Trouw meldde vandaag dat meer dan een kwart van de Nederlanders nog niet weet dat ze op 6 april naar de stembus mogen. Opmerkelijk, want er gaat al maanden geen dag voorbij of het referendum komt wel ergens aan de orde.
Wie, zoals ik, zeer geporteerd is voor het referendum maar nog niet weet of hij bij die gelegenheid voor of tegen het associatieverdrag moet gaan stemmen, zijn het gouden tijden. Beide kampen worden gedwongen hun visie op de zaak voor het voetlicht te brengen en te beargumenteren. Het referendum zorgt ervoor dat ik nu al honderd keer meer weet over het verdrag en de voor- en nadelen, de kansen en de gevaren, dan anders het geval zou zijn geweest.
Zo is mij nu wel afdoende duidelijk geworden dat het associatieakkoord zeker niet alleen maar een handelsverdrag is, zoals Rutte beweert. Het handelsgedeelte van het verdrag valt onder de bevoegdheid van de Europese Commissie en is al per 1 januari in werking getreden. De lidstaten, en via het referendum nu dus ook in directere zin de burgers van een van de lidstaten, gaan over de politieke en militaire paragrafen van het verdrag.
Blijft de vraag wat in geopolitiek opzicht de slimste keuze is. Eerder zei ik al dat zowel voor- als tegenstanders hun keuze verdedigen met het argument dat de verhoudingen met Rusland niet nog verder op scherp mogen worden gezet. Die onduidelijkheid blijft, hoewel ik moet zeggen dat de voorstanders hier in de meerderheid lijken. Een tegenstem zou Poetin in de kaart spelen - wat dat dan ook moge betekenen.
Aan de andere kant: Poetin is mordicus tegen nauwere samenwerking tussen de EU en Oekraïne, dus juist een ja-stem, juist die associatie tussen 'Brussel' en 'Kiev' zou dan een reactie vanuit Moskou kunnen ontlokken om Oekraïne in de Russische invloedssfeer te houden - zoals eerder het onverkwikkelijke optreden van Verhofstadt c.s. op het Maidanplein al tot de annexatie van de Krim leidde.
De discussie tussen Rob Riemen (voor) en Thierry Baudet (tegen) zondag bij Buitenhof was niet zozeer informatief als wel buitengewoon amusant. Twee uitgesproken karakters, niet van arrogantie gespeend, die elkaar op belezenheid trachtten af te troeven - met belezenheid in het werk van de ander als speerpunt. Riemen verloor de discussie en verlaagde zich toen maar tot ad hominems: óf Baudet was zich van zijn drogredeneringen bewust en dan was hij een charlatan, óf hij was zich er niet van bewust en dan was hij een onbenul.
Baudet op zijn beurt bleef bewonderenswaardig kalm. Hij had Riemen met gelijke munt terug kunnen betalen toen die aanhoudend onjuistheden bleef debiteren over de boeken van Baudet: óf hij heeft ze niet gelezen en dan is hij lui, óf hij heeft ze wel gelezen maar er niks van begrepen en dan is hij dom - een charlatan respectievelijk een onbenul zullen we maar zeggen.
Riemen verweet Baudet ook dat hij beter meende te weten wat goed is voor de Oekraïners dan de Oekraïners zelf. Daar had hij wel een punt, afgezien van het feit dat ook 'de' Oekraïners tot op het bot verdeeld zijn. Zelf wierp Riemen zich echter op als woordvoerder van zoiets abstracts en vaags als het 'Europese humanisme', daarbij continu verwijzend naar wat Thomas Mann en andere modernistische intellectuelen honderd jaar geleden over Europa te melden hadden.
Belangrijker nog is dat mensen als Riemen vergeten dat dat highbrow humanisme alleen voor het elitaire puikje van het rijke Europa een rol speelt in hun doen en laten. De overige 99% van de mensen heeft geen weet en zeker geen boodschap aan die hooggestemde idealen van de geest - ze hebben wel meer aan hun hoofd. Ze leven hun levens in kleine, besloten gemeenschappen, provinciaal, regionaal zelfs, maar tegelijkertijd zien ze dat verre Brussel steeds vaker en steeds meer invloed op hun leefwereld uitoefenen. Dat schuurt, dat zorgt voor onzekerheid, onbegrip, boosheid.
Het referendum zal voor veel mensen dan ook niet in het teken staan van wat voor Oekraïne en voor de EU het beste is. Mensen stemmen straks niet zozeer voor of tegen een associatieovereenkomst maar spreken de facto hun oordeel uit over de macht en invloed van Brussel, over de plaats van Nederland in een groter geheel. Het referendum is dan pars pro toto, symbolisch voor iets groters. Dat is niet per se een probleem.
In feite is elke stembusgang in de praktijk in de eerste plaats een gelegenheid voor de burger om een oordeel uit te spreken over de voorbij periode. Verkiezingen zijn afrekeningen, en pas in de tweede plaats selectie van nieuwe machthebbers. De vraag is of een voor- dan wel tegenstem op 6 april en de gevolgen die de uitslag zal hebben voor het associatieverdrag uiteindelijk een afrekening met Poetin zal blijken of juist een mandaat om zijn macht uit te breiden en Europa verder te destabiliseren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten