Anton Dautzenberg geeft in zijn roman Samaritaan (2011) het relaas van een man die vrijwillig een nier doneert. In de media beweerde hij dat het verhaal autobiografisch was en dat hij in werkelijkheid echt een nier had afgestaan, al werd daar links en rechts aan getwijfeld. Dautzenberg zoekt immers steeds weer dat bedwelmende schemergebied op waar de grens tussen feit en fictie troebel wordt. Eerder publiceerde hij bijvoorbeeld al gefingeerde interviews. Onlangs berichtten de kranten dat het verhaal van de nierdonatie toch verzonnen bleek. Dat had de schrijver namelijk op de radio toegegeven. Toch kan men zich met recht de vraag stellen of die 'bekentenis' op haar beurt niet óók weer gelogen is. Dat is de logische uitkomst van een volgehouden spel met (autobiografische) waarheid en verdichting: oprechtheid wordt nooit meer een onproblematische categorie.
Nog het meest geloofwaardig rijst Dautzenberg op uit het boekje Rafelranden van de moraal, waarin hij terugblikt op een aantal affaires waarbij hij betrokken was. Er is de rel rond de 'Avond van de Polemiek', toen hij via een ad hominem op Tonio van der Heijden ogenschijnlijk de vloer aanveegde met A.F.Th.'s literaire uitbuiting van het overlijden van zijn zoon, maar bij nader inzien de hypocriete mores van de literaire wereld en de polemiekenavond in het bijzonder aan de kaak stelde. Verder de verzonnen interviews met Arnon Grunberg - geestverwant in de kunst van de volgehouden glibberigheid - en met Ronald de Boer en de zanger van Mötörhead over economische onderwerpen. En tot slot de grote ophef over zijn lidmaatschap van pedofielenvereniging Martijn, uit verontwaardiging over de heksenjacht op voorzitter Marthijn Uittenboogaard.
Hoe hard zulke belangenbehartigers nodig zijn, bleek vorig jaar maar weer eens toen een volksmenigte uit Deventer een klopjacht opende op Uittenboogaard, die er op bezoek was bij een kennis. Alsof er een Tristan met een machinegeweer door het dorp liep, zo groot was de paniek. In een beruchte uitzending van Pauw & Witteman deed een delegatie er nog een schepje bovenop - ze zouden hem het liefst vermoorden, daar wilden ze best voor brommen. Let wel: Uittenboogaard heeft geen strafblad, hij is pedofiel en geen kindermisbruiker. Kindermisbruikers zijn per definitie pedofielen, maar lang niet alle pedofielen zijn kindermisbruikers. Mijn kinderen waren doodsbang, zeiden de Deventer Housewives. Geen wonder, die werden wel bang gemáákt door alle hysterie. Wat zij feitelijk doen is tegen hun kind zeggen: er ligt inderdáád een enge man onder je bed.
Dautzenberg heft een fier J'accuse aan tegen een samenleving die de demonisering van Uittenboogaard cum suis laat voortduren. Hij argumenteert een tikje hooghartig, maar bovenal dwingend en overtuigend tegen deze en andere hedendaagse misstanden. 'Ik vind het heerlijk om mijn tanden niet alleen in een frikandel speciaal te zetten, maar ook in de tijdgeest', bekent hij, 'in de heersende normen en waarden, en bovenal in de als vochtige paddenstoelen uit de grond schietende taboes - giftig of niet.' Hij zegt te genieten 'van het verkennen en overschrijden van ogenschijnlijke grenzen. Verwarring zaaien, raadsels vergroten, ongemakkelijke vragen stellen, ik kan er geen genoeg van krijgen.' Het is Dautzenberg ernst, maar wel op zijn Dautzenbergs. Aan het eind kan hij het toch weer niet laten om zichzelf te ondermijnen, via een beschrijving van een vergadering van Martijn, die nogal uit de hand loopt. En het boekje heeft als genreaanduiding 'novelle', een fictioneel genre. 'Wat is werkelijkheid? Ik weet het werkelijk niet.'
Vittorio Busato - Weg met Piet Vroon. Een biografie (2004), 236 blz. (***)
Om professionele redenen op zoek naar geboorte- en sterfdata van Piet Vroon belandde ik op de Wikipedia-pagina over deze psycholoog en televisiepersoonlijkheid, waar mijn blik bleef hangen bij twee aldaar opgetekende anekdotes: Vroon zou in een uitzending van Kopspijkers woedend zijn uitgevallen tegen de kwakzalver Emile Ratelband omdat die zieke mensen zou belazeren met zijn sessies. En tegen het eind van zijn leven zou hij in Neerijnen 'lange gesprekken over zingeving en troost' hebben gevoerd met Jozef van den Berg. Vooral dat laatste trof me. Hij stond laatst nog in de krant, Van den Berg, hij hielp mee met de oogst. Over die gesprekken wilde ik meer weten, en ik besloot deze biografie uit de bibliotheek te lenen.
Wat bleek: Van den Berg komt er helemaal niet in voor. Geen spoor van gesprekken in Neerijnen, laat staan lange gesprekken. Aan de uitbarsting tegen Ratelband wordt wel veelvuldig gerefereerd, maar daarbij bleek Vroon niet de dappere wetenschapper te zijn geweest die een gevaarlijke beunhaas de wacht aanzegde, maar een verwarde en psychisch zieke man die zichzelf niet meer onder controle had. De internetencyclopedie meldde ook dat onduidelijk is of Vroon in 1998 zelfmoord pleegde of stierf aan 'een ongelukkige combinatie van pillen en drank'. Daar blijkt geen enkele twijfel over te bestaan: 'De doodsoorzaak bleek een acute alvleesklierontsteking, zo wees sectie uit.'
Dit alles is natuurlijk enigszins verontrustend, maar ergens ook wel weer vermakelijk als we er een bewijs van een van Vroons theorieën in herkennen. Een van de 'stokpaardjes' van Vroon, aldus zijn biograaf, was namelijk dat wetenschap 'geheugenverlies' is: 'We onthouden wat we moeten vergeten en we vergeten wat we moeten onthouden.' Het vergeten wordt in ons tijdsgewricht bespoedigd door de werking van de massamedia. De wetenschapper die zich inlaat met de massamedia ziet de prestatie die zijn degelijke oeuvre is onherroepelijk verdwijnen achter de herinnering aan zijn persoon. De Wikipedia-pagina bewijst dat: de rellerige persoonlijke anekdotiek blijft, de banale waarheid delft het onderspit.
Wie dus iets over Vroon wil weten leze beter dit boek. Compositorisch is het vrij zwak, de auteur herhaalt zichzelf nogal eens en citaten komen meermaals voor. Maar Busato schreef een betrokken en vlot geschreven biografie. Vroon was een bevlogen professor, maar Busato laat zien dat zijn meer persoonlijke stukken, zoals die over zijn ouders en zijn gereformeerde jeugd, hem tot een veelgelezen auteur maakten en pas in tweede instantie zijn wetenschappelijke verdiensten. Vroons wetenschappelijke ideeën worden tegenwoordig als achterhaald beschouwd, maar hij populariseerde in de jaren '70 en '80 zijn vakgebied en staat daarmee aan de basis van een traditie van mediagenieke psychologen en andere roosvonken.
Net niet verschenen boeken - samengesteld en ingeleid door Gummbah - (2010), 207 blz. (****)
In zijn twee onvolprezen Poelmo-voorstellingen (2000, 2001) stond Hans Teeuwen op de planken met Pieter Bouwman en Gertjan van Leeuwen. Een hilarisch nummer in deze shows is het voorlezen uit zogenaamde 'net niet verschenen boeken'. Van Leeuwen, de we beter kennen als de cartoonist Gummbah, is de geestelijk vader van dit idee. In 2010 bundelde hij er 100 in een boek: 'Naar schatting liggen er wereldwijd een miljoen net niet verschenen boeken opgeslagen. Puur op gevoel heb ik er daar een honderdtal van voor het nageslacht gered.' Aan elk net niet verschenen boek worden twee pagina's gewijd. Links zien we het voorplat van het boek, rechts een bladzijde uit het binnenwerk. Dat kan een pagina tekst zijn, een gedicht, een aanprijzing, een afbeelding, een collage, een cartoon of een strip. Alles uit het wonderlijke brein van Gummbah, uiteraard.
Het verzinnen van schrijversnamen en boektitels moet hem een immens plezier hebben bezorgd. De namen variëren van bestaanbaar (Piet Vos, Rudolf Kooistra) tot volstrekt absurd (Uwe Üü, Melchisedech F.R.T. Messersmidt) en alles daartussenin (Piet van Egypte, Yitzhak Weustpak, Jozias Aalmap, Korst Greugmokker, enz.). De boektitels vormen de spil van de humor. Uiteraard kunnen ze niet los worden gezien van de cover en de pagina uit het binnenwerk, maar sommige titels zijn ook op zichzelf al grappig: Ik dacht zelf aan nierbekkenontsteking; Mos en waar het groeit; Beste homo's van het waardetransport; Een blauw meer met 's avonds dieren en Waar ben je gebleven, kleine, stervende componist Eddie Hambeukers?
Veel is parodie: op genres als de streekroman en het designerboek, op clichématige flapteksten over de auteur en het werk, op de larmoyante of onzakelijke afbeeldingen op romans. Gummbah gebruikt ook opvallend vaak korrelige foto's van oude mensen, bij voorkeur in het decor van feesten en partijen van jaren her. Je weet dat die anonieme mensen al jaren dood zijn en volledig verzwolgen in de vergetelheid. Dat ze nu op deze boeken figureren is even morbide als komisch. Het pregnantst komt het tot uitdrukking in de afbeelding van een oude, Duits ogende vrouw met een witte badge. De titel: Zij droeg een naambordje met niks erop.
Van ene Oscar Punt zijn drie boeken met '500 verhalen van één zin' opgenomen. Daar zitten geniale verhalen bij: ''Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?!" informeerde Eddie.' Of: 'Met allebei zijn ouders in de gevangenis voor het doodrijden van letterlijk hónderden abortusartsen door heel Europa, kon Danny wel een potje breken bij de dames van het gospelkoor.' En: 'Harry zat niet, zoals de meeste andere jongens van het dorp, op voetbal, nee, meneer zat op ballet, als je het onderweg naar je allereerste balletles sterven aan een hersenbloeding al zo kunt noemen tenminste.'
De visuele grappen met afbeeldingen en cartoons zijn op de beste momenten fraaie stalen absurdistische humor. Dat is merkwaardige humor, die drijft op een niet-volledig begrip. Terwijl je nog in verwondering bent, voel je je mond tot een grijnslach vertrekken. Je merkt dat je moet lachen, maar je kunt er niet precies de vinger op leggen waarom. Dat is fascinerend. Overigens is meestal wel overduidelijk waar de humor zit: in de situatie, in de combinatie van tekst en beeld. Vanzelfsprekend zijn niet alle honderd boeken even geslaagd, maar minstens de helft is zeer genietbaar. Bij voorkeur in kleine porties te consumeren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten