woensdag 27 maart 2013

Tommy Wieringa - Dit zijn de namen

Tommy Wieringa - Dit zijn de namen. De Bezige Bij (2012), 303 blz.

Voor Dit zijn de namen, na Caesarion (2009) zijn tweede roman sinds het verpletterend succesvolle Joe Speedboot (2005), is Tommy Wieringa het ver gaan zoeken. Over het land, de regio, de plaats waar het verhaal zich afspeelt komen we eigenlijk niet méér te weten dan dat er een grote steppe is met aan de grens ervan een stad waarin nepotisme en misdaad welig tieren. Op basis van namen van enkele personages en plaatsen - Vitaly, Oksana, Michailopol - wordt een oost-Europese of Slavische context gesuggereerd.

'De man van Asjchabad' wordt ook iemand genoemd. Ik vermoed dat maar weinig lezers - ik in ieder geval niet - paraat hebben dat dat de hoofdstad is van Turkmenistan. Ook is een keer sprake van 'Samarkand', wat dan weer een provincie in Oezbekistan blijkt te zijn. Ook als we dit weten schieten we er weinig mee op: zijn er mysterieuzer landen dan die -stanlanden daar in West-Azië? Zo blijven personen en plaatsen grotendeels naar zichzelf verwijzende elementen die de lectuur nauwelijks in een herkenbare topografische, historische of actuele context vastpinnen.

De naam van de hoofdpersoon is ook al zo'n ongedefinieerd element dat de oriëntatie bemoeilijkt: Pontus Beg. Een voornaam die eerder Scandinavische associaties oproept en een achternaam die vrijwel inhoudsloos is. Beg is een oude politiecommissaris die de alcohol en de zwaarmoedigheid maar ternauwernood de baas weet te blijven. In de even genummerde hoofdstukken vernemen we van zijn moeizame bestaan in een door en door corrupte en verloederde omgeving.

In de oneven hoofdstukken wordt de schier eindeloze tocht over een kale steppe beschreven van een groepje vluchtelingen - een kind, een vrouw en vijf mannen, onder wie ook een neger die met de nek wordt aangekeken. Ze ploeteren uitgehongerd voort in de hoop de bewoonde wereld te bereiken. Heel lang is die hoop ijdel, wat overslaat op de lectuur: deze hoofdstukken zijn nogal saai en stuurloos. Ook de belevenissen van Beg zijn die naam overigens nauwelijks waard. Ik moest soms denken aan Publiek geheim van Bernlef, ook zo'n klinische, bloedeloze roman. Dat verandert gelukkig wanneer Beg kennismaakt met rabbijn Zalman Eder, de laatste jood van de stad, en hij ontdekt dat hij mogelijk joodse roots heeft. De gesprekken tussen Beg en Eder zijn boeiend en de beschrijvingen van de oude synagoge beeldrijk.

Dit zijn de namen is sowieso zorgvuldig geschreven. Dat wil zeggen: ik heb het zorgvuldig moeten lezen om de plot te kunnen volgen. Slechts zelden veroorlooft Wieringa zich een passage die doet denken aan de zorgeloze zwier van Joe Speedboot: 'De kleine boerderij met het rieten dak en de witte lemen muren keerde soms in zijn dromen terug. De vriendelijke blauwe deuren en luiken, het verdorde veldje zonnebloemen, ritselend in de wind als het herfst geworden was, en de zomer alweer achter je lag zonder dat je daar verdacht op was geweest.' (82)

Pas op bladzijde 183 komen de verhaallijnen samen en krijgt de roman enige vaart en suspense. De vluchtelingen hebben de stad van Beg bereikt en zorgen er voor onrust. Ze blijken het afgehakte hoofd van de neger bij zich te dragen. Uit ondervragingen blijkt dat zij hem, nadat ze hem eerst uit angst vermoord hadden, van lieverlede als een soort god zijn gaan zien die ze met onzichtbare hand de juiste kant op heeft gedirigeerd.

De zich inmiddels in de joodse geschriften verdiepende Beg ziet een parallel met de tocht van de uitverkoren joden door de woestijn, die de botten van Jozef bij zich droegen. Het boek Exodus begint met de zin: 'Dit zijn de namen van de zonen van Israël'. Beg herkent de gelijkenis met het verhaal van de vluchtelingen, maar hij beseft ook dat banale omstandigheden bepalen of een gebeurtenis kan uitgroeien tot mythe en uiteindelijk een geloof: 'Ik denk aan omstandigheden, andere dan nu, in een andere tijd, waarin zoiets... een groter belang had kunnen krijgen, als het de kans had gehad menigten te infecteren.' (277)

Belangrijk is ook dat nergens duidelijk wordt of Beg inderdaad joods is; hij kiest er min of meer voor dat het zo is, en zonder ook maar in zoiets als een almachtige God te geloven. Religie is in Dit zijn de namen dus bij uitstek een aards gegeven, een vlucht uit de hopeloze dagelijkse werkelijkheid.

*****

Geen opmerkingen: