dinsdag 22 mei 2012

[Pims achtertuin 2002-2012:] De verweesde samenleving

Op 6 mei 2002 werd Pim Fortuyn vermoord door Volkert van der Graaf. De media hebben de tiende verjaardag van Fortuyns dood niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Een huilende Harry Mens beet op 1 januari al het spits af. Op zoggel.blogspot.com deze maanden een poging tot een serieuzere kijk op het fenomeen.

Bij het grote publiek is De puinhopen van acht jaar Paars het bekendste boek van Pim Fortuyn. Met dit polemische pamflet en partijprogramma ineen voorzag Fortuyn zijn campagne van 2001-2002 van inhoudelijke fundering. Tegelijk verscheen ook een heruitgave van De verweesde samenleving uit 1995, het boek dat intimi, kenners en zeker ook Fortuyn zelf als zijn werkelijke magnum opus beschouwen. Dit 'religieus-sociologisch traktaat' werd door Fortuyn 'de spil in - de ontwikkeling van - mijn denken' genoemd. Het is een vervolg - of een aanvulling - op Aan het volk van Nederland (1984), waarin Fortuyn de contouren van een 'contractmaatschappij' schetste: 'Toch vond men over het algemeen een dergelijke maatschappelijke omgang te kil en te mager'. Wat nog ontbrak was een door 'een bewust en collectief beleefd stelsel van normen en waarden' gedefinieerde gemeenschap. Hoe zo'n gemeenschap eruit zou moeten zien is het thema van De verweesde samenleving.

I
Het is een merkwaardig boek, dat qua doelgroep een beetje tussen wal en schip valt. Voor een academisch publiek is het niet zo interessant omdat het geen wetenschappelijke bijdrage is, wat bijvoorbeeld al blijkt uit het ontbreken van noten en een literatuuropgave. Fortuyn verwijst sowieso nergens naar voorgangers of gelijkgestemden - op een incidentele mention van Max Weber na - die als inspiratiebron zouden kunnen hebben gediend. Hij schreef De verweesde samenleving dan ook nadrukkelijk voor een groter publiek - zoals vrijwel al zijn boeken 'aan het volk van Nederland' gerichte traktaten waren -, wat bijvoorbeeld blijkt uit de manier waarop hij in deel I met zevenmijlslaarzen een paar eeuwen westerse cultuurgeschiedenis samenvat. Toch zullen deze en vele andere bladzijden de niet-gestudeerde lezer al gauw boven de pet gaan.

Interessant en invloedrijk is het boek vooral om zijn hoofdmetafoor: die van de verweesde samenleving: 'We leven in een tijd zonder richting, zonder ideologieën, zonder aansprekende ideeën, zonder vaders en moeders, kortom in een samenleving van wezen.' (14) Vele eeuwen lang was het gezin de 'hoeksteen van de samenleving', een samenlevingsverband dat bovendien in getransponeerde vorm ook in 'andere maatschappelijke verbanden als kerken, scholen, verenigingen, politieke partijen en dergelijke' functioneerde. (23) Een algemeen geldend 'basismechanisme' was hier actief: moeder geeft aandacht, vader stelt de Wet, 'het kind' heeft baat bij bestendiging van deze situatie, alles ook in metaforische zin uiteraard. (37)

Omdat Nederland na de oorlog 'een relatief achterlijke economische structuur' had (28) is in de jaren '50 en '60 een radicale modernisering doorgevoerd. Met de sociaal-economische hervorming is echter ook de sociaal-culturele component van de maatschappij op de schop gegaan. Twee ontwikkelingen hierbij hebben de beproefde maatschappelijke 'gezinsstructuur' aangetast: 'emancipatie' en 'individualisering'. Positief gevolg is dat de genoemde 'zorgfunctie' en 'wetfunctie' niet meer per se respectievelijk door de moeder en de vader moeten worden vervuld - niet meer biologisch begrensd zijn -, maar het negatieve gevolg is dat de functies vaak helemáál niet meer worden vervuld, en dat geldt zeker ook 'voor de maatschappij in haar geheel'. (37)

Fortuyn uit forse kritiek op de generatie die volgens hem hoofdverantwoordelijk is voor de aldus ontstane verweesde samenleving: de babyboomers. De 'culturele omwenteling in de jaren zestig' heeft letterlijk 'het patriarchale gezag onttroond' door het 'collectieve stelsel van normen en waarden ter discussie' te stellen waardoor 'de overdrachts-, vormings- en handhavingsmechanismen van dit bestel ten minste zwaar beschadigd zo niet vrijwel volledig vernietigd' zijn. (100) Uiteraard is Fortuyn zelf ook babyboomer; hij steekt de hand dan ook deels in eigen boezem: 'We hebben een wereld gecreëerd van ongekende overvloed en milieubelasting, maar we hebben vooral erg goed voor onszelf gezorgd.' (16) Hierdoor is een schier onoverbrugbare kloof ontstaan tussen de generaties: 'De oude vaders trekken zich verbitterd terug en de zonen laten de maatschappij aan haar lot over. Dat is de erfzonde van de babyboomers, mijn generatie dus!' (33)

De babyboomers hebben hun schaapjes op het droge en pretenderen ook de welvaart voor hun kinderen en kleinkinderen te hebben veiliggesteld, maar die zullen de wrange vruchten plukken van de afbraak van de onbetaalbaar geworden verzorgingsstaat: 'Wij, de gevestigden, koesteren ons met het arbeidscontract voor onbeperkte duur, de riante VUT-, afvloeiings- en wachtgeldregelingen en niet te vergeten de welvaartsvaste pensioensregeling. Hen wacht de deeltijdarbeid, het wegwerparbeidscontract, geen of een mager pensioen, een uitgeklede WAO en straks een dito AOW.' (17) Zo'n onheilstijding werd anno 1995, toen de bomen nog tot de hemel reikten, tamelijk belachelijk gevonden, maar ze kan nu met terugwerkende kracht visionair worden genoemd.

II
Het komt er volgens Fortuyn dus op aan de gemeenschap waar mogelijk te herstellen, maar vooral ook op zoek te gaan naar nieuwe vormen van gemeenschapszin die rekenschap geven van de veranderde wereld, die er een is zonder ideologie en hiërarchie. We zijn daardoor 'in ons soort samenlevingen op een punt aanbeland, waarop gemeenschapsstructuren niet min of meer gegeven zijn, maar gedacht moeten worden.' (223) Fortuyn zag hierbij zeker ook een rol weggelegd voor de multiculturele samenleving, omdat daarin de dominante cultuur zich tot minder dominante verhoudt in zowel 'spanning' als 'symbiose' (43) en daardoor gedwongen wordt zich te vernieuwen en te herijken. De kernvraag daarbij luidt: 'hoe houden we een herbergzame wereld?' (225)

De 'vervreemding' die het uiteenvallen van traditionele gemeenschapsstructuren teweeg heeft gebracht is gelukkig niet totaal: 'het vele vrijwilligerswerk' (79) dat Nederlanders doen toont aan dat het sociale kapitaal van ons land onverminderd groot is - iets wat overigens recent nog door Marjolijn Februari werd aangehaald in een behartigenswaardig weerwoord op de ondermijnende, extreem negatieve vermaningen van Ramsey Nasr aan het volk van Nederland. Fortuyn somt als 'instituties in de moderne maatschappij waar het collectieve normen- en waardensysteem mede tot ontwikkeling kan komen' achtereenvolgens op: 'het gezin, andere intieme samenlevingsverbanden, de school, de politiek, de instelling of het bedrijf, en meer in het algemeen instituties die voortvloeien uit het zelforganiserende vermogen van de burgerij.' (86) Dat zelforganiserende is een 'traditie die als het ware in de genen van de bevolking zit.' (93) De volksaard van de Nederlanders volgens Fortuyn, met zelfkennis 'enigszins pathetisch gesteld': 'de Nederlander is uitgerust met een democratisch karakter, is individualistisch georiënteerd, maar dan wel in groepsverband en heeft een hang naar lichte vormen van anarchisme'. (94)

In zijn aanbevelingen is het kernidee de 'terugkeer naar de menselijke maat'. We zagen al dat de insiders die terugblikten op '10 jaar zonder Pim' dit pleidooi als misschien wel de grootste erfenis of de belangrijkste les van Fortuyn beschouwden. In alle lagen van de maatschappij was volgens Fortuyn een technocratische 'professionaliteit' in de plaats van 'het culturele en vormende aspect' (104) gekomen. De uitkleding van het onderwijs was hiervoor symptomatisch. Een terugkeer naar de menselijke maat zou dan ook in de eerste plaats hier moeten beginnen. Een 'herstel van de school als gemeenschap' was nodig (140), in plaats van de huidige 'scholengemeenschap' waarin de leerling een nummer is en die feitelijk dus het tegendeel van gemeenschapszin uitstraalt. In het onderwijs moet vorming i.p.v. kennisoverdracht weer leidend zijn. (133) Maar ook in de zorg en het openbaar bestuur is een terugkeer naar de menselijke maat dringend gewenst: 'de keizer die dicht bij het volk staat, regelgeving die eenduidig en overzichtelijk is, herstel van gemeenschapsbesef, koestering van de kleine gemeenschappen en creatie van nieuwe'. (231)

De verweesde samenleving is zoals gezegd een vervollediging van de visie die in Aan het volk van Nederland tentoongespreid werd, een welwillend antwoord op de door critici geopperde twijfel of de door Fortuyn geschetste contractmaatschappij nog wel het predikaat 'maatschappij' waard was. 'Het antwoord is nee.' (213) Fortuyn voorziet nog steeds het ontstaan van een contractmaatschappij: 'Mensen zullen steeds meer de ondernemer moeten worden van hun eigen arbeid'. (109) Maar dat betekent niet dat het land één grote onderneming wordt. In De Telegraaf staan vandaag de dag vaak amusante ingezonden brieven van boze burgers over 'de teloorgang van de BV Nederland'. Fortuyn blijkt een hekel te hebben gehad aan die term: 'Als Nederland iets niét is, dan is het wel een BV. [...] Het is een samenleving van mensen die daarin werken, wonen en leven, verbonden door een gemeenschappelijke geschiedenis, cultuur en taal.' (115)

Het traktaat is voor het grootste deel zakelijk en bedachtzaam van toon, maar soms laat Fortuyn zich gaan, bijvoorbeeld in zijn kritiek op 'Mr. H.A.F.M.O. van Mierlo', die zich te groot voelde om zich nog Nederlander te noemen: hij was 'Europeaan'. 'Aldus onze nationale politieke filosoof', smaalt Fortuyn, die voorts spreekt van 'cultuurrelativisme in optima forma'. Hij noemt dat cultuurrelativisme volkomen terecht 'een luxe standpunt, van in luxueuze omstandigheden levende mensen [...] die het contact met een wat rauwere werkelijkheid volstrekt hebben verloren'. (175) Cultuurrelativisme en een gebrek aan (onderwijs in) identiteitsbesef zijn volgens Fortuyn dan ook de voornaamste veroorzakers van de afbraak van het stelsel van collectieve normen en waarden. (176)

III
In hoeverre is Fortuyns analyse nu overtuigend? In hoeverre zijn de door hem voorgestelde oplossingen de moeite waard? Deel I en II van het boek, waarin 'het probleem gesteld' wordt aan de hand van 'actuele vraagstukken', zijn erg sterk, omdat er op heldere, systematische wijze een probleemstelling uiteengezet wordt. Deel III, 'op weg naar vader en moeder', waarin de oplossingen geformuleerd worden, is daarentegen lichtelijk teleurstellend. Het blijft vaak bij globale, abstracte aanbevelingen zonder concrete wenken. Hoe de gezinsmetafoor bijvoorbeeld concreet toegepast moet worden op de gemeenschap blijft vaag: 'De vader is de filosoof' die ervoor zorgt 'dat de gemeenschap een gemeenschap blijft', de moeder 'houdt de vader in toom' door de neiging tot 'fundamentalisme en scherpslijperij' (213) te onderdrukken. Ook blijft het de vraag hoe Fortuyn deze twee functies wilde combineren met de idee van een leidersfiguur die de samenleving volgens hem nodig had. Een uitzondering is Fortuyns geloof in de mogelijkheden van ICT als tegelijk globaliserend en gemeenschapsvormend middel - een visie dus van nog voor het internettijdperk en ver voor social media. Volgens Fortuyn maakt 'de technologische ontwikkeling, met name de telecommunicatie' het mogelijk terug te keren naar kleine gemeenschappen (210). ICT en moderne technologie stellen ons 'in staat om de kleine gemeenschap opnieuw uit te vinden, zonder haar op te sluiten in haar kleinheid' van eng nationalisme. (216) Niet verrassend benadrukt Fortuyn dan ook vooral dit element in zijn voorwoord bij de heruitgave.

Eind maart 2002 zei Fortuyn tegen Marcel van Roosmalen van HP/De Tijd: 'Ik ga werken. Mijn boek De verweesde samenleving komt binnenkort opnieuw uit. Dat is het grote moederboek. Dat betekent nogal wat, hoor. Ik moet een manuscript van 300 pagina's opnieuw doornemen.'  (Marcel van Roosmalen, Op pad met Pim, 2002, p. 81) Uit een vluchtige vergelijking van de versie-1995 met de versie-2002 blijkt echter dat Fortuyn het boek nauwelijks meer herzien heeft, een fout als 'het kerkelijke leergezang' is bijvoorbeeld niet verbeterd tot het correcte 'leergezag'. Wel heeft Fortuyn op enkele plaatsen een verwijzing ingevoegd naar nadere uitwerking van het betreffende thema in De puinhopen van acht jaar Paars. Het zou interessant zijn eens systematisch te onderzoeken wat nu de parallellen maar zeker ook de discrepanties zijn tussen De verweesde samenleving en De puinhopen van acht jaar Paars.

De metafoor van de verweesde samenleving en een behoefte aan een religieus - niet per se kerkelijk - geïnspireerde gemeenschapszin van vader, moeder en zoon verraden Fortuyns katholieke achtergrond en geloofsafval. Bovendien roept het 'vader-idee' ook het begrip 'vadertje Drees' in herinnering, en daarmee een terugverlangen naar de veilige, overzichtelijke jaren vijftig van voor de culturele omwenteling van de jaren zestig. Merk ook op dat het veelvuldige voorkomen van 'normen en waarden' in dit traktaat de lezer van nu wellicht nog nauwelijks zal frapperen, maar dat dit anno 1995 nog geen staande uitdrukking was. Balkenende en het CDA zijn overduidelijk aan de haal gegaan met dit idee. Begrijpelijk, aangezien het bij uitstek een christelijk thema is.

'Laatdunkend is er genoeg over mijn werk gesproken, een nieuwe en wellicht betere poging is evenwel door geen van de vele critici ondernomen' (8) schrijft Fortuyn in het voorwoord. Op meer plaatsen is een lichte irritatie te bespeuren over de miskenning die hem in zijn ogen ten deel is gevallen, bijvoorbeeld wanneer hij plotseling uitvalt tegen 'de horde misverstaanders die mij nu al jaren hinderlijk volgt' (225). Fortuyn had een roeping, dat blijkt eens te meer uit De verweesde samenleving. Die hernieuwde vaderrol kon alleen door een buitenstaander worden ingenomen wiens heilige missie is: 'het goedschiks of kwaadschiks openbreken van dit gesloten politieke circuit, opdat er weer leiding kan worden gegeven aan belangrijke processen in de samenleving en opdat de vaderrol op het gebied van normen en waarden weer tot gelding kan worden gebracht. Dat openbreken zal niet door de zittende politieke kaste gebeuren, maar - zo leert de geschiedenis - door buitenstaanders. Het zal van de maatschappelijke omstandigheden afhangen, ook in internationaal, Europees verband, of dit een stille of hete revolutie zal zijn. Zeker is dat het een omwenteling zal zijn met heel grote gevolgen voor het functioneren van ons soort samenlevingen.' (120)

Die buitenstaander die het systeem zou openbreken moest natuurlijk Fortuyn zelf zijn. De 'vaderrol' kreeg hij na zijn dood in ieder geval in symbolische zin toegekend toen hij in 2004 Willem van Oranje versloeg als 'Grootste Nederlander', wat bewijst dat de situatie toen eerder naar een 'hete' revolutie neigde. Of door de dood van Fortuyn de samenleving opnieuw verweesd is geraakt of dat zijn verschijning juist de gewenste omwenteling in gang heeft gezet zal altijd voer voor discussie blijven.

Geen opmerkingen: