De liefde die Feyenoord heet is de mooie titel van een boek uit 1999 van Peter Blokdijk, Ronald Giphart en Rob van Scheers. Het beschrijft het seizoen 1997/1998, een ellendig seizoen voor Feyenoord, zoals in die jaren zovele. Niet alleen Ajax en PSV eindigen ver boven de Rotterdammers, zoals in die tijd zo vaak, ook Vitesse verdwijnt ver uit het zicht. Willem II wordt ternauwernood voorgebleven.
Ik las het boek toen ik twaalf was, met de spreekwoordelijke schok der herkenning. Eén scène is me altijd bijgebleven. De wedstrijd Feyenoord-Ajax in De Kuip, op 5 april, de 29ste speelronde. Arie Haan is voor de Kerst al ontslagen, maar onder Leo Beenhakker is het niet veel beter gegaan; Ajax is in theorie alweer kampioen. In de 74ste minuut scoort Ronald de Boer de enige goal van de wedstrijd: 0-1. De supporters treuren maar verbijten de pijn.
Dat verandert wanneer plotseling boven hun hoofden de kreet 'Ajax! Ajax!' klinkt, kakkineus en met een zweem van dronkemansgebral. De leus wordt voortgebracht door een moddervette klootzak in pak en stropdas, die vanaf het ereterras over de railing leunt, zijn vetrollen over de rand gulpend, om de Feyenoordfans vanuit de hoogte tot op het bot te vernederen, tot in hun ziel te krenken met zijn leedvermaak. Een collectieve woede van ongekende proporties breekt los, de fans schelden hun kelen schor, zouden dat varken het liefst villen. Maar hij is onbereikbaar.
Zo althans herinner ik mij die passage. Wie weet staat het er in werkelijkheid ietwat anders, maar het gaat om het archetypische van de situatie. Het boek beschrijft namelijk trefzeker de diepe vernedering die de Feyenoordsupporter in die tijd standaard heeft te ondergaan. We schrijven midden jaren negentig. Het zijn gloriejaren voor Ajax en tropenjaren voor Feyenoord, de toename van de hoofdstedelijke arrogantie en de toename van het minderwaardigheidsgevoel zestig kilometer zuidelijker houden gelijke tred.
Mijn allervroegste voetbalgerelateerde herinneringen gaan terug tot 1993/1994. Ik was toen 7 jaar. U moet bedenken dat de laatste landstitel van Feyenoord dateerde van 1992/1993, de volgende - en tot op heden laatste - titel zou pas in 1999 worden binnengesleept, toen ik inmiddels naar de middelbare school was getransfereerd. Mijn gehele bewust meegemaakte lagereschooltijd valt dus samen met de dominantie van Ajax en de magere jaren van Feyenoord. Pas nu, met terugwerkende kracht, kan ik die periode beter plaatsen.
Van huis uit ben ik grootgebracht met Feyenoord. Wij waren Feyenoorders, we gingen naar de Open Dag, bezochten als het kon een thuiswedstrijd in die indrukwekkende Kuip. Maar het waren de donkere jaren negentig, alles draaide om Ajax, om Amsterdam, dat werd er keer op keer ingewreven, ook door de media. Louis van Gaal brulde dat ze ook de besten van Rotterdam waren. Op school had ik een paar vriendjes - neutraal opgevoed - die ook voor Feyenoord werden, maar een voor een raakte ik ze kwijt aan de vijand.
Supporter zijn van Feyenoord is voor mij dan ook bijna synoniem met vernedering en lijden. De ziekte die Feyenoord heet was misschien een betere titel voor het boek geweest, heeft Giphart jaren later een keer scherp opgemerkt. Die ziekte, die blijkt ook bij mij nog steeds heel diep in het systeem te zitten. Ik merk dat aan bepaalde fysieke reacties. Word je opeens, zomaar, emotioneel als Feyenoord moet spelen. Als je die magische Kuip ziet, en de camera de supporters in beeld neemt. Rationeel denk je dan: wat is dit nou weer. Maar je houdt het niet tegen.
Toen Feyenoord op zondag 24 oktober 2010 met 10-0 verloor van PSV schreef Giphart drie dagen later op zijn blog dat hij bij 2-0 de tv had uitgezet. Voorgevoel van vernedering. Hij citeert Nick Hornby's Fever Pitch, dat magistrale boek over loyaliteit aan een immer ploeterende club (Arsenal): 'Loyaliteit, in voetbaltermen tenminste, was geen morele keuze zoals dapperheid of vriendelijkheid; ze was veeleer iets als een wrat of een bochel, iets waar je mee moest leren leven.' Giphart plaatst alles in de juiste proporties: 'Als Hornby's loyaliteit voor Arsenal te vergelijken is met een bochel, dan is onze liefde voor Feyenoord een bochel, een hazenlip, een open rug, een boksersneus, bloemkooloren en een horrelvoet.'
Hij geeft ook een wenk: 'Feit is dat het er nu "na zondag" op aankomt. Bij voorspoed is het gemakkelijk om supporter te zijn, maar echte clubziekte is: achter je ploeg blijven staan'. Feyenoord krabbelde sindsdien langzaam op, vorig jaar werd de rug gerecht, en dit seizoen lijkt er een speciale sfeer om de stadionclub te hangen, is de ziekte pardoes een kampioenskoorts geworden. Het gaat de club financieel weer voor de wind, op het veld klopt alles, het halve elftal staat in Oranje. Iedereen lijkt het Feyenoord ook te gunnen. In de laatste VI staat een enquête onder representanten van de 14 niet-titelkandidaten. Van hen hebben er 9 de verwachting dat Ajax kampioen wordt, tegen maar 2 Feyenoord. Slechts 3 hebben echter de voorkeur voor Ajax, tegen maar liefst 6 Feyenoord. We worden opeens vriendelijk over onze bochel geaaid.
Het zal er ook dit jaar wel weer niet van komen. Ajax zal het wel worden. Zoals 'altijd'. En altijd zal die vetzak van toen weer opdoemen, in een of andere gedaante, zoals twee jaar geleden nog in de persoon van Jan Vertonghen, die in de microfoon tetterde dat we 'maar kut kakkerlakken' zijn. We vloeken dan hardop, en vervloeken in stilte. Maar we koesteren onze ziekte, die gelukkig ongeneeslijk is, de mooiste ziekte ter wereld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten