donderdag 13 februari 2014

Nooit gebeurd

RTL7 is eindelijk gestopt met het eindeloze herhalen van Voetbalfans op de maandagavond. Elke aflevering was een belediging aan het adres van de ware voetbalfan: van een club werd de grootste debiel van de rest van de kudde gescheiden, en die moest dan doorgaan voor de grootste supporter.

Het nieuwe programma is vele malen beter: Helden van de velden, waarin elke week van een bepaalde categorie spelers een top-5 wordt gemaakt, van commentaar voorzien door een groot aantal kenners. 'De hardste verdedigers'. 'De grootste clubiconen'. 'De beste goalgetters'. Het opende met 'De grootste culthelden'. Rodion Camataru op 5, Sjaak Polak op 4, Berry van Aerle op 3, Milko Djurovski op 2. En op 1 József Kiprich.

József. De voetballer met de mooiste bijnaam aller tijden: de Tovenaar van Tatabánya. Van 1989 tot 1995 kwam hij uit voor Feyenoord. In 128 optredens wist hij 53 keer het net te vinden. Een van die goals staat me nog helder voor de geest - ik meen dat Leo Driessen er in de uitzending ook nog aan refereerde.

Een wedstrijd in De Kuip tegen PSV en Feyenoord krijgt een penalty. De scheidsrechter maakt van de gelegenheid gebruik om de Rotterdammers te laten wisselen. Kiprich valt in en sjokt in zijn karakteristieke pas naar de zestien. Daar staat nog niemand achter de bal. Snel wordt duidelijk waarom: Kiprich gaat 'm nemen. Haast achteloos schuift hij het leer met zijn eerste balcontact langs de keeper. Minzaam zwaait hij naar het publiek.

Kiprich was de lieveling van het legioen. Een andere cultheld uit die tijd is Mike Obiku. De Nigeriaan fungeerde vooral als pinchhitter, maar met zijn lach en zijn ijver werd hij razend populair. Scoorde hij, dan ging het shirt uit. Dat mocht toen nog. Had Obiku in het huidige tijdsgewricht gevoetbald, dan was hij recordhouder gele kaarten geweest. Van Obiku herinner ik me ook nog één specifieke wedstrijd, een avondwedstrijd in de beker: Ajax-Feyenoord. Het wordt verlengen en Obiku scoort de 1-2. Golden goal, dus meteen de winnende. Daar hangt hij al in de hekken, shirtloos, het zwarte lijf wegvallend tegen de avondhemel.

Het waren de donkere jaren negentig. Voor mijn gevoel eindigde elke Feyenoord-Ajax toen in 0-5. Toch - of misschien kan ik beter zeggen: daardoor - kan ik de verdedigingslinie van toen nog zo opdreunen: Van Gobbel, Fräser, De Wolf, Heus. Vier mannen van Jan de Wit. Een foto van John de Wolf met bebloede tulband, dat vat die tijd in één beeld samen.

Fräser kwam voorbij in de aflevering over de 'hardste verdedigers'. Het werd daar voorgesteld alsof geen tegenstander hem en De Wolf ooit kon passeren, maar daar moet het geheugen de kenners bedrogen hebben. De mythe verdringt hier de geschiedenis. Spelers die er eigenlijk niet zo veel van konden weten de ontoereikendheid van het geheugen uit te buiten om uit te groeien tot ultieme grootheden.

Michel van Egmond heeft dat prachtig verwoord in zijn verhaal 'Altijd op zoek naar de verloren tijd' (2005). Na weer een nederlaag tegen Ajax bezoekt een man met zijn zoontje van 10 het Feyenoordmuseum 'Home of History' in de Kuip:
'"Kijk," zegt Ruud en hij wijst in Feyenoords museum naar een grote foto.
"Wie is dat?" vraagt Roel.
"Dat is John de Wolf. Als hij nog had gespeeld, was dit allemaal niet gebeurd."'

Feyenoord-supporter ben je niet voor je lol, zei Gerard Cox al. Alleen met culthelden overleef je de altijddurende ellende, en dan met name met de herinnering aan oude culthelden. Bij elke nederlaag tegen PSV denk ik terug aan die penalty midden jaren negentig en houd ik mezelf voor: deed Kiprich nog maar mee, dan was dit niet gebeurd. En bij elk verlies tegen Ajax zie ik De Meer weer in kunstlicht baden en denk: als Obiku was ingevallen, dan was dit nooit gebeurd.

Geen opmerkingen: