Toen de kersverse paus Franciscus in de vroege avond van 13 maart jongstleden voor het eerst op het balkon van de Sint-Pieter verscheen, dacht ik verschrikt: o jee, hij gaat nu al van zijn stokje. Plotseling verscheen er echter een glimlach op zijn gelaat en sprak hij het warme 'buona sera'. Een memorabel moment. Ook Vaticaanvolger Stijn Fens ervoer dat zo. 'Hij lijkt overdonderd door het moment en kijkt als een konijn in de koplampen' was zijn eerste indruk, maar een uur later zei hij tegen RKK-collega Wilfred Kemp: 'Wat een debuut'.
In De nieuwe paus doet Fens op persoonlijke wijze verslag van de hectische Roomse dagen vanaf de abdicatie van Benedictus tot en met de eerste weken van het pontificaat van Franciscus. Hij geeft een heldere reconstructie van het conclaaf, een interessante inkijk in dat besloten ritueel. Het boekje staat bovendien vol wetenswaardigheden - Benedictus was niet de eerste paus die aftrad: 'Zo'n tien voorgangers hielden er, min of meer vrijwillig, mee op' - en Fens bedient zich van amusante vergelijkingen om zaken te verhelderen. Bijvoorbeeld dat het raar is dat Benedictus in het Vaticaan blijft wonen: 'Nu is het een beetje alsof op het moment dat Willem-Alexander als koning Huis ten Bosch betrekt, Beatrix besluit om in het tuinhuis te gaan wonen.' Fens is heerlijk snedig in zijn commentaar. Over de witwaspraktijken door de Vaticaanse bank: 'Het Instituut voor Religieuze Werken (wat een prachtige naam voor een ordinaire bank)'. Over kardinaal O'Brien, verdacht van misbruik van jonge seminaristen, die kritiek heeft op David Camerons plan het homohuwelijk toe te staan: hij 'moet toch weten hoe het is om als man van een andere man te houden'. Soms gedraagt hij zich zelfs picaresk. Met collega Christian van der Heijden gaat hij in de aanloop naar het conclaaf op zoek naar kardinaal Wim Eijk om te zien wat die doet op zijn laatste vrije zondag. Ze mogen de kerk binnengaan waar Eijk preekt, als ze de boel maar niet verstoren: 'Christian en ik overwegen nog even ter plekke een sirene te huren, om de boel eens lekker op stelten te zetten'.
Toch is hij ook ernstig als het gaat om kritiek op het wel en wee in het Vaticaan, op de corruptie, de wereldvreemdheid, de mantel der liefde waarmee alles wordt bedekt. Zijn oordeel over Benedictus' pontificaat is vernietigend. Diens meest rampzalige beslissing was de benoeming van de malafide Tarcisio Bertone tot camerlengo. Bij alle affaires waarin Benedictus een pleefiguur sloeg speelde Bertone een kwalijke rol: het Mohammed-citaat in Regensburg, de flirt met de holocaustontkenner Williamson, de slechte communicatie rond het misbruikschandaal, de ruzies binnen het bestuursapparaat. Benedictus had bovendien een centralistisch kerkbeeld en een monarchale bestuursopvatting. Zijn pontificaat was dus 'tragisch', maar gelukkig was daar 'dat grandioze slotakkoord': zijn abdicatie.
Hoe oordeelt Fens over de nieuwe paus? Hij noemt hem 'een intellectueel, maar een die het goed verbergt', een 'doe-maar-gewoon-dan-doe-je-al-gek-genoeg-kardinaal'. Zijn wittebroodsweken waren veelbelovend, zo heeft iedereen kunnen constateren. Franciscus begon al meteen een 'vriendelijke oorlog' met de Curie. Hij legt de voor hem geschreven preken vaak terzijde en improviseert liever. Hij is een 'onvoorspelbare paus die de eenvoud als wapen hanteert'. Leuk relativerend feitje daarbij is dat zijn eenvoudige schoeisel geen teken van soberheid is maar medische noodzaak: hij heeft 'moeilijke voeten'. Wel gaat Fens noodgedwongen in op de laster die Bergoglio meteen na zijn verkiezing te verwerken kreeg: hij zou twee jezuïeten hebben uitgeleverd aan Videla. De ene is dood, maar de andere heeft juist laten weten dat Bergoglio zich met een list toegang verschafte tot Videla om juist hun vrijlating te bepleiten. Toch was hij vooral een zwijgende geestelijke, die zijn stem niet verhief tegen de misstanden maar te lang bleef zwijgen, zoals ook later het geval was toen het seksueel misbruik-schandaal in de Kerk woedde. Fens brengt alles tot menselijke proporties terug: hij was 'geen held en geen boef'. Fens besluit met een brief aan Franciscus. Hij spreekt de hoop uit dat de paus mensen weet te binden en zijn hervormingsagenda kan doorzetten. Toch is hij, terecht, ook sceptisch: 'Ik heb met Obama mijn lesje verwachtingsmanagement wel geleerd.' En: 'Onder dat pantser van een dorpspastoor zit iemand met keiharde, en voor ons vaak ongemakkelijke, opvattingen over leven en moraal.' Dit hebben we onlangs nog gezien met zijn standpunt omtrent het homohuwelijk. Zijn soberheid acht Fens evenwel geen gimmick, maar een manier om te overleven in het web van machinaties. Zijn advies luidt dan ook: 'Blijf jezelf, Jorge Mario. Blijf jezelf!'
Tom van Hulsen - Kick & Rush. Verhalen over Engels voetbal (2013), 318 blz. (***)
Tom van Hulsen is een van de opvolgers van Johan Derksen als hoofdredacteur van Voetbal International. Hij schrijft verhalen over Engels voetbal in het blad en columns voor op de website. Een selectie is nu gebundeld in Kick & Rush. Ik ben een groot liefhebber van Engels voetbal, met name van de lagere divisies, waar de voetbalbeleving vaak nog relatief puur en onbedorven is. Ik ben dol op nostalgische verhalen over de vroege jaren, smakelijke anekdotes over historische wedstrijden, heroïsche hagiografieën van de helden van toen en allerlei fantastische statistieken en trivia. Tegelijk voel ik steeds meer afkeer van de moloch genaamd Premier League, met al die steenrijke eigenaars zonder enige affiniteit met voetbal, laat staan met de club die ze zich als een speeltje toe-eigenen.
Toch gaan de meeste van de verhalen in Kick & Rush over de grotere clubs, of zelfs alleen over die eigenaren. Dat is ergens ook wel logisch, de meeste mensen lezen nu eenmaal liever over clubs als Arsenal, Manchester City en Liverpool dan over Oldham Athletic, Bury of Grimsby Town, om maar eens drie traditieclubs uit de lower leagues te noemen. Soms, vooral in de korte columns, besteedt Van Hulsen wel aandacht aan zulke clubs, Southend United en Brentford bijvoorbeeld. De stukjes over de gekte van het moderne topvoetbal zijn bovendien stille protesten tegen de afbraak en de verplatting. Hij schrijft meewarig over al die idiote eigenaren die trainers ontslaan alsof het lopendebandwerkers zijn ('Eeuwige roem voor ontslagen trainers'), maar zo nu en dan ook wel met merkbare ergernis, bijvoorbeeld als er weer ergens een megalomane zakkenvuller opduikt die tradities van meer dan honderd jaar oud om zeep helpt.
Van Hulsen probeert steeds een lichte, ironische toon te treffen, maar daarin is hij toch duidelijk de mindere van Michel van Egmond. Hij schrijft in ieder geval wel met kennis van zaken. Eén keer gaat het mis. In een opsomming van de twaalf founding members van de football league noemt hij Accrington FC 'het latere Accrington Stanley', maar dat klopt niet. (Accrington FC hield al in 1896 op te bestaan; Accrington Stanley bestond toen al vijf jaar, maar ook die club is niet het huidige Accrington Stanley: ze speelde tussen 1921 en 1962 in de League, maar ging in 1966 failliet. Het huidige Accrington Stanley werd in 1968 opgericht en speelt sinds 2006 in de League.) De zwakte van Kick & Rush, een manco dat het gemeen heeft met al die boeken met verzamelde columns uit de VI-bibliotheek, is uiteindelijk dat de columns in de regel gaan over iets wat actueel was toen ze verschenen, waardoor ze nu bij bundeling al gauw verouderd of achterhaald aandoen.
Ronald Prud'homme van Reine - Moordenaars van Jan de Witt. De zwartste bladzijde van de Gouden Eeuw (2013), 230 blz. (****)
Op de basisschool kreeg ik op een mooie dag de mogelijkheid aangeboden in te tekenen op Van Nul tot Nu, een vierdelige geschiedenis van Nederland in stripvorm, geschreven door Co Loerakker en getekend door Thom Roep. Dat leek me wel wat en gelukkig vonden mijn ouders het goed. Vele, vele malen heb ik die stripboeken gelezen. Grote indruk maakte de verstripping van de moord op de Johan en Cornelis de Witt, op 20 augustus 1672 in Den Haag. Op het plaatje zag je hoe de broers, nadat ze uit de Gevangenpoort waren gesleept, bruut werden doodgeknuppeld door gedegenereerde sujetten. Het gezicht van Johan was vertrokken van pijn en doodsangst. De moord werd een van de zwartste bladzijden uit onze geschiedenis genoemd, ook vanwege de gruwelijke verminkingen van de lijken.
Historicus Ronald Prud'homme van Reine verbaasde zich erover dat er nooit serieus onderzoek was gedaan naar de moordenaars en de precieze achtergronden bij de moord. Dat het 'het volk' was, later gespecificeerd tot leden van diverse schuttersgilden, is lang als voldoende verklaring beschouwd. Prud'homme werpt nu op basis van archief- en bronnenonderzoek nieuw licht op de moord en op de dubieuze rol die de Prins van Oranje hoogstwaarschijnlijk heeft gespeeld. Zijn boek drijft op een strakke opbouw, die vaart en zelfs enige suspense in het verhaal brengt. Eerst schetst hij kort de historische context en de gebeurtenissen voorafgaand aan de moord. Vervolgens beschrijft hij aan de hand van verschillende ooggetuigenverslagen de dag van de moord van uur tot uur. Hierna staat hij langer stil bij de moordenaars en de 'complotteurs', oftewel de daders en de samenzweerders. Na een beknopt overzicht van ongeveer 350 jaar historisch onderzoek naar de moord gaat hij tot slot nog in op de schilderkunstige verbeeldingen ervan.
Moordenaars van Jan de Witt lijdt aan een euvel waar veel van dit soort boeken last van hebben: er wordt te veel informatie over de lezer uitgestort. Elke zin bevat drie nieuwe feitjes, twee nuanceringen en nog een vermoeden toe. Ook de vele personen en hun onderlinge relaties passeren aan het begin de revue met een achteloosheid die de oningewijde lezer doet duizelen. De inspanning is het echter waard, want de auteur haalt veel boven. Een luitenant-ter-zee, een herbergier en een slager blijken de moordenaars te zijn geweest van Johan, en ook Cornelis is niet door schutters of het grauw, maar door diverse middenstanders gedood. Prud'homme concludeert bovendien dat Zuijlesteijn en Odijck, een oom en een achterneef van prins Willem III, het masterplan bedachten. Ook zeeheld Cornelis Tromp en de Haagse schepen Johan van Banchem speelden hierbij een kwalijke rol. En Willem III? Zijn rol 'zal wel altijd in nevelen gehuld blijven', besluit Prud'homme. Dat lijkt te ver doorgedreven wetenschappelijke voorzichtigheid, want de feiten zijn er blijkbaar: 'Omdat we weten dat hij erover is ingelicht, kan hij niet van zijn aandeel worden vrijgepleit. [...] Hij was op de hoogte en heeft niet ingegrepen om de moord te voorkomen.' Een zwarte bladzijde met oranje rafelranden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten