We lopen een beetje achter met cd-recensies, daarom twee albums tegelijk.
Editors - The Weight of Your Love (2013)
Editors' vorige, In This Light and on This Evening (2009), was een hoogst curieuze plaat. Met pompende synthesizers en quasi-hippe effecten zocht de Birminghamse band duidelijk naar een nieuw geluid. Het was ook geen goede plaat - een paar geweldige nummers maar ik borg hem vlugger op dan indertijd The Back Room (2005) en An End Has a Start (2007). Ook voor het vorig jaar verschenen The Weight of Your Love liep ik aanvankelijk niet echt warm - de titel alleen al. En dan kwam daar nog de single, het overspannen 'A Ton of Love', bovenop. Te veel 'Love', te veel onzin. 'A Ton of Love' blijkt echter niet representatief; het is een van de weinige mindere nummers. Zo is 'Honesty' een groots nummer, met de majestueuze strijkers in de coupletten, de krachtige drums in het refrein, de interessante bridge en de tegendraadse tekst ('All the honesty / Shuts this place down'). Het album is een terugkeer naar en zelfs een synthese van de vroege cd's. De bedwelmende, maar ietwat monotone drumsound van de debuutplaat en het gitaargeweld en het lyrische pathos van de tweede zijn op dit album verenigd in zorgvuldig opgebouwde composities. (De dubbel-cd bevat nog vijf extra nummers, waarvan twee akoestisch.) Zanger Tom Smith onderscheidde zich altijd door zijn bariton, maar op 'This Thing Called Love' blijkt hij voorwaar ook over een falsetstem te beschikken. Dat nummer is in lijn met de sentimentele ballades op An End Has a Start, net als het prachtig melodramatische 'Two Hearted Spider' ('All my naivety / All my fickle views / I feel my blood boil / As our shadows fuse') en 'Nothing', waarvan de strijkers reminiscenties oproepen aan Arcade Fire, zoals er meer raakvlakken met gelijkaardige bands te ontdekken vallen. 'Hyena' is helemaal Interpol, maar ook een terugkeer naar The Back Room. Het gitaarloopje van 'The Phone Book' doet een beetje denken aan de subtiliteit van The National. Ook tekstueel kent het album enkele hoogtepunten, het rake refrein van 'Sugar' bijvoorbeeld: 'There's sugar on your soul / And you're like no one I know / Your're the light from another world. / You swallowed me whole / With just a mumbled "hello" / And it breaks my heart to love you, it breaks my heart to love you.' Dat is allang geen overdreven onzin meer. [7.5]
The National - Trouble Will Find Me (2013)
'Depressieve mannenmuziek.' Zo typeerde ooit een muziekkenner, expert in de betere sombere plaatjes, op treffende wijze The National. Het is vooral de extreem donkere stem van zanger Matt Berninger die de nummers een duistere sound verleent, vaak in combinatie met dito teksten natuurlijk. Toch heb ik soms het idee dat er bij The National meer aan de hand is, dat het somberen eerder een decadente basis heeft. In Theo Maassens onderscheid tussen mensen die liefdesverdriet hebben als het uit is en mensen die liefdesverdriet hebben terwijl het nog gewoon aan is, behoort The National duidelijk tot de tweede categorie. Achter de wanhoop en de ellende is bovendien vaak een zekere berusting hoorbaar. Het geluid is dan niet beklemmend maar eerder behaaglijk. 'I can't get down any farther', zingt Berninger ergens op Trouble Will Find Me, maar daar is het nog niet zo slecht toeven: 'I stay down with my demons' vervolgt hij, onmiskenbaar opgeruimd klinkend. Daarnaast kent elk National-album wel zijn obligate houd-er-de-moed-maar-in-nummer, zoals 'Apartment Story' op Boxer (2007) of 'Vanderlyle Crybaby Geeks' op High Violet (2010). Trouble Will Find Me past helemaal in het vertrouwde National-stramien, van de overtuigende opener 'I Should Live in Salt' tot de opbeurende epiloog 'Hard to Find'. Hoogtepunt is 'Don't Swallow the Cap', ook al zo'n archetypische National-song, met een intro dat uitloopt in een pulserend ritme, teksten vol zelfverwijt ('I'm tired, I'm freezing, I'm dumb') en culturele referenties ('play Let It Be / Or Nevermind'). 'This Is the Last Time' - mooi outro - en 'Pink Rabbits' - heerlijk treurig - zijn eveneens erg goed, maar verder is het dit keer vrij vlak allemaal. Aardige, degelijke, veilige liedjes, maar geen verrassingen of instant klassiekers. Wel is er veel zorg besteed aan de materiële kant, met prachtig artwork, zowel op en binnen in de covers als in het boekje, en Sufjan Stevens doet ook weer lekker mee als instrumentalist. Is het album als geheel dus geen meesterwerk, het staat wel weer vol gedenkwaardige zinnetjes: herkenbaar ('When I walk into a room / I do not light it up'); hamerend ('I have only two emotions / Careful fear and dead devotion'); mysterieus ('I know I was a 45%er then'); ontroerend ('I don't want you to change, but I want you to sympathize'); confronterend ('I was a television version of a person with a broken heart'). Op Trouble Will Find Me herhaalt The National zichzelf, maar een band met een geheel eigen geluid kan dat eigenlijk niet eens echt kwalijk worden genomen. [7.0]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten