, want autonoom regeren is onmogelijk als gevolg van het politieke bestel. Je hoort weleens beweren dat ons meerpartijenstelsel coalitievorming bijkans onmogelijk maakt en we beter af zouden zijn met een tweepartijenstelsel, maar de huidige problematiek in Amerika toont aan dat ook dat systeem geen garanties biedt: als er een tweedeling is, dan doordringt die alle geledingen van politieke meningsvorming, regeringsvorming en besluitvorming.
ZATERDAG Omwenteling
Diederik Samsom zei vandaag op een partijbijeenkomst dat de Arabische Lente 'nog lang zal duren. Hij verwees naar Oost-Europa, waar de democratie jaren na de val van het communisme nog steeds niet overal volledig is ingevoerd.' (teletekst)
Een kortzichtige vergelijking. De Europese transitie van communisme naar kapitalisme was en is wel even wat anders dan de huidige Arabische overgang van een semi-dictatoriaal bewind naar een theocratische dictatuur; voor de gemiddelde Libiër of Tunesiër zal de samenleving na de revolutie meer trekken vertonen van een totalitair systeem als het communisme dan van een democratische kapitalistische samenleving.
Dat politici als Samsom denken dat democratie iets is wat je kunt 'invoeren' is misschien wel hun grootste denkfout.
Abonneren op:
Posts (Atom)