Wanneer ik op zaterdagavond naar de stad fiets, kom ik altijd langs een gebouw waarop pontificaal met graffiti een tekst is aangebracht: Kraken is geen probleem maar een oplossing. Een oplossing voor de krakers, denk ik dan, en een probleem voor veel andere mensen.
Krakers zijn tegen autoriteit en gezag en menen dat zij daarom vrijgesteld zijn van allerlei plichten en voorbehouden die voor normale burgers wel gelden. Ze zijn sowieso tegen kapitalisme en dus tegen alle facetten van de wereld van het werk. De politie is een fascistische organisatie en dus de aartsvijand. Geweld gebruiken - toch een van de hoofdkenmerken van fascisme - is daarentegen weer wel geoorloofd.
In Vrankrijk, een pand aan de Spuistraat in Amsterdam, stonden vroeger de drukpersen van De Telegraaf. In 1982 is het gebouw rijp voor de sloop, er zullen op die plek appartementen gebouwd gaan worden. Krakers zijn de gemeente echter voor en nemen het pand in bezit. Ze baten er o.m. een horecagelegenheid uit, uiteraard zonder vergunning, dit tot woede van legale horeca-ondernemers in de omgeving. Meer dan vijfentwintig jaar slaagt de gemeente er niet in de bezetters te verwijderen. Nu, 2009, sluit de burgemeester het pand. Daarvoor moest er echter eerst bijna een dode vallen.
September vorig jaar krijgen enkele krakers in Vrankrijk ruzie. Twee worden er met een loden pijp tot moes geslagen. Toegesnelde politie wordt niet binnengelaten. Nadien weigert men elke medewerking aan het onderzoek, waarna de burgemeester bevel tot sluiting geeft. Voorheen heeft de gemeente ook niet echt haar best gedaan om daadkrachtig in te grijpen, zo blijkt uit informatie die in handen is gekomen van HP/De Tijd.
Duidelijk is dat de gemeente zich jarenlang als een bang schoothondje heeft gedragen. Nadat de krakers na herhaaldelijke verzoeken niet weg wilden gaan, mochten ze het monumentale pand in 1992 kopen voor een luttele 260 000 gulden. Wat je van mijlenver ziet aankomen, gebeurt: Vrankrijk wordt een vrijstaat.
De krakers hebben geen vergunningen, wetten lappen ze aan hun laars, net als hygiënevoorschriften en veiligheidseisen. Openingstijden worden naar eigen inzicht ingevuld. Controle kan niet plaatsvinden omdat agenten simpelweg niet binnen worden gelaten. De politie is onze vijand, verklaren de krakers, 'de vijand wil je niet binnenhebben'. Inmiddels wordt binnen- en buitenlands schorem wel hartelijk welkom geheten. Zo komt de jeugdafdeling van de Baskische terreurorganisatie ETA gezellig babbelen.
Het is en blijft Amsterdam, dus de gemeente blijft 'onderhandelen.' Het is wel duidelijk wie hier de onderliggende partij is. Het blijft bij praten en alsjeblief zeggen. Er wordt zelfs een advocaat ingeschakeld die 'onafhankelijk' tot een akkoord moet komen over het illegale café. Dit is Eberhard van der Laan, de huidige Minister van Wonen en Wijken.
Je moet in de echte wereld eens een keer iets te laat je vergunning verlengen, of een kwartiertje te lang open zijn. Dikke boete aan je kont. Maar krakers nemen niet deel aan de echte wereld en hun kroeg is er een 'zonder winstoogmerk'.
Na veel vijven en zessen zegt de kroeg toe zich aan de eisen omtrent veiligheid en hygiëne te zullen houden, maar de politie mag er nog altijd niet in. Controle is dus nog steeds onmogelijk, wat zijn die toezeggingen dan waard? Daar komt ook de gemeente na een tijdje achter. Na nieuwe onderhandelingen komt men overeen dat er een klein luikje in de voorgevel geplaatst wordt, waardoor agenten naar binnen kunnen turen om te ontdekken of men zich wel aan de regels houdt. Ik verzin dit niet.
Nu is er dus iemand blijvend invalide geslagen. 'Geweld is een ongrijpbaar fenomeen en een ongeluk zit in een klein hoekje,' is de lankmoedige verklaring van de krakers.
Waarom wordt er nog steeds zo slap opgetreden tegen deze mensen? Anno 2009 weten ze nog steeds de publieke opinie te bespelen met hun beroep op zogenaamd idealistische motieven: antiglobalisme! onderdrukkingsvrije samenleving! Wie laat zich nog bedotten door asocialen die sociale noties als excuus gebruiken? Wij kraken tegen woningnood! Jazeker, en dan een pand bezetten waar eigenlijk nieuwe woonappartementen zouden komen...
Krakers zijn principieel verkeerd bezig. Het is evident dat je eerst moet deelnemen aan een maatschappelijk domein, wil je dat domein kunnen veranderen. Je moet eerst de regels van het spel erkennen alvorens je ze kunt wijzigen. Je kunt alleen iets van binnenuit veranderen. Waarom menen krakers dan nog steeds dat ze de maatschappij kunnen hervormen, terwijl ze zich zo nadrukkelijk buiten die maatschappij plaatsen? Ik begrijp ze niet.
zaterdag 31 januari 2009
donderdag 29 januari 2009
Gedicht
Het is voorgoed
Waaien, denk je, zal het wel - wel over
mettertijd; op waaien komt het aan, je
wuift de weemoed weg en ziet deemoedig
om je heen: er zijn ogen, hel, en blauw
- de vrieskou op het vinkentouw -, je
wimpelt eerste daden af, richt woorden
tot de boude wind, klit samen of valt uiteen
op mooie zolderkamers; je fietst je jaren
ouder en waait met alle regens mee, ouders
verkoudend, evangeliserend: breek brood,
saters, waar is morgen de tijd gebleven?
- blader naar jaarboekbladzij met ezelsoor...
Woensdag was de jongste dag, hoe verbanden
schreeuwden om gezien gelegd te worden,
de zwaarbeladen middagen op het door de zon
ontgroende grasveld in de blonde zon; maandag
was de borst vol lucht en dan maar hopen
op een blik, je begon met weer zo'n fabuleuze
pentekening in een proefwerkblok, we lulden
slap die ochtenden, maar aardige jongens - (ze
zeggen weleens: achtbaanrit, maar je kwam maar
niet terug bij het begin); je kocht een regeltje
of drie in februari, maar de bloem verhulde - ja,
verbloemde - wat je smijten wilde, of versmaden,
het zoeken naar een naam en niet het minst
één voor jezelf: ik msn dus ik ben, maar twijfel
was je ratio die dagen; bloedsmaak in je mond,
maar de kleine liefde at je op als zoete drop;
geloof was jaren met pensioen, de klucht was
doorgaans werelds: jezus vond vis ten hoogste
op zijn brood, hij vermenigvuldigde kwadraten
op het bord; één bulderde hoe minder zielen,
één stapte klassikaal over de maas; volledig
hemels ledig de lege tussenuren, je dacht aan
aandacht en aan tweede uren, driestig dwalend
door de gang de bakermat, triestig soms - maar
toen je had bewezen daar dan thuis te horen,
alles had begrepen en gezworen,
feliciteerden ze je de straat op,
met een diploma en een wit krijtje in je vuist.
Waaien, denk je, zal het wel - wel over
mettertijd; op waaien komt het aan, je
wuift de weemoed weg en ziet deemoedig
om je heen: er zijn ogen, hel, en blauw
- de vrieskou op het vinkentouw -, je
wimpelt eerste daden af, richt woorden
tot de boude wind, klit samen of valt uiteen
op mooie zolderkamers; je fietst je jaren
ouder en waait met alle regens mee, ouders
verkoudend, evangeliserend: breek brood,
saters, waar is morgen de tijd gebleven?
- blader naar jaarboekbladzij met ezelsoor...
Woensdag was de jongste dag, hoe verbanden
schreeuwden om gezien gelegd te worden,
de zwaarbeladen middagen op het door de zon
ontgroende grasveld in de blonde zon; maandag
was de borst vol lucht en dan maar hopen
op een blik, je begon met weer zo'n fabuleuze
pentekening in een proefwerkblok, we lulden
slap die ochtenden, maar aardige jongens - (ze
zeggen weleens: achtbaanrit, maar je kwam maar
niet terug bij het begin); je kocht een regeltje
of drie in februari, maar de bloem verhulde - ja,
verbloemde - wat je smijten wilde, of versmaden,
het zoeken naar een naam en niet het minst
één voor jezelf: ik msn dus ik ben, maar twijfel
was je ratio die dagen; bloedsmaak in je mond,
maar de kleine liefde at je op als zoete drop;
geloof was jaren met pensioen, de klucht was
doorgaans werelds: jezus vond vis ten hoogste
op zijn brood, hij vermenigvuldigde kwadraten
op het bord; één bulderde hoe minder zielen,
één stapte klassikaal over de maas; volledig
hemels ledig de lege tussenuren, je dacht aan
aandacht en aan tweede uren, driestig dwalend
door de gang de bakermat, triestig soms - maar
toen je had bewezen daar dan thuis te horen,
alles had begrepen en gezworen,
feliciteerden ze je de straat op,
met een diploma en een wit krijtje in je vuist.
dinsdag 27 januari 2009
Kakkerlakken
Oké, de televisiereclame is erg grappig, maar.....: SPAAR GEEN VOETBALPLAATJES MEER VAN ALBERT HEIJN!!:
AMSTERDAM - De supportersvereniging van Feyenoord wil weten waarom Albert Heijn in zijn verzamelalbum met voetbalplaatjes een insect heeft afgebeeld op de pagina van hun favoriete club. Het diertje lijkt sterk op een kakkerlak, een met name bij Ajaxaanhangers populaire scheldnaam voor Feyenoordfans.
Klanten van Albert Heijn kunnen in het album de voetbalplaatjes plakken die de supermarktketen momenteel uitdeelt. Iedere club heeft een eigen pagina, die is opgemaakt als een jongenskamer waarin attributen liggen die refereren aan de club of de regio. Zo is bij Heerenveen een Friese koek te zien, en ligt bij Sparta een speelgoedzwaard - een verwijzing naar stadion Het Kasteel.
Op de pagina van Feyenoord is ondermeer een voetbal te zien, waar een klein plastic insect op zit. Joop Verschuuren van de supportersvereniging van de Rotterdamse club noemt dat 'wel heel frappant'. Volgens hem rijst op z'n minst "het vermoeden van de associatie met een kakkerlak."
"Als dat zo zou zijn, is het op zichzelf een goede grap. Maar ik vind het ook wel weer kwalijk. Wat heeft 't nou voor zin?" Verschuuren vermoedt een geintje van een Ajaxgezinde fotograaf.
>> Lees verder op nu.nl
AMSTERDAM - De supportersvereniging van Feyenoord wil weten waarom Albert Heijn in zijn verzamelalbum met voetbalplaatjes een insect heeft afgebeeld op de pagina van hun favoriete club. Het diertje lijkt sterk op een kakkerlak, een met name bij Ajaxaanhangers populaire scheldnaam voor Feyenoordfans.
Klanten van Albert Heijn kunnen in het album de voetbalplaatjes plakken die de supermarktketen momenteel uitdeelt. Iedere club heeft een eigen pagina, die is opgemaakt als een jongenskamer waarin attributen liggen die refereren aan de club of de regio. Zo is bij Heerenveen een Friese koek te zien, en ligt bij Sparta een speelgoedzwaard - een verwijzing naar stadion Het Kasteel.
Op de pagina van Feyenoord is ondermeer een voetbal te zien, waar een klein plastic insect op zit. Joop Verschuuren van de supportersvereniging van de Rotterdamse club noemt dat 'wel heel frappant'. Volgens hem rijst op z'n minst "het vermoeden van de associatie met een kakkerlak."
"Als dat zo zou zijn, is het op zichzelf een goede grap. Maar ik vind het ook wel weer kwalijk. Wat heeft 't nou voor zin?" Verschuuren vermoedt een geintje van een Ajaxgezinde fotograaf.
>> Lees verder op nu.nl
zondag 25 januari 2009
Geertje moet hangen
GERECHTSDIENAAR: Edelachtbare, daar is de man die moslims beledigd heeft.
RECHTER: Die man moet hangen. Hoe heeft hij dat aangelegd?
GERECHTSDIENAAR: Hij heeft de Koran vergeleken met Mein Kampf en de islam een fascistische ideologie genoemd. De meningsuitingen van de heer Wilders zijn haatzaaiend en discriminerend en beogen een maatschappelijke groep buiten het publieke debat te houden. Hierdoor ontstaat een tweedeling in de samenleving.
RECHTER: Daaraan heeft hij zeer verkeerd gedaan. Hij moet hangen.
MOHAMMED RABBAE vanuit de zaal: Juist! Wilders is een kleine Hitler.
MEESTER SPONG: Zijn methoden zijn die van Goebbels! Ben ik in beeld?
RECHTER: Gerechtsdienaar, haalt u even wat extra tissues voor Meester Spong, zijn zelfbevlekking is heviger dan ik dacht.
WILDERS: Mallotige Rechter, ik ben onschuldig! Ik roep niet op tot geweld. Ik beroep mij op de vrijheid van meningsuiting. Ik ben een volksvertegenwoordiger met acht zetels!
RECHTER: Wat? Acht zetels? Man, ge moet hangen! Ge verzwaart uw misdaad door eigenwaan. Het past niet aan iemand die van iets beschuldigd is, zich voor 'n volksvertegenwoordiger te houden.
DR. TH. H. VON DER DUNK: "De PVV-kiezer. Dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk! Maar die schelden er op los! Die planten zich bij de stembus voort! Als konijnen, ratten, vlooien, luizen. Die integreren niet! Die blijven wel zitten bij Leefbaar Rotterdam en in Venlo met puisten op hun wangen en rotte kiezen van het hoofddoekjes vreten."
RECHTER: Euh... 'hoofddoekjes vreten'?
DR. TH. H. VON DER DUNK: Ik wist niks beters te verzinnen...
WILDERS: Schande! Als ik vervolgd word, moet hij ook vervolgd worden!
RECHTER: Hm...
DR. TH. H. VON DER DUNK: Nee, nee, het is een citaat, toch? Met wat minieme wijzigingen, maar goed. En een personage heeft het gezegd, dus dan mag het. Ha!
WILDERS: Maar Mallotige Rechter, je kunt dit geleuter van deze Linkse Kerkganger toch geen citaat meer noemen? En hij is toch geen personage?
DR. TH. H. VON DER DUNK: Jawel, ik besta niet echt. En mijn schepper is Geert Mak!
RECHTER: Ge hoort het, u moet hangen.
WILDERS: Maar, Mallotige rechter, en al die mensen dan die gepeperde kritiek op het christendom hebben geleverd?
RECHTER: Kritiek op het christendom is progressief, kritiek op de islam is discriminerend. Kortom: ge moet hangen! Ge beledigt moslims, zorgt voor een tweedeling, en zijt ingenomen met uzelf... drie kapitale delicten!
MAN: Wacht!
RECHTER: Wie zijt ge, meneertje?
MAN: Ik ben een Moslim. Ik protesteer tegen deze vervolging. Beledigen of beledigd zijn is een kwestie van persoonlijke interpretatie en tolerantie. Daar is geen wettelijke maat voor te bepalen. Deze rechtszaak suggereert bovendien dat wij Moslims onszelf niet kunnen verdedigen in het maatschappelijke debat. Dat is apert onjuist. Wij zijn volwaardige, mondige burgers en wij hebben de mogelijkheid te stemmen op wie wij willen. Op partijen en politici die Wilders politiek bevechten. Wij beschikken over democratische middelen en kunnen de heer Wilders in een pittig debat een weerwoord bieden.
WILDERS: Goddank! Mallotige Rechter, ge ziet dat ik onschuldig ben!
RECHTER: Hm... ja... zo! Maar het splijten van de samenleving dan?
MOSLIM: Nee, edelachtbare, hij handelt vanuit een ontstane tweedeling. Hij slaagt erin de pijn van mensen op de politieke agenda te zetten, maakt hun problematiek invoelbaar. Een veroordeling zal de kloof zeker niet dichten, integendeel.
WILDERS: Ge hoort het, Mallotige Rechter, hij zegt dat ik naar de mensen luister.
RECHTER: Hm... het derde punt blijft dus bestaan. Gerechtsdienaar, voer die man weg, hij moet hangen. Hij is schuldig aan eigenwaan.
MEESTER SPONG: Hoera! Nu zal hij wel een toontje lager zingen. Ik wil trouwens ook mezelf aanklagen voor eigenwaan. Dan... kreunt ...kom ik weer op tv!
RECHTER: Die man moet hangen. Hoe heeft hij dat aangelegd?
GERECHTSDIENAAR: Hij heeft de Koran vergeleken met Mein Kampf en de islam een fascistische ideologie genoemd. De meningsuitingen van de heer Wilders zijn haatzaaiend en discriminerend en beogen een maatschappelijke groep buiten het publieke debat te houden. Hierdoor ontstaat een tweedeling in de samenleving.
RECHTER: Daaraan heeft hij zeer verkeerd gedaan. Hij moet hangen.
MOHAMMED RABBAE vanuit de zaal: Juist! Wilders is een kleine Hitler.
MEESTER SPONG: Zijn methoden zijn die van Goebbels! Ben ik in beeld?
RECHTER: Gerechtsdienaar, haalt u even wat extra tissues voor Meester Spong, zijn zelfbevlekking is heviger dan ik dacht.
WILDERS: Mallotige Rechter, ik ben onschuldig! Ik roep niet op tot geweld. Ik beroep mij op de vrijheid van meningsuiting. Ik ben een volksvertegenwoordiger met acht zetels!
RECHTER: Wat? Acht zetels? Man, ge moet hangen! Ge verzwaart uw misdaad door eigenwaan. Het past niet aan iemand die van iets beschuldigd is, zich voor 'n volksvertegenwoordiger te houden.
DR. TH. H. VON DER DUNK: "De PVV-kiezer. Dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk! Maar die schelden er op los! Die planten zich bij de stembus voort! Als konijnen, ratten, vlooien, luizen. Die integreren niet! Die blijven wel zitten bij Leefbaar Rotterdam en in Venlo met puisten op hun wangen en rotte kiezen van het hoofddoekjes vreten."
RECHTER: Euh... 'hoofddoekjes vreten'?
DR. TH. H. VON DER DUNK: Ik wist niks beters te verzinnen...
WILDERS: Schande! Als ik vervolgd word, moet hij ook vervolgd worden!
RECHTER: Hm...
DR. TH. H. VON DER DUNK: Nee, nee, het is een citaat, toch? Met wat minieme wijzigingen, maar goed. En een personage heeft het gezegd, dus dan mag het. Ha!
WILDERS: Maar Mallotige Rechter, je kunt dit geleuter van deze Linkse Kerkganger toch geen citaat meer noemen? En hij is toch geen personage?
DR. TH. H. VON DER DUNK: Jawel, ik besta niet echt. En mijn schepper is Geert Mak!
RECHTER: Ge hoort het, u moet hangen.
WILDERS: Maar, Mallotige rechter, en al die mensen dan die gepeperde kritiek op het christendom hebben geleverd?
RECHTER: Kritiek op het christendom is progressief, kritiek op de islam is discriminerend. Kortom: ge moet hangen! Ge beledigt moslims, zorgt voor een tweedeling, en zijt ingenomen met uzelf... drie kapitale delicten!
MAN: Wacht!
RECHTER: Wie zijt ge, meneertje?
MAN: Ik ben een Moslim. Ik protesteer tegen deze vervolging. Beledigen of beledigd zijn is een kwestie van persoonlijke interpretatie en tolerantie. Daar is geen wettelijke maat voor te bepalen. Deze rechtszaak suggereert bovendien dat wij Moslims onszelf niet kunnen verdedigen in het maatschappelijke debat. Dat is apert onjuist. Wij zijn volwaardige, mondige burgers en wij hebben de mogelijkheid te stemmen op wie wij willen. Op partijen en politici die Wilders politiek bevechten. Wij beschikken over democratische middelen en kunnen de heer Wilders in een pittig debat een weerwoord bieden.
WILDERS: Goddank! Mallotige Rechter, ge ziet dat ik onschuldig ben!
RECHTER: Hm... ja... zo! Maar het splijten van de samenleving dan?
MOSLIM: Nee, edelachtbare, hij handelt vanuit een ontstane tweedeling. Hij slaagt erin de pijn van mensen op de politieke agenda te zetten, maakt hun problematiek invoelbaar. Een veroordeling zal de kloof zeker niet dichten, integendeel.
WILDERS: Ge hoort het, Mallotige Rechter, hij zegt dat ik naar de mensen luister.
RECHTER: Hm... het derde punt blijft dus bestaan. Gerechtsdienaar, voer die man weg, hij moet hangen. Hij is schuldig aan eigenwaan.
MEESTER SPONG: Hoera! Nu zal hij wel een toontje lager zingen. Ik wil trouwens ook mezelf aanklagen voor eigenwaan. Dan... kreunt ...kom ik weer op tv!
vrijdag 23 januari 2009
[N64]: Rush 2
In 2007 besprak ik a.d.h.v. de top 25 van een zelfgemaakte lijst de muziek uit mijn jeugd. In 2008 ging een een tweede serie in de categorie 'wenken voor een toekomstige biograaf' van start, met als onderwerp de Nintendo 64-games. Ook in 2009 loopt deze serie nog. Met welke spellen bracht ik menige regenachtige middag (maar ook als de zon scheen) op mijn kamertje door? Geen toplijst deze keer, maar in chronologische volgorde en in interviewvorm. In aflevering 11: Rush 2.
Rush 2? Ik moet Rush 1 gemist hebben.
Die heb ik nooit gekocht of gespeeld. Rush 2 is het vervolg op San Francisco Rush en heeft als ondertitel Extreme Racing USA.
Klinkt stoer.
De ondertitel dekt de lading van het spel wel aardig. Zeven Amerikaanse steden zijn het decor van niet al te realistische autoracewedstrijden. In Seattle, Las Vegas, New York Uptown, New York Downtown, Los Angeles, Hawaii en Alcatraz race je als speler met een rotvaart over highways, boulevards en avenues, zonder de wetten van de zwaartekracht al te serieus te nemen.
Rush 2 is dus meer een arcade dan een simulatie?
Inderdaad, het is geen Gran Turismo. Alles draait om de metershoge en -verre jumps en het opsporen van de vele shortcuts.
Die elementen zijn ook verantwoordelijk voor de levensduur van het spel?
Ja, grotendeels. Sommige shortcuts zijn enorme binnendoorroutes. Als je langs de weg een opening ziet, is de kans groot dat je vervolgens enkele minuten door straatjes, weilanden, waterwegen of over flatgebouwen aan het scheuren bent.
Flatgebouwen?
In Seattle kun je via een shortcut een enorme drievoudige jump over enkele gebouwen maken. Met een dosis stuurmanskunst en een dosis geluk land je elke keer precies goed. Vaak gaat het mis en explodeert je auto.
Wat is de kwaliteit van het aanbod aan auto's?
Geen idee, eerlijk gezegd. Schijnbaar is elke auto in het spel het equivalent van een werkelijk bestaande auto. Ik weet alleen dat je ze op tientallen manieren kunt veranderen, zowel qua uiterlijk als qua techniek, en dat ze erg hard gaan. Dat is een groot pluspunt van Rush 2. De makers zijn erin geslaagd het gevoel van snelheid overtuigend in te bouwen in de game. De knoppen op de controller hebben maar twee standen: ingedrukt of niet-ingedrukt, maar je betrapte jezelf erop de A-knop die het gas regelt toch nog iets verder in te willen drukken, als betrof het een gaspedaal.
De hamvraag: kunnen we spreken van een goede of uitstekende game?
Nee. De graphics zijn niet om over naar huis te schrijven, de geluiden zijn onder de maat, de soundtrack waardeloos en veel diepgang zit er ook niet in Rush 2. Je hebt het snel in de vingers en een leercurve ontbreekt.
Typisch arcade.
Misschien wel ja. Je kunt je prima vermaken met Rush 2. Alle banen kunnen naast in de gewone variant ook in omgekeerde richting en gespiegeld (2x) worden gereden. Ook de 'Stunt' track waar je al jumpend en salto's makend in je eentje een paar minuten een oefening mag uitvoeren is de moeite waard. Dat is wat er blijft hangen van Rush 2: lekker hard racen, beuken en jumpen. En de Beatles.
De Beatles?
Ik kocht ooit een verzamelcd met nummer één-hits van de Beatles. Die draaide ik vervolgens weken aan een stuk terwijl ik op de 64 Rush 2 speelde. Vandaar dat ik bij Rush 2 meteen de Beatles in mijn hoofd hoor, en vice versa. Mijn geheugen heeft die - nogal aparte - combinatie vrees ik voorgoed als een twee-eenheid opgeslagen.
Rush 2? Ik moet Rush 1 gemist hebben.
Die heb ik nooit gekocht of gespeeld. Rush 2 is het vervolg op San Francisco Rush en heeft als ondertitel Extreme Racing USA.
Klinkt stoer.
De ondertitel dekt de lading van het spel wel aardig. Zeven Amerikaanse steden zijn het decor van niet al te realistische autoracewedstrijden. In Seattle, Las Vegas, New York Uptown, New York Downtown, Los Angeles, Hawaii en Alcatraz race je als speler met een rotvaart over highways, boulevards en avenues, zonder de wetten van de zwaartekracht al te serieus te nemen.
Rush 2 is dus meer een arcade dan een simulatie?
Inderdaad, het is geen Gran Turismo. Alles draait om de metershoge en -verre jumps en het opsporen van de vele shortcuts.
Die elementen zijn ook verantwoordelijk voor de levensduur van het spel?
Ja, grotendeels. Sommige shortcuts zijn enorme binnendoorroutes. Als je langs de weg een opening ziet, is de kans groot dat je vervolgens enkele minuten door straatjes, weilanden, waterwegen of over flatgebouwen aan het scheuren bent.
Flatgebouwen?
In Seattle kun je via een shortcut een enorme drievoudige jump over enkele gebouwen maken. Met een dosis stuurmanskunst en een dosis geluk land je elke keer precies goed. Vaak gaat het mis en explodeert je auto.
Wat is de kwaliteit van het aanbod aan auto's?
Geen idee, eerlijk gezegd. Schijnbaar is elke auto in het spel het equivalent van een werkelijk bestaande auto. Ik weet alleen dat je ze op tientallen manieren kunt veranderen, zowel qua uiterlijk als qua techniek, en dat ze erg hard gaan. Dat is een groot pluspunt van Rush 2. De makers zijn erin geslaagd het gevoel van snelheid overtuigend in te bouwen in de game. De knoppen op de controller hebben maar twee standen: ingedrukt of niet-ingedrukt, maar je betrapte jezelf erop de A-knop die het gas regelt toch nog iets verder in te willen drukken, als betrof het een gaspedaal.
De hamvraag: kunnen we spreken van een goede of uitstekende game?
Nee. De graphics zijn niet om over naar huis te schrijven, de geluiden zijn onder de maat, de soundtrack waardeloos en veel diepgang zit er ook niet in Rush 2. Je hebt het snel in de vingers en een leercurve ontbreekt.
Typisch arcade.
Misschien wel ja. Je kunt je prima vermaken met Rush 2. Alle banen kunnen naast in de gewone variant ook in omgekeerde richting en gespiegeld (2x) worden gereden. Ook de 'Stunt' track waar je al jumpend en salto's makend in je eentje een paar minuten een oefening mag uitvoeren is de moeite waard. Dat is wat er blijft hangen van Rush 2: lekker hard racen, beuken en jumpen. En de Beatles.
De Beatles?
Ik kocht ooit een verzamelcd met nummer één-hits van de Beatles. Die draaide ik vervolgens weken aan een stuk terwijl ik op de 64 Rush 2 speelde. Vandaar dat ik bij Rush 2 meteen de Beatles in mijn hoofd hoor, en vice versa. Mijn geheugen heeft die - nogal aparte - combinatie vrees ik voorgoed als een twee-eenheid opgeslagen.
woensdag 21 januari 2009
Where the fuck you from?
I
Alweer jaren geleden was ik in juli op weg naar Spanje om een deel van de zomervakantie in Salou door te brengen. In de bus ontmoette ik drie jongens uit Utrecht. Ze bleken in hetzelfde hotel als ik te verblijven. 's Ochtends vroeg reed de touring car het toeristenoord binnen. Het moet tussen zes uur en half zeven geweest zijn, want de straten waren uitgestorven. De laatste feestvierders hadden net hun bed opgezocht, de schoonmaaksters en het hotelpersoneel met vroege dienst zat aan het ontbijt of was al aan het zwoegen in toiletten en keukens.
Eenmaal in het hotel communiceerden de jongens hun lichte teleurstelling. Ze hadden verwacht in een jongerenparadijs terecht te komen. Eén van hen formuleerde het onomwonden: 'ik dacht dat Salou één grote straat met discotheken was.' Dat er ook winkels, terrasjes, woonhuizen en autochtone inwoners waren, was niet in hem opgekomen. Aan het eind van de week sprak ik ze nog een keer. Twee waren er droog blijven staan, een had nog wel met een meisje gezoend. Met een ietwat corpulente propster, dat dan weer wel. De teleurstelling won het nauwelijks van de verbazing. Ook voor die schamele oogst was geen plaats geweest in hun utopie.
II
De dagen lengen weer en dat betekent dat vroege vogels en haantjes-de-voorste alvast hun zomervakantie gaan boeken. Twee aanbieders lijken in een publiciteitsoorlog te zijn beland omdat ze dezelfde doelgroep bedienen: de jongere. Het betreft Beachmasters en GoGo. Van de laatste had ik eerder gehoord, zij profileerden zich al langer als dé organisatie voor jongerenreizen. De laatste jaren heeft Beachmasters echter stormachtig zijn intrede gedaan op de markt. De concurrentiestrijd vraagt om harde campagne en de televisiecommercials van de beide operators getuigen daar van.
Beachmasters vuurde eerder al het eerste schot af door een al te stoere slogan te promoten, door de jongeren op hun vakantiebestemming luidkeels in de praktijk te brengen: I'm from Holland, where the fuck you from? De Hollandse jongeren als puberaal gezantschap onder de Nederlandse vlag. Dat moet wel fout gaan. Daarom komt men nu met een gezapiger alternatief. De Beachmasters kunnen elkaar op bestemming herkennen door een luidkeels Hoppaaaaa!!! te laten horen. Een soort Tsjakkaaaaa!!! voor bronstige jongeren, zeg maar.
GoGo kan niet achterblijven en lanceerde onlangs een eigen commercial. Geen quasihippe sloganistiek hier. De jeugd van tegenwoordig is opgegroeid in een visuele cultuur. Beelden dus. In het spotje achtereenvolgens springende jongeren op een hotelkamer in een regen van uit een kapotgescheurd kussen neerdalende donsveertjes, jongeren die onder nachtelijk gesternte een duik nemen in het hotelzwembad en een meisje dat op een hotelbed al zoenend een jongen bestijgt. Het zijn de beelden die de Utrechters indertijd voor ogen moeten hebben gehad.
De massale toestroom van grote groepen losbandige jongeren naar vakantieparadijzen is de autochtone burgemeesters en bewoners niet in de koude kleren gaan zitten. Men treedt steeds strenger op, ook tegen hotels en horecagelegenheden en dus tegen de zich misdragende jeugd. Wie ook maar een kleine vernieling aanbrengt op zijn kamer, wordt zonder pardon het hotel uit gebonjourd. Na zonsondergang nog een bommetje maken is uit den boze en tegen nachtelijke zwemmers wordt dan ook streng opgetreden. In hotels dienen jongeren zich bij terugkomst uit de discotheek te legitimeren, een verovering naar de kamer transporteren zit er dus niet in. Alleen het appartement biedt uitkomst, maar de concurrentie is hevig en de markt meedogenloos.
III
Nog vroeger, ik was nog een klein kind, was ik ook al in Salou. Ik huppelde eens richting zwembad toen plotseling vlak voor mijn voeten een vol blik cola op de stenen uiteenspatte. Ik keek nieuwsgierig omhoog waar ik boven een badhanddoek met de Engelse vlag nog net een persoon zijn hoofd zag intrekken. Ik begreep toen niet zo goed waarom mijn ouders zo ontstemd waren toen ik het voorval even later als een spannend avontuur samenvatte. Later zie je pas het gevaar. Een vol blik cola op je kleine kinderharses: dat had toen slechter kunnen aflopen.
Engelsen op vakantie hebben jarenlang een slechte naam gehad. De luidruchtige, lallende en ruziezoekende eilandbewoners stonden steevast bovenaan in de lijst met ergernissen. De arrogante Russen, de nieuwe rijken, zijn de laatste jaren in opkomst. De Nederlander komt er echter aan. De Hollander, moet ik zeggen. Een halfdronken Engelsman krijgt vanuit het niets where the fuck you from? in zijn gezicht geschreeuwd. Een Russisch blokhoofd kijkt verstoord van zijn overvolle bord op als een meerstemmig Hoppaaaaa!!! door de eetzaal schalt. De zwetende hotelmanager verwijdert de zoveelste naïeve snotneus annex vandaal wegens vernielingen. De geagiteerde nachtportier stormt weer eens naar buiten om schreeuwende jongeren te sommeren per direct het zwembad te verlaten.
Een Engels jongetje ziet een blik cola vlak voor zijn voeten uiteenspatten. Hij kijkt omhoog en ziet boven een GoGo-vlag nog net een puisterige puber wegschieten.
Alweer jaren geleden was ik in juli op weg naar Spanje om een deel van de zomervakantie in Salou door te brengen. In de bus ontmoette ik drie jongens uit Utrecht. Ze bleken in hetzelfde hotel als ik te verblijven. 's Ochtends vroeg reed de touring car het toeristenoord binnen. Het moet tussen zes uur en half zeven geweest zijn, want de straten waren uitgestorven. De laatste feestvierders hadden net hun bed opgezocht, de schoonmaaksters en het hotelpersoneel met vroege dienst zat aan het ontbijt of was al aan het zwoegen in toiletten en keukens.
Eenmaal in het hotel communiceerden de jongens hun lichte teleurstelling. Ze hadden verwacht in een jongerenparadijs terecht te komen. Eén van hen formuleerde het onomwonden: 'ik dacht dat Salou één grote straat met discotheken was.' Dat er ook winkels, terrasjes, woonhuizen en autochtone inwoners waren, was niet in hem opgekomen. Aan het eind van de week sprak ik ze nog een keer. Twee waren er droog blijven staan, een had nog wel met een meisje gezoend. Met een ietwat corpulente propster, dat dan weer wel. De teleurstelling won het nauwelijks van de verbazing. Ook voor die schamele oogst was geen plaats geweest in hun utopie.
II
De dagen lengen weer en dat betekent dat vroege vogels en haantjes-de-voorste alvast hun zomervakantie gaan boeken. Twee aanbieders lijken in een publiciteitsoorlog te zijn beland omdat ze dezelfde doelgroep bedienen: de jongere. Het betreft Beachmasters en GoGo. Van de laatste had ik eerder gehoord, zij profileerden zich al langer als dé organisatie voor jongerenreizen. De laatste jaren heeft Beachmasters echter stormachtig zijn intrede gedaan op de markt. De concurrentiestrijd vraagt om harde campagne en de televisiecommercials van de beide operators getuigen daar van.
Beachmasters vuurde eerder al het eerste schot af door een al te stoere slogan te promoten, door de jongeren op hun vakantiebestemming luidkeels in de praktijk te brengen: I'm from Holland, where the fuck you from? De Hollandse jongeren als puberaal gezantschap onder de Nederlandse vlag. Dat moet wel fout gaan. Daarom komt men nu met een gezapiger alternatief. De Beachmasters kunnen elkaar op bestemming herkennen door een luidkeels Hoppaaaaa!!! te laten horen. Een soort Tsjakkaaaaa!!! voor bronstige jongeren, zeg maar.
GoGo kan niet achterblijven en lanceerde onlangs een eigen commercial. Geen quasihippe sloganistiek hier. De jeugd van tegenwoordig is opgegroeid in een visuele cultuur. Beelden dus. In het spotje achtereenvolgens springende jongeren op een hotelkamer in een regen van uit een kapotgescheurd kussen neerdalende donsveertjes, jongeren die onder nachtelijk gesternte een duik nemen in het hotelzwembad en een meisje dat op een hotelbed al zoenend een jongen bestijgt. Het zijn de beelden die de Utrechters indertijd voor ogen moeten hebben gehad.
De massale toestroom van grote groepen losbandige jongeren naar vakantieparadijzen is de autochtone burgemeesters en bewoners niet in de koude kleren gaan zitten. Men treedt steeds strenger op, ook tegen hotels en horecagelegenheden en dus tegen de zich misdragende jeugd. Wie ook maar een kleine vernieling aanbrengt op zijn kamer, wordt zonder pardon het hotel uit gebonjourd. Na zonsondergang nog een bommetje maken is uit den boze en tegen nachtelijke zwemmers wordt dan ook streng opgetreden. In hotels dienen jongeren zich bij terugkomst uit de discotheek te legitimeren, een verovering naar de kamer transporteren zit er dus niet in. Alleen het appartement biedt uitkomst, maar de concurrentie is hevig en de markt meedogenloos.
III
Nog vroeger, ik was nog een klein kind, was ik ook al in Salou. Ik huppelde eens richting zwembad toen plotseling vlak voor mijn voeten een vol blik cola op de stenen uiteenspatte. Ik keek nieuwsgierig omhoog waar ik boven een badhanddoek met de Engelse vlag nog net een persoon zijn hoofd zag intrekken. Ik begreep toen niet zo goed waarom mijn ouders zo ontstemd waren toen ik het voorval even later als een spannend avontuur samenvatte. Later zie je pas het gevaar. Een vol blik cola op je kleine kinderharses: dat had toen slechter kunnen aflopen.
Engelsen op vakantie hebben jarenlang een slechte naam gehad. De luidruchtige, lallende en ruziezoekende eilandbewoners stonden steevast bovenaan in de lijst met ergernissen. De arrogante Russen, de nieuwe rijken, zijn de laatste jaren in opkomst. De Nederlander komt er echter aan. De Hollander, moet ik zeggen. Een halfdronken Engelsman krijgt vanuit het niets where the fuck you from? in zijn gezicht geschreeuwd. Een Russisch blokhoofd kijkt verstoord van zijn overvolle bord op als een meerstemmig Hoppaaaaa!!! door de eetzaal schalt. De zwetende hotelmanager verwijdert de zoveelste naïeve snotneus annex vandaal wegens vernielingen. De geagiteerde nachtportier stormt weer eens naar buiten om schreeuwende jongeren te sommeren per direct het zwembad te verlaten.
Een Engels jongetje ziet een blik cola vlak voor zijn voeten uiteenspatten. Hij kijkt omhoog en ziet boven een GoGo-vlag nog net een puisterige puber wegschieten.
maandag 19 januari 2009
Encyclopedie van de somberheid (9)
9.Vandaag de meest deprimerende dag
Niemand ontkomt er aan: maandag 19 januari is 'blue Monday', oftewel de meest deprimerende dag van het jaar. De in depressies gespecialiseerde Britse psycholoog Cliff Arnall bedacht een naar zijn zeggen wetenschappelijke formule waaruit bleek dat de meeste mensen zich de derde maandag in januari neerslachtig of weemoedig voelen. Het slechte weer in januari brengt toch al velen aan het somberen. Bovendien realiseren mensen zich dat zij hun goede voornemens alweer hebben verbroken en dat het nog land duurt voordat zij weer vakantie hebben. Daarnaast zijn de meesten nog blut van de feestdagen, terwijl de rekeningen binnenstromen.
(Bron: voorpagina(!) Brabants Dagblad, 19-01-2009)
Niemand ontkomt er aan: maandag 19 januari is 'blue Monday', oftewel de meest deprimerende dag van het jaar. De in depressies gespecialiseerde Britse psycholoog Cliff Arnall bedacht een naar zijn zeggen wetenschappelijke formule waaruit bleek dat de meeste mensen zich de derde maandag in januari neerslachtig of weemoedig voelen. Het slechte weer in januari brengt toch al velen aan het somberen. Bovendien realiseren mensen zich dat zij hun goede voornemens alweer hebben verbroken en dat het nog land duurt voordat zij weer vakantie hebben. Daarnaast zijn de meesten nog blut van de feestdagen, terwijl de rekeningen binnenstromen.
(Bron: voorpagina(!) Brabants Dagblad, 19-01-2009)
zondag 18 januari 2009
The mirror I've been saving
Dinsdag gaat het dan eindelijk gebeuren: Barack Obama lost George W. Bush af als president van de Verenigde Staten. De wereld slaakt een zucht van verlichting. Het beleid van Bush heeft desastreuze gevolgen gehad voor de staat van het land en voor de internationale verhoudingen. De Texaan greep zijn afscheidsrede aan om al het goede dat hij heeft bewerkstelligd te benadrukken. Een beschamende en ergens ook wel meelijwekkende vertoning.
Na Bush Obama. Het contrast kan niet groter zijn, de beeldvorming versterkt dat effect nog eens. Het imago van Obama is dat van een intelligente, sociale, welbespraakte en innovatieve leider. Van Bush heerst het beeld van een domme, oorlogszuchtige, hakkelende en reactionaire cowboy. Veel van zulke typeringen lijken zeer juist, de antoniemen intelligent - dom zijn echter meer een gevolg van uit de hand gelopen beeldvorming. Bush studeerde aan Yale en Harvard en behaalde een bachelorgraad in de geschiedwetenschap en een mastertitel in de bedrijfswetenschappen. Om dat te bereiken moet je wel wat in je mars hebben. Ook een intelligent man kan echter een waardeloze president zijn, zo is gebleken. De geschiedenis zal oordelen over zijn presidentschap, stelt Bush. Hij maakt zich daar geen zorgen over, aangezien hij dit eindoordeel bij leven niet meer zal meemaken. Daarin vergist hij zich echter. Nu al beschouwt men hem als de slechtste president aller tijden, een diskwalificatie waaraan naar alle waarschijnlijkheid niet veel meer zal veranderen in de toekomst.
Obama reist per trein van Philadelphia naar Washington, een herhaling van de tocht die Abe Lincoln anderhalve eeuw geleden ook maakte. Heel Washington barst uit zijn voegen, zoveel mensen komen er op de inauguratie af. Grote artiesten als Bruce Springsteen, Mariah Carey, Jay-Z, Alicia Keys, Beyoncé en Stevie Wonder treden op, Oprah Winfrey doet haar show eenmalig in Washington, sterren als Steven Spielberg, Halle Berry en Tom Hanks zijn als gast aanwezig en betalen grotendeels de festiviteiten. In Legoland California is met 380 792 blokjes lego de plechtigheid nagebouwd. Nog belangrijker zijn de veiligheidsmaatregelen. Obama is een gewild doelwit voor racisten en andere haters. Elk pakhuis wordt scherp gecontroleerd op sluipschutters. Het enthousiasme van de mensen is enorm, de nieuwe president is de nieuwe mens.
Ik kan niet ontkennen dat Obama ook bij mij iets teweegbrengt. Als ik de tengere man met de ebonieten huid, de vriendelijke oogopslag en de dwingende stem op tv zie, dan ervaar ik toch een fijne mix van hoop en verwachting, het gevoel dat er écht een nieuw tijdperk voor de deur staat. Analisten waarschuwen tegen de huidige euforie. Een president heeft maar een beperkte invloed op het wereldgebeuren, binnen no time zal ook Obama gezien worden als de zoveelste president die vastloopt in goede bedoelingen en hardnekkige barrières. En toch blijft de gedachte hangen dat deze man dit historische juk van zich af kan werpen. Ik heb bij hem nooit het idee naar een Amerikaan te kijken. Bush, Clinton, al hun voorgangers, hoe uiteenlopend van politieke kleur ook, waren in de eerste plaats Amerikanen. Obama onttrekt zich aan elke geografische duiding. Ook de rest van de wereld lijkt rekenschap te geven van deze ervaring. Zelfs Iran heeft voor het eerst het idee te maken te hebben met een wereldleider in de letterlijke betekenis van het woord: de leider van de hele wereld, niet in de eerste plaats die van de VS als machtigste natie van die wereld. Al blijft het met Iran natuurlijk altijd oppassen geblazen.
