'We wilden een voetbalblad. Niet zomaar een voetbalblad, maar een voetbalblad zoals dat nog niet bestaat in Nederland.' Zo opent het vorig jaar november verschenen eerste nummer van Santos, dat zich presenteert als 'een ode aan de voetbalcultuur'. Het is een ietwat vreemde aankondiging, omdat het fenomeen voetbalcultuurtijdschrift wel degelijk al zijn intrede had gedaan in Nederland. In landen als Duitsland, Engeland, Oostenrijk en Zwitserland bestond het al langer, en met Panenka Magazine (sinds september 2014) en Staantribune (sinds december 2014) en sinds kort dus Santos is het ook in ons land inmiddels ruim vertegenwoordigd.
'Het is maar een spelletje' is niet alleen een lelijk cliché, het is ook bij uitstek NIET van toepassing op de hedendaagse voetbalsport. Daar draait het om miljoenensalarissen en commerciële vermarkting, om televisiecontracten en kortetermijndenken. Sinds pakweg de jaren negentig, toen het grote geld zijn intrede deed, zijn meer en meer clubs verworden van eerbiedwaardige instituten waar het spelletje wordt gevierd tot statussymbolen van immorele oliemiljardairs en andere rijkeluizen die de club zelf als speeltje gebruiken.
Ik geloof sterk dat er een verband is tussen de ontkerkelijking en ontzuiling van de maatschappij en de rol die voetbal in de levens van vele mensen is gaan spelen. Sinds de samenleving is geseculariseerd hebben voetbalclubs - BVO's maar ook amateurs - de geestelijke en sociale functie van de religie en de zuil overgenomen: de club als gemeenschap van gelijkgestemden, het stadion als heilige tempel waar tweewekelijks het geloof wordt beleden, het supporterschap als een door tradities en rituelen bepaalde levenswijze. Die geloofsbeleving is in de verdrukking geraakt sinds het voetbal is gekoloniseerd door de agressieve kapitalistische ideologie.
Als reactie op de uitverkoop van hun passie bekeerden steeds meer fans zich tot de beweging Against Modern Football (AMF). Tégen de uitwassen van het moderne voetbal en vóór de hartstocht, de traditie, de romantiek. Steeds vaker werpen zulke fans zich op als pleitbezorgers van de authentieke voetbalcultuur en als hoeders van het klassieke erfgoed. Dit gebeurt op vele manieren, met het collectief terugkopen van een club uit de handen van de zoveelste poenschepper als ultieme daad. En wanneer ontevreden fans zich losmaken van Manchester United en FC United of Manchester oprichten, dan verschilt dat niet eens zo veel van gelovigen die een kerkscheuring veroorzaken omdat ze menen dat hun kerk het ware geloof heeft verkwanseld.
Een andere manier is het delen, uitdragen en propageren van de authentieke voetbalcultuur in woord en geschrift, zoals de drie Nederlandse tijdschriften met verve doen. Panenka Magazine is vernoemd naar de cultheld van de strafschop Antonin Panenka en heeft als ondertitel Voetbalromantiek, fancultuur & stadionbeleving. Makers zijn René Otterloo en de bekende groundhopper Tom Bodde. Vijf afleveringen van telkens 52 bladzijden zijn er op moment van schrijven verschenen. Bodde publiceerde drie boeken met verhalen over zijn belevenissen en het blad richt zich dan ook in de eerste plaats, doch niet uitsluitend, op verslagen van groundhopavonturen en tips voor wie zelf wil gaan groundhoppen. Nummer 4 bijvoorbeeld was een stedenspecial met 'tips voor voetbalcultuur tijdens je vakantie', met behalve informatie over stadion- en wedstrijdbezoek ook toeristische tips. Verder zijn er rubrieken als de 'cultclub' en de 'lost ground'. Het laatst verschenen nummer bevatte een door lezers samengestelde 'cultstadion top 50', met Craven Cottage van Fulham op 1.
Staantribune. Hét magazine over voetbalcultuur is opgericht door onder anderen Joris van de Wier, bekend van de boeken Terraces & Floodlights en Glorious Hearts, en wordt gemaakt door een club ambitieuze, jonge mensen. Na het online nulnummer verschenen er drie afleveringen van elk 108 bladzijden. Het gevarieerde blad kent lichte onderdelen als de quiz, originele of zeg maar gerust curieuze lijstjes en verklaringen voor de herkomst van clubnamen. Er verschenen mooie verhalen over derbyvoetbal en rivaliteit in Łódź, Dundee en Stockholm, waarin ook veel aandacht uitgaat naar sociale en maatschappelijke achtergronden. Een bijzonder speerpunt is Argentinië, het heilige land der voetbalcultuur, waarvandaan in elk nummer een uitgebreide reportage verschijnt. Een ander onderscheidend kenmerk is onderzoeksjournalistiek. Staantribune publiceerde over de aanwezigheid van en behoefte aan staantribunes en de terreur van verplichte combi's.
Van Santos - ondertitel kortweg Voetbalcultuur - verscheen als gezegd pas één nummer. Het is het zwaargewicht van de drie magazines: met zo'n 140 bladzijden is het niet alleen het dikste magazine van de drie, de paginagrote advertentie die al weken in de VI staat laat bovendien zien dat het ook financieel meer in te brengen heeft. Santos is dan ook een project van schrijvers en journalisten die hun sporen reeds verdiend hebben in de traditionele media, zoals Wilfried de Jong, Jaap Visser en Jan Mulder, jongens uit dezelfde hoek maar wel van de alternatieve benadering, zoals Sjoerd Mossou, Frank Evenblij en Erik Dijkstra, en jonge schrijftalenten als Thomas Heerma van Voss, DuBlanqeBogarde en Frank Heinen. Heinen schreef een prachtig stuk over de Irakese legende Ammo Baba. Lang niet alles lijkt even relevant: in de rubriek 'Hebbedingen' wordt ook een koptelefoon aangeprezen. Huh, zijn koptelefoons niet juist heel erg het moderne voetbal? Het wordt allemaal duidelijk wanneer we verderop een advertentie voor het ding tegenkomen...
De meeste interviews in kranten en weekbladen met spelers of trainers zijn nogal gefocust op het nu, op het oppervlakkige nu. De interviews in deze voetbalcultuurtijdschriften wijken daarvan af. Het zijn veelal intieme vraaggesprekken die nu eens niet over een contractverlenging, de tactiek van de trainer of concurrentie op de linksbuitenpositie gaan, maar over de verloren tijd, over ziekte en dood, over identiteit en existentie: Klaas-Jan Huntelaar in Staantribune ('Als ik mijn voetbalcarrière heb afgesloten, heb ik voor mijn gevoel ook meteen mijn jeugd afgesloten'), Huub Stevens in Panenka ('Het gaat heel slecht met Assi [Rudi Assauer]. Hij krijgt bijna niks meer mee. Echt heel triest'), Viktor Fischer in Santos ('Ik denk veel na. Over alles. Dat is niet handig als voetballer').
De affiniteit met het schrijven over voetbal blijkt voorts uit de boekrecensieafdeling, die in alle drie de bladen prominent aanwezig is. Behalve het literaire woord is ook het esthetische beeld belangrijk, via een stijlvolle vormgeving (misschien m.u.v. Panenka) en veel ruimte voor hoogwaardige fotografie van gerenommeerde en/of getalenteerde voetbalcultuurfotografen als Stuart Roy Clarke (Santos), Marco Magielse (Staantribune) en Przemek Niciejewski (Panenka). Een speciale vermelding verdient de schitterende fotografie van Thijs Brouwers in de reportage over Heracles-FC Twente in Staantribune #2. Santos bevat overigens een uitklapbare megafoto van Clarke in het midden die ervoor zorgde dat het blad niet meer dicht ging; pas na veel gezwoeg en gezweet kreeg ik het voor elkaar. Kan aan mij liggen natuurlijk, maar tip voor de redactie: in het volgende nummer gaarne iets korter uitsnijden.
Zo hebben de bladen allemaal hun opstartproblemen. Voor Panenka is er op eindredactioneel vlak nog wel wat te winnen, Staantribune plaatste de verkeerde onderschriften bij de plaatjes van stadions, in Santos corresponderen op p. 10-12 de cijfers onder de afbeeldingen niet met de genummerde tekstjes. Klein bier natuurlijk. Het is prachtig dat deze tijdschriften bestaan. De vraag is of ze het vol kunnen houden. Hoewel Staantribune en Santos nog het meest in elkaars graasgebied lijken te verkeren, hebben de drie toch hun eigen identiteit en hoeft het elkaar allemaal niet te bijten. Het zijn bovendien alle drie 'slechts' kwartaalbladen, dus van overkill is geen sprake. In een samenleving waarin mensen de ambachtelijke streekproducten herontdekken en de verkoop van vinyl weer in de lift zit hebben ook hoogwaardige, met liefde en passie gemaakte tijdschriften over authentieke voetbalcultuur bestaansrecht.