De devaluatie van de Nederlandse eredivisie heeft onvermoede gevolgen. Ik ken namelijk enkele kinderen die zeggen voor FC Twente te zijn. Kids uit Brabant welteverstaan, die geen enkele connectie hebben met Tukkerland, met ouders die gewoon voor een van de grote drie zijn. Ze hebben zelfstandig de keuze voor FC Twente gemaakt. Dat was vroeger, toen ik klein was, wel anders.
In de vroege jaren negentig, op de basisschool, was het leven simpel. Je was voor Ajax, Feyenoord of PSV. Die clubs verdeelden elk jaar de posities één, twee en drie. De rest was opvulling. Voor welke van de drie je was hing dan af van je opvoeding of van het enthousiasme van je vriendjes. Je kwam uit een Feyenoord-gezin, of je vader nam je altijd mee naar PSV bijvoorbeeld. Dan was je keuze genetisch bepaald. Of cultureel, voor mijn part.
Mijn kindertijd viel samen met de laatste Europese glorietijd van Ajax. Logischerwijs bezorgde dat veel klasgenootjes die als onbeschreven blad het voetbal tegemoet traden een supportershart voor Ajax. Er waren er zelfs bij die na die zomer van 1995 stilzwijgend maar vastberaden van club waren veranderd.
Dan stond je daar vertwijfeld op een kinderfeestje van een vriendje dat ineens voor Ajax bleek te zijn geworden. Die zorgvuldig ingepakte broodtrommel met Feyenoord-logo die je in je handen hield was van het ene op het andere moment gedegradeerd van een op zeker vreugde brengend cadeau tot een waardeloze prul.
Toen had je ook nog Ed de Goeij en Edwin van der Sar. Mooie tijd. Een Erwin Mulder, een Jeroen Verhoeven, die bestonden nog niet. En vrije trappen op de rand van de 16 waren nog geen garantie voor een doelpunt. Tegenwoordig wel. Elke week weer verbaas ik me over het gemak waarmee vrije trappen binnenploffen. Keepers staan volhardend verkeerd opgesteld. Zij hangen namelijk massaal het geloof aan dat het posteren van het muurtje in de ene hoek impliceert dat zij als keeper in de andere hoek moeten gaan staan. Wie de bal over het muurtje kan tillen mag vrijwel zeker een doelpunt bijschrijven, want de keeper is vervolgens altijd te laat.
Vroeger was er één keeper die zo'n bal toch kon hebben: Oscar Moens. Wie kent hem nog? Tussen 1996 en 2003 keepte Moens 180 wedstrijden voor AZ. Voor Moens was keepen ook voor een belangrijk deel show. Niemand kon zo stijlvol een bal uit de hoek duiken als Oscar Moens. Een katachtige redding heette dat dan. In de schilderachtige Alkmaarderhout was Moens de grootste kunstenaar.
Moens is nog steeds actief. Hij keept nu voor Sparta, dat in de vroege jaren negentig nog een abonnement op de middenmoot had, maar nu is afgegleden tot grijze muis op het tweede niveau. Gisteren verloor Sparta in een sfeerloze Langeleegte op een troosteloze maandagavond met 3-1 van Veendam. Moens blunderde opzichtig bij de 2-0.
Oscar Moens is een anachronisme geworden. Hij behoort tot een voorbije tijd, waarin keepers nog betrouwbare sluitposten waren en de grote drie nog gewoon de beste drie waren. Niet tot een tijdperk waarin Jelle ten Rouwelaar voor het nationale elftal geselecteerd kan worden en kinderen zomaar voor Twente kiezen.
1 opmerking:
Mooi stuk, spijker op de kop. Het was natuurlijk saai dat de grote drie steeds wonnen, maar die grote drie deden in ieder geval nog enigszins mee in Europa. Die tijden zijn voorbij, in ieder geval tot de UEFA / FIFA sluitende begrotingen verplicht stellen - wellicht worden de verhoudingen dan anders. En voor Ajax is het hopen dat Vermeer nog voor het einde van het seizoen wedstrijdfit is... Want met Verhoeven gaan ze geen geschiedenis schrijven.
Een reactie posten