zaterdag 24 december 2011

Zeven dagen lang (91)

18 t/m 24 december

ZONDAG Derrie bah
De Franse filosofie: ‘de plek waar het meest gesproken werd en het minst gezegd’.
(Robert Anker, Oorlogshond, 2011, p. 260)

MAANDAG PC Hooft-prijs voor voor Tonnus Oosterhoff
Terechte bekroning, fascinerende dichter. Zijn laatste bundel Leegte lacht (2011) vind ik wat minder intrigerend dan voorgaande, maar er staan niettemin weer prachtige regels in:
'Beginners moeten stil water drinken,
zich niet verzetten tegen de wiskunde,
windveerboot en waterzonmembraan,
waarin uitgestorven en vooruit in elkaar overgaan.' (p. 43)

DINSDAG P&W
Pijnlijk: de 'Oudejaarsconference van het Volk' door Dolf Jansen. Als je als cabaretier om de drie zinnen moet zeggen dat je de grappen niet zelf bedacht hebt, dan geeft dat het niveau van de humor wel aardig weer.

WOENSDAG Elf
Zij die denken dat ik met mijn tirade tegen Bas Nijhuis de aandacht af wil leiden van sc Heerenveen-FC Oss hebben het faliekant mis.
Ik wil desalniettemin graag iedereen bedanken die mij gedurende en na afloop van de wedstrijd heeft gebeld of gesmst.
Ook degenen die bewust niet hebben gesmst dank ik. Uw piëteit werd zeer op prijs gesteld.

DONDERDAG 22 december
Hij is weer onder ons, Frits van Egters, die beter dan welke filosoof ook het wezen van de tijd doorgrondt:
'"Wanneer we zakelijk rekenen," zei Frits bij zichzelf, toen hij buiten stond, "kunnen we zeggen: we hebben nog een halve avond. Dit is echter een ongegronde voorstelling van zaken. De avond is verloren, er is niets meer aan te veranderen."' (De avonden, 57ste druk, 2006, p. 27)

VRIJDAG Speurtocht
In deze post stak ik de loftrompet over Oek de Jongs verhaal 'Dekker, Koolen & Buis', dat ik in de Rode Zwagerman, De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen (2005), las:
'Buis gaat dood, Dekker snijdt zich uit droefheid de strot af en Koolen besluit vervolgens uit woede tweehonderd te worden. Hij haalt het. En dan die onvergetelijke slotzin: "Maar toen ging hij ook."'
Ik natuurlijk nieuwsgierig naar meer. Volgens de verantwoording van Zwagerman (p. 1589) komt het verhaal uit De Jongs bundel De onbeweeglijke (2002).
Wat lees ik daar in de slotpassage van het verhaal op p. 117?:
'Koolen was woedend. Hij was zo godvergeten woedend dat hij leefde, dat hij van alles mee moest maken zonder er iets van te begrijpen, dat hij besloot om het leven voor schut te zetten en honderd te worden. Hij ging gezond leven en haalde die honderd. Maar toen ging hij ook.'
Wenkbrauwen gefronst. Honderd? Hoe kom ik dan bij tweehonderd? Word ik seniel?
Ik Zwagerman er weer bij genomen. Wat lees ik daar op p. 1302?:
'Koolen was woedend. Koolen was zo godvergeten witheet woedend dat hij leefde, dat hij van alles mee moest maken zonder er iets van te begrijpen, dat hij besloot om het leven voor spot te zetten en tweehonderd te worden. Hij ging gezond leven en haalde die tweehonderd. Maar toen ging hij ook.'
Het staat er echt. Hoe zit dat nu met die Koolen? Werd hij nu 100 of 200? Een 'aantekening' van de auteur achterin De onbeweeglijke verschaft opheldering: 'Deze verhalen verschenen voor het eerst in 1977 onder de titel De hemelvaart van Massimo.'
Ik naar de bieb, het ernstig beduimelde exemplaar van Massimo opgeslagen, en inderdaad: daar haalt Dekker nog de tweehonderd.
In zijn aantekening schreef Oek de Jong voorts: 'Voor deze editie heb ik alle verhalen herzien, maar mezelf daarbij strikte beperkingen opgelegd: ik heb voornamelijk geschrapt en zodoende gedaan wat ik destijds uit onervarenheid naliet.'
De Jong heeft dus honderd jaar geschrapt.
En Zwagerman, die verwijst naar de verkeerde bundel.

ZATERDAG Kerstavond
Waarom heet Jezus Jezus? Door een incident in de stal:
''t waar zoomar zó'n klótstèlleke vur anderhalf kalf en 'n geit. 't Waar me toch 'n gekrengel in dieje kaoie stal, zó gruwelek kreemerig en klèin en d'r waren van die aauw ongelukkige schirgebonten um de zaak overèind te haauwe. Sint Jozef ha krèk d'n os en d'n ezel gevoeierd.
Dè waar eigelek wèl plezierrig vond ie die wèrrem biste en toe ie zoo wè òn 't riddere waar en dè krèk zoo docht, toen stiet ie toch innins z'ne kop òn een van die lig balke dèttie grif stèrre zaag! Nog meer ès d'r buiten al ware...
"Jezus!" riep ie kèijhard.
"God", zin Maria, die nie wies wè d'r òn de hand waar, "dè's nou 's 'ne schònne naam vur ons Kriesje..!"
En umdúrrum kùmt de naam van 't kiendje dus eigelek in de wirreld dur 'ne kaoien èikenbalk in dè stèlleken [...].'
(Brabantse Kèrst, red. Cor Swanenberg, 1997, p. 144)

Geen opmerkingen: