Die ochtend reden we slaperig Morzine binnen. De Voet had het busje consequent in de linkerbaan gereden. Met een kleine honderdvijftig kilometer per uur waren we over de Duitse wegen gestoven, functioneel bumperklevend, niet-bestemmingsverkeer naar rechts dwingend.
In Zwitserland hadden we een paar uur geslapen, maar nog voor zonsopgang waren we alweer op weg gegaan. Het eerste ochtendlicht kleurde de afdaling naar het meer van Genève bij.
Niets in Morzine wees op enige opwinding. Her en der rolden bemodderde mountainbikers het dorp binnen, stramme ouden van dagen zaten te suffen in de zon, jonge gezinnen sleepten rubberen bootjes naar een vooralsnog onzichtbaar meer.
Niets wees erop dat hier circus Tour de France zou binnentrekken.
Over de weg waar Winnen won, in '82, reden we het centrum binnen en parkeerden voor de deur van de plaatselijke VVV. Alles zat vol, zeiden ze, maar we slaagden voor deze test en even later hadden we een adres.
Op een tv'tje konden we de etappe bekijken. Er was hier meer land dan lucht, de bergen bogen zich bijna over het dorp heen, maar de ontvangst was prima. Onderweg naar het chalet hadden we de Champion aangedaan en nu zat de koelkast vol.
De rit ging over twee cols van de buitencategorie, een van de tweede en een slotklim van de eerste categorie. Casar, Rasmussen en Valjavec gingen al vroeg op avontuur.
'Moeten we niet eens naar het parcours?' vroeg Denny ergens halverwege - zowel etappe als koelkast. We keken hem even aan en besloten toen dat het een serieuze vraag was. We maakten hem duidelijk dat het peloton morgen pas in Morzine zou finishen, maar die mededeling stelde Denny niet gerust, integendeel. 'Ik heb maar één onderbroek bij', onderstreepte hij zijn benauwenis.
Hij trok nog maar een blikje open. We vertelden hem maar niet dat we ook niet morgen maar pas overmorgen zouden vertrekken.
'Abandon Steven de Jongh' verscheen onder in beeld. Rasmussen ging alleen verder, geletruidrager Floyd Landis moest intussen lossen uit de groep der favorieten. De Amerikaan stortte volledig in en kwam pas tien minuten na winnaar Rasmussen binnen, zwalkend, zwabberend, de pijp volledig leeg.
'Die kunnen we afschrijven', zei ik.
De volgende dag kenden we het dorp niet meer terug. Het had 's nachts een metamorfose ondergaan en was veranderd van een slaperig bergplaatsje in het epicentrum van de Tour-hectiek.
We positioneerden ons in de laatste kilometer. Af en toe liepen we even het café in om de koers te volgen. Er was een groepje tien minuten weggereden, maar één renner had de achtervolging ingezet. Het was Landis.
De reclamekaravaan kwam voorbij als een oordeel. Kittige meisjes wierpen ons flesjes water toe die we onmiddellijk leegspoten op andere meisjes. Sommige meisjes zwaaiden al niet meer maar zaten als verzopen katten ineengedoken.
Landis reed intussen alleen op kop. Een herrijzenis.
De eerste volgauto's waren al binnen en plotseling hadden we een chauffeur van Team Milram in ons midden. Ze heette Claudia, kwam uit Bremen en was al drie weken van huis, wat toch wel eenzaam was, zei ze.
We begrepen alles.
Om kwart voor vijf denderde Landis Morzine binnen. We slingerden hem onze twijfels naar het rossige hoofd. Na vijf minuten, die een eeuwigheid leken te duren, kwamen de eerste achtervolgers voorbij: Sastre en Moreau, en even later Cunego. Kort daarachter een groepje met Boogerd voorop. We sloegen onze handpalmen stuk op de boarding.
Terwijl de renners een voor een binnenrolden klommen we naar de finish. Daar kwam Tankink voorbij. 'Brammetje!' schreeuwde ik, en hij keek even op.
Achter de streep mengden we ons tussen de asgrauwe renners die zojuist in de laatste bus gefinisht waren. Souvenirjagers rukten rugnummers van bezwete ruggen. Iets verderop verwijderden twee gestalten zich met gezwinde spoed van de aankomstplaats.
'Maarten!' schreeuwde ik, en ze draaiden zich om. Ducrot stak even aarzelend zijn hand op, waarna ze het zich verwijderen met nog gezwindere spoed voortzetten.
We zetten de achtervolging in en fitte jongens die we waren hadden we ze rap bijgehaald.
'Achtervolgen jullie ons nou?' mokte Ducrot.
'We zijn hier speciaal voor jullie', zei een van ons, misschien was ik het. Hij wilde nog wel met mij op de foto, maar daarna moesten ze echt verder.
Stil stond ik naast de legende. Herbert stond even verderop te wachten. De Steen had moeite met afdrukken.
'Heeft je maat nog lang nodig?' klonk het linksboven mij, maar even later stonden we erop.
'Waar zit Mart vanavond?' vroeg ik nog, maar dat konden ze niet precies zeggen. 'Hier ergens in de buurt', zei Ducrot. Toen wisten we niets meer.
In de avondschemering reden we nog met het busje door het dorp. We ontwaarden een telefonerende renner in een tuinstoel op een grasveldje. Het was Tankink. We stapten niet uit.
Het was nog donker toen we de volgende ochtend vertrokken, iets eerder dan gepland. We waren wat bezorgd over Denny's hygiëne, maar vooral omdat we alles hadden gezien. Nog voor Morzine weer als slaperig bergdorp uit de nacht tevoorschijn zou komen waren we vertrokken.
Floyd Landis zou de Tour de France uiteindelijk op zijn naam schrijven. Korte tijd later bleek dat hij na de rit naar Morzine een positieve plas had ingeleverd en werd hij uit alle uitslagen geschrapt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten