donderdag 31 maart 2011

Menno Lievers - De val van Hippocrates

Menno Lievers - De val van Hippocrates. De Bezige Bij (2009), 287 blz.

De val van Hippocrates, de debuutroman van Menno Lievers, bevat een van de ontroerendste openingspassages die ik ken:

'Het was een vrije woensdagmiddag in de late zomer, het schooljaar was net begonnen. Mijn broer kwam mij achterop. Hij was in paniek, zo erg dat hij moest huilen.
"Ik ga dood," snikte hij. "Ik ga dood. Voel maar, mijn hart klopt."
Ik probeerde hem gerust te stellen en hem van het tegendeel te overtuigen.
"Voel dan!" Hij pakte mijn hand en legde die op zijn borstkas.
Vanzelfsprekend had ik hem getroost.'
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik hier niet helemaal eerlijk ben. Er gaan aan deze passage nog vijf zinnen vooraf en strikt genomen is het dus niet de openingspassage. Maar toch de moeite van het citeren waard: sentiment zonder dat het goedkoop wordt, emotie zonder effectbejag.

De vanzelfsprekendheid van het troosten is voor ik-verteller Erik Liefco het resultaat van zijn familiegeschiedenis. Hij is genoemd naar zijn grootvader, die arts was, en hij ambieert zelf ook dat beroep. Hij slaagt er echter niet in een opleidingsplaats te verkrijgen. Bovendien is zijn privéleven een zootje. Zijn broer is op jonge leeftijd omgekomen bij een val in een ravijn en Liefco kampt nog steeds met schuldgevoelens en de door die tragedie ontstane moeizame verhouding met zijn moeder.

Twee groepen lezers moeten deze roman zeker níet lezen: zij die een zwakke maag hebben en zij die in de toekomst in een ziekenhuis zouden willen werken. Lievers trekt alle registers open als het om ziekenhuisgerelateerde smerigheid, ranzigheid en inadequate lichaamsverzorging gaat. Alles komt voorbij, van doorligwond tot fecaal braken en van vleesbomen tot totaalruptuur perinei.

Maar ook de omgangsvormen zijn vuil en vies. Artsen die in een maatschap werken maar hopeloos overhoop liggen met elkaar, patiënten die aan hun lot worden overgelaten, verpleegsters die zo'n beetje alle arts-assistenten al gehad hebben, het ziekenhuis blijkt één groot gekmakend wespennest. Liefco draagt er ook zijn steentje aan bij, al is hij vaker slachtoffer dan aanstichter van het gedoe. Aan het eind wordt hij gearresteerd omdat er wel heel veel patiënten waar hij bij betrokken was onder verdachte omstandigheden zijn overleden. Een Lucia de B.-allusie, wat Lievers in zijn 'verantwoording' overigens ook expliciet aangeeft.

De status van Liefco in het verhaal is nogal verwarrend. Hij is de goedhartige patiëntenvertrouweling, de hardwerkende arts-assistent en het schijnbaar machteloze slachtoffer van moedwil en misverstand. Maar hij is ook een zelfverklaarde viespeuk, een notoire vreemdganger en alcoholist, én zo'n oliedomme vent die een Zuid-Amerikaanse prostituée trouwt om haar aan een paspoort te helpen en dan nog verbaasd is wanneer zij het hazenpad kiest en ergens op een vliegveld gearresteerd wordt met een paar kilo cocaïne. Bovenal is hij getraumatiseerd door de dood van zijn broer en de verstikkende noodzaak om aan de verwachtingen van zijn moeder te voldoen.

Heeft Liefco dan misschien toch een dubieus aandeel gehad in de dood van de patiënten? Is hij daarmee wellicht een onbetrouwbare ik-verteller? Zijn gespleten persoonlijkheid sluit het niet uit. Het maakt herlezing in ieder geval de moeite waard. Al betekent dat nogmaals het doorworstelen van bijna driehonderd pagina's met vrolijke medische observaties van de categorie 'zout-zure lucht van urine en geronnen bloed, en de geelwitte smeer die op de wijsvinger en middelvinger van mijn handschoen zat'. Brrrr.

*****

Geen opmerkingen: