donderdag 31 maart 2011

Menno Lievers - De val van Hippocrates

Menno Lievers - De val van Hippocrates. De Bezige Bij (2009), 287 blz.

De val van Hippocrates, de debuutroman van Menno Lievers, bevat een van de ontroerendste openingspassages die ik ken:

'Het was een vrije woensdagmiddag in de late zomer, het schooljaar was net begonnen. Mijn broer kwam mij achterop. Hij was in paniek, zo erg dat hij moest huilen.
"Ik ga dood," snikte hij. "Ik ga dood. Voel maar, mijn hart klopt."
Ik probeerde hem gerust te stellen en hem van het tegendeel te overtuigen.
"Voel dan!" Hij pakte mijn hand en legde die op zijn borstkas.
Vanzelfsprekend had ik hem getroost.'
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik hier niet helemaal eerlijk ben. Er gaan aan deze passage nog vijf zinnen vooraf en strikt genomen is het dus niet de openingspassage. Maar toch de moeite van het citeren waard: sentiment zonder dat het goedkoop wordt, emotie zonder effectbejag.

De vanzelfsprekendheid van het troosten is voor ik-verteller Erik Liefco het resultaat van zijn familiegeschiedenis. Hij is genoemd naar zijn grootvader, die arts was, en hij ambieert zelf ook dat beroep. Hij slaagt er echter niet in een opleidingsplaats te verkrijgen. Bovendien is zijn privéleven een zootje. Zijn broer is op jonge leeftijd omgekomen bij een val in een ravijn en Liefco kampt nog steeds met schuldgevoelens en de door die tragedie ontstane moeizame verhouding met zijn moeder.

Twee groepen lezers moeten deze roman zeker níet lezen: zij die een zwakke maag hebben en zij die in de toekomst in een ziekenhuis zouden willen werken. Lievers trekt alle registers open als het om ziekenhuisgerelateerde smerigheid, ranzigheid en inadequate lichaamsverzorging gaat. Alles komt voorbij, van doorligwond tot fecaal braken en van vleesbomen tot totaalruptuur perinei.

Maar ook de omgangsvormen zijn vuil en vies. Artsen die in een maatschap werken maar hopeloos overhoop liggen met elkaar, patiënten die aan hun lot worden overgelaten, verpleegsters die zo'n beetje alle arts-assistenten al gehad hebben, het ziekenhuis blijkt één groot gekmakend wespennest. Liefco draagt er ook zijn steentje aan bij, al is hij vaker slachtoffer dan aanstichter van het gedoe. Aan het eind wordt hij gearresteerd omdat er wel heel veel patiënten waar hij bij betrokken was onder verdachte omstandigheden zijn overleden. Een Lucia de B.-allusie, wat Lievers in zijn 'verantwoording' overigens ook expliciet aangeeft.

De status van Liefco in het verhaal is nogal verwarrend. Hij is de goedhartige patiëntenvertrouweling, de hardwerkende arts-assistent en het schijnbaar machteloze slachtoffer van moedwil en misverstand. Maar hij is ook een zelfverklaarde viespeuk, een notoire vreemdganger en alcoholist, én zo'n oliedomme vent die een Zuid-Amerikaanse prostituée trouwt om haar aan een paspoort te helpen en dan nog verbaasd is wanneer zij het hazenpad kiest en ergens op een vliegveld gearresteerd wordt met een paar kilo cocaïne. Bovenal is hij getraumatiseerd door de dood van zijn broer en de verstikkende noodzaak om aan de verwachtingen van zijn moeder te voldoen.

Heeft Liefco dan misschien toch een dubieus aandeel gehad in de dood van de patiënten? Is hij daarmee wellicht een onbetrouwbare ik-verteller? Zijn gespleten persoonlijkheid sluit het niet uit. Het maakt herlezing in ieder geval de moeite waard. Al betekent dat nogmaals het doorworstelen van bijna driehonderd pagina's met vrolijke medische observaties van de categorie 'zout-zure lucht van urine en geronnen bloed, en de geelwitte smeer die op de wijsvinger en middelvinger van mijn handschoen zat'. Brrrr.

*****

maandag 28 maart 2011

Gezien: De Aanslag

Wanneer: Woensdag 23 maart, 20.00 uur
Waar: Theater aan de Parade, 's-Hertogenbosch
Wat: De Aanslag (bewerking: Léon van der Sanden; regie: Ursul de Geer)
Wie: Victor Löw, Peter Bolhuis, Marjolein Ley, Nelleke Zitman en Ayal Oost

De Grote Zaal van het Theater aan de Parade was afgelopen woensdagavond afgeladen vol voor de toneelbewerking van Harry Mulisch' klassieker De aanslag. Eerder werd de roman al succesvol verfilmd, de toneelversie is nu genomineerd voor de AVRO Toneel Publieksprijs 2011.

De roman bestrijkt een periode van 37 jaar (1944-1981). Léon van der Sanden heeft dit overgenomen in zijn bewerking van de geschiedenis van Anton Steenwijk. De vijf acteurs spelen alle rollen en veranderen dus nogal eens van leeftijd en personage. Zo speelt Nelleke Zitman de moeder van Anton én diens schoonmoeder en kruipt Ayal Oost in de huid van zowel Antons broer Peter als van Fake Ploeg jr., de zoon van de voor het huis van de Steenwijks geliquideerde NSB'er, en van Antons eigen zoon Peter.

Wisselen de acteurs zodoende regelmatig van kledij, Victor Löw, die Anton speelt, doet dat als enige niet. De hele voorstelling draagt hij hetzelfde nette pak. Vooral aan het begin komt dat wat vreemd over - de twaalfjarige Anton in 1944 gekleed als een hedendaagse volwassene -, maar het sluit bij nader inzien mooi aan bij het perspectief. Anton vertelt namelijk zelf zijn geschiedenis en beleeft als het ware vanuit het nu opnieuw die turbulente episodes uit zijn leven.

Löw heb ik nooit een opzienbarende acteur gevonden en eigenlijk past hij dan ook wel goed bij de wat vlakke Anton Steenwijk. Dit bedoel ik niet per se negatief, Löw is gewoon de juiste man voor dit personage. De glansrol is in De Aanslag toch wel weggelegd voor Peter Bolhuis. Of beter: de glansrollen. De imposante Bolhuis is al meteen overtuigend als de Spinoza lezende en voor humanitas pleitende vader van het gezin Steenwijk. Ook zijn rol als soldaat Schulz vertolkt hij met verve. Helemaal een verpletterende indruk maakt hij echter als de getraumatiseerde verzetsman Takes. Zoveel emotie, zoveel power. Volstrekt geloofwaardig.

De Aanslag blijft dicht bij het origineel. De al te frequente 'toevallige' ontmoetingen in latere periodes in Antons leven, een zwak element van de roman, zijn in een toneelversie waarin het verhaal in anderhalf uur geperst moet worden niet meer zo storend. Goed is ook dat het stuk volledig recht doet aan de fraaie zinnen en beelden van Mulisch (het leidmotief van de as bijvoorbeeld), al spreekt Löw de woorden soms wel erg snel achter elkaar uit. Ook aanwezig is de thematiek van schuld en onschuld, goed en fout en directe en indirecte verantwoordelijkheid voor de gevolgen van gepleegde en nagelaten daden. Die filosofische laag, die de roman blijvend interessant maakt, verdwijnt gelukkig niet onder het voortrazende geweld van het spannende verhaal.

Ik vraag me wel af of mensen die de roman niet kennen de verhaallijn helemaal kunnen volgen. Vooral de 'puzzel' van de vier Haarlemse huizen, hun respectieve bewoners en het gesleep met het lijk van Ploeg vraagt wellicht wat tijd om in gedachte uit te tekenen, tijd die de kijker niet gegund wordt. Niettemin mag De Aanslag ook op toneel een succes worden genoemd.

zaterdag 26 maart 2011

Zeven dagen lang (55)

20 t/m 26 maart

ZONDAG Nakraaien
Beste tweet in het Kader van de Boekenweek: 'Ga je vanmiddag met het boekenweekgeschenk gratis treinen, neem dan een ander boek mee om te lezen.' (@Bram_Oostveen) 

MAANDAG Jan (75x)Modaal
Topman Jan Hommen van ING ziet bij nader inzien af van zijn bonus: 'Tot mijn spijt moet ik constateren dat de variabele beloning voor de raad van bestuur over 2010 het herstellende vertrouwen van onze klanten en de samenleving [...] hernieuwde schade dreigt toe te brengen.'
Tot mijn spijt, het staat er echt.
Lees ook Chavannes: 'het is onbewezen dat mensen die kundig een bank of een ander groot bedrijf leiden voor "slechts" een miljoen per jaar + kerstpakket daar onvoldoende bevrediging aan ontlenen.'

DINSDAG AK-54
Nauwelijks bekomen van Afghanistan zit Arnold Karskens nu in Libië. Benieuwd met welke muts hij dit keer zal thuiskomen.

WOENSDAG Nog een topman
Ik lees: 'Broertjes burgemeester van Hilversum'
Ik denk: Arme man, heeft dezelfde achternaam als die Volkskranter met strafblad.
Ik lees verder: 'Pieter Broertjes is voorgedragen als burgemeester van Hilversum'
Ik denk verder: Ha, ook nog dezelfde voornaam...
Ik lees nog verder: 'De oud-hoofdredacteur van de Volkskrant staat als eerste op de lijst ...'
Ik houd op met denken.

DONDERDAG Denken
'Toekomst is dat waarmee het denken alleen niet klaarkomt.' (Peter Sloterdijk, Filosofische temperamenten, p.106)

VRIJDAG Klep
Militair historicus Christ Klep beleeft hoogtijdagen. Als deskundige mag hij in elk praatprogramma aanschuiven om over Libië te praten. Hij heeft ook echt wat zinnigs te melden, dat moet gezegd. Maar dat kapsel, daar kan ik maar niet aan wennen. Kom Christ, soms moet een man gewoon toegeven dat ook camouflerend kammen niet meer helpt.

ZATERDAG H&M
Struinend door De Slegte besef ik ineens dat van zo'n beetje alle auteurs die ik het liefst lees de achternaam met de 'H' (Hermans, Hotz, Huygens, Maarten 't Hart, Van der Heijden) of met de 'M' (Van Mersbergen, Meeuse, Mulisch) begint. Die letters vormen samen overigens 'H.M.', zou Harry Mulisch tevreden hebben geconstateerd.

dinsdag 22 maart 2011

Weemoed

De devaluatie van de Nederlandse eredivisie heeft onvermoede gevolgen. Ik ken namelijk enkele kinderen die zeggen voor FC Twente te zijn. Kids uit Brabant welteverstaan, die geen enkele connectie hebben met Tukkerland, met ouders die gewoon voor een van de grote drie zijn. Ze hebben zelfstandig de keuze voor FC Twente gemaakt. Dat was vroeger, toen ik klein was, wel anders.

In de vroege jaren negentig, op de basisschool, was het leven simpel. Je was voor Ajax, Feyenoord of PSV. Die clubs verdeelden elk jaar de posities één, twee en drie. De rest was opvulling. Voor welke van de drie je was hing dan af van je opvoeding of van het enthousiasme van je vriendjes. Je kwam uit een Feyenoord-gezin, of je vader nam je altijd mee naar PSV bijvoorbeeld. Dan was je keuze genetisch bepaald. Of cultureel, voor mijn part.

Mijn kindertijd viel samen met de laatste Europese glorietijd van Ajax. Logischerwijs bezorgde dat veel klasgenootjes die als onbeschreven blad het voetbal tegemoet traden een supportershart voor Ajax. Er waren er zelfs bij die na die zomer van 1995 stilzwijgend maar vastberaden van club waren veranderd.

Dan stond je daar vertwijfeld op een kinderfeestje van een vriendje dat ineens voor Ajax bleek te zijn geworden. Die zorgvuldig ingepakte broodtrommel met Feyenoord-logo die je in je handen hield was van het ene op het andere moment gedegradeerd van een op zeker vreugde brengend cadeau tot een waardeloze prul.

Toen had je ook nog Ed de Goeij en Edwin van der Sar. Mooie tijd. Een Erwin Mulder, een Jeroen Verhoeven, die bestonden nog niet. En vrije trappen op de rand van de 16 waren nog geen garantie voor een doelpunt. Tegenwoordig wel. Elke week weer verbaas ik me over het gemak waarmee vrije trappen binnenploffen. Keepers staan volhardend verkeerd opgesteld. Zij hangen namelijk massaal het geloof aan dat het posteren van het muurtje in de ene hoek impliceert dat zij als keeper in de andere hoek moeten gaan staan. Wie de bal over het muurtje kan tillen mag vrijwel zeker een doelpunt bijschrijven, want de keeper is vervolgens altijd te laat.

Vroeger was er één keeper die zo'n bal toch kon hebben: Oscar Moens. Wie kent hem nog? Tussen 1996 en 2003 keepte Moens 180 wedstrijden voor AZ. Voor Moens was keepen ook voor een belangrijk deel show. Niemand kon zo stijlvol een bal uit de hoek duiken als Oscar Moens. Een katachtige redding heette dat dan. In de schilderachtige Alkmaarderhout was Moens de grootste kunstenaar.

Moens is nog steeds actief. Hij keept nu voor Sparta, dat in de vroege jaren negentig nog een abonnement op de middenmoot had, maar nu is afgegleden tot grijze muis op het tweede niveau. Gisteren verloor Sparta in een sfeerloze Langeleegte op een troosteloze maandagavond met 3-1 van Veendam. Moens blunderde opzichtig bij de 2-0.

Oscar Moens is een anachronisme geworden. Hij behoort tot een voorbije tijd, waarin keepers nog betrouwbare sluitposten waren en de grote drie nog gewoon de beste drie waren. Niet tot een tijdperk waarin Jelle ten Rouwelaar voor het nationale elftal geselecteerd kan worden en kinderen zomaar voor Twente kiezen.

zaterdag 19 maart 2011

Zeven dagen lang (54)

13 t/m 19 maart

ZONDAG Shrek van Gelder
Elke zondag kan Jack van Gelder het in Studio Voetbal niet laten de naam van zijn favoriete club AFC te laten vallen. Vandaag AFC-TOP Oss 0-1, en net nu begint hij er een keer níet over. Druif.

MAANDAG Bosma
Interessante demagoog, Martin Bosma, behalve als hij over klimaatverandering begint. Op wintersport gaan en dan triomfantelijk roepen: ik sta tot mijn knieën in de sneeuw, hoezo opwarming van de aarde? Dat werk.

DINSDAG Bayern-Inter 2-3
Internazionale moet een goudmijn zijn voor last minute gokkers. Je wéét na de 2-2 gewoon dat die 2-3 ook nog wel gaat vallen.

WOENSDAG Oh oh oh...
De Hagenezen van Oh Oh Cherso gingen vorig jaar bijna aan de haal met het Woord van het Jaar voor 'daggeren'.
Dit jaar wil ik Joey 'Matsoe' alvast nomineren voor zijn briljante uitspraak in Oh Oh Tirol: 'Het escaleert uit de hand.' Een adequate typering van het programma.

DONDERDAG Duh
Headline Sp!ts: 'Leeftijd Japanner omlaag'. Vertel dat de nabestaanden van de 20 000 voortijdig omgekomenen...

VRIJDAG Parallel
Overeenkomst tussen hockeymeisjes en Spanjaarden? Altijd luidruchtig en te nadrukkelijk aanwezig.

ZATERDAG Zijn ze weer
'Frisdrank in blik in de lift.' Verkoop is in 2010 met 25% gestegen. Alweer een eclatant succes voor de Vereniging Frisdrank Water Sappen.

woensdag 16 maart 2011

Lezen, lezen, lezen #23: Balkenende-special

Het prachtboek Onze premiers (1901-2002) van Han van der Horst eindigt met Wim Kok. Nu het tijdperk Jan Peter Balkenende definitief ten einde is, is het tijd om ook de 22ste premier sinds Abraham Kuyper op waarde te schatten. Drie boeken geven gezamenlijk een overzicht van de wederwaardigheden van JP als MP.

Rien Fraanje & Jouke de Vries - Gepland toeval. Hoe Balkenende in het CDA aan de macht kwam (2010), 156 blz.
Balkenende is vóór 2001 nooit de gedoodverfde nieuwe leider van het CDA geweest. In oktober 2001 werd hij op het oog vanuit het niets tot politiek leider van de christendemocraten gebombardeerd. Toch was zijn promotie zorgvuldig voorbereid, zij het achter de schermen. In Gepland toeval speelt Balkenende, de ondertitel van het boek ten spijt, een marginale rol. Fraanje en De Vries concentreren zich grotendeels op de machtsstrijd binnen de partij de week voorafgaand aan de troonsbestijging van Balkenende. Jaap de Hoop Scheffer en Marnix van Rij betwistten elkaar toen het fractievoorzitterschap.
De auteurs lijken erg op de hand van Van Rij, wat een gevolg is van hun intentie een stukje geschiedvervalsing te willen rechtzetten. De geijkte opvatting is immers dat partijvoorzitter Van Rij de amokmaker was die aan de stoelpoten van fractieleider De Hoop Scheffer zaagde in zijn blinde ijver zelf eerste man te worden. Van Rij komt echter naar voren als de integere man met de ideeën die niets anders wilde dan de partij weer nieuw elan bezorgen. Een verfrissende herdefiniëring die van de stoffige, defensieve De Hoop Scheffer niet te verwachten viel.
Balkenende was eerder, mede door de invloed van een groepje machtige partijtijgers, op de belangrijke derde plek op de lijst voor de Kamerverkiezingen van 2002 geplaatst - de nummer 2 is altijd een vrouw, de nummer 3 is in principe kroonprins - en stond die niet meer af, ook niet toen het compromisvoorstel om Van Rij op plek drie te zetten aan hem werd voorgelegd. Toen De Hoop Scheffer uiteindelijk murw gebeukt van alle interne tegenstand aftrad en Van Rij besefte door de ontstane beeldvorming nooit diens positie te kunnen overnemen, kwam Balkenende plots in beeld. Nummer twee Maria van der Hoeven had binnen de partij veel goodwill verspeeld nadat ze in het geniep een deal met Van Rij had proberen te sluiten. Balkenende was van onbesproken gedrag.
Gepland toeval laat mooi zien hoe ambitie, beeldvorming en zuivere ideeën en onzuivere belangen een partij intern kunnen verscheuren. De week van 27-9 tot 2-10-2001 speelde zich binnen het CDA een schimmig politiek spel af van conflicten, vriendjespolitiek, binnenbrandjes, gekonkel, lange tenen, korte lontjes en korte lijntjes. Minpunt is dat de reconstructie wel erg gedetailleerd is en soms lastig te volgen met alle instituties en functies die een rol spelen, zoals dagelijks bestuur, partijbestuur, fractievoorzitter, partijvoorzitter, en hoe zij zich tot elkaar verhouden. Je krijgt van de weeromstuit bijna sympathie voor Geert Wilders die meent dat een democratisch doorontwikkelde ledenpartij alleen maar problemen kan opleveren.

Thijs Broer & Max van Weezel - De geroepene. Het wonderlijke premierschap van Jan Peter Balkenende (2007), 208 blz.
Dit boek uit 2007 bestaat uit een verzameling politieke artikelen uit Vrij Nederland over Balkenende. De auteurs hebben deze weliswaar herschreven om er een lopend verhaal van te maken, maar dat heeft niet kunnen verhinderen dat de verzameling soms - met name naar het einde toe - een wat onevenwichtige indruk maakt en dat er enkele storende doublures in staan.
De geroepene sluit van de drie boeken wel het dichtst aan bij de opzet van de beschouwingen van Van der Horst in Onze premiers, waar immers niet zozeer het premierschap van de premiers als wel hun leven voordat zij MP werden belicht wordt. De eerste negen hoofdstukken van De geroepene beschrijven achtereenvolgens Balkenendes Zeeuwse jeugd, Amsterdamse studententijd, gemeenteraadslidmaatschap van Amstelveen en carrière aan het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, waar hij harmonieus samenwerkte met Ab Klink.
Broer en Van Weezel halen hun informatie grotendeels uit gesprekken met direct betrokkenen, zoals, onder vele anderen, Doekle Terpstra, Herman Wijffels, Gerrit Zalm, Jan Schinkelshoek, Wim van de Donk, Jacques Tichelaar, Lodewijk de Waal en René Paas. Uit dit mozaïek van stemmen ontstaat een veelzijdig en redelijk compleet beeld van de houding en manier van werken van Balkenende.
De geroepene verscheen al in 2007 en eindigt met de installatie van Balkenende IV. De auteurs lieten zich leiden door de vraag hoe de brekebeen Balkenende er toch steeds weer in slaagde sterker uit de strijd te komen en de verkiezingen te winnen. De teneur van het boek is dan ook van negatief naar bijzonder positief. Van de eerste drie kabinetten worden vooral de hindernissen en de feilen besproken, zoals de chaotische samenwerking tussen de coalitiepartijen en de verstoorde verhoudingen met het maatschappelijk middenveld. Bij aanvang van de coalitie CDA-PvdA-CU is echter alle kou uit de lucht. De vakbonden zien het weer zitten, intern binnen het CDA is men vol vertrouwen en tussen CDA en PvdA is alles weer pais en vree. De auteurs spreken zelfs lyrisch van 'Het Wonder van Beetsterzwaag', de Friese negorij waar de onderhandelingen plaatsvonden onder bezielende leiding van informateur Herman Wijffels. Balkenende IV zou echter het begin van het einde inluiden voor Balkenende, zo blijkt uit het boek van Wilco Boom.

Wilco Boom - De val van Balkenende. Wat ging er fout? (2010), 156 blz.
De geroepene eindigt behoorlijk euforisch met een soevereine Balkenende die na vier moeizame jaren met de VVD nu met de PvdA eindelijk de polderconsensus heeft bereikt die zo lang had ontbroken: van partijgenoten tot vakbondsleiders en van werkgevers tot coryfeeën: iedereen had er weer vertrouwen in. In De val van Balkenende toont Wilco Boom echter een diametraal beeld van de drie volgende jaren: Balkenende zélf kon nooit echt afscheid nemen van de VVD. De sociaal-economische hervormingsagenda die hij samen met de liberalen doortastend aan het uitvoeren was, stokte nu hij rekening diende te houden met Bos en Rouvoet. En daar kon Balkenende niet mee omgaan.
Fraanje en De Vries bespreken in de epiloog van hun boek nog summier de periode dat Balkenende aan de macht was. Ze concluderen dat de strategie die hem binnen de partij aan de macht had gebracht, namelijk het om zich heen verzamelen van loyale geestverwanten, uiteindelijk zijn ondergang betekende. Loyaliteit was in 8 jaar langzaam maar gestaag verworden tot kritiekloos jaknikken waardoor Balkenende het contact met de partij verloor. Dat is ook de conclusie van Boom. De premier liet zich omringen door een parasitaire hofhouding. Toen hij voor zijn laatste kabinet bovendien alle Balkenendianen en toptalenten uit de partij haalde om ze in het kabinet te installeren, raakte het evenwicht tussen fractie en partij zoek.
Dat was de interne reden voor de val van Balkenende. Extern was de val van zijn laatste kabinet voor de verandering eens niet alleen maar de schuld van de coalitiepartner(s), zoals dat voorheen met achtereenvolgens de LPF en D66 wel het geval was geweest volgens de publieke opinie. Nu droeg ook de PvdA weliswaar een deel van de schuld door uit electoraal oogpunt de coalitie pootje te lichten met Uruzgan als legitimatie, maar de kiezer had het gedoe rond het onderzoek van de commissie-Davids naar de Irak-besluitvorming nog vers in het geheugen. De samenwerking tussen CDA en PvdA was bovendien een wassen neus gebleken. Balkenende regeerde alsof hij nog steeds met de VVD samenwerkte. De conclusie van Boom is dan ook dat Balkenende niet de juiste minister-president was voor een kabinet met de christendemocraten en de sociaaldemocraten.
Pijnlijk is ook dat zowel Balkenende zelf als een groot deel van de CDA'ers liever had gezien dat Camiel Eurlings het stokje had overgenomen na de val van Balkenende III. Die inmiddels bekende onthulling is de verdienste van Boom. Zijn heldere, met veel vaart geschreven boek is een absolute aanrader.

Conclusie
De drie besproken boeken belichten uiteenlopende aspecten en periodes van Jan Peter Balkenende, maar over één ding zijn de auteurs het roerend eens: op de cruciale momenten was Balkenende (te) afwezig, toonde hij niet het leiderschap dat zijn functie vereist, miste hij het charismatische vermogen om boven de partijen uit te stijgen en de neuzen dezelfde kant uit te krijgen of een moeilijke knoop door te hakken. Balkenende was een harde werker, in de beste calvinistische traditie, een intellectueel met welomlijnde ideeën over staatsinrichting en -hervorming, maar van de leider van het land mag iets meer verwacht worden.
Ik was 16 toen Balkenende premier werd, ik was 24 toen hij afscheid nam. Mijn jaren van politieke bewustwording en oriëntatie zijn dus voor een belangrijk deel bepaald door Balkenende. Gedurende die jaren heeft zich één overtuiging rotsvast in mij verankerd: dat Balkenende altijd te goeder trouw was. Hoeveel fouten hij ook maakte, hoe stuntelig hij ook overkwam, ik had nooit het gevoel met een volksverlakker, met een non-valeur van doen te hebben. In De geroepene staat een illustratief citaat van Ferd Crone (PvdA) over de mislukte onderhandelingen van 2003 tussen CDA en PvdA: '[Balkenende] had het er zichtbaar moeilijk mee. Zijn stem brak, zijn ogen werden vochtig. Het was duidelijk wie de hardliners waren: Verhagen en Wijn. Ze zaten die avond ontzettend stoer te doen - als corpsballen die er lol in hadden dat wij door de mangel werden gehaald. Maxime en Joop zien de politiek als één groot spel. Zo zit Jan Peter niet in elkaar.'
Een belangrijk bezwaar tegen Balkenende is niet eens zozeer zijn gebrek aan charisma, maar zijn economische ideeënontwikkeling. In De geroepene is mooi de geleidelijke overgang aan te wijzen. Bij het WI was Balkenende voortdurend op zoek naar een duurzaam evenwicht tussen staatsbemoeienis en vrije markteconomie, maar onder invloed van de VVD werd hij meer en meer een omarmer van de privatiseringspolitiek.
Balkenende miste de typisch katholieke elasticiteit waarover bijvoorbeeld een Lubbers wel beschikte. Het katholieke element van de christendemocratie - balans vinden tussen vrijheid en gelijkheid vanuit het oogpunt van broederschap en gemeenschapszin - is onder Balkenende ondergesneeuwd geraakt. Samenwerkingen tussen CDA en PvdA zijn feitelijk altijd problematisch geweest (Van Agt II, Lubbers III) en Balkendende IV is daar de trieste bevestiging van. Blijkbaar neigt het CDA altijd weer naar de VVD, de opmerking van Jan Schinkelshoek dat het CDA uiteindelijk altijd bewust én onbewust het midden opzoekt ten spijt.

maandag 14 maart 2011

Charlie Sheen: wachten op de aftiteling

Charlie Sheen is hot news. Of 'trending topic', zoals dat tegenwoordig heet. De best betaalde televisieacteur van het moment is na aanhoudend subversief gedrag ontslagen door zijn werkgever Warner Bros. Sheen kampt met drank- en drugsproblemen en maakte daarmee de opnames van nieuwe afleveringen Two and a Half Men onmogelijk. Een reeks bizarre interviews en vermeend beledigende opmerkingen aan het adres van de producer waren de druppel.

De hele soap rondom Sheen is even boeiend als verwarrend. Dat komt in de eerste plaats doordat Sheen in de serie zichzelf speelt. Maar dat is slechts de helft van het verhaal. Sheen leeft op zijn beurt namelijk ook het leven van zijn personage. In het echte leven gelden echter andere wetten.

Ik mag graag naar Two and a Half Men kijken. Superieure humor, een evenwichtig stel uitgesproken personages, venijnige woordgrappen, kortom: een uitstekend 19.30 uur-alternatief voor De Wereld Draait Door als Jan Mulder daar weer zit te ijlen, of als Felix Rottenberg er weer eens met zijn armen over elkaar bestudeerd moeilijk zit te kijken.

Charlie Sheen speelt in Two and a Half Men Charlie Harper, een flierefluiter met een voorliefde voor vrouwen en bourbon. Harper heeft een dik huis in Malibu, gekocht met geld dat hij heeft verdiend als componist van reclamejingles en als schrijver van kinderliedjes. Niet alleen zijn voornaam heeft Sheen gemeen met zijn personage, ook de levensstijl van Harper is gebaseerd op die van Sheen. Die wisselwerking tussen fictie en werkelijkheid draagt bij aan de beleving van de serie. Je weet als kijker dat je naar een fictioneel verhaal zit te kijken waarin de acteur tegelijkertijd een karikatuur van zichzelf neerzet.

Nu Sheen totaal lijkt te ontsporen werkt dat dubbele perspectief ook andersom: Sheen gedraagt zich nu als een karikatuur van zijn personage, maar tegelijkertijd weet je dat je nu naar de echte man zit te kijken. Hij blijft Charlie Sheen. En dat is lichtelijk verwarrend.

Als Charlie Harper weer eens alles in het honderd laat lopen, als zijn drankgebruik zijn gezondheid in gevaar brengt, als zijn vrouwenverslinden hem verstrikt in een onontwarbare relationele kluwen, dan weet je als kijker: morgen is er weer een aflevering. Charlie Harper begint weer op nul, alles is weer mogelijk. Het zijn de wetten van de sitcom: je kunt het zo gek niet bedenken of alles eindigt met een dikke vette punt. De acteur kan altijd weer opnieuw beginnen, elke nieuwe aflevering begint hij met een schone lei.

Onwillekeurig ga je dat procedé nu toepassen op Charlie Sheen. En diens situatie vervolgens weer op Charlie Harper. Maar Sheens leven is niet zo cyclisch als dat van Harper. De ongerijmdheden tussen Sheen en Harper doen al oneigenlijk aan. Harper heeft een meisje bezwangerd, hij is ten einde raad, maar aan het eind van de aflevering blijkt ze toch niet in verwachting / is hij toch niet de vader, en alles komt goed. Elke keer weer. In werkelijkheid heeft Sheen al vier kinderen bij twee vrouwen en is een recente one night stand zwanger geraakt. Harper raakt de bourbon elke dag flink, maar van de drugs blijft hij af. Er is steeds een limiet waar hij net niet overheen gaat, hij is de situatie en zijn leven steeds volledig meester. In werkelijkheid is Sheen een notoire drugsgebruiker en lijkt hij de controle over zijn leven nu geheel kwijt te zijn.

En daarmee 'klopt' ook Two and a Half Men opeens niet meer. Die superieure Charlie, die boozing ass wrangler die steeds weer het geluk aan zijn kont heeft hangen, die is ineens geen karikatuur meer van zijn speler. Hij is zijn tegenhanger, zijn negatief geworden.

Als je nu naar Charlie Sheen kijkt, denk je: maar hij heeft uiteindelijk toch alles onder controle? En als je nu naar Charlie Harper kijkt, denk je: maar hij is de controle toch kwijt?

Het is een aardig concept, de acteur die een karikatuur van zichzelf speelt, maar het gaat mis wanneer de acteur van de weeromstuit een karikatuur van zijn personage wordt. De fictionele wereld als uitvergroting van de realiteit is een veilige wereld, want er is altijd het vangnet van de aftiteling. De realiteit als uitvergroting van de fictie is een gevaarlijke wereld, want het vangnet ontbreekt. Charlie Sheen acteert nu Charlie Harper, meer dan ooit. Maar de aftiteling blijft achterwege. Of het moet binnenkort die ene finale aftiteling zijn.

zaterdag 12 maart 2011

Zeven dagen lang (53)

6 maart t/m 12 maart

ZONDAG Chronicles of Life and Death
Oma vanmorgen overleden. Op mijn 25ste verjaardag. Life in a nutshell.

MAANDAG Arnie
'Toen ze op haar zestiende voor het eerst een nacht niet thuiskwam deed haar moeder de volgende ochtend nog voor Lea de sleutel in het slot had kunnen steken de deur open. "Slet," zei haar moeder en ze draaide zich om en ging naar de keuken.' (Grunberg, Huid en haar, p.218)

DINSDAG PS2011
'The leader of the Dutch Socialist Party (SP) in the Senate is Tiny Kox.'
De fractievoorzitter van de Socialistische Partij (SP) in de Senaat is Kleine Piemels.

WOENSDAG -ö-ü-ü-ü-
Sinds enkele maanden verschaft Blogger de blogger statistieken over zijn blog. Opvallend voor dit blog is het grote aantal pageviews voor het berichtje uit 2008 over de off-day van arbiter Gözübüyük. Wat blijkt? De zoekterm 'Serdar Gözübüyük' geeft in Google reeds als tweede hit het bewuste blogbericht. Zie

DONDERDAG Afscheid
Oma begraven. Katholieke liturgie garandeert toch altijd een mooi en waardig afscheid.

VRIJDAG Japan
Onvoorstelbaar, die beelden uit Japan. Een collega zegt dat dit nu het Sublieme in de praktijk is, een waar woord.

ZATERDAG Kox vs. Kok
Goed nieuws: Tiny Kox wil een parlementaire enquête naar de gevolgen van twintig jaar privatisering van overheidsdiensten. Dinsdag beslist de Eerste Kamer of het verzoek er komt. Duimen voor succes.

dinsdag 8 maart 2011

Hemelse opdracht

De economische crisis heeft ook de uitgeverswereld niet ongemoeid gelaten, zo constateerde Arjen Fortuin, recensent van NRC/Handelsblad, begin dit jaar. Uitgeverijen stoppen namelijk massaal met het exclusieve nieuwjaarsgeschenk. Teleurgesteld moest Fortuin dan ook concluderen dat januari geen feestmaand meer is voor de bibliofiel.

Een van de weinige uitgeverijen die hun relaties nog wel een bijzonder geschenk stuurden, was De Bezige Bij. 2010 was het jaar waarin Harry Mulisch overleed en als ‘eerbetoon aan de grote meester’ deed de uitgeverij uit zijn nalatenschap een facsimile van een manuscriptfragment van De ontdekking van de hemel cadeau. In een begeleidend kaartje schrijft Bezige Bij-directeur Robbert Ammerlaan dat het gaat om veertien bladen van ‘de vierde, losbladige versie van de proloog in handschrift uit 1990’.

Ook het blauwe cahier waarin de bladen zich bevonden is gereproduceerd. Het draagt een sticker met het opschrift ‘De ontdekking van de hemel II’. Op het eerste blad staat ‘Kroniek van de’ (doorgehaald), daaronder ‘De opdracht’ (eveneens doorgehaald), en daar weer onder ‘De ontdekking / van / de hemel’. Onderaan het blad staat in een tekstblokje ‘Versie – 4’, met de datering ‘18/1/1990’. Op het tweede blad staat: ‘Proloog in de hemel’, waarna op blad drie de daadwerkelijke tekst begint.

‘De ontdekking van de hemel II’ is niet het eerste Mulisch-manuscript dat in facsimile verschijnt. Het nieuwjaarsgeschenk van De Bezige Bij voor 1996 was De oer-aanslag, een fragment uit de nooit gepubliceerde roman ‘De ontdekking van Moskou’. Mulisch had het fragment uit het manuscript weggesneden om het uit te werken tot een aparte novelle met de werktitel ‘As’. Die groeide vervolgens uit tot de roman De aanslag. In beide facsimile’s zien we dat Mulisch steeds op de rechterbladzijde het verhaal schreef en dat hij de linker reserveerde voor aantekeningen, toevoegingen en veranderingen.

Al in 2002 publiceerde Mulisch een fragment uit de ontstaansgeschiedenis van De ontdekking van de hemel. Toen verscheen ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaardag van de auteur het boekje Vonk [Fragment]. Kiem van De ontdekking van de hemel. Het betreft een tekstfragment geschreven in de eerste helft van de jaren zeventig. In Vonk is een engel aan het woord die, in de woorden van Mulisch in zijn ‘Korte toelichting’ op het boekje, ‘een zielevonk voorbereidt op zijn aardse bestaan als mens’. Hij is voorbestemd om het kind te worden van Helm Quinten Velt en Asta Soeren. ‘Sporen van deze antropogonie zijn terug te vinden in De ontdekking van de hemel, vooral in de Proloog en in de paragraaf “De opdracht” aan het slot van het Eerste Deel’, schrijft Mulisch ook nog in zijn toelichting. Dit zou kunnen betekenen dat al in het fragment dat later als Vonk is uitgebracht een eerste versie van de Proloog te vinden is. Volgens Ammerlaan is de vierde versie van de proloog, die nu dus als nieuwjaarsgeschenk is verspreid, ‘de vroegste versie die in zijn nalatenschap is gevonden.’ Het is natuurlijk mogelijk dat Mulisch de versie van begin jaren zeventig na de publicatie van Vonk heeft vernietigd en dat deze zich dus strikt genomen niet meer in zijn nalatenschap bevindt, maar toch. Hoe zit dat nu?

Globale tekstvergelijking tussen Vonk en het handschrift laat zien dat er zowel inhoudelijk als qua formulering enkele opvallende overeenkomsten zijn tussen het begin van Vonk en de laatste vier bladen uit het handschrift (11-14). Vonk begint als volgt: ‘- Kom eens hier, vonk. […] Nee, jij daar, het is jouw beurt. Ja, jij, drijf maar eens braaf in parallellepipeda naar mij toe en luister goed.’ Het handschrift geeft op blad 11: ‘- Vonk! Ja, jij! Drijf naar mij toe in langzaam wentelende parallellepipeda […]’. Sommige zinnen en passages zijn bijna letterlijk overgenomen: ‘dit pneumatisch areaal’ (Vonk); ‘dit pneumatische areaal’ (handschrift). Of: ‘Kijk, daarginds bij die convexe polygoonsector, daar gaat er weer een. Floep. Weg.’ (Vonk); ‘Kijk, daar, bij die convexe polygoonsector, daar gaat er een: floep, weg, […]’ (handschrift). En: ‘Zie mij als een soort notaris die jouw akte te verlijden heeft’ (Vonk); ‘ik figureer hier als een soort notaris, die akten verlijdt’ (handschrift). Mulisch moet het oude fragment van begin jaren zeventig bij de hand hebben gehad toen hij in 1990 de pen weer ter hand nam.

Er zijn uiteraard ook significante verschillen. Sommige kunnen verklaard worden uit het gat van bijna twintig jaar tussen beide teksten. In Vonk heten de vonken nog ‘verblindend schitterende puntjes’ te zijn, terwijl in het handschrift sprake is van ‘het alles omvattende Licht, waarin jij een punt bent, nee, een snaartje.’ Mulisch hield de ontwikkelingen in de natuurwetenschappen nauwkeurig bij en de laatste toevoeging kan dan ook beschouwd worden als de weerslag van Mulisch’ kennisneming van de snaartheorie. Saillant detail is nog dat in Vonk de engel tegen de zielenvonk zegt: ‘Alleen het paradijs bestaat, de hemel niet’.

Inhoudelijk is van belang dat het queeste-element dat uiteindelijk in De ontdekking van de hemel zo’n belangrijke rol zou gaan spelen, in het handschrift voor het eerst opduikt. In het handschrift zegt de engel tegen de vonk dat er een speciale inspanning is gedaan om hem ervan te overtuigen te kiezen voor een aards bestaan: ‘Die investering is gedaan omdat je een belangrijk opdracht mee zult krijgen, die alleen jij je op een of andere manier zult weten te herinneren.’ In Vonk ontbreekt de opdracht en wordt de vonk slechts de keuze voorgelegd al dan niet af te dalen naar de Aarde. In zijn bespreking van Vonk in 2002 schreef – alweer – Arjen Fortuin dan ook terecht: ‘Dat Mulisch er verder geen raad mee wist en het idee vlot weer terzijde schoof, wekt geen verwondering: een serieus thema dient zich in de 33 bladzijden geschreven tekst nog niet aan.’ In de handschriftversie uit 1990 komt voor het eerst de goddelijke opdracht als motief voor, de aanzet tot een intrige die ten tijde van Vonk nog ontbrak, wat mogelijk de oorzaak was van – met een variant op een term van Fabian Stolk – de scripturus interruptus in de jaren zeventig. Overigens zijn in de uiteindelijke Ontdekking van de hemel in de bijzin ‘die alleen jij je op een of andere manier zult weten te herinneren’ de woorden ‘op een of andere manier’ verwijderd en is de volgende zin toegevoegd: ‘Maar je zult hem je niet herinneren als een herinnering, je zult denken dat het je eigen idee is, een fantastische inval.’ Zo is te zien hoe Mulisch steeds gerichter, steeds meer vanuit het idee van een concrete plot, ging schrijven.

Dat de versie van de proloog uit 1990 de vroegste zou zijn is dus – en met de volgende formulering zou Mulisch tevreden hebben ingestemd – zowel waar als niet waar. Van de twaalf bladen tekst (3-14) zijn 3 t/m 10 inderdaad als een vroege versie van de Proloog te beschouwen. De tekst op de bladen 11 t/m 14 komt echter voort uit het begin van het fragment Vonk. Mulisch heeft het uiteindelijk verplaatst naar het ongenummerde hoofdstuk ‘De opdracht’, in de eerste druk van De ontdekking van de hemel aan het eind van het eerste deel (‘Het begin van het begin’), pp. 235-237.

Dat deze versie 4 de vroegste versie wordt genoemd die in de nalatenschap is gevonden, kan minstens twee dingen betekenen. Een eerste mogelijkheid is dat de versies 1 t/m 3 verloren zijn gegaan. Een tweede mogelijkheid is echter dat versie 4 pas de eerste versie is waarbij de titel De ontdekking van de hemel opduikt en dat voorgaande versies zich onder andere titels of in andere hoedanigheden in de nalatenschap schuilhouden.

Er is een logica te bedenken waarbij Mulisch het Vonk-fragment als de eerste versie van de uiteindelijke Ontdekking beschouwde, dat er in de tussenliggende 20 jaar nog twee van zulke aanzetten zijn geweest en dat daarom de ‘vroegste’ versie in de nalatenschap door hemzelf versie ‘4’ wordt genoemd.

De vraag blijft evenwel wat de ‘II’ in ‘De ontdekking van de hemel II’ beduidt. Niet voor niets schrijft Ammerlaan nog: ‘Hoe map en handschrift zich tot elkaar verhouden is voer voor toekomstige editeuren.’ Om deze vraag te beantwoorden is allereerst meer kennis nodig van wat er zich nog meer aan archiefmateriaal in de nalatenschap van de auteur bevindt. Dit mooie geschenk licht alvast een tip van de sluier op.

(Deze tekst verscheen eerder op het Platform Teksteditie, zie.)

vrijdag 4 maart 2011

Arnon Grunberg - Huid en haar

Arnon Grunberg - Huid en haar. Nijgh & Van Ditmar (2010), 525 blz.

Bij Grunberg denk ik steeds: nu ben ik wel klaar met dat oeuvre. Maar dan komt er weer een nieuwe roman uit die de hemel in wordt geprezen en bedenk ik dat ik hem toch maar moet gaan lezen, ook al is het weer een vuistdik geval. Dat was zo met Onze oom en dat gold ook nu weer voor Huid en haar.

Onze oom viel wat tegen. Een sterke eerste helft, maar naar het einde toe steeds vlakker. Het omgekeerde is van toepassing op Huid en haar. Na zo'n 350 bleke bladzijden werd het interessant, kwam het verhaal pas echt op gang. In beide romans zijn aantrekkelijkheid en saaiheid dus gelijk verdeeld. En toch laat Huid en haar uiteindelijk een betere indruk achter dan Onze oom. Zulke ongerijmdheden tussen economie en emotie zijn ook een hoofdthema in Huid en haar.

Huid en haar vertelt het verhaal van een tiental personages. Wat hen bindt, is dat ze zich staande proberen te houden in een door economische wetten gedomineerde wereld. In het bijzonder liefde en seks zijn onderworpen aan de wetten van de markt en ontdaan van menselijke emoties. Bijna iedereen gaat vreemd en houdt er meerdere seksuele partners op na.

Ook zelf hebben de meeste personages die klinische, marktgerichte kijk op de wereld. De koele econoom Roland Oberstein is daar het beste voorbeeld van. Naar het einde toe wordt Oberstein steeds meer het centrale personage. Zijn langzame ondergang is de enige plotlijn met een zekere spanningsboog. Zijn verhaal maakt Huid en haar de moeite waard.

Uiteraard ontbreken ook de vele aforismen niet. Konden deze in eerdere romans nog aan de personages worden toegeschreven, in Huid en haar onderbreken ze dikwijls de vertelling en laten ze zich lezen als expliciet commentaar van de verteller-auteur.

Eén gevleugelde uitspraak is blijven hangen: 'Ambitie is energie die vrijkomt bij het overwinnen van angst.' Dit lijkt mij juist. Ambitie is berekende wil, is economie. Angst is altijd emotie en als zodanig sterker, overheersender. Daarom geloof ik niet zo in ambitie. Emoties zijn tegenwoordig steeds vaker economisch, maar als emoties rationeel worden zijn het geen emoties meer. Angst is er altijd, is de donkere materie tussen alle economische realiteit.

*****

woensdag 2 maart 2011

Zoggel uit de roulatie (en weer terug erin)

Al ruim anderhalve week geen activiteit meer op zoggel.blogspot.com, what happened?

Zoggel was ziek, hij had het even flink te pakken. En omdat hij qua bloggen een ZZP'er is, lag het blog noodgedwongen stil.

Vorige week maandag begon het. Overdag hoesten, 's avonds uitzonderlijk moe, 's nachts een koortsaanval. Dinsdagochtend ging het wel weer en ben ik gaan werken, en dat had ik dus niet moeten doen. De griep nam de overhand en daar kwam nog even een reeds sluimerende bacteriële infectie in de longen overheen.

Het menu: Ibuprofen, paracetamol, brufen. Xylometasoline, noscapine, en - eindelijk - azitromycine. De hele farmaceutische mikmak.

Het was alweer een tijdje geleden dat ik echt ziek was. Elk jaar ben ik wel een keer of twee neusverkouden met verstopte holtes en zo nu en dan ben ik een paar dagen zwak en misselijk (vorig jaar net voor Kerst nog een paar dagen), maar een week lang plat, dat was weer even wennen.

Je eetlust is de beste graadmeter. Of beter: het totale gebrek daaraan. Wispelturig ben ik wel, maar één ding doe ik in de regel toch wel consequent: goed, veel en graag eten. Nu liet ik menige etenstijd passeren. En dan die lusteloosheid. Nergens energie voor, nog niet om drie regeltjes te bloggen.

Iedereen zit altijd opgesloten in het heden - altijd is het 'nu' -, maar als je ziek bent zijn verleden en toekomst nog verder weg dan normaal. Je snapt niet hoe je je ooit elke dag weer druk hebt kunnen maken over eten, dag in dag uit een inspanning hebt gedaan om een maaltijd te bereiden en/of op te eten. En je gelooft niet dat je er ooit weer zin in zult krijgen.

Gistermiddag dacht ik: ik lust straks wel een kotelet. Dat was het teken: het gaat wel weer.

Dus: vanaf heden weer blogberichten.