dinsdag 30 september 2008

[N64] Goldeneye 007

Vorig jaar besprak ik a.d.h.v. de top 25 van een zelfgemaakte lijst de muziek uit mijn jeugd. Dit jaar een tweede serie in de categorie 'wenken voor een toekomstige biograaf' met als onderwerp de Nintendo 64-games. Met welke spellen bracht ik menige regenachtige middag (maar ook als de zon scheen) op mijn kamertje door? Geen toplijst deze keer, maar in chronologische volgorde en in interviewvorm. In aflevering 7: Goldeneye 007.

Goldeneye, is dat niet de Bondfilm met Famke Janssen?
De Nederlandse Janssen in de rol van Xenia Onatopp, ja. In de game naar de film komt ze ook voor. De film was al best goed, de game is zelfs een regelrechte klassieker.
Goldeneye geldt inderdaad als een van de - weinige - tophits van de Nintendo 64. Hebben we te maken met cult of gewoon met een goede game?
Dat laatste, zeker weten. Goldeneye zit akelig perfect in elkaar, vooral voor de beginjaren van de console, het pre-Perfect Dark-tijdperk. Heel zelden krijg je een game in handen waarin alles lijkt te kloppen. Goldeneye is waarschijnlijk zo'n spel. De gameplay is fenomenaal. De graphics zijn lekker strak, vooral in vergelijk met de officieuze opvolger, het wollige The World Is Not Enough.
Wat is het geheim van de gameplay?
Ik vermoed een uitgekiend evenwicht tussen levelstructuur, speeltempo en variatie aan wapens. De levels zijn redelijk lineair, maar tussen begin en eind valt er genoeg te onderzoeken, te schieten en te genieten. Het is daarnaast een pre om constant in beweging te blijven, aangezien de vijanden regenereren en je dus nooit op je gemak bent. De wapens zijn schitterend. Ze zien er goed uit, klinken geweldig en - niet onbelangrijk - zijn qua vuurkracht en richtmogelijkheden een genot om mee te knallen.
Wat zijn je favoriete wapens?
De Klobb is wel een klassieker, een machinegeweer met een heerlijk hoog zingend geluid. Ook de extreem krachtige RC-P90 (80 kogels per magazijn, die bovendien dwars door tegenstanders gaan en zo meerdere vijanden tegelijkertijd kunnen uitschakelen) en de A33 Assault Rifle (met de oogstrelende stervormige vonkenregen) zijn toppers. De schotkracht van de Dostovel is ongeëvenaard. Verder is het erg vermakelijk om met de Rocket Launcher of de Grenade Launcher in de weer te zijn.
En je favoriete levels?
De film begint met een van een dam bungeejumpende James Bond. In het eerste level van de game - 'Dam' - begin je een flink stuk eerder en moet je je een weg banen naar de dam, o.m. door je al rennende achter een rijdende vrachtwagen te verbergen. Dat level is overweldigend als introductie. Ook het tweede level - 'Facility' - is groots en meeslepend. De 'Silo' is een nietsontziende run naar het einde, in 'Statue' dwaal je onder begeleiding van schitterende onheilspellende muziek door een park vol beelden in Sint-Petersburg en ontmoet je de onvergetelijke papzak Valentin. Memorabel is ook het rijden met de tank door de 'Streets' van Moskou, daarbij auto's verpletterend en mensen overrijdend. Dat laatste gaat vergezeld van een briljant pletgeluidje.
Kan Goldeneye de vergelijking met Perfect Dark doorstaan?
Je kunt de games moeilijk met elkaar vergelijken, omdat er jaren tussen de twee games zitten. Wel kun je stellen dat Goldeneye niet onder hoeft te doen voor Perfect Dark qua gameplay. Natuurlijk zijn zaken als graphics, belichting, gezichtsexpressie en bloed in Perfect Dark van een hoger niveau, maar Goldeneye heeft toch wel de standaard bepaald voor wat een goede first person shooter in huis moet hebben. In Perfect Dark krijg je op een gegeven moment te maken met aliens en daar houd ik niet zo van. Goldeneye houdt het bij mensen. En als je in Perfect Dark alle vijanden in een level doodgeschoten hebt, is het akelig leeg en stil als je blijft ronddwalen, iets wat een beklemmend, soms zelfs naar en frustrerend gevoel geeft. In Goldeneye wordt er steeds een nieuw blik vijanden open getrokken, waardoor je in principe eindeloos door kunt gaan.
Goldeneye ontleent zijn klassieke status en langdurige houdbaarheid ook aan de multiplayermodus, nietwaar?
Dat is wel een belangrijke factor, ja. Zelf ben ik niet zo'n multiplayerliefhebber, met de singleplayer heb ik evenwel ook urenlang spelplezier gehad. De moeilijkheidsgraad ligt bovendien op het hoogste speelniveau - '007 agent' - schrikbarend hoog. Zie maar eens de massale stormloop van tot op de tanden bewapende security guards te overleven in de 'Bunker'!

zondag 28 september 2008

De literaire beterweter #14

Umberto Eco - De slinger van Foucault Met De naam van de roos van Eco heb ik me goed vermaakt. Dat boek is een perfecte mix van een vlot verteld, spannend verhaal en historische en filosofische uitweidingen. Mijn verwachtingen waren dan ook hooggespannen voor Eco's andere dikke pil, het veelgeprezen De slinger van Foucault. Ik las en las, worstelde me door de 654 pagina's, en na de laatste zin sloeg ik het boek teleurgesteld dicht. De roman zit vol erudiete passages, maar de spanning bleef helaas grotendeels achterwege. 'Drie redacteuren van een uitgeverij in Milaan raken door manuscripten die zij onder ogen krijgen onafwendbaar verstrikt in de gedachte dat er iets onvoorstelbaars gaande is op deze wereld' vermeldt de tekst op de achterflap. Het gaat om occulte geschriften over Tempeliers, Rozekruisers, kabbala e.d. De drie bedenken aan de hand van de teksten 'Het Plan', een alternatieve, planmatige verklaring van de geschiedenis. Dit neemt echter pas na een pagina of 350 zijn aanvang en daarmee kent de roman wel een heel lange aanloop. De plot begint weliswaar media in res en de ikverteller vertelt het gebeuren achteraf, maar toch wacht je als lezer met smart op de spannende verwikkelingen. De drie redacteuren - bij vlagen irritante wijsneuzen - laten zich meeslepen in hun Plan en 'ontdekken' dat alles met alles samenhangt. Ze laveren op den duur op het gevaarlijke randje dat de verbeelding van de werkelijkheid scheidt. Probleem is dat allerlei occulte genootschappen het Plan voor waar houden en daarmee de levens van de drie in gevaar brengen. Eco is op zijn best in de beschrijving van de psychologische weerslag van de gebeurtenissen op de personages, in het bijzonder in het subtiel aanduiden van hun worsteling met samenhang, toeval en determinatie. Hij lijkt echter de lezer uit het oog te zijn verloren bij het inzetten van zijn belezenheid en onmetelijke eruditie. De schrijver heeft welhaast de complete geschiedenis van het occulte verweven in zijn roman en ik raakte op een gegeven moment dan ook onvermijdelijk de draad kwijt. De naam van de roos bleef boeien door de whodunnit?-vorm, De slinger van Foucault wordt pas aan het eind echt spannend als alles en iedereen samenkomt in het Conservatoire des Arts et Métiers in Parijs waar de slinger hangt. De slinger tussen spanning en gelaagdheid is in dit boek echter teveel doorgeslagen naar de laatste. [**]
Fragment: '[...] wij hebben een Plan verzonnen dat niet bestaat en Zij hebben het niet alleen voor zoete koek geslikt, maar zijn ervan overtuigd dat ze er tijden lang deel van uitmaakten, ofte wel ze hebben de fragmenten van hun wanordelijke en verwarde projecten als momenten van ons Plan gezien, gescandeerd naar de onweerlegbare logica van de analogie, van de schijn, van het vermoeden. / Maar als een Plan verzonnen wordt en anderen het ten uitvoer brengen, dan is het alsof het Plan bestaat, of liever, bestaat het gewoon.'

Ricus van de Coevering - Sneeuweieren In april dit jaar schreef Arjen Fortuin in NRC Boeken een stuk over 'de kleine hausse aan boerenromans' in de Nederlandse literatuur. Persoonlijk ben ik erg blij met deze trend. Het mooiste leven is immers het boerenleven en er is geen mooier land dan het platteland. Veel literatuur speelt zich echter onvermijdelijk af in een stad en daar heb ik nu eenmaal heel weinig affiniteit mee. Fortuin benadrukt het hoge niveau dat de romans over het leven op het platteland in de regel hebben. Sneeuweieren, het debuut van Ricus van de Coevering, is een van die geslaagde romans. Ook HP/De Tijd prijst Sneeuweieren aan door het boek op 1 in een top 10 van 'polderboeken' te zetten. Van de Coevering is er inderdaad in geslaagd een indringende beschrijving van het moeizame boerenleven in de eenentwintigste eeuw te geven. Boer Harm heeft een pluimveebedrijf en maakt lange dagen om een boterham te kunnen verdienen. Hij en zijn vrouw Olga hebben een geadopteerd kind, de zwarte David. David is een pientere jongen die liever boeken leest dan dat hij zijn vader meehelpt. Bij een tragisch jachtongeluk schiet Harm David per abuis dood omdat de laatste verstopt in het struikgewas het geluid van een vos imiteert. Erg sterk is de weergave van de landelijke rust en dreigende zwaarte die heerst in de keuken van een boerderij. Er wordt weinig gesproken, er wordt veel gepiekerd. Van de Coevering laat ook mooi zien hoe instanties als de milieubeweging en de overheid het de boer steeds moeilijker maken zijn toch al niet welvarende bestaan te leiden. Ook de bekrompenheid en roddelzucht na het ongeluk die een kleine gemeenschap kenmerken, zijn zeer treffend in de plot verwerkt. De climax van de roman is even pijnlijk als verrassend. Van de Coevering vertelt bedaard en zuiver zonder zich te verliezen in een exuberante of overdreven stijl. Prachtig debuut. [*****]
Fragment: 'Helaas leverden eieren tegenwoordig steeds minder op. Bedrijven gingen failliet omdat ze niet konden concurreren met de allergrootste, die niet één maar drie of vier rennen hadden en zo op vaste kosten bespaarden. Veel pluimveeboeren werden gedwongen om over te stappen op varkens. [...] Elke derde vrijdag van de maand ging Harm naar de vergadering in het dorp, net als zijn vader vroeger had gedaan. In het rokerige zaaltje achter het café klaagde hij dan over de alsmaar stijgende gemeentelijke belastingen en de over de vergunningen die hij voor elk wissewasje moest aanvragen.'

Bernlef - De pianoman Ook Bernlefs boekenweekgeschenk De pianoman wordt genoemd in de stukken van Fortuin en HP/De Tijd. En inderdaad zijn er opvallend veel overeenkomsten tussen De pianoman en Sneeuweieren. In beide boeken komen een stugge, zwijgzame, hard zwoegende boer, een gevoelige, goedbedoelende boerin en een zich anders voelend kind voor. Bernlef heeft uiteraard zijn persoonlijke twist gegeven aan het thema, dat wil zeggen: veel aandacht voor wat taal vermag en voor de schemergebieden van de menselijke communicatie. De schrijver liet zich inspireren door een nieuwsbericht van vorig jaar. In Engeland was een man aangespoeld zonder nadere identiteitspapieren. Hij leek niet te kunnen spreken en geen enkele taal te kunnen verstaan. Wel was hij een uitstekend pianospeler. In Bernlefs novelle is deze jongeman een Nederlander uit het noorden van het land. Zijn ouders spraken zelden een woord met elkaar en Thomas groeide dan ook op zonder de noodzakelijke sociale en talige communicatie. Dientengevolge spreekt Thomas pas op zijn vierde zijn eerste woordjes en blijft hij een moeizame prater. Als hij van huis wegloopt, belandt hij uiteindelijk in Engeland. Vreemdgenoeg begrijpt hij aan de hand van enkele bekende woorden steeds wat er gezegd wordt. Deze taalperikelen komen wat gekunsteld en daarmee ongeloofwaardig over. Ook de homoseksuele component die Bernlef in Thomas' zwijgen verpakt, is weinig overtuigend. Positiever ben ik over de fijnzinnige psychologische weergave van Thomas' onzekerheid en geslotenheid. Ook de passages over de verhouding tussen zwijgen en denken zijn erg goed. Niet praten kan, niet denken is onmogelijk. Dat blijkt wel uit de zelfmoord van Thomas' vader, de zwijgende boer Jelle. Hij worstelt teveel met zijn gedachten, vindt geen woorden voor zijn woede en loopt het water in. [***]
Fragment: 'Een mens kan zonder woorden, maar niet zonder gedachten. Het zwijgen kostte Thomas geen enkele moeite, maar niet meer denken, hoe deed je dat? [...] Hij zag de lege blikken van de andere patiënten die hem verder gevorderd leken dan hij. Misschien was het hun al gelukt het domein van het gedachteloze te betreden. Thomas bestudeerde hun gedrag, dat meestal bestond uit het eindeloos herhalen van hetzelfde gebaar'

J.Presser - De nacht der girondijnen Tegenvallend relaas over het dagdagelijkse leven in kamp Westerbork in de Tweede Wereldoorlog. De uiteenzetting van de hiërarchische structuren, de onderliggende economie en de (on)menselijke verhoudingen in zo'n kamp is knap gedaan, maar alles wordt verpest door de verteller, de Portugees-joodse Jacques Suasso Henriques. Deze wijshapper grossiert in oneigenlijk verwijzen naar en citeren uit literaire klassieken en dat gaat op den duur behoorlijk op de zenuwen werken. [**]

Ian McEwan - On Chesil Beach McEwan beschrijft omstandig en met veel gevoel voor detail de huwelijksnacht van een jong stelletje in het midden van de vorige eeuw, in het tijdperk voor de seksuele liberalisering dus. De angsten die de jonge mensen in hun greep houden zijn echter van alle tijden: voor de jongen een ejaculatio praecox, voor het meisje een pijnlijke en bloederige eerste keer. Door vanuit beide personages te focaliseren weet McEwan de innerlijke strubbelingen aardig weer te geven. De huwelijksnacht mislukt en de twee gaan uit elkaar. Onvergeeflijk jammer is het echter dat McEwan aan het eind het verdere verloop van de beider levens samenvat en daar een soort van morele les - 'heb geduld met elkaar' - aan vastplakt. [***]

Herman Brusselmans - Zijn er kanalen in Aalst? Een vroege klassieker uit het inmiddels enorme oeuvre van de Vlaamse meester. Zijn er kanalen in Aalst? lijkt veel op De man die werk vond, met ook hier een door angsten geplaagde ambtenaar. De personages zijn in veel gevallen onvergetelijke figuren, de vrouwelijke hebben bizarre namen als Sunshine, Splendide en Vochtige Kut. Critici die Brusselmans niet serieus nemen hebben de bloedserieuze thematiek gemist die bijvoorbeeld spreekt uit de volgende waarachtige zin: 'Ooit had hij maanden aan één stuk door de gedachte in z'n hoofd gehad dat hij kanker had. Dat was ook ziekelijk geweest.' [****]

donderdag 25 september 2008

Een gedenkwaardige avond














Zafarin, Galatá en Van Hintum zetten Feyenoord klem


"Wie door zijn wimpers keek, waande zich in de Kuip bij een FA Cup-duel, of een wedstrijd in het Duitse bekertoernooi. Met dank aan een uitstekend TOP Oss en een formidabele Wilko de Vogt." (Algemeen Dagblad Sportwereld)

"TOP Oss kan terugkijken op een prima bekerwedstrijd tegen titelhouder Feyenoord. De Brabantse ploeg hield woensdagavond in een akelig lege Kuip lang stand, vooral dankzij de uitblinkende doelman Wilko de Vogt." (Spitsnet.nl)

"oss krijgt van mij [ee]n 10,ik heb genoten van die ploeg" (Reactie op telegraaf.nl)

"Alle complimenten voor TOP trouwens hoor.Ze speelden fel en hielden hun hoofd koel.Ik had ze het echt gegund.Feijenoordspelers ik zou zelf mijn winstpremie overmaken naar TOP!" (Reactie op telegraaf.nl)

"een uitstekende doelman bij Top!!!!! Ik heb genoten." (Reactie op telegraaf.nl)

"Timmer heb je goed gekeken naar de keeper van Top Oss! Zo moet het nou" (Reactie op telegraaf.nl)

"De fans van TOP hadden het hoogste woord en zagen met een gelukzalige blik hoe hun ploeg er een verlenging uit sleepte" (PZC)

"Het feit dat de Osse fans op de momenten dat Feyenoord vooral met zichzelf in de knoop zat of TOP brutaal prikjes uitdeelde vocaal de toon aangaven, was [...] veelzeggend." (Brabants Dagblad)

"voor TOP restte [...] een diepe buiging" (Brabants Dagblad)
"TOP-Oss mijn complimenten, geweldige keeper, prima elftal. Jammer dat het niet is gelukt, jullie hadden het zeker verdient" (Reactie op AD sportwereld.nl)Zang en confettikanonnen bij opkomst spelers; gefilmd gisteravond in het uitvak:

maandag 22 september 2008

Sloterdijk, Sarkozy en Wilders: de achtergrond bij onze tijd

Naar aanleiding van:
Peter Sloterdijk - Woede en Tijd. Een politiek-psychologisch essay. Vert. Hans Driessen. SUN 2007, 319 blz.

Van Peter Sloterdijk is bekend dat hij in Martin Heidegger een van zijn filosofische leidsmannen ziet. Wanneer de Karlsruher filosoof dan een boek publiceert met de titel Woede en Tijd, is het gerechtvaardigd hier een expliciete verwijzing naar Heideggers meesterwerk Zijn en Tijd in te herkennen. Sloterdijk maakt evenwel al gauw duidelijk dat we niet bij Heidegger terecht kunnen om de wisselwerking tussen vormen van woede en het tijdsbegrip te kunnen vatten, omdat Heidegger nooit "dieper was doorgedrongen tot de samenhang tussen de historiciteit en het ressentimentskarakter van het bestaan. Zijn analyse van temporele structuren van het zorgende, ontwerpende en stervende bestaan levert geen adequaat begrip op van de diepe band tussen woede en tijd." (p.88)

Ook bekend van Sloterdijk is het feit dat hij - ooit begonnen als linkse filosoof - gevoed door teleurstelling in het linkse gedeelte van het spectrum (concreet: zijn leermeester Habermas) zich ontwikkeld heeft tot een zo nu en dan met nieuw-rechts flirtende vrijdenker. Het is dan ook bijzonder interessant te onderzoeken hoe Sloterdijk de terugkeer van woede in de eenentwintigste eeuw (o.m. het islamisme) onder de loep neemt. Hoe kunnen we zijn observaties toepassen op de Nederlandse situatie? In de inleiding valt Sloterdijk uit tegen de zelfgenoegzame essayisten die na de aanslagen van 11 september met nauwelijks verhulde trots verkondigden dat de geschiedenis was teruggekeerd, daarbij snerend naar Fukuyama's The End of History. Volgens Sloterdijk is het terrorisme bij uitstek een posthistorisch fenomeen: "Zijn tijd breekt aan wanneer de woede van de buitengeslotenen zich met de infotainmentindustrie van de ingeslotenen verbindt tot een geweldtheatersysteem voor laatste mensen. Het getuigt van een macaber misbruik van uitgeputte taalreserves als men dit terreurbedrijf een historische zin wil toedichten." (p.58) En inderdaad, hoe is het moderne terrorisme te beschouwen als een op de toekomst gericht bedrijf? In de woorden van Sloterdijk: "Is er ook maar iemand die de dragers van zwarte oogkleppen de scherpe blik wil toedichten waarmee ze de stand van de evolutie kunnen definiëren?" (ibid.)

In de inleiding ontwerpt Sloterdijk een woedebegrip dat gestoeld is op het Griekse woord thymos, "trefwoord voor het 'orgaan' in de boezem van helden en mensen die vatbaar zijn voor grote opwellingen". (p.19) Het 'thymotische' verwijst in het vervolg van het essay dus behalve naar woede in het algemeen voornamelijk naar zaken als 'wraak', 'ressentiment' en 'geldingsdrang'. Het kanaliseren van moderne uitbarstingen van deze vormen van woede vraagt om een nieuwe vorm van realisme. Plato's visie op ambitiemechanismen kan daarbij helpen, al is een terugkeer naar het Griekse idealisme absoluut niet gewenst, zo haast Sloterdijk te benadrukken: "we luisteren naar hem als naar een gastdocent van een uitgedoofde ster." (p.59) Sloterdijk slaat de spijker op de kop als hij stelt dat met de dood van God de woedeabsorberende kracht van een "streng, respect afdwingend hiernamaals" rap aan het verdwijnen is. Dat leidt tot de centrale stelling, wederom in vraagvorm geformuleerd: "Wie zou willen ontkennen dat het mateloze onheil van de afgelopen eeuw - we noemen slechts de Russische, de Duitse en de Chinese vernietigingswerelden - zijn wortels vindt in de ideologische pogingen van aardse woedeagentschappen om de wraak onder hun hoede te nemen? En wie ziet niet dat zich nu al de wolken hebben samengepakt waaruit het onweer van de eenentwintigste eeuw zal losbarsten?" (p.60)

In het eerste hoofdstuk onderzoekt de auteur de algemene kenmerken van de woededynamiek. Sluimerende ontevredenheid is in welvaartsstaten verborgen onder een dun laagje uiterlijke gelukzaligheid. Sloterdijk laakt de vigerende opvatting dat sinds het einde van de Koude Oorlog de haat als individueel en collectief reëel fenomeen verdwenen zou zijn, nog louter voortlevend in mediabeelden. Integendeel: het ressentiment is het eerlijkst verdeelde artikel ter wereld. Sloterdijk gaat zelfs nog een stap verder door uit het voorgaande de conclusie te trekken dat Heideggers cruciale begrip van de existentiële tijd als zijn-ten-dode (nadenken over de onvermijdelijke dood als voorwaarde voor een volwaardig bestaan) vervangen kan worden door een soort van 'zijn-ten-wrake': "Het bestaan kan zich evengoed richten op het gegeven dat het als geheel het traject tussen de krenking en de wraak doorloopt. Uit een dergelijke verwachtingsvolle vooruitblik op het beslissende moment ontstaat de existentiële tijd [...]. Wanneer het bestaan van woede vervuld is, heeft het niet de vorm van een vooruitlopen op de eigen dood, maar die van de anticipatie op een onafwendbare dag van de woede." (p.81) Hier valt een kritische kanttekening bij te plaatsen: vallen bij het terrorisme het moment van de wraak en het moment van de dood niet samen?

Alvorens de woede als achtergrond bij onze tijd te schetsen, geeft hij in de hoodstukken twee en drie een historische schets van de ontwikkeling van het woedebegrip. In deze hoofdstukken is Sloterdijk soms moeilijk te volgen en verzuimt hij zo nu en dan bepaalde stappen in de redenering toe te lichten. Maar, zoals Raymond van den Boogaard in 2000 in NRC al terecht opmerkte, de lezer van Sloterdijk moet vooral niet gefrustreerd raken wanneer hem eens een hoofdstuk ontgaat. Om de woede te vatten ontwerpt Sloterdijk het ietwat vage begrip van de 'woedebank', de "onderbrenging van de lokale woedevermogens en de verstrooide haatprojecten in een overkoepelende instantie, die net als elke echte bank tot taak heeft de individuele tegoeden te verzamelen en winstgevend te maken." (p.83) Het communistische systeem bijvoorbeeld wordt in hoofdstuk 3 bestempeld als een 'wereldwoedebank'. In dit derde hoofdstuk passeren de eerder genoemde Russisch-communistische, Duits-fascistische en Chinees-maoïstische geweldsprojecten de revue.

De bespreking van het onzinnige en onbegrijpelijke radicalisme van zogenaamd 'progressieve' intellectuelen in de jaren 70 m.b.t. communisme en maoïsme eindigt met een even terechte als hilarische afrekening met Sartre: "De hogeschool van de onverbeterlijkheid vond haar meester in Jean-Paul Sartre, die van de inleving in het revolutionaire geweld al sinds langere tijd een masochistische oefening had gemaakt. En toch was ook hij niet meer dan een eminente vertegenwoordiger van een generatie van fakirs, die op het spijkerbed van de zelfvernedering gingen liggen om te boeten voor het feit dat ze tot de burgerlijke klasse behoorden." Sloterdijk verwijst dan naar de nu grotesk-pijnlijke beelden uit 1970 waarop een Sartre te zien is die een onzinnig maoïstisch krantje aan het venten is. "Hoe grotesker de beelden, des te duidelijke doen ze beseffen hoe diep de kloof is tussen de woede en het principe van de adequaatheid. Die kloof is tekenend voor de paradox van de revolutionaire politiek. Sinds jaar en dag werkt deze zich in het zweet om een maat voor iets te vinden wat van nature de weg naar het mateloze volgt" (p.229-230)

Het vierde en laatste hoofdstuk ('Woedeversplintering in de tijd van het midden') is verreweg het interessantste. De traditioneel verzamelde woede is bij ontstentenis van overkoepelende systemen als het communisme een versplinterde woede geworden. Het ontbreekt aan een inzamelende organisatie, aan een 'woedebank' dus. En dat terwijl "leed, ellende en onrecht" in de tweede en derde wereld in combinatie met de door de groei van de mediacultuur ontstane informatievoorziening toch zouden kunnen leiden tot enorme uitbarstingen van woede en wraak. Maar: "Het lijkt alsof de woede niets meer wil leren. Ze komt niet tot inzicht en het inzicht komt niet tot haar. De verontwaardiging kan niet meer bogen op een wereldomspannende idee. Kennelijk zijn de traditionele linkse partijen een tikkeltje te dom voor hun eigen ambities, als ze al niet te laks zijn om er zoiets als ambities op na te houden." (p.238) Het tijdperk van de extremen is ten einde en Sloterdijk vraagt zich af wat er nu zo angstaanjagend aan was. 'Het midden' heeft de macht gegrepen, het midden met als eigenschappen 'goedmoedigheid', 'karakterloosheid' en 'despotisme' (mijns inziens in Nederland inmiddels vertegenwoorigd door het CDA met als personificaties van deze drie eigenschappen respectievelijk Balkenende, Donner en Hirsch Ballin).

Ook de "negatieve utopie" van de klimaatverandering zorgt niet voor verbroedering. "Een van de lessen van de twintigste eeuw was dat een van boven opgelegd universalisme gedoemd is te mislukken; misschien zal de eenentwintigste eeuw wel met het stigma belast worden dat hij niet in staat was op tijd voor een gevoel van gemeenschappelijke situaties van onderaf te zorgen." (p.243) Kritische politici als Wilders dragen bij aan het van onderaf benoemen van de problemen. De cruciale vraag is of hij hiermee een gemeenschapszin aanboort of juist voor een nieuwe tweedeling zorgt. Wat buiten kijf staat, is dat 'succesvolle' ficties als 'dé multiculturele samenleving' ernstig in twijfel worden getrokken, en dat is conform de functie van Kritiek: "Kritiek was, welteverstaan, de gevolgtrekking uit de ontologische veronderstelling dat ficties op feiten kunnen stuklopen. Nu zijn het de feiten die op ficties stuklopen - al was het maar omdat hun voortaan slechts de status van succesvolle ficties wordt verleend." (p.246)

De andere partijen blijven volharden in hun verzuim Wilders op argumenten aan te pakken. Ze komen nog steeds niet verder dan een mengeling van neerbuigend grinniken en - op z'n Marcel van Dams - het probleem verschuiven naar de moreel "minderwaardige" Wilders. En dat terwijl Wouter Bos - juist Bos - onlangs eindelijk blijk gaf van inzicht door de integratie hét overkoepelende thema van onze tijd te noemen. Een thema waarbij polarisatie nodig is om progressie te boeken. En ja, in dat proces zullen de grenzen van het betamelijke zo nu en dan overschreden (moeten) worden. Jammer alleen dat Bos' eigen adjudant Mariëtte Hamer precies zo'n type is waarop Sloterdijks stempel "te dom voor [de] eigen ambities" (zie boven) van toepassing is, met haar inhoudsloze, uitgemolken kamscheerdersmetaforiek. Geert Wilders is nog steeds niet op argumentatieve gronden aangepakt. En daarmee heeft hij te midden van al zijn schreeuwerige retoriek het gelijk nog immer aan zijn zijde.

Sloterdijk beschrijft de postcommunistische situatie waarin de planeconomie is vervangen door de markteconomie, en daarmee de taal door het geld. Dissidente emoties die traditioneel ten grondslag liggen aan woede en wraak raken zodoende "sociaal geïsoleerd" en "taalkundig verarmd". Vandalisme is dan het resultaat, in de definitie van "de negativiteit van de domme man en dus als een vorm van woede die het definitief heeft opgegeven om tot inzicht te komen." (p.268) Sloterdijk licht dit toe aan de hand van de onlusten in de Parijse banlieus in oktober 2005. Deze bladzijden (p.268-277) zijn de overtuigendste van het hele boek. De heersende politieke macht bleek niet in staat de situatie juist in te schatten. "Alleen minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy bleek een scherp oog te hebben voor de psychopolitieke situatie. Door de onruststokers openlijk uit te maken voor 'tuig' (racaille), dat men met de hogedrukreiniger zou moeten wegspuiten, zondigde hij niet alleen tegen de regels van het politieke beau parler, maar maakte hij ook duidelijk dat naar het oordeel van de nieuwe morele meerderheid in het land dit keer geen inspanningen op het gebied van de integratiepolitiek geboden waren, maar compromisloze eliminatieprocedures. Misschien is uit deze verbale uitval een veelbelovend paradigma van politieke semantiek geboren." (p.269)

Onzinnig is het om, zoals rechts, te spreken van de rellen als geplande, gecoördineerde acties. Nog onzinniger, "tergend" zelfs, is het om met Jean Baudrillard de schuld te leggen bij de autochtone Fransen die zich volgens deze linkse filosoof alleen nog als zodanig kunnen handhaven door immigranten te discrimineren. Zinniger is de verklaring van Hans-Magnus Enzensberger die de verklaring zoekt in het gevoel van overbodigheid, van "teveel zijn" onder de allochtonen jongeren in de troosteloze voorsteden. Sarkozy lijkt in te zien dat politiek tegenwoordig neerkomt op "een systeem van maatregelen ten behoeve van militante consumentenbescherming". Met Agamben toont Sloterdijk aan dat een "primaire sociofobische component" in het sociale leven van de mens heel normaal is. Het doel van sociale organisatie is - heel simpel - het beperken van de last die mensen van andere mensen ondervinden.

Overkoepelende systemen mogen ten onder zijn gegaan, er is echter nog een potentiële woedebank: de politieke islam. Kan deze uitgroeien tot nieuwe wereldbank? Sloterdijk is resoluut: nee. Gebeurtenissen als de Deense cartoonrellen en de aanslagen op moskeeën in Irak tonen aan dat overhaasting en onbezonnenheid een serieuze ontplooiing in de weg staan. "De gebeurtenissen spreken een duidelijke taal. Ze zeggen meer over de honger naar aanleidingen om erop los te slaan bij bepaalde groepen dan over een vermeend onafwendbaar conflict tussen culturen." (p.289) Het overschot aan woedende jongemannen in Arabische landen zal verspild worden aan levensverslindende burgeroorlogen. Tenzij de islam haar achterstand in korte tijd weet in te lopen, zal er nooit een woedeverzamelende instantie ontstaan die de woede 'winstgevend' weet te maken. "Het radicale islamisme van onze tijd is het eerste voorbeeld van een puur wraakzuchtige ideologie: het kan alleen straffen, maar brengt niets tot stand." (p.293) Het ontbreekt de islam aldus aan toekomstvisie: "De zwakheid van de islam als politieke religie, of hij nu van genmatige of radicale snit is, vloeit voort uit het feit dat hij principieel op het verleden is gericht." (ibid.) Daarmee zal zij het - niettemin aanwezige - woedekapitaal op bloedige wijze verspillen in plaats van het te investeren.

De verspreide, regionale woede zal deel uit blijven maken van onze tijd en samenleving. In de epiloog pleit Sloterdijk voor een "meritocratie die zowel inter- als transcultureel een antiautoritair ontspannen moraal weet te verenigen met een duidelijk normbesef en respect voor onvervreemdbare mensenrechten." (p.298) Hiervoor is een rationaliteitscultuur nodig, gebaseerd op de politieke modus van de balanceeroefening: "Balanceren betekent: noodzakelijke strijd niet ontwijken en overbodige strijd niet provoceren." (ibid.) Daarmee eindigt Sloterdijk op de valreep toch met een teleurstellende handreiking. Want hoe valt dit beroep op de "balanceeroefening" te rijmen met de eerder geuite typering van het midden als de "meest vormeloze van alle monsters"? En met het "veelbelovend[e] paradigma van politieke semantiek" (zie boven) van Sarkozy in Frankrijk en Wilders en Bos (althans diens oproep daartoe) in Nederland? Hoe doorwrocht en steekhoudend Sloterdijks betoog ook is, concrete aanzetten voor de toekomst ontbreken te vaak. Zo is de notie van 'overbodig zijn' die leeft onder allochtone jongeren een interessante. De vraag is echter of deze overbodigheid alleen onder de jongeren zelf leeft of ook een reële situatie typeert. Dit is belangrijk om de ontwikkeling van hun woede (vandalisme, intimidatie e.d.) zoals die recent in Amsterdam, Utrecht en Gouda tot wasdom kwam te begrijpen en aan te pakken. Het is echter de taak van de nieuwe poltitiek om hier creatief-rationalistisch mee aan de slag te gaan.

Peter Sloterdijk schetst soms helder, soms duister, maar altijd indringend de politiek-psychologische werkelijkheid van de eenentwintigste eeuw, zonder daarbij hete hangijzers als het islamisme en het vandalisme uit de weg te gaan. De cruciale vraag hoe de om zich heen grijpende woede te controleren, wordt helaas niet voldoende beantwoord. Maar misschien is er helemaal geen antwoord. Het laatste hoofdstuk opent met een prachtig citaat van de socioloog Niklas Luhmann: "De conservatieven beginnen met teleurstelling, de progressieven eindigen met teleurstelling, allen lijden aan de tijd, en daarin stemmen ze overeen. De crisis wordt algemeen." (p.237) Woede zal ooit uitdoven, nieuwe problemen zullen zich aandienen, het ware probleem is en blijft toch het lijden aan de tijd. En daarmee zijn we alsnog terug bij Heidegger.

zondag 21 september 2008

Travis Barker in kritieke toestand na vliegtuigcrash

Het nieuws van gisteravond was verschrikkelijk. Een vliegtuig met daarin ex-Blink 182-drummer Travis Barker was bij het opstijgen neergestort en onmiddellijk in brand gevlogen. Over de toestand van de zes inzittenden konden nog geen mededelingen worden gedaan.

Later kwam er meer duidelijkheid. Barker en DJ AM (Adam Goldstein) zouden de enige twee overlevenden zijn. Niettemin zijn zij in kritieke toestand naar een brandwondencentrum overgebracht. De andere vier inzittenden hebben de crash niet overleefd.

Gedurende de afgelopen nacht kwamen er meer en meer feitjes aan het licht en werd er tevens druk gespeculeerd. Uit de berichtgeving van de serieuzere media blijkt dat Barker en Goldstein waarschijnlijk ongeloofijk veel geluk hebben gehad. De vier personen die zijn omgekomen, zijn - naast de piloot en de co-piloot - Barkers bodyguard Charles Still en zijn persoonlijke assistent Chris Baker. De twee konden worden beschouwd als zeer intieme vrienden van de drummer. Ooggetuigen verklaren dat het vliegtuig in een regen van vonken van de baan schoot, een hek ramde, over een weg schoof, om tegen een helling met een klap tot stilstand te komen. Het wrak vloog daarop meteen in brand. Barker en Goldstein waren bij bewustzijn en trachtten zich wanhopig te ontdoen van hun brandende kledingstukken, daarbij geholpen door toegesnelde omstanders.

Travis Barker schijnt voornamelijk vanaf zijn middel naar beneden verbrand te zijn. Adam Goldstein - ook bekend als ex-bandlid van Crazy Town en als voormalige verloofde van eerst Nicole Ritchie en later Mandy Moore - is ernstig verbrand in zijn gezicht. Voorzichtige prognoses wijzen erop dat de twee een redelijke kans maken het ongeluk te overleven.

Zie voor beelden en uitgebreide, up-to-date berichtgeving de Wikipedia-pagina over Barker en de websites MSNBC en newsday.com

Update 22/9: Goed nieuws!: AD.nl

woensdag 17 september 2008

Literaire helden

Afgelopen weekend vond in het Letterkundig Museum de verkiezing van Literaire Held van de Nederlandse literatuur plaats. Vier schrijvers hielden een pleidooi voor hun persoonlijke favorieten en de aanwezigen mochten hun stem uitbrengen op hun favoriete personage. De verkiezing leverde een interessant lijstje op met een verwachte winnaar:

1.Japi (De Uitvreter - Nescio)
2.Max Havelaar (Max Havelaar - Multatuli)
3.Olivier B. Bommel (Tom Poes-verhalen - Maarten Toonder)
4.Philip Corvage (Ivoren wachters - S. Vestdijk)
5.Kees Bakels (Kees de jongen - Theo Thijssen)
6.Frits van Egters (De avonden - Gerard Reve)
7.De Bree (Bint - F. Bordewijk)
8.Ina de Kruijff (Een coquette vrouw - Carry van Bruggen)
9.Olga Stapels (Turks fruit - Jan Wolkers)
10.Karel Boorman (Lijmen & Het Been - Willem Elsschot)

Japi uit Nescio's verhaal De Uitvreter is een klassiek personage. Reeds na de eerste zin is hij vereeuwigd: 'Behalve den man die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter'. Japi, 'wiens achternaam nooit geweten is,' is dé melancholiek-mysterieuze held die de Nederlandse condition humaine representeert, de dromer die zich niet weet te schikken in het laaglandse burgermansbestaan, de 'eenzelvige vriend die iedereen begrijpt maar die niet helemaal te begrijpen is'. Aan het eind van het verhaal stapt (niet springt) hij van de Waalbrug in Nijmegen.

Ook ik heb maar eens een dergelijk lijstje in elkaar gesleuteld. Hieronder de tien (eigenlijk: elf) personages die op mij veel indruk hebben gemaakt. Het Letterkundig Museum hanteerde als criterium dat de personages uit werk van overleden schrijvers afkomstig moesten zijn. Dat vind ik een onzinnige regel en die heb ik dan ook niet overgenomen.

1.Frits van Egters (De avonden - Gerard Reve)
2.Louis Tinner (De man die werk vond & Nog drie keer slapen en ik word wakker - Herman Brusselmans)
3.Albert Egberts (Vallende ouders & De gevarendriehoek - A.F.Th. van der Heijden)
4.Japi (De Uitvreter - Nescio)
5.Archibald Strohalm (archibald strohalm - Harry Mulisch)
6.Alfred Issendorf (Nooit meer slapen - Willem Frederik Hermans)
7.Philip Corvage (Ivoren wachters - S.Vestdijk)
8.A.W.Gijselhart (Mystiek lichaam - Frans Kellendonk)
9.Walter Vedder & Chris Anijs (Publieke werken - Thomas Rosenboom)
10.Oom Werner (Sluitertijd - Erwin Mortier)

Uw lijstje mag in de comments gepost worden!

zondag 14 september 2008

Een verzwelgende ijzeren zee

Laatst verscheen op teletekst het bericht dat Keane-zanger Tom Chaplin succesvol afgekickt is van zijn drugs- en drankverslaving. De Brit liet zich opnemen in een kliniek ten tijde van de promotietour voor het tweede Keane-album Under the Iron Sea. Volgende maand verschijnt het langverwachte derde album, dat Perfect Symmetry gaat heten. Het thema van die plaat zal zijn dat "mensen wat aardiger voor elkaar moeten zijn". Deze late John Lennon-thematiek belooft weinig goeds. Het vorige album kende wat dat aangaat een veel donkerder sfeer. Chaplin verwijst ook terug naar dit album als zijn persoonlijke problematiek ter sprake komt: "Ik heb die donkere periode nu afgesloten en verwijs iedereen naar Under the Iron Sea om te begrijpen door welke hel ik ben gegaan."

Ik vond en vind Under the Iron Sea een heel mooi album. Juist de sombere en bij vlagen wanhopige sfeer die het uitademt, maken diepe indruk. Liedjes variëren van lichtgrijs tot het diepste zwart. Laat ik Chaplins advies eens ter harte nemen en door middel van het album erachter proberen te komen hoe zijn hel eruit zag. Die hel is mijns inziens geconcentreerd in 6 of 7 nummers: 'Atlantic', 'Is It Any Wonder?', 'A Bad Dream', 'Hamburg Song', 'Crystal Ball', 'Try Again' en het titelloze instrumentale intermezzo. De andere nummers verwijzen in mindere mate naar Toms problemen, al zijn er wel raakpunten. 3.Nothing in My Way adresseert een Ander, bijvoorbeeld in de mooie zin For a lonely soul, you're having such a nice time. Die ander pretendeert eenzaam te zijn, maar de ik weet wel beter. 4.Leaving So Soon? heeft qua muziek en vooral qua zang meer een vragende of berustende ondertoon. Zie bijvoorbeeld de schitterende regels You must think I'm a fool / So prosaic and awkward and all, waarin dat "and all" heel knap terugverwijst naar "prosaic". Ook proef ik meer wilskracht in dit nummer: [...] if you don't need me / I don't need you. 7.Put it Behind You spreekt eveneens een ander toe, dit keer bemoedigend: Time will help you out / Better put it behind you now / You better put it behind you now. Het experimentele 10.Broken Toy - dat inderdaad muzikaal wel ergens doet denken aan een kapotte draaidoos - legt de schuld eenvoudigweg bij het ouder worden: I guess I'm a toy that is broken / I guess we're just older now. 11.The Frog Prince is een virtuoos staaltje de vloer aanvegen met een vuilbekkende rivaal die iets te overmoedig is geweest in het neersabelen van Keane (concreet: Johnny Borrell van Razorlight)

Tom Chaplin vind ik zoals gezegd echt terug in de zes genoemde nummers. Het album opent ijzersterk met het neerslachtige 1.Atlantic. Een dreunend drumritme wordt ondersteund door dreigende pianotonen. Chaplin zingt alsof hij zeer vermoeid en sterk vereenzaamd is, wat ondersteund wordt door de tekst: I don't wanna be old and sleep alone / An empty house is not a home / I don't wanna be old and feel afraid. Hij is wanhopig op zoek naar licht aan het eind van een diepzwarte tunnel. Dit laatste komt mooi naar voren wanneer de muziek plotseling overgaat in een soort droomstemming en de tekst de desperate wens verwoordt te ontsnappen aan de puinhopen: I need a place / That's hidden in the deep / Where lonely angels sing you to your sleep / Though all the world is broken. 2.Is It Any Wonder? sluit daar dicht bij aan, al is de muziek hier eerder opzwepend en onstuimig. Dit verwijst wellicht naar de emotionele achtbaan waarin een verslaafde zich bevindt (zie ook de clip). De tekst laat niets aan duidelijkheid te wensen over: I.. I always thought that I knew / I'd always have the right to / Be living in the kingdom of the good and true. Twee thema's uit de opener keren hier terug, nl. de vermoeidheid en de angst: Is it any wonder I'm tired? [...] Is it any wonder that I feel afraid? Ook de eenzaamheid is te herkennen, in dit specifieke geval het ontbreken van een wederhelft: Sometimes I get the feeling that I'm / Stranded in the wrong time / Where love is just a lyric in a children's rhyme, a soundbite.

Zeer intens is 5.A Bad Dream. Opnieuw een wat trage, vermoeide zang die begeleid wordt door triestig klinkende muziek. Eenzaamheid en - wederom - de alles zinloos makende vermoeidheid zijn prominent aanwezig, geconcentreerd in het refrein: I wake up, it's a bad dream, no one on my side / I was fighting / But I just feel too tired to be fighting / Guess I'm not the fighting kind / Wouldn't mind it / If you were by my side / But you're long gone. Ook het terugverlangen naar het gelukzalige verleden is mooi verwoord in de bridge: I don't even know / My strange old face / And I'm thinking about those days. Het absolute hoogtepunt (of, wat Chaplin betreft: dieptepunt) is de 6.Hamburg Song. Een in en in triest nummer. Zeer kalm, zeer minimalistisch qua muzikale begeleiding. Hier komt ook een ander motief tot uitdrukking: de slechte invloed van de sterrenstatus: I don't wanna be adored / Don't wanna be first in line / Or make myself heard. De eenzaamheid is groter dan ooit, terwijl er juist behoefte is aan iemand met een opbeurende invloed: Just shine, shine, shine / Shine a little light / Shine a light on my life / And warm me up again. Na de voortreffelijke pianosolo komt de absolute verkilling en verstening even simpel als intens tot uitdrukking: Say a word or two to brighten / My day.

Het verborgen, instrumentale nummer verbind ik altijd weer met de titel van de plaat. Je moet het beluisteren om dat te kunnen beamen: het klinkt echt als een ijzeren zee. Hoge, dreigende, verzwelgende golven en het piepende, krakende geluid van schurend ijzer. In de successingle 8.Crystal Ball worden wederom vragen gesteld naar zin en nut: Oh, crystal ball, crystal ball / Save us all / Tell me life is beautiful. De heideggeriaanse geworpenheid dringt zich op en hoop is ver weg: I don't know where I am / And I don't really care / I look myself in the eye, there's no one there / I fall upon the earth / I call upon the air / but all I get is the same old vacant stair. De persoonlijkheidsverandering die een verslaving met zich meebrengt, is onderwerp van bezinning in het gevoelige 9.Try Again: What I was isn't what I am / I'd change back but I don't know if I can. En wederom is er iemand nodig die de ik uit de put trekt: God I wish you could see me now / You'd pick me up and you'd sort me out.

Samenvattend was Tom Chaplin vooral vereenzaamd en vertoonde hij kenmerken van depressiviteit, zoals extreme vermoeidheid en lethargie, wanhoop en een intens terugkijken en -verlangen naar het gelukzaligere verleden. Nu schijnt de zanger er dus weer bovenop te zijn en dat moet tot uitdrukking komen in de hernieuwde Lebensbejahung op Perfect Symmetry. Een verslaving is een vervelend, treurig fenomeen en we moeten dan ook blij zijn voor Tom Chaplin dat hij weer beter is, maar uit die donkerzwarte periode is wel een fenomenaal album voortgekomen. Daar ben ik - hoe grof het ook mag klinken - de drugs en de drank toch ergens wel dankbaar voor.

woensdag 10 september 2008

Onheilsprofeten

Eerder berichtte ik hier en hier over het schitterende wetenschappelijke project op de grens van Frankrijk en Zwitserland. Vandaag gingen dan eindelijk de eerste protonen een rondje racen. De media pakten groots uit met de berichtgeving rondom deze mijlpaal. Zelfs Google had zijn homepage aangepast.

Veel aandacht ging uit naar de onheilsprofeten die zowat het einde van de wereld voorspelden. Ook minuscule zwarte gaten zouden we niet kunnen controleren en dat betekent de vernietiging van het leven. Een Duitse scheikundige spande zelfs een ultiem proces aan om de ingebruikname een halt toe te roepen. Ik dacht altijd dat zulke wetenschappers gedreven werden door rancune en jaloezie, dat het gefnuikte topacademici zijn. Ze hadden dolgraag deel uitgemaakt van het bevoorrechte team dat aan het werk is onder de grond, hadden daar willen schitteren. Maar vandaag bedacht ik dat het deze tegenstanders in feite niet om de roem te doen kan zijn. Als ze ongelijk hebben en het allemaal meevalt met die zwarte gaten, dan worden ze onderwerp van spot en hoongelach onder collega's en geïnteresseerden. Maar als ze het werkelijk bij het rechte eind hebben, dan is er ook meteen niemand meer om dat gelijk te erkennen, om ze de eer te geven die hen dan toekomt...

Overigens gaan de eerste deeltjes pas op 21 oktober botsen, dus we mogen niet te vroeg juichen. En anders is het schijnbaar ergens aan het eind van december 2012 wel raak. Volgens de Maya's op 21 december, de Egyptenaren geven ons dan nog twee dagen respijt: 23 december. De laatsten beroepen zich op de kanteling van de polen die dan plaatsvindt, de eersten zien dan hun kalender eindigen. Het misverstand is echter dat de wereld dan niet vergaat, nee, we gaan gewoon een nieuw - en zelfs beter - tijdperk in. Maar eerst moeten we door een diep dal. Een zwart gat dus. Het lijkt CERN wel.

dinsdag 9 september 2008

Encyclopedie van de somberheid (5)

5. Positivo hakt sneller knoop door

"Sombere mensen denken na voordat ze een beslissing nemen en vrolijke mensen hakken de knoop door. Daarnaast scheelt opgewekt beslissen ook behoorlijk wat tijd.
Dat blijkt uit onderzoek waarop psychologe Marieke de Vries in september hoopt te promoveren aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
De Vries onderwierp haar proefpersonen aan een gokspel, waarbij duidelijk was werd dat somber gestemde personen liever vasthouden aan een beredeneerde regel of beslissing. Spelers kregen te horen dat gokkans A een hogere winst zou bieden dan B. Die uitkomst werd vervolgens een paar keer bevestigd. Maar als de spelers daarna een paar keer verloren, lieten de vrolijke personen zich afleiden door hun gevoel en probeerden ze toch een keer B. Sombere personen bleven vasthouden aan de beredeneerde keuze.
De promovenda: 'Maar er is niet te zeggen welk besluit nou het beste is. Een impulsieve beslissing scheelt in elk geval tijd. Een opgewekte toestand scheelt veel gewik en geweeg en dus tijd en energie.'"
(De Telegraaf 28-08-2008)