Een bijkomende component van dit supranationale aura dat Obama omstraalt, is zijn dichterschap. In 1981 publiceerde een literair tijdschriftje twee gedichten van de latere president. 'Underground', een klein gedicht, beschrijft in korte, afstandelijke observaties het gedrag van apen in onderwatergrotten. Het tweede gedicht, 'Pop', is een lang autobiografisch gedicht over de grootvader. Het bevat meteen aan het begin een opvallend enjambement:
Sitting in his seat, a seat broad and broken
In, sprinkled with ashes
Het lyrisch ik, laten we zeggen: Obama, omschrijft zichzelf als
[...] a green young man
Who fails to consider the
Flim and flam of the world, since
Things have been easy for me;Het gedicht is een beheerst geschreven expressie van gevoelens van twijfel en liefde die leefden in de jonge Barack, die, zoals bekend, opgevoed werd door zijn opa. De taal is eenvoudig, de woorden zorgvuldig verspreid over de regels.
[...] and from
Under my seat, I pull out the
Mirror I’ve been saving; I’m laughing,
Laughing loud, the blood rushing from his face
To mine, as he grows small,
A spot in my brain, something
That may be squeezed out, like a
Watermelon seed between
Two fingers.
In Oneigenlijk gebruik (2008) wijdt Geert Buelens een hoofdstuk aan dichtende politici. Dit stuk, getiteld 'Imagoprobleem, zei u?' is ook opgenomen in de Gele Zwagerman. 'Elke politicus die dichter is, verdient het extra gewantrouwd te worden' schrijft Buelens. Hij doelt vooral op de historische voorbeelden waarbij gevaarlijke politici hun poëzie misbruikten om 'allerlei (niet zelden totalitaire) ideeën werkelijkheid te laten worden.' Radovan Karadzic is daar met zijn morbide en machtswellustige gedichten het meest recente voorbeeld van. Nu is Obama nauwelijks een dichter te noemen - de vroege gedichten hebben geen vervolg gekregen - en heeft hij zijn werkjes ook niet ingezet voor politieke doeleinden. Wel werden ze tijdens de voorverkiezingen onder het stof vandaan gehaald. Ze zullen toen zeker bijgedragen hebben aan het positieve imago van de kandidaat.
Buelens is somber over het imago van de poëzie: 'De dichter die het alleen bij mooie woorden houdt, staat maatschappelijk buitenspel. En de dichter-politicus die zijn eloquentie ten dienste stelt van een ideaal in de wereld, slaagt daar misschien wel in, maar dreigt net door de vertaling van die Idee naar de Realiteit de poëzie op te offeren.' Misschien wil Obama het tegendeel bewijzen. In 'Pop' schemert al iets door van de latere Democraat. Een innerlijke strijd over engagement met de 'flim and flam of the world'. Aandacht voor het belang van communicatie en familiebanden. De importantie van de opvoeding en het zich spiegelen aan voorouders en voorgangers.
Barack Obama heeft vast nog vele gedichten geschreven, goed weggestoken in een map, in een doos, op zolder. De beste man moet ze hoe dan ook weer gaan schrijven. Zijn idealen en bedoelingen verwoorden in heldere poëzie. Het is misschien zeer oneigentijds, maar wie weet kan Obama een stukje van het afgebrokkelde imago van de dichter als ziener van 'het Goede, het Ware en het Schone' herstellen. 'Oorlogen zal de poëzie niet kunnen tegenhouden,' merkt Buelens terecht op, maar toch...
I have a dream: Obama's dichtkunst als ontmoetingsplek van de idee schoonheid en de politieke realiteit. Yes, he can?
he switches channels, recites
an old poem
He wrote before his mother died,
Stands, shouts, and asks
For a hug, as I shrink, my
Arms barely reaching around
His thick, oily neck, and his broad back;
'cause
I see my face, framed within
Pop's black-framed glasses
And know he's laughing too.
Na Bush Obama. Het contrast kan niet groter zijn, de beeldvorming versterkt dat effect nog eens. Het imago van Obama is dat van een intelligente, sociale, welbespraakte en innovatieve leider. Van Bush heerst het beeld van een domme, oorlogszuchtige, hakkelende en reactionaire cowboy. Veel van zulke typeringen lijken zeer juist, de antoniemen intelligent - dom zijn echter meer een gevolg van uit de hand gelopen beeldvorming. Bush studeerde aan Yale en Harvard en behaalde een bachelorgraad in de geschiedwetenschap en een mastertitel in de bedrijfswetenschappen. Om dat te bereiken moet je wel wat in je mars hebben. Ook een intelligent man kan echter een waardeloze president zijn, zo is gebleken. De geschiedenis zal oordelen over zijn presidentschap, stelt Bush. Hij maakt zich daar geen zorgen over, aangezien hij dit eindoordeel bij leven niet meer zal meemaken. Daarin vergist hij zich echter. Nu al beschouwt men hem als de slechtste president aller tijden, een diskwalificatie waaraan naar alle waarschijnlijkheid niet veel meer zal veranderen in de toekomst.
Obama reist per trein van Philadelphia naar Washington, een herhaling van de tocht die Abe Lincoln anderhalve eeuw geleden ook maakte. Heel Washington barst uit zijn voegen, zoveel mensen komen er op de inauguratie af. Grote artiesten als Bruce Springsteen, Mariah Carey, Jay-Z, Alicia Keys, Beyoncé en Stevie Wonder treden op, Oprah Winfrey doet haar show eenmalig in Washington, sterren als Steven Spielberg, Halle Berry en Tom Hanks zijn als gast aanwezig en betalen grotendeels de festiviteiten. In Legoland California is met 380 792 blokjes lego de plechtigheid nagebouwd. Nog belangrijker zijn de veiligheidsmaatregelen. Obama is een gewild doelwit voor racisten en andere haters. Elk pakhuis wordt scherp gecontroleerd op sluipschutters. Het enthousiasme van de mensen is enorm, de nieuwe president is de nieuwe mens.
Ik kan niet ontkennen dat Obama ook bij mij iets teweegbrengt. Als ik de tengere man met de ebonieten huid, de vriendelijke oogopslag en de dwingende stem op tv zie, dan ervaar ik toch een fijne mix van hoop en verwachting, het gevoel dat er écht een nieuw tijdperk voor de deur staat. Analisten waarschuwen tegen de huidige euforie. Een president heeft maar een beperkte invloed op het wereldgebeuren, binnen no time zal ook Obama gezien worden als de zoveelste president die vastloopt in goede bedoelingen en hardnekkige barrières. En toch blijft de gedachte hangen dat deze man dit historische juk van zich af kan werpen. Ik heb bij hem nooit het idee naar een Amerikaan te kijken. Bush, Clinton, al hun voorgangers, hoe uiteenlopend van politieke kleur ook, waren in de eerste plaats Amerikanen. Obama onttrekt zich aan elke geografische duiding. Ook de rest van de wereld lijkt rekenschap te geven van deze ervaring. Zelfs Iran heeft voor het eerst het idee te maken te hebben met een wereldleider in de letterlijke betekenis van het woord: de leider van de hele wereld, niet in de eerste plaats die van de VS als machtigste natie van die wereld. Al blijft het met Iran natuurlijk altijd oppassen geblazen.
Een bijkomende component van dit supranationale aura dat Obama omstraalt, is zijn dichterschap. In 1981 publiceerde een literair tijdschriftje twee gedichten van de latere president. 'Underground', een klein gedicht, beschrijft in korte, afstandelijke observaties het gedrag van apen in onderwatergrotten. Het tweede gedicht, 'Pop', is een lang autobiografisch gedicht over de grootvader. Het bevat meteen aan het begin een opvallend enjambement:
Sitting in his seat, a seat broad and broken
In, sprinkled with ashes
Het lyrisch ik, laten we zeggen: Obama, omschrijft zichzelf als
[...] a green young man
Who fails to consider the
Flim and flam of the world, since
Things have been easy for me;Het gedicht is een beheerst geschreven expressie van gevoelens van twijfel en liefde die leefden in de jonge Barack, die, zoals bekend, opgevoed werd door zijn opa. De taal is eenvoudig, de woorden zorgvuldig verspreid over de regels.
[...] and from
Under my seat, I pull out the
Mirror I’ve been saving; I’m laughing,
Laughing loud, the blood rushing from his face
To mine, as he grows small,
A spot in my brain, something
That may be squeezed out, like a
Watermelon seed between
Two fingers.
In Oneigenlijk gebruik (2008) wijdt Geert Buelens een hoofdstuk aan dichtende politici. Dit stuk, getiteld 'Imagoprobleem, zei u?' is ook opgenomen in de Gele Zwagerman. 'Elke politicus die dichter is, verdient het extra gewantrouwd te worden' schrijft Buelens. Hij doelt vooral op de historische voorbeelden waarbij gevaarlijke politici hun poëzie misbruikten om 'allerlei (niet zelden totalitaire) ideeën werkelijkheid te laten worden.' Radovan Karadzic is daar met zijn morbide en machtswellustige gedichten het meest recente voorbeeld van. Nu is Obama nauwelijks een dichter te noemen - de vroege gedichten hebben geen vervolg gekregen - en heeft hij zijn werkjes ook niet ingezet voor politieke doeleinden. Wel werden ze tijdens de voorverkiezingen onder het stof vandaan gehaald. Ze zullen toen zeker bijgedragen hebben aan het positieve imago van de kandidaat.
Buelens is somber over het imago van de poëzie: 'De dichter die het alleen bij mooie woorden houdt, staat maatschappelijk buitenspel. En de dichter-politicus die zijn eloquentie ten dienste stelt van een ideaal in de wereld, slaagt daar misschien wel in, maar dreigt net door de vertaling van die Idee naar de Realiteit de poëzie op te offeren.' Misschien wil Obama het tegendeel bewijzen. In 'Pop' schemert al iets door van de latere Democraat. Een innerlijke strijd over engagement met de 'flim and flam of the world'. Aandacht voor het belang van communicatie en familiebanden. De importantie van de opvoeding en het zich spiegelen aan voorouders en voorgangers.
Barack Obama heeft vast nog vele gedichten geschreven, goed weggestoken in een map, in een doos, op zolder. De beste man moet ze hoe dan ook weer gaan schrijven. Zijn idealen en bedoelingen verwoorden in heldere poëzie. Het is misschien zeer oneigentijds, maar wie weet kan Obama een stukje van het afgebrokkelde imago van de dichter als ziener van 'het Goede, het Ware en het Schone' herstellen. 'Oorlogen zal de poëzie niet kunnen tegenhouden,' merkt Buelens terecht op, maar toch...
I have a dream: Obama's dichtkunst als ontmoetingsplek van de idee schoonheid en de politieke realiteit. Yes, he can?
he switches channels, recites
an old poem
He wrote before his mother died,
Stands, shouts, and asks
For a hug, as I shrink, my
Arms barely reaching around
His thick, oily neck, and his broad back;
'cause
I see my face, framed within
Pop's black-framed glasses
And know he's laughing too.
woensdag 14 januari 2009
De literaire beterweter #20
Erwin Mortier - Godenslaap Na vier flonkerende juweeltjes met een klein jongetje in de hoofdrol is nu eindelijk Erwin Mortiers eerste omvangrijke roman verschenen. In Godenslaap blikt een stokoude vrouw, Hélène Demont, al schrijvende terug op een cruciale fase van haar leven: de overgang van adolescentie naar volwassenheid, gesitueerd tegen het decor van de Eerste Wereldoorlog. Dit herinnerend schrijven wijkt fundamenteel af van het suggestieve proza dat inherent is aan een perspectief vanuit een onbevangen maar onvolledig waarnemend kind. Toch zijn enkele vertrouwde motieven ook in Godenslaap aanwezig: de stugge moeder, de nadruk op familiebanden, de tedere gevoelens en warme sympathie voor de vader. Ook heeft Mortier weer een onvergetelijk mannelijk personage bedacht. Was dat in Sluitertijd oom Werner, in Godenslaap is het de amusante Engelse soldaat Matthew Herbert, Hélènes eerste en enige geliefde. Belangrijk thema is de invloed van de Grote Oorlog op de levens van kleine mensen. De roman bevat aangrijpende bladzijden over dood, verlies en het dagdagelijke leven dat ondanks de miserie toch door moet gaan. In het geheugen van Hélène dondert het artillerievuur door en woekeren de beelden voort, culminerend in de scène waarin ze voor het laatst terugkeert naar het inmiddels vervallen huis van haar oom, het schuiladres van de familie tijdens de oorlog. De zintuiglijke beschrijving doet denken aan het prachtige hoofdstuk 'Time passes' uit To the Lighthouse. Mortiers proza is uitgeschreven poëzie. Let eens op klankspel en binnenrijm in de volgende zin: "Zonovergoten zondagochtenden met parades van de fanfare op de kleine esplanade voor het bordes, nadien sorbet van limoen of limonade." In Godenslaap is elke zin is zorgvuldig gewikt en gewogen, geschaafd en gevernist, uitvergroot om erin te verdwijnen. Soms leidt de woordkunst zelfs af van het verhaal, maar de compositie is zó doordacht dat je als lezer gefixeerd blijft op de geschiedenis van Hélène en haar strijd om met geschreven woorden "naar de wereld terug te zwijgen." Indrukwekkend. [****]
Fragment: We zeiden: over een jaar of honderd zal de oorlog die de onze was rond de gedenkstenen, de foto's, de dagboeken, de brieven en de zerken even volkomen zijn weggesleten als de botten van de doden in de grond, hoogstens een verkleuring achterlatend in het zand. We wisten nog niet dat intussen in de wiegen de soldaten sliepen voor de volgende, dat de beulen van morgen aan de rokken van hun kinderjuffen hingen, met de blokken speelden of op schamele zolderkamers hun wonden likten en bittere traktaten schreven in de letale inkt der rancune. We zeiden: als we over honderd jaar konden terugkeren, we zouden de oorlog niet meer herkennen, zijn onvatbaarheid, zijn totaliteit die ontelbare kleine levens als naalden op zijn magnetisme liet dansen, zou intussen herleid zijn tot een handvol beelden, ontvleesde getallen, plaatsnamen en data - kunnen we ooit iets anders, vraag ik me af, dan vroeg of laat met voetnoten overladen sprookjes vertellen?
Hans Verhagen - Zwarte gaten Dit is overdonderende poëzie. Verhagen heeft een bundel geschreven waarin de gedichten je priemend in de ogen kijken. Gedichten die soms schreeuwen om een reikende hand, zoals 'helden van mijn tijd': "Mensen met een zinvol leven - zou je ze geen rotschop geven?/ Mensen met een leeg bestaan - laat mij hier in Spookstad/ niet langer met m'n mond vol volzin staan". Maar als die hand achterwege blijft, is de val niet per se hard: "Er is geen verdrinkingsgevaar; ook al/ omdat leegte minder onomkeerbaar is dan water/ kom je eerder bodemloos ten val". Een belangrijk motief is engagement. Onze maatschappij wordt genadeloos geanalyseerd. Verzen met een fel politiek tintje zijn geen uitzondering, soms stijlvol en dubbelzinnig: "Opnieuw laten we de weg bepalen/ door vreeskwezels en aartshuichelaars/ het zijn de zotte botte bijltjesdagen", soms naakt en direct: "Politiek en religie maken zich niet schuldig aan muziek/ maar aan liefdes ondermijning, verdwijning van wijsheid". Je wordt als lezer bij de kraag gegrepen, met je neus op de regels gedrukt en dan met harde hand ter controle de straat op gesmeten. In een zwart gat is de zwaartekracht zo sterk dat niets er nog uit kan ontsnappen. In Verhagens zwarte gaten, zijn gedichten dus, zit de werkelijkheid gevangen: "Alleen bij heldere hemel/ kun je de zwarte gaten onderscheiden,/ met heel het naakte bestaan erin." De moderne tijd heeft afgedaan: "zij die heilig geloven in de tijd zullen spoedig sterven". Doch, eenmaal in het zwarte gat, in deze poëzie, is er nog hoop: "Wie onbekommerd in de zwarte gaten stapt / zal zich een heldere hemel verwerven". Toch schuwt de dichter ook de grote aardse gevoelens niet, hij spreidt ze zelfs superieur tentoon. Het gedicht 'hoe je verdween' flirt ongenaakbaar met pathetiek en is tegelijkertijd een van de mooiste gedichten over een gestorven geliefde die ik ken. Ik citeer het in zijn geheel in het fragment. [****]
Fragment: 'hoe je verdween': Zo ver als jij sprak zo diep je me raakte/ Hoe lager ik daalde hoe meer je verdween/ Zo hoop ik vergat zo vaak als ik faalde/ Zo scherp ik je zag hoe verder je scheen// Zo liefde mij brak en nooit ik meer liefhad/ en nooit meer en nooit meer en niemand die dag dat/ schoonheid vergaan ging onder een steen// Zij liet mij alleen, die de klank aan mijn hart gaf,/ van mijn klankkast het hart was/ en nooit meer en niemand en dood in de regen/ gelegen van eeuwen geleden/ onder postmoderne waterwegen/ Niet ontzwommen, nooit herrezen
Michel Houellebecq - Mogelijkheid van een eiland De drie romans van het Franse enfant terrible die ik eerder las troffen mij door hun directheid, ideeënrijkdom, gedurfdheid en nonconformisme. Voor de mooie zinnen lees je Houellebecq niet, soms is het allemaal zelfs iets té plat en banaal. Houellebecq heeft echter iets te vertellen, wil betogen en bewust provoceren, en zo'n schrijver lees ik met extra interesse. Mogelijkheid van een eiland is een vervolg op Elementaire deeltjes, of scherper: is er de uitwerking van. In die roman was een nieuwe mens aan het woord, een exemplaar van de gekloonde mensensoort. In Mogelijkheid van een eiland wisselt het perspectief steeds tussen Daniel1, een zwaarmoedige komiek uit het buitentekstuele heden die feilloos de zere plekken van onze door de seksuele economie geregeerde wereld aanwijst, en Daniel24 en Daniel25, zijn kopiën uit de verre toekomst waarin de nieuwe mensensoort in volmaakte ascese 'leeft'. Zij belichamen de vraag waar het allemaal om draait: 'valt een volmaakt rimpelloos leven te verkiezen boven een leven met een paar hoge toppen en steeds meer diepe dalen?' Het verhaal weet niet altijd te boeien, de gedeelten over een sekte die de overgang naar de nieuwe mens initieert lijken soms afkomstig uit het scenario voor een slechte B-film. Dit keer is het echter niet de plot die zo intrigeert, maar zijn het de rake, puntige zinnen die imponeren: "over de lichamelijke liefde maakte ik me absoluut geen illusies. Jeugd, schoonheid, kracht: de criteria van de lichamelijke liefde zijn precies dezelfde als die van het nazisme." "het is grappig om te constateren dat het altijd de tegenstanders van de vrijheid [van meningsuiting] zijn die er op een gegeven moment de meeste behoefte aan blijken te hebben." "Het leven begint op je vijftigste, dat klopt; alleen eindigt het op je veertigste." De laatste 50 pagina's zijn toch weer van grote klasse. "Het niets nietigt", het citaat van Heidegger, was het veelzeggende motto van het hoofdstuk waarin een seksueel faillisement de ondergang van Daniël1 in gang zet. Maar die volmaakt onthechte nieuwe soort is toch ook niet het antwoord voor het mensenras, lijkt Houellebecq met het slot te willen suggereren. Ik wacht met smart op een nieuwe roman, alsmede op de vertaling van het brievenboek van Houellebecq en Lévi. [****]
Fragment: Een tweede millennium is voorbijgegaan, en de situatie is stabiel gebleven, het percentage deserties onveranderd. De menselijke denker Friedrich Nietzsche zag in de mens 'het nog niet vastgestelde dier', waarmee hij in de filosofie een traditie van nonchalance ten aanzien van de wetenschappelijke feiten introduceerde die uiteindelijk haar ondergang zou betekenen. Een dergelijke typering mag dan op de mens absoluut niet van toepassing zijn - in elk geval minder dan op de meeste diersoorten -, ze geldt al evenmin voor de nieuwe mens die hem opvolgde. In feite is wat ons het beste typeert in verhouding tot onze voorgangers ongetwijfeld zelfs een zeker conservatisme. [...] Daniel1 herleeft in mij, zijn lichaam is in mij opnieuw geïncarneerd, zijn gedachten zijn de mijne, zijn herinneringen zijn de mijne; zijn bestaan zet zich werkelijk in mij voort, veel meer dan enig mens zich zelfs in zijn stoutste dromen ooit heeft voortgezet in zijn nageslacht. Toch, en daar denk ik vaak aan, is mijn eigen leven bij lange na niet het leven dat hij graag zou hebben geleid.
[drie kerstboeken:]
C.C.S Crone - De schuiftrompet Verzameld werk van de jong gestorven schrijver (1914-1951). Het lange verhaal 'Gymnasium en liefde', een schooltijd door de ogen van een onbevangen associërende scholier, is enorm grappig en ontwapenend van toon. Ook sommige van de korte verhalen, soms maar een pagina van omvang, zijn nog de moeite waard. Ze beschrijven de tafereeltjes van het leven: korte flakkeringen van liefde, de droeve gemoeden van kleine luiden. Er wordt veel gestorven in dit oeuvre. [***]
Gerard Reve - De avonden 'Morgen, vader,' zei Frits. Hij had het gevoel, alsof hij voor het uitspreken van deze woorden door de hele luchtpijp een steen omhoog had moeten duwen, die nu voor zijn voeten viel. 'Morgen, mijn jongen,' antwoordde zijn vader. Ze gingen aan tafel. 'Ik moet opletten,' dacht hij, 'ik moet scherp toezien.' [*****]
Charles Dickens - A Christmas Carol Voor mij persoonlijk, kind van het seculiere tijdperk, hét archetypische kerstverhaal, talloze malen nagevolgd. Over de verkilde vrek Ebenezer Scrooge en hoe hij tot inkeer komt, onder invloed van drie geesten die hem meenemen naar Kerstmis vroeger, nu en in de toekomst. Wat mij trof in de geschreven versie was de pregnante sfeertekening en het feit dat Dickens zo rijkelijk put uit het immense idioom dat het Engels eigen is. [***]
Fragment: We zeiden: over een jaar of honderd zal de oorlog die de onze was rond de gedenkstenen, de foto's, de dagboeken, de brieven en de zerken even volkomen zijn weggesleten als de botten van de doden in de grond, hoogstens een verkleuring achterlatend in het zand. We wisten nog niet dat intussen in de wiegen de soldaten sliepen voor de volgende, dat de beulen van morgen aan de rokken van hun kinderjuffen hingen, met de blokken speelden of op schamele zolderkamers hun wonden likten en bittere traktaten schreven in de letale inkt der rancune. We zeiden: als we over honderd jaar konden terugkeren, we zouden de oorlog niet meer herkennen, zijn onvatbaarheid, zijn totaliteit die ontelbare kleine levens als naalden op zijn magnetisme liet dansen, zou intussen herleid zijn tot een handvol beelden, ontvleesde getallen, plaatsnamen en data - kunnen we ooit iets anders, vraag ik me af, dan vroeg of laat met voetnoten overladen sprookjes vertellen?
Hans Verhagen - Zwarte gaten Dit is overdonderende poëzie. Verhagen heeft een bundel geschreven waarin de gedichten je priemend in de ogen kijken. Gedichten die soms schreeuwen om een reikende hand, zoals 'helden van mijn tijd': "Mensen met een zinvol leven - zou je ze geen rotschop geven?/ Mensen met een leeg bestaan - laat mij hier in Spookstad/ niet langer met m'n mond vol volzin staan". Maar als die hand achterwege blijft, is de val niet per se hard: "Er is geen verdrinkingsgevaar; ook al/ omdat leegte minder onomkeerbaar is dan water/ kom je eerder bodemloos ten val". Een belangrijk motief is engagement. Onze maatschappij wordt genadeloos geanalyseerd. Verzen met een fel politiek tintje zijn geen uitzondering, soms stijlvol en dubbelzinnig: "Opnieuw laten we de weg bepalen/ door vreeskwezels en aartshuichelaars/ het zijn de zotte botte bijltjesdagen", soms naakt en direct: "Politiek en religie maken zich niet schuldig aan muziek/ maar aan liefdes ondermijning, verdwijning van wijsheid". Je wordt als lezer bij de kraag gegrepen, met je neus op de regels gedrukt en dan met harde hand ter controle de straat op gesmeten. In een zwart gat is de zwaartekracht zo sterk dat niets er nog uit kan ontsnappen. In Verhagens zwarte gaten, zijn gedichten dus, zit de werkelijkheid gevangen: "Alleen bij heldere hemel/ kun je de zwarte gaten onderscheiden,/ met heel het naakte bestaan erin." De moderne tijd heeft afgedaan: "zij die heilig geloven in de tijd zullen spoedig sterven". Doch, eenmaal in het zwarte gat, in deze poëzie, is er nog hoop: "Wie onbekommerd in de zwarte gaten stapt / zal zich een heldere hemel verwerven". Toch schuwt de dichter ook de grote aardse gevoelens niet, hij spreidt ze zelfs superieur tentoon. Het gedicht 'hoe je verdween' flirt ongenaakbaar met pathetiek en is tegelijkertijd een van de mooiste gedichten over een gestorven geliefde die ik ken. Ik citeer het in zijn geheel in het fragment. [****]
Fragment: 'hoe je verdween': Zo ver als jij sprak zo diep je me raakte/ Hoe lager ik daalde hoe meer je verdween/ Zo hoop ik vergat zo vaak als ik faalde/ Zo scherp ik je zag hoe verder je scheen// Zo liefde mij brak en nooit ik meer liefhad/ en nooit meer en nooit meer en niemand die dag dat/ schoonheid vergaan ging onder een steen// Zij liet mij alleen, die de klank aan mijn hart gaf,/ van mijn klankkast het hart was/ en nooit meer en niemand en dood in de regen/ gelegen van eeuwen geleden/ onder postmoderne waterwegen/ Niet ontzwommen, nooit herrezen
Michel Houellebecq - Mogelijkheid van een eiland De drie romans van het Franse enfant terrible die ik eerder las troffen mij door hun directheid, ideeënrijkdom, gedurfdheid en nonconformisme. Voor de mooie zinnen lees je Houellebecq niet, soms is het allemaal zelfs iets té plat en banaal. Houellebecq heeft echter iets te vertellen, wil betogen en bewust provoceren, en zo'n schrijver lees ik met extra interesse. Mogelijkheid van een eiland is een vervolg op Elementaire deeltjes, of scherper: is er de uitwerking van. In die roman was een nieuwe mens aan het woord, een exemplaar van de gekloonde mensensoort. In Mogelijkheid van een eiland wisselt het perspectief steeds tussen Daniel1, een zwaarmoedige komiek uit het buitentekstuele heden die feilloos de zere plekken van onze door de seksuele economie geregeerde wereld aanwijst, en Daniel24 en Daniel25, zijn kopiën uit de verre toekomst waarin de nieuwe mensensoort in volmaakte ascese 'leeft'. Zij belichamen de vraag waar het allemaal om draait: 'valt een volmaakt rimpelloos leven te verkiezen boven een leven met een paar hoge toppen en steeds meer diepe dalen?' Het verhaal weet niet altijd te boeien, de gedeelten over een sekte die de overgang naar de nieuwe mens initieert lijken soms afkomstig uit het scenario voor een slechte B-film. Dit keer is het echter niet de plot die zo intrigeert, maar zijn het de rake, puntige zinnen die imponeren: "over de lichamelijke liefde maakte ik me absoluut geen illusies. Jeugd, schoonheid, kracht: de criteria van de lichamelijke liefde zijn precies dezelfde als die van het nazisme." "het is grappig om te constateren dat het altijd de tegenstanders van de vrijheid [van meningsuiting] zijn die er op een gegeven moment de meeste behoefte aan blijken te hebben." "Het leven begint op je vijftigste, dat klopt; alleen eindigt het op je veertigste." De laatste 50 pagina's zijn toch weer van grote klasse. "Het niets nietigt", het citaat van Heidegger, was het veelzeggende motto van het hoofdstuk waarin een seksueel faillisement de ondergang van Daniël1 in gang zet. Maar die volmaakt onthechte nieuwe soort is toch ook niet het antwoord voor het mensenras, lijkt Houellebecq met het slot te willen suggereren. Ik wacht met smart op een nieuwe roman, alsmede op de vertaling van het brievenboek van Houellebecq en Lévi. [****]
Fragment: Een tweede millennium is voorbijgegaan, en de situatie is stabiel gebleven, het percentage deserties onveranderd. De menselijke denker Friedrich Nietzsche zag in de mens 'het nog niet vastgestelde dier', waarmee hij in de filosofie een traditie van nonchalance ten aanzien van de wetenschappelijke feiten introduceerde die uiteindelijk haar ondergang zou betekenen. Een dergelijke typering mag dan op de mens absoluut niet van toepassing zijn - in elk geval minder dan op de meeste diersoorten -, ze geldt al evenmin voor de nieuwe mens die hem opvolgde. In feite is wat ons het beste typeert in verhouding tot onze voorgangers ongetwijfeld zelfs een zeker conservatisme. [...] Daniel1 herleeft in mij, zijn lichaam is in mij opnieuw geïncarneerd, zijn gedachten zijn de mijne, zijn herinneringen zijn de mijne; zijn bestaan zet zich werkelijk in mij voort, veel meer dan enig mens zich zelfs in zijn stoutste dromen ooit heeft voortgezet in zijn nageslacht. Toch, en daar denk ik vaak aan, is mijn eigen leven bij lange na niet het leven dat hij graag zou hebben geleid.
[drie kerstboeken:]
C.C.S Crone - De schuiftrompet Verzameld werk van de jong gestorven schrijver (1914-1951). Het lange verhaal 'Gymnasium en liefde', een schooltijd door de ogen van een onbevangen associërende scholier, is enorm grappig en ontwapenend van toon. Ook sommige van de korte verhalen, soms maar een pagina van omvang, zijn nog de moeite waard. Ze beschrijven de tafereeltjes van het leven: korte flakkeringen van liefde, de droeve gemoeden van kleine luiden. Er wordt veel gestorven in dit oeuvre. [***]
Gerard Reve - De avonden 'Morgen, vader,' zei Frits. Hij had het gevoel, alsof hij voor het uitspreken van deze woorden door de hele luchtpijp een steen omhoog had moeten duwen, die nu voor zijn voeten viel. 'Morgen, mijn jongen,' antwoordde zijn vader. Ze gingen aan tafel. 'Ik moet opletten,' dacht hij, 'ik moet scherp toezien.' [*****]
Charles Dickens - A Christmas Carol Voor mij persoonlijk, kind van het seculiere tijdperk, hét archetypische kerstverhaal, talloze malen nagevolgd. Over de verkilde vrek Ebenezer Scrooge en hoe hij tot inkeer komt, onder invloed van drie geesten die hem meenemen naar Kerstmis vroeger, nu en in de toekomst. Wat mij trof in de geschreven versie was de pregnante sfeertekening en het feit dat Dickens zo rijkelijk put uit het immense idioom dat het Engels eigen is. [***]
dinsdag 13 januari 2009
Over '40-'45 als vergelijking
Het debat verhardt, hoor je tegenwoordig vaak als het om de kwestie van de islamisering gaat. Bewijs is de toename aan '40-'45-vergelijkingen sinds Pim Fortuyn ten tonele verscheen.
Het begon met Thom de Graaff die Anne Frank inzette om Fortuyn aan de schandpaal te nagelen. Bij de laatste verkiezingen was daar Marco Pastors van EénNL die in een laatste krampachtige poging stemmen te winnen de islamisering vergeleek met de bezetting van '40-'45. Het zijn individuele reflexen van verkiesbare katten in het nauw.
Maar ook in het reguliere debat wordt '40-'45 er te pas en te onpas bij gehaald. Rabiate islamcritici als Geert Wilders bedienen zich gretig van de vergelijking. Fitna was gericht tegen 'de barbaar Mohammed en het islamofascisme'. De islam is dan de nieuwe totalitaire dreiging, het hedendaagse equivalent van het Duitse fascisme en de bezetting.
Maar critici van islamcritici, die hun oprispingen toch vooral wijten aan zulke vergelijkingen als die van Wilders, hebben '40-'45 gek genoeg net zo hard nodig. 'Als Wilders hetzelfde over Joden (en het Oude Testament) gezegd zou hebben als wat hij over Moslims (en de Koran) uitkraamt, dan was hij allang afgeserveerd en veroordeeld vanwege antisemitisme' liet Harry de Winter in een advertentie afdrukken.
Serieuzere critici verlagen zich niet tot het plaatsen van een loze kreet, zij zwaaien in een praatprogramma of in een column de opgestoken vinger door de lucht en merken zeer weldenkend en fatsoenlijk op dat vergelijkingen met '40-'45, zoals de term 'islamofascisme', te allen tijde mank gaan. Het kwaad van de fascistische bezetting en de holocaust is het maximale kwaad, het nec plus ultra van verschrikking.
Maar ook hier is er nog een klein addertje onder het gras. Wie beweert dat alle vergelijkingen met '40-'45 uit den boze zijn, vergeet even dat hij zelf deze vergelijking nodig heeft om zijn punt te maken. Hij zet '40-'45 in om aan te tonen dat '40-'45 niet ingezet mag worden.
Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen dus. Maar nu letterlijk.
Het begon met Thom de Graaff die Anne Frank inzette om Fortuyn aan de schandpaal te nagelen. Bij de laatste verkiezingen was daar Marco Pastors van EénNL die in een laatste krampachtige poging stemmen te winnen de islamisering vergeleek met de bezetting van '40-'45. Het zijn individuele reflexen van verkiesbare katten in het nauw.
Maar ook in het reguliere debat wordt '40-'45 er te pas en te onpas bij gehaald. Rabiate islamcritici als Geert Wilders bedienen zich gretig van de vergelijking. Fitna was gericht tegen 'de barbaar Mohammed en het islamofascisme'. De islam is dan de nieuwe totalitaire dreiging, het hedendaagse equivalent van het Duitse fascisme en de bezetting.
Maar critici van islamcritici, die hun oprispingen toch vooral wijten aan zulke vergelijkingen als die van Wilders, hebben '40-'45 gek genoeg net zo hard nodig. 'Als Wilders hetzelfde over Joden (en het Oude Testament) gezegd zou hebben als wat hij over Moslims (en de Koran) uitkraamt, dan was hij allang afgeserveerd en veroordeeld vanwege antisemitisme' liet Harry de Winter in een advertentie afdrukken.
Serieuzere critici verlagen zich niet tot het plaatsen van een loze kreet, zij zwaaien in een praatprogramma of in een column de opgestoken vinger door de lucht en merken zeer weldenkend en fatsoenlijk op dat vergelijkingen met '40-'45, zoals de term 'islamofascisme', te allen tijde mank gaan. Het kwaad van de fascistische bezetting en de holocaust is het maximale kwaad, het nec plus ultra van verschrikking.
Maar ook hier is er nog een klein addertje onder het gras. Wie beweert dat alle vergelijkingen met '40-'45 uit den boze zijn, vergeet even dat hij zelf deze vergelijking nodig heeft om zijn punt te maken. Hij zet '40-'45 in om aan te tonen dat '40-'45 niet ingezet mag worden.
Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen dus. Maar nu letterlijk.
zondag 11 januari 2009
Bedenkingen bij het tv-moment van het jaar
Gisteravond zond de VARA de verkiezing van tv-moment van het jaar 2008 uit. De strijd, zo werd al gauw duidelijk, zou hoofdzakelijk gaan tussen drie momenten: het interview van GeenStijl.tv met een zwijgende Ella Vogelaar, de verborgen camera-uitzending van Peter R. de Vries met Patrick van den Eem en Joran van der Sloot, en een fragment uit Mooi! Weer de Leeuw waarin Paul de Leeuw achternagezeten wordt door een verstandelijk gehandicapte. Het laatste fragment won. Ik heb mijn bedenkingen.
Laat ik allereerst vooropstellen dat ik smakelijk heb gelachen om de ongeplande chaos bij Paul de Leeuw. De presentator moest plaatsnemen op een koets waarop Yta, een downer, de teugels in handen had. De Leeuw ging er op een gegeven moment vandoor, Yta was verontwaardigd en zette een tien minuten durende achtervolging in. Bekijk het fragment hier. Zonder meer een grappig fragment, exemplarisch voor het talent van De Leeuw en zijn ploeg om te improviseren. De manier waarop dit filmpje echter tot winnaar werd uitgeroepen is zeer twijfelachtig.
Allereerst was daar plotseling een jury. Voorafgaand aan de verkiezing kon het publiek de winnaar bepalen door te stemmen op zijn favoriete fragment, wat massaal gebeurde. Aan het begin van de uitzending bleek echter dat men had besloten toch maar een filter in te bouwen: uit de drie fragmenten met de meeste stemmen moest een 'vakjury' van vier mensen (Anita Witzier en drie Niet Echt Bekende Nederlanders) de uiteindelijke winnaar kiezen. Witzier nam het woord: het Vogelaarfragment eindigt op drie, wij van de jury hadden eigenlijk liever een ander fragment bij de laatste drie gezien, en GeenStijl.tv is bovendien internet en geen tv. De Vries of De Leeuw bleven over. Peter R. de Vries heeft al zoveel gewonnen, sneerde Witzier alvast, de uitslag verradend. De Leeuw won dus, zijn fragment was enorm grappig en 'emancipatie van gehandicapten' ten top.
Wat is hier gebeurd? De manier waarop het fragment van GeenStijl.tv wordt afgeserveerd is stuitend. De jury werd geacht te kiezen uit drie fragmenten die nog in de race waren, deze te beoordelen op hun kwaliteit, nieuwswaarde, invloed etc. Hautain opmerken dat je liever een ander fragment gezien had, is al een overschrijding van je bevoegdheden, maar om dan ook nog met het argument te komen dat er niet eens sprake is van een tv-fragment, is werkelijk van de gekken. Dan had men het fragment überhaupt niet toe moeten laten tot de verkiezing. Niet eerst laten meedoen en dan met de eindstreep in zicht plotseling zeggen: sorry, maar jullie mogen eigenlijk niet meedoen. Alsof de UEFA tegen Israël zegt, wanneer het land zich kwalificeert voor het EK: sorry, maar jullie mogen toch niet meedoen, jullie horen eigenlijk niet bij Europa. Het fragment van Rutger Castricum en Ella Vogelaar is bovendien alleen al op tv door meer mensen bekeken dan het fragment uit Mooi! Weer de Leeuw. Dat feit had ook de doorslag gegeven om het mee te laten dingen naar de prijs.
En wat te denken van het 'argument' dat Peter R. de Vries al zoveel gewonnen heeft. Sterk argument, jury! En Paul de Leeuw heeft nog nooit iets gewonnen zeker. De o zo Nederlandse wet van het maaiveld had de jury blijkbaar in zijn greep. De zesjescultuur heeft haar sympathie. Je mag hier niet té goed zijn in wat je doet, té veel opvallen, té veel eer opstrijken met wat je presteert, want dan word je genadeloos afgemaakt. Presentator Matthijs van Nieuwkerk probeerde er nog wat van te maken: toch wel een grote verrassing dat Peter R. de Vries niet wint, zei hij. 'Nou, voor ons niet,' blafte Witzier.
Er is geen juryrapport en de criteria die zij hanteerde zijn onduidelijk. Laat de organisatie voortaan eerst eens duidelijk maken wat de criteria zijn. Draait het om impact? Of om de de-leukste-thuis-waarde? Het Vogelaarfragment verscheen in alle nieuws- en actualiteitenprogramma's, van RTL Boulevard tot NOVA en Pauw & Witteman. Het was de aanleiding voor het congé van de minister en initieerde de grote schoonmaak van Wouter Bos. De Joran-tapes werden door miljoenen in binnen- en buitenland bekeken en verschaften veel duidelijkheid over de zaak Holloway en de criminele intenties van Van der Sloot. Het fragment van De Leeuw, hoe grappig ook, is door een beperkt aantal mensen bekeken, heeft weinig nieuwswaarde of impact gehad, en laten we wel wezen: Paul de Leeuw in een kolderieke scène met een downer, we hebben het allemaal al tig keer eerder gezien.
Overigens worstel ik nog met de vraag of ongegeneerd lachen om de escapades van iemand met een verstandelijke beperking nou zo emancipatoir is. Emancipatie draait om gelijkwaardig behandelen, om serieus nemen, om voor vol aangezien worden, en daarvan is in zulke fragmenten toch geen sprake, dunkt mij. Het is een beetje als met de Paralympics, waar ondanks een kleiner aantal sporten toch een veelvoud aan medailles ten opzichte van de reguliere Spelen wordt uitgedeeld. Dan bekruipt mij toch een beetje het Knoop-in-je-zakdoek-gevoel: altijd gelijkspel, iedereen wint een prijs.
Laat ik allereerst vooropstellen dat ik smakelijk heb gelachen om de ongeplande chaos bij Paul de Leeuw. De presentator moest plaatsnemen op een koets waarop Yta, een downer, de teugels in handen had. De Leeuw ging er op een gegeven moment vandoor, Yta was verontwaardigd en zette een tien minuten durende achtervolging in. Bekijk het fragment hier. Zonder meer een grappig fragment, exemplarisch voor het talent van De Leeuw en zijn ploeg om te improviseren. De manier waarop dit filmpje echter tot winnaar werd uitgeroepen is zeer twijfelachtig.
Allereerst was daar plotseling een jury. Voorafgaand aan de verkiezing kon het publiek de winnaar bepalen door te stemmen op zijn favoriete fragment, wat massaal gebeurde. Aan het begin van de uitzending bleek echter dat men had besloten toch maar een filter in te bouwen: uit de drie fragmenten met de meeste stemmen moest een 'vakjury' van vier mensen (Anita Witzier en drie Niet Echt Bekende Nederlanders) de uiteindelijke winnaar kiezen. Witzier nam het woord: het Vogelaarfragment eindigt op drie, wij van de jury hadden eigenlijk liever een ander fragment bij de laatste drie gezien, en GeenStijl.tv is bovendien internet en geen tv. De Vries of De Leeuw bleven over. Peter R. de Vries heeft al zoveel gewonnen, sneerde Witzier alvast, de uitslag verradend. De Leeuw won dus, zijn fragment was enorm grappig en 'emancipatie van gehandicapten' ten top.
Wat is hier gebeurd? De manier waarop het fragment van GeenStijl.tv wordt afgeserveerd is stuitend. De jury werd geacht te kiezen uit drie fragmenten die nog in de race waren, deze te beoordelen op hun kwaliteit, nieuwswaarde, invloed etc. Hautain opmerken dat je liever een ander fragment gezien had, is al een overschrijding van je bevoegdheden, maar om dan ook nog met het argument te komen dat er niet eens sprake is van een tv-fragment, is werkelijk van de gekken. Dan had men het fragment überhaupt niet toe moeten laten tot de verkiezing. Niet eerst laten meedoen en dan met de eindstreep in zicht plotseling zeggen: sorry, maar jullie mogen eigenlijk niet meedoen. Alsof de UEFA tegen Israël zegt, wanneer het land zich kwalificeert voor het EK: sorry, maar jullie mogen toch niet meedoen, jullie horen eigenlijk niet bij Europa. Het fragment van Rutger Castricum en Ella Vogelaar is bovendien alleen al op tv door meer mensen bekeken dan het fragment uit Mooi! Weer de Leeuw. Dat feit had ook de doorslag gegeven om het mee te laten dingen naar de prijs.
En wat te denken van het 'argument' dat Peter R. de Vries al zoveel gewonnen heeft. Sterk argument, jury! En Paul de Leeuw heeft nog nooit iets gewonnen zeker. De o zo Nederlandse wet van het maaiveld had de jury blijkbaar in zijn greep. De zesjescultuur heeft haar sympathie. Je mag hier niet té goed zijn in wat je doet, té veel opvallen, té veel eer opstrijken met wat je presteert, want dan word je genadeloos afgemaakt. Presentator Matthijs van Nieuwkerk probeerde er nog wat van te maken: toch wel een grote verrassing dat Peter R. de Vries niet wint, zei hij. 'Nou, voor ons niet,' blafte Witzier.
Er is geen juryrapport en de criteria die zij hanteerde zijn onduidelijk. Laat de organisatie voortaan eerst eens duidelijk maken wat de criteria zijn. Draait het om impact? Of om de de-leukste-thuis-waarde? Het Vogelaarfragment verscheen in alle nieuws- en actualiteitenprogramma's, van RTL Boulevard tot NOVA en Pauw & Witteman. Het was de aanleiding voor het congé van de minister en initieerde de grote schoonmaak van Wouter Bos. De Joran-tapes werden door miljoenen in binnen- en buitenland bekeken en verschaften veel duidelijkheid over de zaak Holloway en de criminele intenties van Van der Sloot. Het fragment van De Leeuw, hoe grappig ook, is door een beperkt aantal mensen bekeken, heeft weinig nieuwswaarde of impact gehad, en laten we wel wezen: Paul de Leeuw in een kolderieke scène met een downer, we hebben het allemaal al tig keer eerder gezien.
Overigens worstel ik nog met de vraag of ongegeneerd lachen om de escapades van iemand met een verstandelijke beperking nou zo emancipatoir is. Emancipatie draait om gelijkwaardig behandelen, om serieus nemen, om voor vol aangezien worden, en daarvan is in zulke fragmenten toch geen sprake, dunkt mij. Het is een beetje als met de Paralympics, waar ondanks een kleiner aantal sporten toch een veelvoud aan medailles ten opzichte van de reguliere Spelen wordt uitgedeeld. Dan bekruipt mij toch een beetje het Knoop-in-je-zakdoek-gevoel: altijd gelijkspel, iedereen wint een prijs.
zaterdag 10 januari 2009
Gedicht
white blues
für E.
herinnering sneeuwt weer
dwarrelt warrig dansend neer
op de toppen van een naaldbos
de schors wordt donzen korst
de boomschors en het aaibaar mos
doorsteekt de ijzerkoude speer
ik naast haar in een dwarse slaap
een dunne deken solidariteit
dat is ik naast haar solitair
hechter doortimmerd zet ik schreden
onder flinterdun ijs -
ik winter door en door
für E.
herinnering sneeuwt weer
dwarrelt warrig dansend neer
op de toppen van een naaldbos
de schors wordt donzen korst
de boomschors en het aaibaar mos
doorsteekt de ijzerkoude speer
ik naast haar in een dwarse slaap
een dunne deken solidariteit
dat is ik naast haar solitair
hechter doortimmerd zet ik schreden
onder flinterdun ijs -
ik winter door en door
Een dikke en een dunne
Op zijn blog over klasse-literatuur schreef Fabian Stolk onlangs dat er maar weinig dikke romans (> 500 blz.) zijn die hij heeft uitgelezen. Zulke pillen trekken een zware wissel op je tijd en discipline en moeten derhalve hun omvang wel waar kunnen maken. Ze moeten jou als lezer bijtijds kunnen aantonen 'dat het de moeite loon[t] om er zo veel tijd in te steken als een volledige lectuur zou vergen'. Gebeurt dat niet vlug genoeg, dan is de kans groot dat het boek voorgoed onuitgelezen blijft, en je naar aanleiding van de negatieve ervaring ook andere boeken van de betreffende auteur aan je voorbij laat gaan.
Bijkomende complicatie is het fenomeen 'canon'. Van veel auteurs zien we steeds weer diezelfde vuistdikke roman in allertijdenlijstjes verschijnen. Een argeloze lezer met een zekere interesse in lezen en literatuur zal zich op deze boeken storten. Als de lectuur dan tegenvalt, blijven minder bekende en vooral dunnere werkjes van de auteur uit het zicht. Terwijl die soms meer de moeite waard kunnen zijn dan het 'meesterlijke epos'. Enkele voorbeelden.
Van Harry Mulisch lezen vele lezers ooit zijn magnum opus De ontdekking van de hemel (≥ 900 blz.). Een meeslepende, vlotte roman die niet veel mensen de lectuur zal doen staken. Ook De aanslag, Twee vrouwen en Siegfried doen het goed tegenwoordig. Jammer is dat daardoor veel van het vroege werk van Mulisch onderbelicht blijft, terwijl er tussen zijn romans uit de jaren vijftig enkele juweeltjes zitten. Bijvoorbeeld het onvolprezen Het mirakel (≤ 150 blz.). In dit prettig gestoorde werkje, dat het midden houdt tussen een roman en een verhalenbundel, volgen we in 'zeventien episodes van troost en liederlijkheid' de escapades van de heer Tiennoppen, een ietwat wereldvreemd mannetje bij wie de verbeelding weleens met de werkelijkheid op de loop wil gaan. Dat levert een prachtige verzameling vertederende en humoristische schetsen op. Het mirakel loopt vooruit op Italo Calvino's succesvolle Marcovaldo.
De Kapellekensbaan en het vervolg Zomer te Ter-Muren (samen ≥ 1000 blz.) van Louis-Paul Boon zijn niet alleen door hun omvang een ware leesexercitie. Ook de modernistische structuur en stijl vergen nogal wat inspanning van de lezer. Een mooie kennismaking met het werk van de Vlaming vormt Menuet (≤ 200 blz.). In Menuet wordt drie keer hetzelfde verhaal verteld. Achtereenvolgens een man, zijn echtgenote en hun dienstmeisje komen aan het woord. Het slot van elk gedeelte geeft steeds weer iets meer van de geschiedenis prijs. Bovenaan de pagina's zijn krantenknipsels over morbide nieuwsberichten afgedrukt die de man verzamelt. Hier is Boons modernistische, aan Dos Passos verwante, collagetechniek in te herkennen.
A.F.Th. van der Heijden staat er niet om bekend dunne boekjes te schrijven. Zijn stilistische virtuositeit en uitdijende verbeeldingskracht lijken alleen te kunnen gedijen in enorme boekwerken. Zijn cyclus De Tandeloze Tijd (6 delen, ≥ 2500 blz.) is een voorbeeld van hoe boeken van om en nabij de 500 pagina's van begin tot eind kunnen blijven boeien (Vallende ouders, Advocaat van de hanen), al geldt dat niet voor alle delen van de cyclus (Onder het plaveisel het moeras). Ook de huidige reeks Homo Duplex barst nu al uit zijn voegen. Een minder bekend, op zichzelf staand werkje van Van der Heijden is zijn roman Het leven uit een dag (≤ 200 blz.). Het verhaal speelt zich af in een wereld waarin de mens maar één dag leeft en de ontmaagding ook meteen de laatste keer is. Een jongen vermoordt samen met zijn vriendin een oude man om in de hel terecht te komen waar de dingen wel herhaalbaar zijn. De combinatie van dit gegeven en A.F.Th.'s ongeëvenaarde verbeeldingskracht heeft een meesterwerkje opgeleverd.
Een groot aantal lezers is er niet in geslaagd de laatste pagina van Hugo Claus' grote roman Het verdriet van België (≥ 750 blz.) te bereiken. Tot de helft is een eitje, maar het warrige tweede gedeelte is voor velen een brug te ver. Een uitstekend alternatief is De Metsiers (≤ 150 blz.), de debuutroman van Claus. De gezinsleden van een ontsporende Vlaamse boerenfamilie zijn hierin de hoofdpersonen. In korte hoofdstukjes worden de gebeurtenissen steeds door de ogen van een ander personage weergegeven. Bovenaan de pagina staat aangegeven via wie het verhaal wordt gepresenteerd. Deze meervoudige vertelsituatie zorgt voor een suggestief, speculatief verhaal. Veel blijft onduidelijk, ongezegd en bovenal meerduidig.
Thomas Rosenboom, met A.F.Th. misschien wel de stilistische grootmeester van de hedendaagse Noord-Nederlandse literatuur, heeft naam gemaakt met de zeer leesbare historische roman Publieke werken (≥ 500 blz.) over twee negentiende eeuwse idealisten: een apotheker uit Hoogeveen en een vioolbouwer uit Amsterdam. Ook voorganger Gewassen vlees (≥ 700 blz.) is kloek. Minder obees is de verhalenbundel De mensen thuis (≤ 200 blz.). Drie gitzwarte verhalen over een klein jongetje. De lezer wordt handig bespeeld met op het oog goedwillende, sympathieke kinders, maar als de verhalen ontsporen komen de beklemming en de vervreemding daardoor steevast des te harder aan.
De chaotische stijl van Fjodor Dostojevski is vermaard. Voor het zorgvuldig lezen van Misdaad en straf (≥ 500 blz.) en De broers Karamazov (≥ 1000 blz.) mag de lezer dan ook een flink aantal uren reserveren. Zoals dat bij vrijwel elke oude Rus het geval is, maar dat terzijde. Minder dik is Zapiski uz podpolja (≤ 200 blz.), in de loop der tijd onder verschillende titels vertaald, uiteenlopend van Aantekeningen uit het dodenhuis en Gedenkschriften uit de onderwereld tot Memoires uit het Souterrain en Herinneringen uit het ondergrondse. Aan het woord is een dwarse mislukte ambtenaar die in monoloogvorm zijn geestelijke superioriteit demonstreert. Nog steeds vrij pittig, maar niettemin zeer de moeite waard.
Ulysses (≥ 800 blz.) is zo'n typisch canoniek werk dat maar weinigen daadwerkelijk gelezen hebben. Het met associatief woordspel overladen Finnegans Wake (≥ 600 blz.) slaat wat dat betreft al helemaal de klok. Een veel lichter verteerbare roman van James Joyce is de Bildungsroman A Portrait of the Artist as a Young Man (≤ 300 blz.), over de coming of age van een jonge kunstenaar. Een even inspirerend als ontroerend portret met een prettige afwisseling van diepzinnigheden en frivole verhalende elementen.
Dé roman die als geen ander de geschiedenis van de Verenigde Staten in de tweede helft van de twintigste eeuw weergeeft is volgens velen Underworld (≥ 800 blz.) van Don DeLillo. Een mix van fictieve en werkelijke geleefd hebbende personages bevolkt dit epos. Een kortere inleiding in het werk van DeLillo is Kosmopolis (≤ 200 blz.). Deze roman beschrijft indringend de wereld van het grote geld, van het speculeren op de beurs en van de vervreemding, leegte en angst die hoofpersoon en multimiljardair Eric Packer ervaart. Actueler dan ooit.
Bijkomende complicatie is het fenomeen 'canon'. Van veel auteurs zien we steeds weer diezelfde vuistdikke roman in allertijdenlijstjes verschijnen. Een argeloze lezer met een zekere interesse in lezen en literatuur zal zich op deze boeken storten. Als de lectuur dan tegenvalt, blijven minder bekende en vooral dunnere werkjes van de auteur uit het zicht. Terwijl die soms meer de moeite waard kunnen zijn dan het 'meesterlijke epos'. Enkele voorbeelden.
Van Harry Mulisch lezen vele lezers ooit zijn magnum opus De ontdekking van de hemel (≥ 900 blz.). Een meeslepende, vlotte roman die niet veel mensen de lectuur zal doen staken. Ook De aanslag, Twee vrouwen en Siegfried doen het goed tegenwoordig. Jammer is dat daardoor veel van het vroege werk van Mulisch onderbelicht blijft, terwijl er tussen zijn romans uit de jaren vijftig enkele juweeltjes zitten. Bijvoorbeeld het onvolprezen Het mirakel (≤ 150 blz.). In dit prettig gestoorde werkje, dat het midden houdt tussen een roman en een verhalenbundel, volgen we in 'zeventien episodes van troost en liederlijkheid' de escapades van de heer Tiennoppen, een ietwat wereldvreemd mannetje bij wie de verbeelding weleens met de werkelijkheid op de loop wil gaan. Dat levert een prachtige verzameling vertederende en humoristische schetsen op. Het mirakel loopt vooruit op Italo Calvino's succesvolle Marcovaldo.
De Kapellekensbaan en het vervolg Zomer te Ter-Muren (samen ≥ 1000 blz.) van Louis-Paul Boon zijn niet alleen door hun omvang een ware leesexercitie. Ook de modernistische structuur en stijl vergen nogal wat inspanning van de lezer. Een mooie kennismaking met het werk van de Vlaming vormt Menuet (≤ 200 blz.). In Menuet wordt drie keer hetzelfde verhaal verteld. Achtereenvolgens een man, zijn echtgenote en hun dienstmeisje komen aan het woord. Het slot van elk gedeelte geeft steeds weer iets meer van de geschiedenis prijs. Bovenaan de pagina's zijn krantenknipsels over morbide nieuwsberichten afgedrukt die de man verzamelt. Hier is Boons modernistische, aan Dos Passos verwante, collagetechniek in te herkennen.
A.F.Th. van der Heijden staat er niet om bekend dunne boekjes te schrijven. Zijn stilistische virtuositeit en uitdijende verbeeldingskracht lijken alleen te kunnen gedijen in enorme boekwerken. Zijn cyclus De Tandeloze Tijd (6 delen, ≥ 2500 blz.) is een voorbeeld van hoe boeken van om en nabij de 500 pagina's van begin tot eind kunnen blijven boeien (Vallende ouders, Advocaat van de hanen), al geldt dat niet voor alle delen van de cyclus (Onder het plaveisel het moeras). Ook de huidige reeks Homo Duplex barst nu al uit zijn voegen. Een minder bekend, op zichzelf staand werkje van Van der Heijden is zijn roman Het leven uit een dag (≤ 200 blz.). Het verhaal speelt zich af in een wereld waarin de mens maar één dag leeft en de ontmaagding ook meteen de laatste keer is. Een jongen vermoordt samen met zijn vriendin een oude man om in de hel terecht te komen waar de dingen wel herhaalbaar zijn. De combinatie van dit gegeven en A.F.Th.'s ongeëvenaarde verbeeldingskracht heeft een meesterwerkje opgeleverd.
Een groot aantal lezers is er niet in geslaagd de laatste pagina van Hugo Claus' grote roman Het verdriet van België (≥ 750 blz.) te bereiken. Tot de helft is een eitje, maar het warrige tweede gedeelte is voor velen een brug te ver. Een uitstekend alternatief is De Metsiers (≤ 150 blz.), de debuutroman van Claus. De gezinsleden van een ontsporende Vlaamse boerenfamilie zijn hierin de hoofdpersonen. In korte hoofdstukjes worden de gebeurtenissen steeds door de ogen van een ander personage weergegeven. Bovenaan de pagina staat aangegeven via wie het verhaal wordt gepresenteerd. Deze meervoudige vertelsituatie zorgt voor een suggestief, speculatief verhaal. Veel blijft onduidelijk, ongezegd en bovenal meerduidig.
Thomas Rosenboom, met A.F.Th. misschien wel de stilistische grootmeester van de hedendaagse Noord-Nederlandse literatuur, heeft naam gemaakt met de zeer leesbare historische roman Publieke werken (≥ 500 blz.) over twee negentiende eeuwse idealisten: een apotheker uit Hoogeveen en een vioolbouwer uit Amsterdam. Ook voorganger Gewassen vlees (≥ 700 blz.) is kloek. Minder obees is de verhalenbundel De mensen thuis (≤ 200 blz.). Drie gitzwarte verhalen over een klein jongetje. De lezer wordt handig bespeeld met op het oog goedwillende, sympathieke kinders, maar als de verhalen ontsporen komen de beklemming en de vervreemding daardoor steevast des te harder aan.
De chaotische stijl van Fjodor Dostojevski is vermaard. Voor het zorgvuldig lezen van Misdaad en straf (≥ 500 blz.) en De broers Karamazov (≥ 1000 blz.) mag de lezer dan ook een flink aantal uren reserveren. Zoals dat bij vrijwel elke oude Rus het geval is, maar dat terzijde. Minder dik is Zapiski uz podpolja (≤ 200 blz.), in de loop der tijd onder verschillende titels vertaald, uiteenlopend van Aantekeningen uit het dodenhuis en Gedenkschriften uit de onderwereld tot Memoires uit het Souterrain en Herinneringen uit het ondergrondse. Aan het woord is een dwarse mislukte ambtenaar die in monoloogvorm zijn geestelijke superioriteit demonstreert. Nog steeds vrij pittig, maar niettemin zeer de moeite waard.
Ulysses (≥ 800 blz.) is zo'n typisch canoniek werk dat maar weinigen daadwerkelijk gelezen hebben. Het met associatief woordspel overladen Finnegans Wake (≥ 600 blz.) slaat wat dat betreft al helemaal de klok. Een veel lichter verteerbare roman van James Joyce is de Bildungsroman A Portrait of the Artist as a Young Man (≤ 300 blz.), over de coming of age van een jonge kunstenaar. Een even inspirerend als ontroerend portret met een prettige afwisseling van diepzinnigheden en frivole verhalende elementen.
Dé roman die als geen ander de geschiedenis van de Verenigde Staten in de tweede helft van de twintigste eeuw weergeeft is volgens velen Underworld (≥ 800 blz.) van Don DeLillo. Een mix van fictieve en werkelijke geleefd hebbende personages bevolkt dit epos. Een kortere inleiding in het werk van DeLillo is Kosmopolis (≤ 200 blz.). Deze roman beschrijft indringend de wereld van het grote geld, van het speculeren op de beurs en van de vervreemding, leegte en angst die hoofpersoon en multimiljardair Eric Packer ervaart. Actueler dan ooit.
dinsdag 6 januari 2009
Heaters
Je zou maar op Vlieland wonen. Daar ligt geen sneeuw. En het dooit er vannacht. Dan kun je beter in Zuid-Limburg zijn, daar gaat het vannacht richting de fenomenale twintig graden onder nul. Maar hier in Brabant is het ook genieten geblazen voor wintermensen. Een prachtig pak sneeuw, een serieuze vorst.
Overdag levert het winterweer wel dubieuze taferelen op. Zo zag ik vandaag op station Nijmegen tot mijn verbijstering dat men daar in de wachtruimten op de perrons heaters had geplaatst. Een grof schandaal. Niet omdat die dingen slecht zijn voor het milieu of voor het klimaat.
Ik kan goed tegen de kou, minder tegen hitte. Een trauma is daar wellicht debet aan. Toen ik twee jaar was, namen mijn ouders mij mee naar het circus. In de tent was het echter zo bloedheet en stikbenauwd dat we ruim voor het einde van de voorstelling de benen namen. Ik was twee, en toch herinner ik me het, is er een flard van blijven hangen.
In de winter kun je je warm kleden als het erg koud is. Andersom is dat niet zo: in de zomer kun je je kleren wel uittrekken als het heet is, maar dat helpt niets, werkt eerder averechts. Als men bij een paar graden vorst al heaters regelt, dan eis ik in de zomer ook ventilatoren in de wachtruimten. Waarom wel tegemoetkomen aan een paar koulijders en niet aan hittelijders? Dit land kan zoveel beter.
Overdag levert het winterweer wel dubieuze taferelen op. Zo zag ik vandaag op station Nijmegen tot mijn verbijstering dat men daar in de wachtruimten op de perrons heaters had geplaatst. Een grof schandaal. Niet omdat die dingen slecht zijn voor het milieu of voor het klimaat.
Ik kan goed tegen de kou, minder tegen hitte. Een trauma is daar wellicht debet aan. Toen ik twee jaar was, namen mijn ouders mij mee naar het circus. In de tent was het echter zo bloedheet en stikbenauwd dat we ruim voor het einde van de voorstelling de benen namen. Ik was twee, en toch herinner ik me het, is er een flard van blijven hangen.
In de winter kun je je warm kleden als het erg koud is. Andersom is dat niet zo: in de zomer kun je je kleren wel uittrekken als het heet is, maar dat helpt niets, werkt eerder averechts. Als men bij een paar graden vorst al heaters regelt, dan eis ik in de zomer ook ventilatoren in de wachtruimten. Waarom wel tegemoetkomen aan een paar koulijders en niet aan hittelijders? Dit land kan zoveel beter.
zondag 4 januari 2009
Encyclopedie van de somberheid (8)
8. De avonden
Als er één boek uit de Nederlandse literatuur is waarin somberheid een belangrijk motief is, dan is het wel De avonden, het meesterwerk van Gerard Reve. De tien laatste dagen van het voorbije jaar heb ik het weer gelezen, dit keer met extra aandacht voor de somberte van hoofdpersoon Frits van Egters.
De somberheid van Frits is tweeledig. Er is de somberheid die voortvloeit uit zijn eenzaamheid en hypergevoeligheid. De tweede variant is een prettige somberheid. Ook de alomtegenwoordige verveling speelt in beide typen een rol.
De twee genoemde aspecten van de eerste soort - eenzaamheid en hypergevoeligheid - komen mooi naar voren in de openingsscène van hoofdstuk II, op p.31:
"De volgende dag reed hij smiddags om half vijf op de fiets van het kantoor, waar hij werkte, naar huis. Het weer was omgeslagen: wolkenvelden dreven met gestage vaart langs de hemel, af en toe vielen enkele druppels regen en een matige, milde wind blies uit het zuiden. Langzaam, met het hoofd iets opzij gebogen, reed hij in het drukke verkeer.
'Als een van de bestuurders van deze autoos een fout maakt,' dacht hij, 'en ik word doodgereden, zal het bericht thuis verdriet brengen, groot misbaar. Gesteld, dat er geen ouders zijn, dan zal het een treurige mededeling voor de familie zijn. Maar als er ook geen familie is, wie zal het zich dan aantrekken? Wie?' Hij kreeg pijn in de borst en voelde in zijn ogen tranen opkomen. Hij keek achterom. 'Het achterlicht brandt,' zei hij bij zichzelf. De schemering viel in."
Frits krijgt gedurende het verhaal meerdere keren vochtige ogen. Op 30 december bezoekt hij met enkele vrienden de nachtvoorstelling in de bioscoop. Onderweg maakt hij al enkele vervelende opmerkingen om zich een houding te geven. Hij voelt zich een eenling (p.222-225):
"'Bè, bè,' zei Frits bij zichzelf, 'meneer Zak, geboren Vlinderdas.' 'Hoe troosteloos is alles,' dacht hij. 'De straten glimmen.' Ze zwegen." [...]
In het Nederlands nieuws werden schaatswedstrijden in Franeker vertoond, de ingebruikstelling van een brug over de IJssel, een parade in Tilburg en de onthulling van een oorlogsmonument in Apeldoorn. Het licht ging weer aan en er verschenen gekleurde reclames. 'Eigenlijk zit ik hier alleen,' dacht Frits. [...]
Toen de film een kwartier aan de gang was, voelde hij zijn ogen nat worden. Hij keek opzij naar Jaap en Hoogkamp, maar dezen letten op het doek. 'Mensen, die snel tot tranen komen, hebben in de regel een oppervlakkig en wreed karakter,' dacht hij. 'Het is verachtelijk.' Hij snoot zijn neus, slikte en hield het hoofd schuin naar rechts. 'Laat ik zorgen, dat niemand iets aan mijn gezicht kan zien,' dacht hij. Hij bette met zijn zakdoek zonder wrijven zijn ogen, maar voelde ze opnieuw vochtig worden. 'Het moet zo zijn,' zei hij bij zichzelf, 'het doet er niet toe. Laat ik me overgeven.'"
Eerder had hij al overdacht (p.220):
"'De gedachten komen tot stilstand,' zei hij bij zichzelf. 'Al onze hoop is op de film gevestigd. Wordt die een mislukking, dan is de somberte niet te overzien.'"
Frits' somberheid is ook een herinnerde somberheid, is melancholie. Dat is de tweede variant. Bijvoorbeeld op p.121:
"Vrijdagmiddag moest op het kantoor wegens de zware bewolking reeds om kwart over drie het licht worden opgestoken. Frits verzamelde proppen papier van zijn buro, blies sigarettenas weg en leunde daarna achterover in zijn stoel. 'Wanneer het nu Zaterdag was,' dacht hij, 'dan zou ik bij dit weer de goede stemming hebben.'
'Op de lagere school,' zei hij bij zichzelf, 'daar werd soms op Zaterdagmorgen, een uur voor de bel, de lucht zo donker, dat die vier lampen, die ballons, aan moesten. Zaterdag, een uur voor het einde. Waarom was dat zo heerlijk?' 'Of de laatste schooldag voor de vakantie,' dacht hij, 'als er dan een stortbui kwam, of onweer, vlak voordat de bel ging. Groter geluk was er niet. Waarom? Wonderlijk.'"
Merk op dat de verveling hier mogelijk ook aanwezig is, getuige de proppen papier op het bureau. Enkele bladzijden verder zoekt Frits in gedachten opnieuw naar de oorzaak van zijn gelukzalige somberheid (p.125):
"'Waarom hadden die duisternis en die regen een verblijdende betekenis?' dacht hij. 'Daar moet ik achter komen.' 'In de vierde klas, bij het begin van de grote vakantie,' zei hij bij zichzelf, 'we gingen naar huis en ik had een leeg krijtjeskistje gekregen. Ik stond in de gang, te wachten op het eind van de regen, want ik had geen jas bij me. En elke keer snoof ik in het kistje. Het was een lucht van hout, nieuw hout, van hars en krijt. Tot zover is het duidelijk, dat zijn de feiten. Maar de samenhang?'"
En dan schiet het hem te binnen:
"'Ik weet het,' dacht hij plotseling, 'het is eenvoudig. De laatste uren van de schooltijd moesten somber zijn, om de overgang naar de vrije dagen des te scherper te laten uitkomen.'"
Als er één boek uit de Nederlandse literatuur is waarin somberheid een belangrijk motief is, dan is het wel De avonden, het meesterwerk van Gerard Reve. De tien laatste dagen van het voorbije jaar heb ik het weer gelezen, dit keer met extra aandacht voor de somberte van hoofdpersoon Frits van Egters.
De somberheid van Frits is tweeledig. Er is de somberheid die voortvloeit uit zijn eenzaamheid en hypergevoeligheid. De tweede variant is een prettige somberheid. Ook de alomtegenwoordige verveling speelt in beide typen een rol.
De twee genoemde aspecten van de eerste soort - eenzaamheid en hypergevoeligheid - komen mooi naar voren in de openingsscène van hoofdstuk II, op p.31:
"De volgende dag reed hij smiddags om half vijf op de fiets van het kantoor, waar hij werkte, naar huis. Het weer was omgeslagen: wolkenvelden dreven met gestage vaart langs de hemel, af en toe vielen enkele druppels regen en een matige, milde wind blies uit het zuiden. Langzaam, met het hoofd iets opzij gebogen, reed hij in het drukke verkeer.
'Als een van de bestuurders van deze autoos een fout maakt,' dacht hij, 'en ik word doodgereden, zal het bericht thuis verdriet brengen, groot misbaar. Gesteld, dat er geen ouders zijn, dan zal het een treurige mededeling voor de familie zijn. Maar als er ook geen familie is, wie zal het zich dan aantrekken? Wie?' Hij kreeg pijn in de borst en voelde in zijn ogen tranen opkomen. Hij keek achterom. 'Het achterlicht brandt,' zei hij bij zichzelf. De schemering viel in."
Frits krijgt gedurende het verhaal meerdere keren vochtige ogen. Op 30 december bezoekt hij met enkele vrienden de nachtvoorstelling in de bioscoop. Onderweg maakt hij al enkele vervelende opmerkingen om zich een houding te geven. Hij voelt zich een eenling (p.222-225):
"'Bè, bè,' zei Frits bij zichzelf, 'meneer Zak, geboren Vlinderdas.' 'Hoe troosteloos is alles,' dacht hij. 'De straten glimmen.' Ze zwegen." [...]
In het Nederlands nieuws werden schaatswedstrijden in Franeker vertoond, de ingebruikstelling van een brug over de IJssel, een parade in Tilburg en de onthulling van een oorlogsmonument in Apeldoorn. Het licht ging weer aan en er verschenen gekleurde reclames. 'Eigenlijk zit ik hier alleen,' dacht Frits. [...]
Toen de film een kwartier aan de gang was, voelde hij zijn ogen nat worden. Hij keek opzij naar Jaap en Hoogkamp, maar dezen letten op het doek. 'Mensen, die snel tot tranen komen, hebben in de regel een oppervlakkig en wreed karakter,' dacht hij. 'Het is verachtelijk.' Hij snoot zijn neus, slikte en hield het hoofd schuin naar rechts. 'Laat ik zorgen, dat niemand iets aan mijn gezicht kan zien,' dacht hij. Hij bette met zijn zakdoek zonder wrijven zijn ogen, maar voelde ze opnieuw vochtig worden. 'Het moet zo zijn,' zei hij bij zichzelf, 'het doet er niet toe. Laat ik me overgeven.'"
Eerder had hij al overdacht (p.220):
"'De gedachten komen tot stilstand,' zei hij bij zichzelf. 'Al onze hoop is op de film gevestigd. Wordt die een mislukking, dan is de somberte niet te overzien.'"
Frits' somberheid is ook een herinnerde somberheid, is melancholie. Dat is de tweede variant. Bijvoorbeeld op p.121:
"Vrijdagmiddag moest op het kantoor wegens de zware bewolking reeds om kwart over drie het licht worden opgestoken. Frits verzamelde proppen papier van zijn buro, blies sigarettenas weg en leunde daarna achterover in zijn stoel. 'Wanneer het nu Zaterdag was,' dacht hij, 'dan zou ik bij dit weer de goede stemming hebben.'
'Op de lagere school,' zei hij bij zichzelf, 'daar werd soms op Zaterdagmorgen, een uur voor de bel, de lucht zo donker, dat die vier lampen, die ballons, aan moesten. Zaterdag, een uur voor het einde. Waarom was dat zo heerlijk?' 'Of de laatste schooldag voor de vakantie,' dacht hij, 'als er dan een stortbui kwam, of onweer, vlak voordat de bel ging. Groter geluk was er niet. Waarom? Wonderlijk.'"
Merk op dat de verveling hier mogelijk ook aanwezig is, getuige de proppen papier op het bureau. Enkele bladzijden verder zoekt Frits in gedachten opnieuw naar de oorzaak van zijn gelukzalige somberheid (p.125):
"'Waarom hadden die duisternis en die regen een verblijdende betekenis?' dacht hij. 'Daar moet ik achter komen.' 'In de vierde klas, bij het begin van de grote vakantie,' zei hij bij zichzelf, 'we gingen naar huis en ik had een leeg krijtjeskistje gekregen. Ik stond in de gang, te wachten op het eind van de regen, want ik had geen jas bij me. En elke keer snoof ik in het kistje. Het was een lucht van hout, nieuw hout, van hars en krijt. Tot zover is het duidelijk, dat zijn de feiten. Maar de samenhang?'"
En dan schiet het hem te binnen:
"'Ik weet het,' dacht hij plotseling, 'het is eenvoudig. De laatste uren van de schooltijd moesten somber zijn, om de overgang naar de vrije dagen des te scherper te laten uitkomen.'"
Abonneren op:
Posts (Atom)