Een verzuchting die je de laatste jaren vaak hoort, is dat Nederland een imagoprobleem heeft. Vooral vaderlandse intellectuelen met vrienden in het buitenland rapporteren te pas en te onpas dat die vrienden hun, niet zelden 'teleurgesteld' of 'vertwijfeld', vragen wat er toch met ons land aan de hand is: we stonden altijd bekend als het tolerantste volk ter wereld, maar daar is weinig meer van over.
Ik weet niet of het waar is dat Nederland niet meer de tolerantiekampioen is, maar als dat inderdaad zo is, dan lijkt me dat eerder een compliment dan een zwaktebod.
Tolerantie is namelijk bij uitstek iets dat pas gedijt bij de juiste dosis, bij een goede balans tussen wat wel en wat niet getolereerd wordt, en geen kwestie van hoe meer, hoe beter. Een samenleving waarin alles getolereerd wordt zal namelijk binnen de kortste keren verworden tot een vrijstaat waar regels en wetten papieren tijgers zijn, het gezag zelfs geen symbolische functie meer heeft en normen en waarden ten prooi vallen aan verval, verloedering en verwildering.
Het imago van tolerante natie verkreeg Nederland in een vorig leven, in de Gouden Eeuw, toen de Republiek uitgroeide tot vrijhaven voor handelaars en ondernemers en vrijplaats voor wetenschappers, kunstenaars en intellectuelen. Grote geesten uit heel Europa trokken naar de vrijzinnige Republiek. Natuurlijk zijn er talloze nuanceringen en bijstellingen van dit beeld te geven, maar het tolerante Nederland is sindsdien spreekwoordelijk geworden.
Die tolerantie viel echter zo op omdat ze afstak tegen de situatie in omringende landen, ze gedijde juist in een omgeving waar repressie en intolerantie de norm waren. In een gesloten samenleving is méér tolerantie dan inderdaad nastrevenswaardig. Nu we echter alweer enige tijd in een open samenleving leven is juist de behoefte aan grenzen groter geworden, omdat die open samenleving blijkbaar zélf zo langzamerhand op haar grenzen is gestuit.
De visie op 'gedogen' is een goede graadmeter. In een samenleving die zich nog aan het openen is, is het aantrekkelijk om elementen die dat proces verstoren of vertragen niet te onderdrukken of te vervolgen, maar oogluikend toe te staan, te gedogen, om zo de algehele voortgang te waarborgen. De trend is echter dat gedogen steeds meer als onwenselijk wordt gezien, als oorzaak voor bepaalde feilen van de open samenleving, in plaats van als voorwaarde voor haar functioneren.
Ik geloof niet dat zulke veranderingen primair een top-down kwestie zijn: van beleidsmaatregelen die van bovenaf aan de samenleving worden opgelegd, maar veeleer bottom-up, van onderaf zich in de samenleving nestelen. Niet het veranderen van regels en wetten bepaalt het maatschappelijke klimaat, maar veranderingen in perceptie van het maatschappelijke klimaat leiden uiteindelijk tot het verscherpen cq. losser maken van die regels en wetten.
Aan politici wordt dan ook veel te veel invloed toegekend. Geert Wilders is natuurlijk het pregnantste voorbeeld. Hoe vaak hoor je niet dat de PVV-leider als oorzaak van intolerantie, verruwing en tweedeling wordt weggezet? Terwijl zijn succes eerder het - logische - gevolg is van die ontwikkelingen, van een van onderaf ontstane nieuwe maatschappelijke constellatie.
Politici lopen altijd achter de feiten aan. Zij die dat beseffen en een scherp oog hebben voor die feiten, zijn de beste politici. Dat heeft niets te maken met klakkeloos doen wat 'het volk' wil, maar met aanvoelen wat de mensen dwars zit, en daar dan betere maatregelen voor bedenken dan de maatregelen die die mensen voor ogen staan.
Intolerantie is nooit goed, maar dat betekent niet dat tolerantie zaligmakend is. Een tolerante samenleving is een samenleving die voortdurend met zichzelf onderhandelt waar de grenzen van de tolerantie liggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten