I
Het weekblad Time riep in december paus Franciscus uit tot Persoon van het Jaar 2013. De prestigieuze uitverkiezing was misschien enigszins verrassend, maar bij nader inzien ook wel begrijpelijk. Sinds Bergoglio in maart Benedictus XVI opvolgde, heeft hij immers de verwachtingen van vriend en vijand overtroffen. De Argentijn begon als een grote onbekende, krap 9 maanden later werd hij al 'The People's Pope' genoemd.
Zijn bezielde pleidooien voor soberheid en medemenselijkheid, zijn gepassioneerde aanklachten tegen misstanden en humanitaire rampen, zijn authentieke manifestatie in de openbaarheid: hier bleken we eindelijk een paus te hebben die werkelijk practiced what he preached. Een charismatisch leider, maar anders dan we tot nog toe gewend waren. Hij begon voortvarend aan zijn gevaarlijke missie het Vaticaan te zuiveren van schadelijke elementen, deed tal van handreikingen naar andere groepen, wenste zelfs homo's niet te veroordelen.
Bas Heijne suggereerde dat de paus weleens de opvolger van Nelson Mandela kon worden als moreel leider van de wereld: 'Deze week lekte het nieuws uit dat de huidige paus, Franciscus, 's nachts gekleed als gewoon priester in Rome aalmoezen uitdeelt aan dakloze mannen en vrouwen. Het Vaticaan ontkende, maar volgens de nieuwsbron hebben wachters van de Zwitserse Garde het bericht bevestigd. [...] Deze paus is er in korte tijd in geslaagd een eenvoudig soort goedertierenheid uit te dragen, dat bij zijn voorgangers ontbrak.'
Hoogleraar kerkgeschiedenis Paul van Geest zei onlangs bij Knevel & Van den Brink dat hij opvallend veel positieve reacties opving van katholieke Nederlanders die zich al decennia geleden hadden losgemaakt van de katholieke kerk. Het begon weer wat te kriebelen. Eerder signaleerde de RKK al iets dergelijks in een enquête. Kerkse katholieken omarmden de nieuwe paus omdat hij de geloofwaardigheid van de kerk een 'boost' had gegeven, maar ook niet-kerkse katholieken gaven aarzelend aan het begin van een hernieuwd vertrouwen in de kerk bij zichzelf te bespeuren. Ook de bereidheid om voor hun katholieke achtergrond uit te komen was bij hen toegenomen.
Is paus Franciscus hierdoor ook een typisch hedendaags fenomeen? Iemand die in een razend tempo populair is geworden, meeliftend op de golf van het door de media aangewakkerde en gevoede opportunisme, maar die ook net zo snel weer zal dalen in de populariteitspolls als er straks iets misgaat? Of is hij juist de langverbeide natuurlijke leidsman die een sluimerend verlangen, een weggedrukte behoefte van velen zichtbaar heeft gemaakt? Iemand die de gave heeft de generaties die na de oorlog in welvaart en voorspoed zijn opgegroeid en dachten het wel zonder geestelijke zingeving af te kunnen op hun zwakke plek te wijzen?
II
In 1969 publiceerden Godfried Bomans en Michel van der Plas een verzameling tweegesprekken onder de titel In de kou. Over hun roomse jeugd en hoe het hun verder verging. Het is een intrigerend boek waaruit vooral Bomans oprijst als een dolende die hevig gebukt gaat onder de teloorgang van de katholieke traditie waarin hij tot de haarvaten geworteld is, die de pijlsnelle afbrokkeling van die cultuur met lede ogen en in grote vertwijfeling aanziet, te meer daar hij zelf van zijn geloof is gevallen en daar nauwelijks mee kan omgaan. Twee jaar later was hij dood.
Volgens Van der Plas geloofden gelovigen oprecht in de aanwezigheid van God wanneer zij hun religieuze rituelen en liturgische handelingen verrichtten. Dat geloof zou nu verdwenen zijn. Bomans oppert dat de secularisering veel minder een inhoudelijke kwestie is dan zijn gesprekspartner hier veronderstelt. Het is niet zo, stelt hij, dat mensen opeens massaal niet langer geloven dat er een God is, dat Christus God was, dat begrippen als schuld en erfzonde bestaan, et cetera. Die scepsis is er al veel langer, maar ze werd altijd onschadelijk gemaakt door de warme geborgenheid van het collectieve ritueel. Er was 'een soort bedwelming door de vormen', men voelde zich 'opgenomen in een kolk van liturgie'.
Vanaf de jaren zestig begon de grote scepsis ook door deze vormen heen te vreten, waarna de waarheidsvraag opeens volledig bloot kwam te leggen, in al zijn kwetsbaarheid. Met het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) probeerde de Kerk zich aan de moderne tijd aan te passen, het 'aggiornamento'. In Nederland werd het debat over de modernisering voortgezet op het Pastoraal concilie van Noordwijkerhout (1968-1970), dat ten tijde van In de kou nog aan de gang was.
Bomans zag het daar misgaan, want men concentreerde zich er op aanpassing van de vormen, terwijl het nu juist om de inhoud moest gaan. In zijn metaforische taalgebruik: alle veranderingen binnen de kerk betroffen de tactiek, niet de spelregels zelf, ''t Is net alsof je met de trein van Haarlem naar Leiden moet en al in Hillegom of Lisse verzocht wordt uit te stappen. Er is daar ongetwijfeld iets te doen, maar daar gaat het niet om. We moeten verder. Leiden is in last.' En elders: 'Het concilie in Noordwijkerhout gaat over de distributie van de krenten in de krentenbol, terwijl ze buiten de zaal denken: hebben we wel brood?'
Van der Plas en Bomans hebben scherp in de gaten hoe groot de invloed van de gigantische welvaartsgroei is. Mensen hebben de Kerk simpelweg niet langer nodig. Bomans: 'Wij hebben altijd een God nodig gehad; er is geen samenleving geweest die niet religieus gefundeerd was, die uiteindelijk niet, net zoals een spinneweb, aan een draad naar boven hing, waardoor dat hele web gespannen was. Is het misschien denkbaar, dat wij voor het eerst een beschaving ingaan, die volledig diesseits is, humanitair, uitgaande van het idee: na dit leven is er niks meer, laten we proberen die tachtig jaar zo goed mogelijk door te komen, in een zo groot mogelijke welvaart, in een zo groot mogelijke onderlinge verdraagzaamheid, met een zo groot mogelijke verdeling van de produktiemiddelen, enzovoorts.' Zelf kan hij dat niet accepteren: 'Tegelijkertijd dat ik dat denk, stik ik erin.'
En tegelijkertijd stelt hij de tegenvraag, tegen beter weten in wellicht, of die nieuwe samenleving kan blijven bestaan, of er niet toch een intrinsieke religieuze behoefte aanwezig blijft in de mensen, een behoefte die door de welvaart wel tijdelijk uitgeschakeld wordt maar daarmee niet volledig verdwijnt. 'De vraag is: blijft het net gespannen zonder die draad naar boven? Is zo'n samenleving blijvend mogelijk?' De mensen die sinds de jaren '50 worden geboren, leven in een 'volkomen efficiënte wereld'. 'De dubbele bodem is eruit gevallen. Alles staat in zijn eigen uitleg vastgevroren. En nu is het de vraag of de mens een wezen is, dat in die poolnacht kan blijven leven. Ik weet dat niet, het is nog nooit vertoond.'
III
Het is inderdaad de vraag. 'Jonge gelovigen in de kou', kopte Trouw in 2011 - let op de titel in het licht van het voorgaande. De krant deed verslag van een onderzoek van bureau Forum: 'Afvallige rooms-katholieke ouders staan argwanend tegenover religieus enthousiasme bij hun kinderen', zo luidde de conclusie van het onderzoek. Jongeren uit formeel rooms-katholieke gezinnen bijvoorbeeld noemen hun ouders 'een verloren generatie op het gebied van geloof'.
Die ouders, de vijftigers, zestigers van nu, waren de eerste generatie katholieken die het kerkgebeuren afzworen. Hoewel ze in naam wel rooms-katholiek bleven, keerden velen zich en masse af van kerk en geloof. Ze zochten aanvankelijk weliswaar aansluiting bij surrogaten als het marxisme, maar de kerk was in ieder geval passé. Een generatiekloof tekende zich af. Nu hebben ze zelf kinderen en als die zich nieuwsgierig tonen naar die verzwolgen rooms-katholieke traditie, dan oogsten ze vooral onbegrip en hoon.
Ik denk dat dat klopt. Vroeger deed je je ouders veel verdriet als je op een dag zei dat je niet meer mee naar de kerk wilde. Tegenwoordig zal een jongere zijn ouders verdriet doen als hij zegt dat hij wél naar de kerk wil.
Het valt me op dat veel van die meelijwekkende Nederlandse jongeren die zich tot de islam hebben bekeerd uit zo'n alleen nog in naam katholiek gezin afkomstig blijken te zijn. Op het internet circuleert het bekeringsverhaal van Abdul-Jabbar van de Ven, geboren als Jilles Lambertus Henricus van de Ven. Op zijn katholieke school raakte hij gefascineerd door het godsdienstonderwijs, maar 'mijn familie was buiten kerstmis niet erg praktiserend', schrijft hij. Ook de paus stootte hem alleen maar af. Jezus was er voor de armen, terwijl de paus 'ondertussen in het Vaticaan woonde in een paleis van marmer en kogelvrije ramen,ver weg van het gewone volk.'
Daarnaast hebben ook veel politieke populisten, de geduchte islamcritici, katholieke roots: Pim Fortuyn, Rita Verdonk, Geert Wilders. Ze zijn geseculariseerde katholieken die in de nog wel als een gesloten front opererende islam een bedreiging zien. Het is niet denkbeeldig dat in die houding tevens een onuitgesproken heimwee naar de geborgenheid van vroeger besloten zit. De islamkritische populist en de bekeerde Hollandse moslim: ze staan lijnrecht tegenover elkaar, maar ze zijn allebei ooit in Hillegom uitgestapt of er nadien geboren.
Nu is zo'n labiel geval als Van de Ven natuurlijk niet representatief voor de huidige generatie jongeren en jongvolwassenen. Verreweg de meesten hebben niet eens de behoefte aan een 'bedwelming door de vormen' van een collectieve geloofspraktijk, daar kunnen ze prima zonder, de materiële welvaart is de behaaglijke verdoving van de laatste vijftig jaar geweest.
Maar nu, nu we op een keerpunt staan, nu langzaam het besef doorsijpelt dat het alleen maar minder gaat worden, dat er generaties gaan opgroeien die het voor het eerst niet meer beter hebben dan hun ouders, gaat dat een terugkeer te zien geven van bepaalde religieuze behoeften, van een interesse in zingeving die ook buiten het leven ligt? Ik weet het niet, ik ben met Bomans even sceptisch. Wij moeten allemaal die poolnacht door. Aan de sneeuwwitte Franciscus zal het in elk geval niet liggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten