22 t/m 27 augustus
MAANDAG K&W
Job Cohen denkt bij Knevel & Tijs alle ruimte te hebben zijn ideeën over de woningmarkt uiteen te stamelen. Als Knevel naar het volgende onderwerp wil zegt Johnny Hoogerland: 'Ik wilde eigenlijk net reageren.' Haha, die Johnny. Maar vervolgens overrompelt Hoogerland Cohen met enkele kritische vragen over de hypotheekrenteaftrek.
Dat had werkelijk niemand verwacht.
DINSDAG Niets is sterker dan dat ene woord
Dan ben je net terug van vakantie, emotioneel nog zoekende, en dan komt Feyenoord TV met een reportage over die legendarische Feyenoord-Juventus (2-0, J.R. Cruz 2x) van 26 november 1997.
Hou het dan maar eens droog.
WOENSDAG Integriteit is een keuze
Paul Rosenmöller (GROENLINKS) wordt voorzitter onderzoekscommissie integriteit bestuur op Curaçao.
Mariko Peters had het zeker te druk?
DONDERDAG Slapen is zonde van de tijd
Nog een argument tegen slapen: 'don't you go to sleep, it's such a bitter form of refuge' (The Killers - 'Dustland Fairytale')
VRIJDAG Feyenoord in Europa
IA Akranes, Zalgirius Vilnius, FC Jazz, Kosice, Boavista. Werder Bremen-Feyenoord 3-4. Pablo Sanchez en Fernando Picun (Sinterklaas Picuuntje).
ZATERDAG Leestip
Lees behalve [Tenerife 2011] ook [Bodesce 2011] bij de buren.
zaterdag 27 augustus 2011
zaterdag 13 augustus 2011
Zeven dagen lang (73)
7 t/m 13 augustus
ZONDAG Transferdeadline
Leuk, zo'n openingsweekend Eredivisie, maar het komt neer op een afscheidsparade van voetballers die deze maand nog gaan vertrekken. Vorm, Verhoek, Matavz, Pieters, Assaidi, Engelaar, en wie weet ook nog Vertonghen, Ruiz, Van der Wiel...
MAANDAG Opgesmurft
De Smurfen 3D in de bioscoop, en dat terwijl die smurfen toch dikke racisten zijn. De extreemlinkse Nederlandhater René Danen zal binnenkort wel weer ergens voor een bioscoop gaan staan demonstreren.
DINSDAG Goed opgevoed
Geen paniek, Wesley Verhoek gaat toch niet naar Nottingham Forest. Hij vreest heimwee, naar verluidt. Dat is nou een jongen naar mijn hart, zonder scherts.
WOENSDAG David, Teddy en Ovide
'Vroeger was alles beter. Dat geldt duidelijk ook voor kinderseries. Waar de jeugd van nu het moet doen met vooral door computers gemaakte Japanse en Amerikaanse rotzooi vol actie en geweld, mochten wij nog kijken naar tekenfilms die met liefde werden gemaakt.'
De 20 beste jeugdtekenfilmseries, door Perry Vermeulen.
DONDERDAG Bieber
TOP legt Christophe Bieber vast en twitter wordt overspoeld door lolbroeken. Bijvoorbeeld de twitteraar Anis El Makrini: 'Hahaha FC Oss heeft een speler gekocht die Bieber heet'. Tsja. Anis heten en dan flauw doen over iemands naam.
VRIJDAG De antiwilders
'Misschien moeten we Wilders maar eens wat minder serieus nemen,' aldus Alexander Pechtold. Hij lijkt echt niet te snappen dat het einde van Wilders automatisch ook de aftocht van Pechtold betekent. Zoals Wilders geobsedeerd is door de islam, zo is Pechtold totaal gefixeerd op Wilders.
En de hele week al dat gejeremieer dat Rutte moet reageren op Wilders' haatpaleizenuitspraak. Mark! Mark!, zeg er 's wat van. Ah toe, zeg nou wat, Mark...
ZATERDAG In a suburban war
Opvallend: vandaag op Arrow Classic Rock twee keer een nummer van Arcade Fire's album The Suburbs voorbij horen komen. Eerst 'The Suburbs' en later 'Ready to Start'. Deze cd is van 2010, maar heeft blijkbaar nu al het predikaat 'klassiek' gekregen. Terecht, overigens.
ZONDAG Transferdeadline
Leuk, zo'n openingsweekend Eredivisie, maar het komt neer op een afscheidsparade van voetballers die deze maand nog gaan vertrekken. Vorm, Verhoek, Matavz, Pieters, Assaidi, Engelaar, en wie weet ook nog Vertonghen, Ruiz, Van der Wiel...
MAANDAG Opgesmurft
De Smurfen 3D in de bioscoop, en dat terwijl die smurfen toch dikke racisten zijn. De extreemlinkse Nederlandhater René Danen zal binnenkort wel weer ergens voor een bioscoop gaan staan demonstreren.
DINSDAG Goed opgevoed
Geen paniek, Wesley Verhoek gaat toch niet naar Nottingham Forest. Hij vreest heimwee, naar verluidt. Dat is nou een jongen naar mijn hart, zonder scherts.
WOENSDAG David, Teddy en Ovide
'Vroeger was alles beter. Dat geldt duidelijk ook voor kinderseries. Waar de jeugd van nu het moet doen met vooral door computers gemaakte Japanse en Amerikaanse rotzooi vol actie en geweld, mochten wij nog kijken naar tekenfilms die met liefde werden gemaakt.'
De 20 beste jeugdtekenfilmseries, door Perry Vermeulen.
DONDERDAG Bieber
TOP legt Christophe Bieber vast en twitter wordt overspoeld door lolbroeken. Bijvoorbeeld de twitteraar Anis El Makrini: 'Hahaha FC Oss heeft een speler gekocht die Bieber heet'. Tsja. Anis heten en dan flauw doen over iemands naam.
VRIJDAG De antiwilders
'Misschien moeten we Wilders maar eens wat minder serieus nemen,' aldus Alexander Pechtold. Hij lijkt echt niet te snappen dat het einde van Wilders automatisch ook de aftocht van Pechtold betekent. Zoals Wilders geobsedeerd is door de islam, zo is Pechtold totaal gefixeerd op Wilders.
En de hele week al dat gejeremieer dat Rutte moet reageren op Wilders' haatpaleizenuitspraak. Mark! Mark!, zeg er 's wat van. Ah toe, zeg nou wat, Mark...
ZATERDAG In a suburban war
Opvallend: vandaag op Arrow Classic Rock twee keer een nummer van Arcade Fire's album The Suburbs voorbij horen komen. Eerst 'The Suburbs' en later 'Ready to Start'. Deze cd is van 2010, maar heeft blijkbaar nu al het predikaat 'klassiek' gekregen. Terecht, overigens.
vrijdag 12 augustus 2011
Dol op Engels voetbal
In 'Daan is dood' van Willem Wilmink komt de pas gestorven Daan bij de hemelpoort aan. Bij het hek staat een tuinhuisje. Een stuk of tien mensen kijken door het raam naar binnen, waar een kaal mannetje naar voetbal op tv zit te kijken: '"Wolverhampton Wanderers tegen Sheffield Wednesday," zei een van de omstanders, "we zullen nog wel even moeten wachten voor we weten of we de hemel in mogen. Want de heilige Petrus is dol op Engels voetbal."'
Wilmink heeft voor deze schitterende passage niet voor niets juist deze twee Engelse clubs gekozen. Behalve liefhebber van het Engels voetbal was Wilmink immers ook een taalkunstenaar. Nergens zijn de namen van clubs zo prachtig en krachtig als in Engeland. In Nederland zitten we opgescheept met afkortingen en plaatsnamen met een lullig 'FC' ervoor. Dat is historisch zo gegroeid, niks aan te doen. Namen van Engelse clubs hebben iets magisch. Afgelopen week werd in een nieuwsbericht op Teletekst gemeld dat in verband met de rellen de wedstrijden 'tussen West Ham en Aldershot en tussen Charlton en Reading' waren afgelast. Het lezen van die namen is al haast een rituele handeling.
Ook ik ben dol op Engels voetbal, en dan vooral op de divisies onder de Premier League. Het Championship, League One, League Two en de Conference National volg ik op de voet. Op de BBC via Final Score op zaterdagmiddag en The Football League Show zaterdagnacht, via soccernet voor de statistieken en via het fantastische weblog Doingthe116 voor de achtergronden en verhalen. Het getal 116 verwijst naar het aantal clubs in de hoogste vijf divisies. Strikt genomen wordt het vijfde niveau niet meer tot het profvoetbal gerekend, maar met clubs als Grimsby Town, Luton Town, Lincoln City, Wrexham, Darlington en Stockport County barst het daar van de afgegleden traditieclubs.
Wat Engels voetbal zo aangrijpend maakt is de beleving van de supporters. Bijna iedereen draagt het shirt van zijn club. Voor elke sliding wordt geapplaudisseerd. Hele families van drie generaties of meer bezoeken het stadion. De naam van de Engelse Hard gras geeft het gevoel perfect weer: When Saturday Comes. Een hardnekkige misvatting is wel dat de stadions altijd vol zouden zitten. Ook Wilmink schreef in een column: 'Daar zitten ook bij wedstrijden waar geen enkele hoogbegaafde speler te bekennen valt de tribunes vol.' Feitelijk is de bezetting van de stadions in de lagere divisies meestal tussen de 50 en 70%.
Dat komt doordat de stadions relatief veel mensen kunnen herbergen, want absoluut komen er wel veel kijken. Vorig jaar in de Conference National waren er negen clubs met een gemiddelde van boven de 2000, in League Two elf met meer dan 4000 en in League One, het derde niveau dus, zelfs vier clubs met meer dan 15000 bezoekers (Southampton, Sheffield Wednesday, Charlton Athletic en Huddersfield Town). Traditieclubs die door wanbeleid en sportief verval zijn teruggezakt naar het derde niveau (Southampton is inmiddels gepromoveerd) maar waar nog altijd vele duizenden hondstrouwe fans het stadion blijven bezoeken. Altijd is er sfeer, beleving, passie, ondanks de ellende.
Voor zulke supporters geldt wat Nick Hornby in de openingsregels van zijn boek Fever Pitch schreef: 'I fell in love with football as I would later fall in love with women: suddenly, uncritically, giving no thought to the pain it would bring.'
Wilmink heeft voor deze schitterende passage niet voor niets juist deze twee Engelse clubs gekozen. Behalve liefhebber van het Engels voetbal was Wilmink immers ook een taalkunstenaar. Nergens zijn de namen van clubs zo prachtig en krachtig als in Engeland. In Nederland zitten we opgescheept met afkortingen en plaatsnamen met een lullig 'FC' ervoor. Dat is historisch zo gegroeid, niks aan te doen. Namen van Engelse clubs hebben iets magisch. Afgelopen week werd in een nieuwsbericht op Teletekst gemeld dat in verband met de rellen de wedstrijden 'tussen West Ham en Aldershot en tussen Charlton en Reading' waren afgelast. Het lezen van die namen is al haast een rituele handeling.
Ook ik ben dol op Engels voetbal, en dan vooral op de divisies onder de Premier League. Het Championship, League One, League Two en de Conference National volg ik op de voet. Op de BBC via Final Score op zaterdagmiddag en The Football League Show zaterdagnacht, via soccernet voor de statistieken en via het fantastische weblog Doingthe116 voor de achtergronden en verhalen. Het getal 116 verwijst naar het aantal clubs in de hoogste vijf divisies. Strikt genomen wordt het vijfde niveau niet meer tot het profvoetbal gerekend, maar met clubs als Grimsby Town, Luton Town, Lincoln City, Wrexham, Darlington en Stockport County barst het daar van de afgegleden traditieclubs.
Wat Engels voetbal zo aangrijpend maakt is de beleving van de supporters. Bijna iedereen draagt het shirt van zijn club. Voor elke sliding wordt geapplaudisseerd. Hele families van drie generaties of meer bezoeken het stadion. De naam van de Engelse Hard gras geeft het gevoel perfect weer: When Saturday Comes. Een hardnekkige misvatting is wel dat de stadions altijd vol zouden zitten. Ook Wilmink schreef in een column: 'Daar zitten ook bij wedstrijden waar geen enkele hoogbegaafde speler te bekennen valt de tribunes vol.' Feitelijk is de bezetting van de stadions in de lagere divisies meestal tussen de 50 en 70%.
Dat komt doordat de stadions relatief veel mensen kunnen herbergen, want absoluut komen er wel veel kijken. Vorig jaar in de Conference National waren er negen clubs met een gemiddelde van boven de 2000, in League Two elf met meer dan 4000 en in League One, het derde niveau dus, zelfs vier clubs met meer dan 15000 bezoekers (Southampton, Sheffield Wednesday, Charlton Athletic en Huddersfield Town). Traditieclubs die door wanbeleid en sportief verval zijn teruggezakt naar het derde niveau (Southampton is inmiddels gepromoveerd) maar waar nog altijd vele duizenden hondstrouwe fans het stadion blijven bezoeken. Altijd is er sfeer, beleving, passie, ondanks de ellende.
Voor zulke supporters geldt wat Nick Hornby in de openingsregels van zijn boek Fever Pitch schreef: 'I fell in love with football as I would later fall in love with women: suddenly, uncritically, giving no thought to the pain it would bring.'
woensdag 10 augustus 2011
Haagse spreekkoren géén antisemitisme
Spreekkoren zijn altijd een heet hangijzer geweest sinds Piet Romeijn in 1969 de scheids voor 'hondelul' (toen nog zonder tussen-n) uitmaakte en supporters dit overnamen. Romeijn heeft overigens altijd volgehouden dat hij 'onbenul' zei. In maart 1995 werd een dieptepunt bereikt toen Feyenoord-supporters met spreekkoren over de aan kanker overleden vrouw van Ajax-coach Louis van Gaal voor hevige opschudding zorgden.
Opiniemakers en commentatoren buitelden over elkaar heen om de noodklok te luiden. Henri Beunders gooide toen een alternatieve knuppel in het hoenderhok. In een opiniestuk in NRC Handelsblad van 14 maart noemde hij de commotie enigszins hypocriet: 'Waarom zou supporters verboden moeten worden wat cabaretiers en columnisten is toegestaan?' Op podia en in kranten was het kwetsen, intimideren en vernederen immers al langer ingeburgerd.
Beunders verwees ook naar de literatuur. W.F. Hermans en Gerard Reve wisten al in de jaren 50 en 60 het krenken van katholieken succesvol te legitimeren door zich te beroepen op de literaire context waarin de uitingen waren gedaan. De rechter was het ermee eens. Ook Pietje Grijs meende eind jaren zeventig dat zijn beledigingen aan het adres van Prins Bernhard pas strafbaar zouden zijn als ze uit de literaire context werden gehaald.
Beunders trok deze lijn door en opperde dat de Feyenoord-supporters dit argument zonder meer konden overnemen: 'Het stadion is ook een vrijplaats, een (amfi-)theater. [...] Alles wat daarbinnen gebeurt en wordt geroepen moet je dus in de "recreatieve context" zien. Pas als je buiten de verwensingen herhaalt, ben je strafbaar.'
En recent is er weer een precedent geschapen met het Wildersproces. De uitingen van Wilders moesten in het licht van de politieke en maatschappelijke discussie worden gezien, zo besliste de rechter, en waren in die specifieke context niet strafbaar. Zolang je maar binnen de juiste context blijft acteren is verbaal zo'n beetje alles geoorloofd, zo lijkt de teneur.
Met het geval-ADO is nog iets meer aan de hand. Toen de Feyenoord-supporters zongen dat Van Gaal een kankerwijf had, wilden ze Van Gaal kwetsen met het gegeven dat zijn vrouw aan de kanker was gestorven. Maar wanneer ADO-supporters 'kankerjoden' roepen, proberen ze de fans van de tegenstander niet te raken op hun jood-zijn, want dat zijn ze voor het overgrote deel niet.
'Jood' heeft, naast 'aanhanger van het jodendom', inmiddels 'geuzennaam van supporters van Ajax' als (bedenkelijke) tweede betekenis gekregen. Die tweede betekenis heeft niks te maken met de eerste. Zoals 'bank' in de betekenis van 'zitmeubel' niks te maken heeft met bank in de betekenis van 'instelling die geld beheert en uitleent'.
Als ik een woekerpolis in de maag gesplitst heb gekregen en ik scheld op de bank, dan zullen de bankiers zicht misschien gekwetst voelen (maar niet heus...), maar zeker niet de zitmeubelfabrikanten; er blijkt immers wel uit de context dat ik die andere bank bedoel.
Als ADO-supporters in het Kyocera-stadion op 'joden' schelden, dan is de context 'joden' in de tweede betekenis. Nu weet ik wel dat het woord 'jood' een heel wat beladener context met zich meedraagt dan 'bank' - al zal dat over 20 jaar misschien wel anders zijn, na WO III. Met alle gescheld met 'jood' erin komt automatisch de hele historische puinhoop mee.
Maar, de rechter heeft bepaald dat ADO bij 'antisemitische' koren moet ingrijpen. En antisemitisme is 'discriminatie van joden gebaseerd op hun etniciteit of religie', en geldt dus alleen in de eerste betekenis. Belediging van Ajax-supporters valt niet onder antisemitisme.
Deze uitspraak betekent dat elke groep die zich het dubieuze idee op de hals haalt 'joden' als geuzennaam te gaan gebruiken, zich vervolgens beschermd mag weten door antidiscriminatiewetgeving. Dat is eigenlijk nog het engste aan deze uitspraak. Het begrip antisemitisme wordt erdoor gedevalueerd en geridiculiseerd en dat is in deze tijden van toenemend verbaal en fysiek geweld tegen joden wel het laatste wat we moeten hebben.
maandag 8 augustus 2011
Doemdenken op zwarte maandag: Te wapen!
WORDT het weer oorlog? Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is een derde mondiale wereldbrand vele malen voorspeld en verwacht. Wapenwedloop, kernwapens, de overbevolking, koloniale wraak: allemaal als mogelijke lonten voor het kruitvat aangemerkt. En nu is er het geld.
Kan de huidige financiële crisis tot oorlog leiden? Een 'monetaire oorlog', waarvoor Sarkozy al eens waarschuwde? De dreiging zou - wederom - uit het Oosten komen: China, met Rusland in de zijspan. Nu houden Amerika en China elkaar nog in een, paradoxaal dankbare, wurggreep: Amerika ergert zich aan de onderwaardering van de yuan door China, maar dat kan zijn munt alleen zo laag houden doordat het Amerikaanse staatsobligaties blijft kopen.
Als de dollar gaat vallen, wat slechts een kwestie van tijd schijnt te zijn, stort het systeem in. Veel lijkt af te hangen van de nieuwe hogepriesters van het kapitaal: de kredietbeoordelaars. Waar die ineens vandaan komen... Ze zijn machtiger dan nationale regeringen. Het is toch onbegrijpelijk dat zulke bedrijfjes in feite de hedendaagse rode knop controleren? En wat helemaal eng is: ze worden ingehuurd door de banken! En China heeft gewoon lekker zijn eigen beoordelaar. (Zie hier)
China is een beetje een mysterieus land. Je weet niet wat ze in petto hebben daar. Het schijnt dat meer dan de helft van de bevolking een koude oorlog met de VS verwacht en het merendeel van de militaire officieren zelfs een hete, echte. Er is een zelfs een kolonel, ene Meng Xianging, die meent dat China zich de komende tien jaar in militair opzicht dusdanig zal gaan bewapenen dat het 'sterk genoeg zal zijn om een direct gevecht met Amerika af te dwingen'. (Zie hier en hier.) Goed, dat wordt dus vechten. En wij zullen dan natuurlijk Amerika moeten gaan helpen. Laten we alvast een strategie uitstippelen.
ONLANGS moest ik mijn bureau op mijn oude kamertje in het ouderlijk huis uitmesten. Tussen de papieren viste ik de brief op die ik rond mijn achttiende verjaardag van Defensie had ontvangen. Ik was dienstplichtig geworden, stond erin, maar de opkomstplicht was opgeschort. Alleen als de veiligheidssituatie erom vraagt, moet ik me melden. Die dienstplicht geldt tot het 45ste levensjaar. Laten we dus in de eerste plaats proberen de situatie nog zo'n twintig jaar te downplayen.
Als de vlam toch in de pan slaat, dan zal ik mijn snor niet drukken. Maar, laten we op dat moment bepaalde mensen eerst naar het front sturen. Allereerst natuurlijk de schuldigen, de veroorzakers. De bankiers dus, of beter: de hele financiële sector. Laptops aan de kant, lichtbruine schoenen uit en kistjes om de voeten. Vooruit sturen we de grootste wittenboordenkliek die er is: de consultants. Deze misdadige beroepsgroep kan mooi als kanonnenvoer dienen.
Verder nog in het eerste peloton: strafrechtadvocaten, trendwatchers, Mounir El Hamdaoui, krakers en de bedenkers van de OV-chipkaart. Zum Frühstück auf nach Peking. Ik ga alvast mijn krediet beoordelen, mijn status verhogen en vervolgens flink wat pangang inslaan. Want een hongerwinter zie ik niet zo zitten.
Kan de huidige financiële crisis tot oorlog leiden? Een 'monetaire oorlog', waarvoor Sarkozy al eens waarschuwde? De dreiging zou - wederom - uit het Oosten komen: China, met Rusland in de zijspan. Nu houden Amerika en China elkaar nog in een, paradoxaal dankbare, wurggreep: Amerika ergert zich aan de onderwaardering van de yuan door China, maar dat kan zijn munt alleen zo laag houden doordat het Amerikaanse staatsobligaties blijft kopen.
Als de dollar gaat vallen, wat slechts een kwestie van tijd schijnt te zijn, stort het systeem in. Veel lijkt af te hangen van de nieuwe hogepriesters van het kapitaal: de kredietbeoordelaars. Waar die ineens vandaan komen... Ze zijn machtiger dan nationale regeringen. Het is toch onbegrijpelijk dat zulke bedrijfjes in feite de hedendaagse rode knop controleren? En wat helemaal eng is: ze worden ingehuurd door de banken! En China heeft gewoon lekker zijn eigen beoordelaar. (Zie hier)
China is een beetje een mysterieus land. Je weet niet wat ze in petto hebben daar. Het schijnt dat meer dan de helft van de bevolking een koude oorlog met de VS verwacht en het merendeel van de militaire officieren zelfs een hete, echte. Er is een zelfs een kolonel, ene Meng Xianging, die meent dat China zich de komende tien jaar in militair opzicht dusdanig zal gaan bewapenen dat het 'sterk genoeg zal zijn om een direct gevecht met Amerika af te dwingen'. (Zie hier en hier.) Goed, dat wordt dus vechten. En wij zullen dan natuurlijk Amerika moeten gaan helpen. Laten we alvast een strategie uitstippelen.
ONLANGS moest ik mijn bureau op mijn oude kamertje in het ouderlijk huis uitmesten. Tussen de papieren viste ik de brief op die ik rond mijn achttiende verjaardag van Defensie had ontvangen. Ik was dienstplichtig geworden, stond erin, maar de opkomstplicht was opgeschort. Alleen als de veiligheidssituatie erom vraagt, moet ik me melden. Die dienstplicht geldt tot het 45ste levensjaar. Laten we dus in de eerste plaats proberen de situatie nog zo'n twintig jaar te downplayen.
Als de vlam toch in de pan slaat, dan zal ik mijn snor niet drukken. Maar, laten we op dat moment bepaalde mensen eerst naar het front sturen. Allereerst natuurlijk de schuldigen, de veroorzakers. De bankiers dus, of beter: de hele financiële sector. Laptops aan de kant, lichtbruine schoenen uit en kistjes om de voeten. Vooruit sturen we de grootste wittenboordenkliek die er is: de consultants. Deze misdadige beroepsgroep kan mooi als kanonnenvoer dienen.
Verder nog in het eerste peloton: strafrechtadvocaten, trendwatchers, Mounir El Hamdaoui, krakers en de bedenkers van de OV-chipkaart. Zum Frühstück auf nach Peking. Ik ga alvast mijn krediet beoordelen, mijn status verhogen en vervolgens flink wat pangang inslaan. Want een hongerwinter zie ik niet zo zitten.
zaterdag 6 augustus 2011
Zeven dagen lang (72)
31 juli t/m 6 augustus
ZONDAG Taal
Als kind begreep ik deze regel uit Frogers 'Een eigen huis' nooit: 'Als ik geen zin heb om te koken, loop ik effe naar de markt voor een mootgebakken vis'.
Wat is 'mootbakken' vroeg ik me vertwijfeld af. Roerbakken, koken, grillen, braden, dat kende ik wel, maar mootbakken?
MAANDAG Voetbal International weer begonnen
Die hele dynamiek van Genee versus Derksen valt helemaal weg als Hans II Kraay er is, dan trekken ze opeens eensgezind als duo op tegen Hansie.
DINSDAG Lullig
'Alle operatiekamers van het Elkerliek Ziekenhuis in Helmond zijn dicht. In een van de OK's is de verlichting naar beneden gekomen. Daarbij raakten een patiënt en een OK-medewerker gewond.'
Zij konden vervolgens niet geholpen worden omdat de OK's dicht waren?
WOENSDAG Elite
Gelezen: Het fascisme en de nieuwe vrijheid (1939) van Jacques de Kadt. Voor de broodnodige context rondom Bosma's boek.
Bosma citeert op p. 87 van zijn boek de passage waarin De Kadt schreef over de elite die zich niet zou kunnen ontplooien 'omdat ze moeten gehoorzamen aan de schijn-élite van de valse munters'.
Problematisch is, denk ik, dat De Kadt indertijd met 'elite' iets heel anders bedoelde dan tegenwoordig onder dat begrip verstaan wordt. De elite waar Wilders cs tegen strijdt is wat toen de schijnelite was, en wat toen elite was is nu de 'weldenkende burger'.
Veel interessanter is dan ook een ander citaat op p. 234 (Bosma verwijst abusievelijk naar p. 240), waar schijnelite en valsemunters nog niet in één zin gebruikt worden. De Kadt stelt daar dat het van cruciaal belang is dat de groep mensen die echt wat kan 'in de gelegenheid is, werkelijk leiding te geven en dat het niet weggedrongen wordt door de schijn-élite, door "begaafde" charlatans, of door "knappe" zwendelaars, door handige, maar ook brutale lieden die wel wat kunnen, maar die toch op hun gebied niet het beste kunnen, en die daarom hun tekort aanvullen met connecties en relaties, met demagogie of salon-charme, in 't kort de valse spelers en valse munters op het gebied der élite-waarden.'
Waarbij 'salon-charme' tegenwoordig heel goed door 'salonsocialisme' vervangen zou kunnen worden.
Ook Anil Ramdas en Von der Eigendunk krijgen avant la lettre nog een nuttige wenk, p. 241: 'Wat men nooit mag doen, dat is: proberen de demagogen [...] te bestrijden door nog méér te bieden, nog harder te verkondigen, dat de O-groep [de laagopgeleiden] het zout der aarde is. Men moet bereid zijn deze groep te steunen, maar ook haar in bedwang te houden.'
DONDERDAG ADO-Omonia
Belangrijkste conclusie na vier Europese wedstrijden van ADO Den Haag: Wesley Verhoek is hopeloos uit vorm. Dra-ma-tisch.
VRIJDAG Net goed
De afspeelknop in het middelste plaatje van de bovenste rij maakt van haatbaard Sjeik Fawaz heel mooi een haatsmurf:
ZATERDAG Nog een plaatje: Guess Who's Back, the sequel
ZONDAG Taal
Als kind begreep ik deze regel uit Frogers 'Een eigen huis' nooit: 'Als ik geen zin heb om te koken, loop ik effe naar de markt voor een mootgebakken vis'.
Wat is 'mootbakken' vroeg ik me vertwijfeld af. Roerbakken, koken, grillen, braden, dat kende ik wel, maar mootbakken?
MAANDAG Voetbal International weer begonnen
Die hele dynamiek van Genee versus Derksen valt helemaal weg als Hans II Kraay er is, dan trekken ze opeens eensgezind als duo op tegen Hansie.
DINSDAG Lullig
'Alle operatiekamers van het Elkerliek Ziekenhuis in Helmond zijn dicht. In een van de OK's is de verlichting naar beneden gekomen. Daarbij raakten een patiënt en een OK-medewerker gewond.'
Zij konden vervolgens niet geholpen worden omdat de OK's dicht waren?
WOENSDAG Elite
Gelezen: Het fascisme en de nieuwe vrijheid (1939) van Jacques de Kadt. Voor de broodnodige context rondom Bosma's boek.
Bosma citeert op p. 87 van zijn boek de passage waarin De Kadt schreef over de elite die zich niet zou kunnen ontplooien 'omdat ze moeten gehoorzamen aan de schijn-élite van de valse munters'.
Problematisch is, denk ik, dat De Kadt indertijd met 'elite' iets heel anders bedoelde dan tegenwoordig onder dat begrip verstaan wordt. De elite waar Wilders cs tegen strijdt is wat toen de schijnelite was, en wat toen elite was is nu de 'weldenkende burger'.
Veel interessanter is dan ook een ander citaat op p. 234 (Bosma verwijst abusievelijk naar p. 240), waar schijnelite en valsemunters nog niet in één zin gebruikt worden. De Kadt stelt daar dat het van cruciaal belang is dat de groep mensen die echt wat kan 'in de gelegenheid is, werkelijk leiding te geven en dat het niet weggedrongen wordt door de schijn-élite, door "begaafde" charlatans, of door "knappe" zwendelaars, door handige, maar ook brutale lieden die wel wat kunnen, maar die toch op hun gebied niet het beste kunnen, en die daarom hun tekort aanvullen met connecties en relaties, met demagogie of salon-charme, in 't kort de valse spelers en valse munters op het gebied der élite-waarden.'
Waarbij 'salon-charme' tegenwoordig heel goed door 'salonsocialisme' vervangen zou kunnen worden.
Ook Anil Ramdas en Von der Eigendunk krijgen avant la lettre nog een nuttige wenk, p. 241: 'Wat men nooit mag doen, dat is: proberen de demagogen [...] te bestrijden door nog méér te bieden, nog harder te verkondigen, dat de O-groep [de laagopgeleiden] het zout der aarde is. Men moet bereid zijn deze groep te steunen, maar ook haar in bedwang te houden.'
DONDERDAG ADO-Omonia
Belangrijkste conclusie na vier Europese wedstrijden van ADO Den Haag: Wesley Verhoek is hopeloos uit vorm. Dra-ma-tisch.
VRIJDAG Net goed
De afspeelknop in het middelste plaatje van de bovenste rij maakt van haatbaard Sjeik Fawaz heel mooi een haatsmurf:
ZATERDAG Nog een plaatje: Guess Who's Back, the sequel
donderdag 4 augustus 2011
Schreeuwen, gillen, krijsen
In Vlaanderen bereiden politici een wet voor waarin wordt vastgelegd dat kinderen onbeperkt lawaai mogen maken. Het voorstel is een reactie op enkele rechterlijke uitspraken waarbij klagende omwonenden van scholen en kinderdagverblijven in het gelijk werden gesteld.
In nieuwsberichten hierover wordt zelden tot nooit vermeld dat in Nederland al sinds 1 januari 2009 krijsende, gillende en schetterende kids vrij spel hebben. Onze toenmalige milieuminister Jacqueline Cramer (PvdA) bepaalde toen dat geluid van kinderen nooit overlast kan zijn. Ze beweerde zelfs dat al dat geschreeuw en gekrijt goed zou zijn voor de ontwikkeling van de kinderen.
Thomas Rosenboom waarschuwde zes jaar geleden al tegen de destructieve kracht van het schoolpleinkabaal. In zijn begeesterde pamflet Denkend aan Holland (2005, herzien in 2006) betoogt Rosenboom dat geschreeuw tot geweld leidt, zélf al een vorm van agressie is: 'dat constante geschreeuw en getrek aan elkaar – in dat overactieve, ongeremde gedrag is agressie nooit ver weg, het schreeuwen is zelf een vorm van agressie, althans de eerste stap ernaartoe. Wie agressie wil beteugelen, kan beginnen met schreeuwen beteugelen.'
Rosenboom verwijst naar een onderzoek waaruit bleek dat op een gemiddeld Nederlands schoolplein het maximale aantal toegestane decibellen met maar liefst tien procent overschreden wordt. 'Dit betekent dat onderwijzend personeel in feite wettelijk verplicht is om dezelfde geluidsdempers op de oren te dragen als mensen die met een drilboor werken, of op Schiphol.' De oorzaak van het probleem is de opvoeding, constateert Rosenboom terecht. Als ze nooit gecorrigeerd worden weten de kinderen zelf simpelweg niet beter.
Een schoolplein is een verzamelplaats van jonge mensenkinderen waar op elementair niveau reeds distinctiedrift aan het werk is. Men schreeuwt er letterlijk om aandacht. Hier leren de kinderen zich onbewust de eerste beginselen van het survival of the fittest aan. Zoveel mogelijk geluid maken is daar een belangrijk onderdeel van.
Dat overschreeuwen zie je overigens ook ontstaan op verjaardagen waar volwassenen bijeen zijn. In een kamer met, zeg, 30 personen is het geluidsniveau vele malen hoger dan strikt noodzakelijk is. Iedereen overschreeuwt elkaar om verstaanbaar te blijven, terwijl het veel gemakkelijker en minder vermoeiend zou zijn wanneer iedereen zachtjes, op laag volume, zou converseren.
De vraag is wel of dat gebrul en gegil van kinderen geen fenomeen van alle tijden is. Rosenboom denkt van niet, hij wijst op de steeds vrijere en lossere opvoedingsnormen. Herrie op de pleintjes is er altijd geweest. Tegenwoordig klinkt het gekrijs echter ook daarbuiten. Ik ken kinderen die niet eens meer normaal kunnen praten, alles wat ze zeggen komt er aldoor op schelle toon uit. Toch moet je ook hier oppassen met conclusies en generalisaties over een ontwikkeling in de tijd. Opvoeding verschilt natuurlijk per plaats, per gezin, per kind. Maar dat er een algemene tendens is naar teugelloosheid is een feit.
Ga in een trein zitten en verbaas je over het bandeloze gebrul. Hoe vaak ik niet de neiging moet onderdrukken zo'n kind - dat zelf dus niet beter weet - een halt toe te roepen, puur en alleen om de vervolgens ongetwijfeld tussenbeide komende moeder - dan wél - toe te voegen: 'Iemand moet het doen, en u doet het blijkbaar niet.' Ik kon vroeger ook best tekeergaan, maar dan werd ik altijd terechtgewezen. Verbaal en zo nodig fysiek. Maar die goeie ouwe corrigerende tik is ook al gesneuveld onder het pedagogische geweld.
Hoe kun je ooit zelfdiscipline, normbesef en gevoel voor sociaal wenselijk gedrag aanleren als je nooit aan den lijve hebt ondervonden waar de grenzen ongeveer liggen? Ook Rosenboom hekelt de veel te slappe hedendaagse opvoedcultuur waarin een kind altijd krijgt waar het om zeurt en nergens meer moeite voor hoeft te doen. Stilzitten en luisteren, zoals Rosenboom vroeger moest, is er niet meer bij. Gary Jules protesteert hier ook tegen in zijn 'Mad World': 'I feel the way that every child should / sit and listen, sit and listen.'
We leven in een maatschappij waar stilte de uitzondering is geworden en onophoudelijk kabaal, een continue stroom geluid, de norm. Neem uitgaan. Vind op zaterdagnacht nog maar eens een kroeg waar je enigszins fatsoenlijk met elkaar kunt praten. Soms sta ik op maximaal volume in iemands oor te loeien om me verstaanbaar te kunnen maken. Dat kan toch nooit gezond zijn. Ga maar eens overdag ergens, in huis bijvoorbeeld, op een halve centimeter afstand op volle kracht in het oor van je gesprekspartner staan schreeuwen.
Rosenboom behandelt het probleem als een typisch Nederlands fenomeen. Onder meer in België zouden kinderen veel rustiger zijn. Dat blijkt dus een mythe te zijn. Als in navolging van Nederland nu ook daar bij wet verboden wordt krijsende kinderen de mond te snoeren, dan wordt het zo langzamerhand tijd voor andere spreekwoordenboeken. Spreken is zilver, krijsen is goud.
In nieuwsberichten hierover wordt zelden tot nooit vermeld dat in Nederland al sinds 1 januari 2009 krijsende, gillende en schetterende kids vrij spel hebben. Onze toenmalige milieuminister Jacqueline Cramer (PvdA) bepaalde toen dat geluid van kinderen nooit overlast kan zijn. Ze beweerde zelfs dat al dat geschreeuw en gekrijt goed zou zijn voor de ontwikkeling van de kinderen.
Thomas Rosenboom waarschuwde zes jaar geleden al tegen de destructieve kracht van het schoolpleinkabaal. In zijn begeesterde pamflet Denkend aan Holland (2005, herzien in 2006) betoogt Rosenboom dat geschreeuw tot geweld leidt, zélf al een vorm van agressie is: 'dat constante geschreeuw en getrek aan elkaar – in dat overactieve, ongeremde gedrag is agressie nooit ver weg, het schreeuwen is zelf een vorm van agressie, althans de eerste stap ernaartoe. Wie agressie wil beteugelen, kan beginnen met schreeuwen beteugelen.'
Rosenboom verwijst naar een onderzoek waaruit bleek dat op een gemiddeld Nederlands schoolplein het maximale aantal toegestane decibellen met maar liefst tien procent overschreden wordt. 'Dit betekent dat onderwijzend personeel in feite wettelijk verplicht is om dezelfde geluidsdempers op de oren te dragen als mensen die met een drilboor werken, of op Schiphol.' De oorzaak van het probleem is de opvoeding, constateert Rosenboom terecht. Als ze nooit gecorrigeerd worden weten de kinderen zelf simpelweg niet beter.
Een schoolplein is een verzamelplaats van jonge mensenkinderen waar op elementair niveau reeds distinctiedrift aan het werk is. Men schreeuwt er letterlijk om aandacht. Hier leren de kinderen zich onbewust de eerste beginselen van het survival of the fittest aan. Zoveel mogelijk geluid maken is daar een belangrijk onderdeel van.
Dat overschreeuwen zie je overigens ook ontstaan op verjaardagen waar volwassenen bijeen zijn. In een kamer met, zeg, 30 personen is het geluidsniveau vele malen hoger dan strikt noodzakelijk is. Iedereen overschreeuwt elkaar om verstaanbaar te blijven, terwijl het veel gemakkelijker en minder vermoeiend zou zijn wanneer iedereen zachtjes, op laag volume, zou converseren.
De vraag is wel of dat gebrul en gegil van kinderen geen fenomeen van alle tijden is. Rosenboom denkt van niet, hij wijst op de steeds vrijere en lossere opvoedingsnormen. Herrie op de pleintjes is er altijd geweest. Tegenwoordig klinkt het gekrijs echter ook daarbuiten. Ik ken kinderen die niet eens meer normaal kunnen praten, alles wat ze zeggen komt er aldoor op schelle toon uit. Toch moet je ook hier oppassen met conclusies en generalisaties over een ontwikkeling in de tijd. Opvoeding verschilt natuurlijk per plaats, per gezin, per kind. Maar dat er een algemene tendens is naar teugelloosheid is een feit.
Ga in een trein zitten en verbaas je over het bandeloze gebrul. Hoe vaak ik niet de neiging moet onderdrukken zo'n kind - dat zelf dus niet beter weet - een halt toe te roepen, puur en alleen om de vervolgens ongetwijfeld tussenbeide komende moeder - dan wél - toe te voegen: 'Iemand moet het doen, en u doet het blijkbaar niet.' Ik kon vroeger ook best tekeergaan, maar dan werd ik altijd terechtgewezen. Verbaal en zo nodig fysiek. Maar die goeie ouwe corrigerende tik is ook al gesneuveld onder het pedagogische geweld.
Hoe kun je ooit zelfdiscipline, normbesef en gevoel voor sociaal wenselijk gedrag aanleren als je nooit aan den lijve hebt ondervonden waar de grenzen ongeveer liggen? Ook Rosenboom hekelt de veel te slappe hedendaagse opvoedcultuur waarin een kind altijd krijgt waar het om zeurt en nergens meer moeite voor hoeft te doen. Stilzitten en luisteren, zoals Rosenboom vroeger moest, is er niet meer bij. Gary Jules protesteert hier ook tegen in zijn 'Mad World': 'I feel the way that every child should / sit and listen, sit and listen.'
We leven in een maatschappij waar stilte de uitzondering is geworden en onophoudelijk kabaal, een continue stroom geluid, de norm. Neem uitgaan. Vind op zaterdagnacht nog maar eens een kroeg waar je enigszins fatsoenlijk met elkaar kunt praten. Soms sta ik op maximaal volume in iemands oor te loeien om me verstaanbaar te kunnen maken. Dat kan toch nooit gezond zijn. Ga maar eens overdag ergens, in huis bijvoorbeeld, op een halve centimeter afstand op volle kracht in het oor van je gesprekspartner staan schreeuwen.
Rosenboom behandelt het probleem als een typisch Nederlands fenomeen. Onder meer in België zouden kinderen veel rustiger zijn. Dat blijkt dus een mythe te zijn. Als in navolging van Nederland nu ook daar bij wet verboden wordt krijsende kinderen de mond te snoeren, dan wordt het zo langzamerhand tijd voor andere spreekwoordenboeken. Spreken is zilver, krijsen is goud.
dinsdag 2 augustus 2011
Wilmink op maandag
Vandaag acht jaar geleden overleed Willem Wilmink. De Twentse taalkunstenaar werd 66 jaar. Wilmink is vooral bekend als liedjesschrijver en dichter. Zijn Verzamelde liedjes en gedichten werden in 2004, een jaar na zijn dood, bezorgd door W.P. Gerritsen. Het tweedelige werk telde in totaal 1423 bladzijden. Wilmink oogstte ook veel lof met zijn verhalen voor kinderen. De verzamelde Sprookjes en vertellingen werden vorig jaar onder redactie van Vic van de Reijt en Wobke Wilmink-Klein bij Nijgh & Van Ditmar uitgegeven.
Een minder bekend deel van Wilminks omvangrijke oeuvre bestaat uit proza voor volwassenen. Deze Verzamelde verhalen zijn reeds in 2009 door Nijgh & Van Ditmar uitgegeven, eveneens onder redactie van Van de Reijt en Wilmink-Klein. In dit 414 bladzijden tellende boek staan twee bundels, Ver van de stad en Het verkeerde pannetje, die aanvankelijk als kinderboek op de markt zijn gebracht. De verhalen in met name de laatstgenoemde bundel zijn niettemin ook voor volwassenen zeer de moeite waard. Een verhaal als 'Daan is dood' verdient een klassieke status in de Nederlandse literatuur. Het is dan ook terecht door Joost Zwagerman opgenomen in zijn bloemlezing De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 korte verhalen, 'de rode Zwagerman'.
Wilmink blijkt ook nog enige tijd als columnist actief te zijn geweest. Tussen 23 september 1991 en 7 december 1992 schreef hij onder de koepeltitel 'Wilmink op maandag' stukjes voor Dagblad Tubantia. De verleiding is groot, maar de tijdspanne is net iets te lang om van een 'blauwe maandag' te kunnen spreken. Die toch ietwat neerbuigende kwalificatie wordt helemaal zinloos wanneer we de inhoudelijke kwaliteit van de columns in ogenschouw nemen. Wilmink was namelijk ook als columnist eigenzinnig, kraakhelder en bij vlagen ontroerend.
Tot aan zijn dood bleef Wilmink op zijn typemachine werken en weigerde hij een computer te gebruiken. Die houding is exemplarisch voor de teneur van zijn columns: conservatief, maar altijd vanuit nostalgie of gehechtheid aan kwaliteit en traditie, en niet vanuit benepen behoudzucht of persoonlijk belang. Vele columns zijn gewijd aan de afbraak van het onderwijs, een onderwerp dat hem na aan het hart lag. Ook Engels voetbal en de wonderlijke denkwereld van kinderen worden vaak met passie beschreven.
Een opvallend inspirerend stuk vaart uit tegen het wanstaltige fenomeen van de 'positieve discriminatie'. Nieuwkomers hebben zich altijd en overal een plek weten te verwerven. Ze hebben hier moeite voor gedaan en vinden zo een balans tussen aanpassing en behoud van eigenheid. De 'positieve discriminatie' heeft die natuurlijke gang van zaken verstoord. Wie positief gediscrimineerd wordt, wordt feitelijk nog erger vernederd, zoals Wilmink zelf overkwam toen hij eindelijk zijn vriendje met dammen had verslagen om vervolgens te horen dat die hem had láten winnen. 'De positieve discriminatie van onze kleurrijke ingezetenen zal ons land verrechtsen' voorzag Wilmink al begin jaren negentig.
Bijzonder sympathiek is zijn oprechte verontwaardiging over de hysterie rond de restauratie van Barnett Newmans 'absolute niets', waarbij 'de culturele elite angstig zwijgt over het naakte feit dat op het schilderij Who's Afraid of Red, Yellow and Blue niets te zien is'. Die gezonder afkeer van 'elite', van 'ons soort mensen', geldt ook voor wat betreft de literaire mores. Fraai voorbeeld: 'In de boekenbijlage van Vrij Nederland recenseert men bij voorkeur boeken die geen hond ooit leest, daarbij verwijzend naar alle mogelijke auteurs die bekend verondersteld worden, maar die mij altijd weer droevig met de oren doen klapperen.' Neem James Joyce, waar Wilmink pas aan durfde toen hij een boek van Joyce in een Iers warenhuis zag staan: 'de eigenzinnige Ier was kennelijk niet alleen voor die elite bedoeld die hem in Nederland had ingepalmd.'
Wilmink was echter geen voorloper van Halbe Zijlstra, integendeel. Regelmatig pleit hij vurig voor bezield literatuuronderwijs en tegen het verdwijnen van kleine orkesten. Zullen er nog leraren zijn die kinderen leren 'dat ook hun eigen ziel groter is dan ze ooit hadden gedacht?' En 'een orkest voorziet een stad van een gezelschap geestrijke mensen' die 'leven in de brouwerij' brengen. Wilmink is een en al Kunst en Cultuur, maar wel vanuit het principe 'Kunst is voor iedereen'. Een column waarin aan de hand van Baantjer en A.F.Th. het verschil tussen literatuur en lectuur wordt besproken, besluit Wilmink met: 'Ik hou van beide genres'.
Dat Wilmink al na een jaar stopte als columnist is uiteindelijk niet heel verrassend. Naar het einde toe dalen kwaliteit en inspiratie bijna met de column. Mooi is nog wel zijn verontwaardiging over het feit dat de prachtige kerk van Simon en Judas in Ootmarsum nog maar zelden geopend is: 'Wat is dat voor een krenterigheid? Verdient men aan die stroom toeristen niet genoeg om in twee gebouwen een VUT-lijder aan te stellen die de boel de hele dag in de gaten kan houden?'
'Je bleef altijd die jongen / met zijn arm tegen de muur / van die warme Twentse kerk / na het hete middaguur', zo zingt Herman Finkers in zijn wonderschone eerbetoon aan Wilmink 'Lieve dode dichter'. Herman Finkers, nog zo'n Twent die onvermoeibaar blijft pleiten voor vitale kunst- en cultuurbeleving, onder het motto 'als schoonheid en fijnzinnigheid niet meer van deze tijd zijn, dan wordt het tijd voor andere tijden'. Die houding, bijna van een jaloersmakende naïviteit, had ook de hartstochtelijke Wilmink. De drie kloeke uitgaven met verzameld werk en Finkers' ode vormen gezamenlijk een mooi monument.
Een minder bekend deel van Wilminks omvangrijke oeuvre bestaat uit proza voor volwassenen. Deze Verzamelde verhalen zijn reeds in 2009 door Nijgh & Van Ditmar uitgegeven, eveneens onder redactie van Van de Reijt en Wilmink-Klein. In dit 414 bladzijden tellende boek staan twee bundels, Ver van de stad en Het verkeerde pannetje, die aanvankelijk als kinderboek op de markt zijn gebracht. De verhalen in met name de laatstgenoemde bundel zijn niettemin ook voor volwassenen zeer de moeite waard. Een verhaal als 'Daan is dood' verdient een klassieke status in de Nederlandse literatuur. Het is dan ook terecht door Joost Zwagerman opgenomen in zijn bloemlezing De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 korte verhalen, 'de rode Zwagerman'.
Wilmink blijkt ook nog enige tijd als columnist actief te zijn geweest. Tussen 23 september 1991 en 7 december 1992 schreef hij onder de koepeltitel 'Wilmink op maandag' stukjes voor Dagblad Tubantia. De verleiding is groot, maar de tijdspanne is net iets te lang om van een 'blauwe maandag' te kunnen spreken. Die toch ietwat neerbuigende kwalificatie wordt helemaal zinloos wanneer we de inhoudelijke kwaliteit van de columns in ogenschouw nemen. Wilmink was namelijk ook als columnist eigenzinnig, kraakhelder en bij vlagen ontroerend.
Tot aan zijn dood bleef Wilmink op zijn typemachine werken en weigerde hij een computer te gebruiken. Die houding is exemplarisch voor de teneur van zijn columns: conservatief, maar altijd vanuit nostalgie of gehechtheid aan kwaliteit en traditie, en niet vanuit benepen behoudzucht of persoonlijk belang. Vele columns zijn gewijd aan de afbraak van het onderwijs, een onderwerp dat hem na aan het hart lag. Ook Engels voetbal en de wonderlijke denkwereld van kinderen worden vaak met passie beschreven.
Een opvallend inspirerend stuk vaart uit tegen het wanstaltige fenomeen van de 'positieve discriminatie'. Nieuwkomers hebben zich altijd en overal een plek weten te verwerven. Ze hebben hier moeite voor gedaan en vinden zo een balans tussen aanpassing en behoud van eigenheid. De 'positieve discriminatie' heeft die natuurlijke gang van zaken verstoord. Wie positief gediscrimineerd wordt, wordt feitelijk nog erger vernederd, zoals Wilmink zelf overkwam toen hij eindelijk zijn vriendje met dammen had verslagen om vervolgens te horen dat die hem had láten winnen. 'De positieve discriminatie van onze kleurrijke ingezetenen zal ons land verrechtsen' voorzag Wilmink al begin jaren negentig.
Bijzonder sympathiek is zijn oprechte verontwaardiging over de hysterie rond de restauratie van Barnett Newmans 'absolute niets', waarbij 'de culturele elite angstig zwijgt over het naakte feit dat op het schilderij Who's Afraid of Red, Yellow and Blue niets te zien is'. Die gezonder afkeer van 'elite', van 'ons soort mensen', geldt ook voor wat betreft de literaire mores. Fraai voorbeeld: 'In de boekenbijlage van Vrij Nederland recenseert men bij voorkeur boeken die geen hond ooit leest, daarbij verwijzend naar alle mogelijke auteurs die bekend verondersteld worden, maar die mij altijd weer droevig met de oren doen klapperen.' Neem James Joyce, waar Wilmink pas aan durfde toen hij een boek van Joyce in een Iers warenhuis zag staan: 'de eigenzinnige Ier was kennelijk niet alleen voor die elite bedoeld die hem in Nederland had ingepalmd.'
Wilmink was echter geen voorloper van Halbe Zijlstra, integendeel. Regelmatig pleit hij vurig voor bezield literatuuronderwijs en tegen het verdwijnen van kleine orkesten. Zullen er nog leraren zijn die kinderen leren 'dat ook hun eigen ziel groter is dan ze ooit hadden gedacht?' En 'een orkest voorziet een stad van een gezelschap geestrijke mensen' die 'leven in de brouwerij' brengen. Wilmink is een en al Kunst en Cultuur, maar wel vanuit het principe 'Kunst is voor iedereen'. Een column waarin aan de hand van Baantjer en A.F.Th. het verschil tussen literatuur en lectuur wordt besproken, besluit Wilmink met: 'Ik hou van beide genres'.
Dat Wilmink al na een jaar stopte als columnist is uiteindelijk niet heel verrassend. Naar het einde toe dalen kwaliteit en inspiratie bijna met de column. Mooi is nog wel zijn verontwaardiging over het feit dat de prachtige kerk van Simon en Judas in Ootmarsum nog maar zelden geopend is: 'Wat is dat voor een krenterigheid? Verdient men aan die stroom toeristen niet genoeg om in twee gebouwen een VUT-lijder aan te stellen die de boel de hele dag in de gaten kan houden?'
'Je bleef altijd die jongen / met zijn arm tegen de muur / van die warme Twentse kerk / na het hete middaguur', zo zingt Herman Finkers in zijn wonderschone eerbetoon aan Wilmink 'Lieve dode dichter'. Herman Finkers, nog zo'n Twent die onvermoeibaar blijft pleiten voor vitale kunst- en cultuurbeleving, onder het motto 'als schoonheid en fijnzinnigheid niet meer van deze tijd zijn, dan wordt het tijd voor andere tijden'. Die houding, bijna van een jaloersmakende naïviteit, had ook de hartstochtelijke Wilmink. De drie kloeke uitgaven met verzameld werk en Finkers' ode vormen gezamenlijk een mooi monument.
Abonneren op:
Posts (Atom)