Het leuke van de Spelen is dat je twee weken lang geestdriftig gaat zitten kijken, zeker als er Nederlanders meedingen naar de prijzen, naar sporten die je de andere drie jaar en vijftig weken geen bal interesseren. En daar zitten sporten bij... Echt dat je denkt: hoe kómen ze erop?! Soms ook in positieve zin overigens. Het fenomenologisch genootschap is weer bijeengekomen en heeft van zestien sporten of onderdelen de essentie geformuleerd.
Baanwielrennen, sprint: De intensieve veehouderij onder de olympische sporten. Bruten met bovenbenen waar een klein model judoka in past. Opgepompte plofkippen op hightech fietsen, dat is het. Bijna omvallen van het naar elkaar loeren, dan één rondje doortrekken naar de 70 km/uur, en aan het eind winnen de Engelsen. Wel leuk zijn de afvalrace en als ze achter zo'n solex aan karren (keirin).
Hockey: Ook wel genaamd: voetzoeken. Wie het vaakst de bal tegen de poten van de tegenstander weet te meppen, die wint, dat is het adagium. Bovendien: kerels die twee keer vijfendertig minuten met hun eigen stok in hun handen lopen, wij fenomenologen hebben er niks mee. Vrouwenhockey, daar kijken we liever naar. Ook al kijkt de helft niet graag terug, als u begrijpt wat we bedoelen. (Tik je argeloos iets over een grammaticaal miskleuntje in een Randstad-commercial, krijgt dat bericht ineens honderd keer zoveel hits als het gemiddelde blogbericht hier, allemaal via de zoekterm Maartje Paumen + uweetwel; blijkbaar houdt het de mensen nogal bezig.)
Atletiek, snelwandelen: Het idee alleen al. Wandelen als sport. Wandelen! En dan zo snel mogelijk, maar zonder te rennen. Maar dat doet dus wel iedereen, zoals feilloos aangetoond door de NOS: werkelijk niemand hield minimaal één voet aan de grond tijdens het lopen. En de jury zwaait at random met rode kaarten. Totale willekeur en dus niet waardig om olympisch te zijn.
Judo: Over totale willekeur gesproken. Elkaar bij de panden van het jasje vastgrijpen, dan wordt er op een gegeven moment 'mate' geroepen en krijgt er één een straf voor passiviteit. En als het gelijk blijft beslissen drie stokoude scheidsrechters middels vlaggetjes wie er wint. Nee, judo is alleen leuk als er een vol op z'n rug valt: ippon!
Voetbal: Voetbal op de Spelen is een veredeld vriendschappelijk toernooitje voor de jeugd. Aangevuld met enkele kampoudsten. Zie je opeens spelers van VVV internationaal in actie. Enige reden om voetbal olympisch te houden: Ryan Giggs speelt eindelijk het internationale toernooi dat hem zo gigantisch gegund is.
Kogelstoten: Bij de mannen: dikke mannen die kunnen zeggen dat het allemaal spieren zijn onder een laagje vet. Bij de vrouwen: geen excuus, speenvarkens.
Schieten: Die lui schieten tussen hun hartslagen door! Echt een sport voor koele kikkers dus. Het kleiduivenschieten daarentegen is nogal nep. In 1900 schoten ze nog op echte duiven! Een duif van klei is toch een beetje duf, de springruiters gaan toch ook niet op skippyballen over die hekken heen?
Worstelen: Met je worstbenen uit elkaar een beetje met je worstarmen tegen de tegenstander gaan staan duwen. Tot die ineens wegstapt en je voorover kukelt. Dan weer van voren af aan. En Iran wint alles. Een achterlijke sport wordt geregeerd door een achterlijk land zullen we maar zeggen. Pas als sumoworstelen erbij komt wil ik misschien wel gaan kijken.
Tafeltennis: Het dubbelspel bij tafeltennis: de totale gekte. Zo'n tafel is al niet veel groter dan een bijzettafeltje en dan staan er vier Chinezen als dollen zo'n balletje eroverheen te jagen. Mooiste is als ze ergens vanachter de reclameborden de bal nog langs het net weten te topspinnen.
Turnen: Wel fascinerend, door de mix van krachtpatserij en souplesse, van halsbrekende toeren en technische volmaaktheid. Alleen zie ik nooit waarom de een het nu beter of slechter doet dan de ander. Gelukkig is er Hans van Zetten die al tijdens de oefening feilloos weet te vertellen of het een beetje goed is wat we zien.
Zeilen: Varen, over de woeste baren, in je handen staan de blaren, van dat kut touw. Nee, een tv-sport is dat zeilen niet, je ziet toch voornamelijk een bootje of twaalf kriskras door elkaar heen over de golven stuiteren. Geregeld toont de regie wel een animatie met allemaal lijnen en zo, waaraan je zou moeten kunnen aflezen wat de tussenstand is, maar die klopt eigenlijk nooit. Die onzekerheid houdt het wel spannend, dat dan weer wel.
Paardensport: Ook wel: Hippische sport. Maar allesbehalve een sport van hippies, eerder van en voor de aristocratie en de royalty, getuige deelnemers met namen als Nathalie zu Sayn-Wittgenstein, Helen Langehanenberg en HRH Prins Abdullah al Saud. Het springen is wél razend spannend om te zien, met die hoeven die constant langs de balken schampen.
Atletiek, 100 meter sprint: Eén machtige explosie van kracht en techniek. Een kleine tien seconden waarin miljarden mensen de adem inhouden. Schitterend. Met die geweldenaar van een Usain Bolt als icoon. Altijd correct en het charisma spat er vanaf. Wel gek, maar leuk gek, en nooit agressief.
Atletiek, steeple chase: Een hindernisbaan, altijd leuk. Jammer dat er niet meer en ook meer gevarieerde hindernissen gebruikt worden, vier balken en een bak water is wel wat zuinigjes.
Boogschieten: Waarom duurt het zo kort? Slechts drie pijlen per deelnemer per set, een wedstrijd kun je in negen pijlen beslissen. Jammer, want toch wel een behoorlijk televisiegenieke sport. Er zit namelijk een dikke seconde tussen het schot en het moment dat de pijl zich in het bord boort, een seconde waarin je de spanning soms tot in je kruin voelt. Ze schieten dan ook met een boogje, daarom heet het ook boogschieten natuurlijk.
Estafette (atletiek en zwemmen): Fascinerend schouwspel om één reden: het wisselen. Bij het zwemmen liggen de kaarten na elke wissel totaal anders, terwijl het zwemmen zelf weinig verschil maakt. Bij atletiek is het nog intenser: in het wisselgedeelte is het een gewoel en gedrang en gedoe van jewelste, en ineens komen daar uit het stof acht lopers op topsnelheid tevoorschijn terwijl er acht achterblijven. Heerlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten