Op 6 mei 2002 werd Pim Fortuyn vermoord door Volkert van der Graaf. De media zullen de tiende verjaardag van Fortuyns dood ongetwijfeld niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Een huilende Harry Mens beet op 1 januari al het spits af. Op zoggel.blogspot.com deze maanden een poging tot een serieuzere kijk op het fenomeen.
De tiende verjaardag van de moord op Fortuyn nadert nu met rasse schreden en dat is te merken aan de stijgende media-aandacht. Zo kwam Hans Wiegel deze week in Nieuwsuur naar buiten met zijn 'scoop' dat Fortuyn hem als premier wilde als de LPF in de regering was gekomen. Maar ook buiten het scherm neemt de aandacht toe. In Den Haag vindt komende zondag een wetenschappelijk symposium 'De verweesde samenleving: Pim Fortuyn tien jaar later' plaats over de invloed van Fortuyn op het Nederland van vandaag. Sprekers zijn o.a. Paul Scheffer, Paul Schnabel en biograaf Leonard Ornstein. Ornstein publiceerde inmiddels ook het eerste deel van zijn Fortuyn-biografie, De jonge Fortuyn.
Afgelopen week verscheen voorts, onder redactie van Joost Eerdmans en Martijn van Winkelhof ('nabije buurtgenoot'), 10 jaar zonder Pim. 12 hoofdrolspelers over de erfenis van Fortuyn, een bundel interviews met betrokkenen van toen, te weten Harry Mens, Wouke van Scherrenburg, Paul Schnabel, Mat Herben, Lidy Nicolasen, Herman Heinsbroek, Marco Pastors, Felix Rottenberg, Marten Fortuyn, Hans Wiegel, Marcel van Dam en Ivo Opstelten. Vooraf gaat een al te ronkend voorwoord van Eerdmans, een zakelijke epiloog van professor Henri Beunders en diens pupil Chris Aalbers besluit het boek. De twaalf 'hoofdrolspelers' gaan in op tien vragen die tezamen de erfenis van Fortuyn bestrijken.
De vraag Welke lessen heeft de politiek na 2002 ter harte genomen? wordt behoorlijk eensluidend beantwoord. Volgens Mens hebben Fortuyns ideeën 'direct of indirect een plek binnen andere politieke partijen gekregen'. Uiteraard gaat het dan om het thema 'integratie en immigratie', waarop vooral in Rotterdam flinke progressie is geboekt (Schnabel, Pastors). Ook Rottenberg vindt de agendering van problemen met allochtonen een positief punt, maar hij wijst er wel op dat Fortuyn doorsloeg en dat zijn plannen weinig 'realisatiewaarde' hadden. Van Dam is als enige negatief: hij meent dat de huidige politici de problemen met allochtonen impliciet op het 'ras' van de allochtonen schuiven, maar dat feitelijk maatschappelijke achterstelling de oorzaak is. Behalve dit thema wordt ook de 'terugkeer naar de menselijke maat' meermaals als erfstuk genoemd (Mens, Van Scherrenburg, Herben). Toch vinden sommigen ook dat er juist weinig veranderd is. Nicolasen meent dat het politieke systeem nauwelijks verbeterd is, en Heinsbroek ziet alleen Wouter Bos als kortstondige erfgenaam. Wiegel daarentegen tovert een artikel uit het FD (25-3-2012) tevoorschijn, getiteld: 'Zelden heeft een politicus zo succesvol over zijn graf geregeerd als Fortuyn'.
De tweede vraag peilt of de terugkeer van de polarisatie in de politiek sinds Fortuyn als een goede zaak wordt ervaren. Opvallend genoeg vindt Mens dat Fortuyn veel te ver ging: 'Je mag alles zeggen wat je denkt, maar je hóeft niet alles te zeggen,' citeert hij de moeder van Theo van Gogh. Van Scherrenburg wijst er terecht op dat de huidige polarisatie veel meer economisch gemotiveerd is: mensen vrezen weer echt voor hun baan, hun huis, hun pensioen. Meerdere geïnterviewden hekelen het links-rechts-karakter van de polarisering. Schnabel herinnert eraan dat Paars door links, rechts én internationaal geroemd werd. 'Wat er mis was, was eerder ontkenning van ongenoegen dan slecht beleid.' Ook Van Scherrenburg benadrukt dat links én rechts verantwoordelijk waren voor de maatschappelijke problemen van de uitgedijde verzorgingsstaat, maar dat alleen links er de schuld van kreeg. Volgens Heinsbroek, Rottenberg, Schnabel en Nicolasen waren politici als Melkert en Dijkstal evenwel de wereldvreemde technocratie in hoogsteigen persoon, terwijl Fortuyn de moderne tijd verpersoonlijkte. Rottenberg: 'Je zag daar eigenlijk de 20e en 21e eeuw tegenover elkaar aan tafel zitten.' En Schnabel komt met een interessante constatering: 'Niemand heeft ooit in de gaten gehad dat Fortuyn acht of negen jaar ouder was dan Melkert. [...] Het ging dus niet om jong zijn maar om uitstraling'.
Als Fortuyn nog zou leven zou hij volgens recent onderzoek nog altijd op zo'n 30% van de stemmen kunnen rekenen. Wat zegt dit? Volgens Opstelten is dit pure emotie en dus geen serieus te nemen cijfer. Ook Schnabel gelooft het onderzoeksresultaat niet. Van Dam vindt het zelfs beangstigend: 'De islamisering van onze cultuur is sociologisch gezien gewoon onmogelijk. [...] Tegen beter weten in kweekte Fortuyn ongefundeerde angst en dat vond ik het ergste van Fortuyn.' Marten Fortuyn legt de oorzaak bij de onder het volk vigerende opinie dat er sinds 2002 weinig veranderd is, Pastors stelt dat mensen nog steeds behoefte hebben aan een leider en Heinsbroek voert het ontbreken van een charismatische politicus anno 2012 als verklaring op. Van Scherrenburg oppert - ik denk terecht - dat Fortuyn door zijn voortijdige dood een mythe is gebleven: 'hij heeft nooit kunnen tegenvallen en zo blijf je lichtelijk heilig'.
Hebben de media geleerd van de moord? is een heikele vraag. Mens verrast opnieuw met zijn afkeer van de nieuwe 'rechtse' media als WNL: 'Je kunt het nieuws 's morgens wel door twee lekkere wijven laten presenteren, maar daarmee bedrijf je nog geen rechtse journalistiek.' Insiders Van Scherrenburg en Nicolasen beantwoorden de vraag positief. Er is nu het besef dat het weldegelijk van belang is om vinger aan de pols van de samenleving te houden. Nicolasen prijst voorts de vernieuwingsimpuls van De Pers en GeenStijl. Beiden wijzen wel op het hysterische element, alsof de kritische Clairy Polak een afgezant van de linkse kerk zou zijn. Nicolasen biedt nog een verhelderende kijk op de praktijken van de Volkskrant: 'Er waren in 2002 bij de Volkskrant mensen die vonden dat Fortuyn moest worden bestreden.' Leer ons de Volkskrant kennen... Schnabel, Herben en Van Dam ontwaren eveneens een verandering in benadering van de media, maar zij achten de komst van de commerciële media een belangrijkere oorzaak hiervoor dan de invloed van Fortuyn. Alleen Pastors en Marten Fortuyn zijn negatief. Volgens de laatste bewijzen programma's als DWDD 'lippendiensten aan linkse partijen'.
De belangrijke vraag of Geert Wilders de erfgenaam is van Fortuyn wordt door de meesten met zowel ja als neen beantwoord. Met zijn nadruk op thema's als immigratie en de menselijke maat heeft Wilders het stokje van Fortuyn overgenomen, maar inhoudelijk, kwalitatief, haalt Wilders het bij lange na niet bij Fortuyn. Marten Fortuyn noemt het zelfs 'volkomen onterecht' dat Wilders als opvolger van Pim wordt gezien: 'Hij is lomp en bruut; het is echt ongepast hoe hij Job Cohen heeft beschadigd.' Fortuyn was breder dan Wilders (Van Dam), had wél een coherente visie (Herben), ging wél de dialoog aan (Rottenberg) en dacht wél oplossingsgericht (Van Scherrenburg). Bijna iedereen wijst op het grote verschil in eruditie. Heinsbroek: 'Bovendien bezat Fortuyn in tegenstelling tot Wilders het vermogen om zaken in een breder verband te zien en daarbij rekening te houden met de globalisering. [...] Er komt een storm aan waarbij onze verouderde sociale wetgeving en welvaart ter discussie staan. Dan heb je weinig aan een rapport dat zegt: "De gulden moet terug."' Alleen Pastors volgt Wilders hierin. Opvallend is nog dat Van Dam zichzelf in een bepaald opzicht als voorloper van Fortuyn ziet: 'Hij pleitte net als ik voor een decentralisatie van het overheidsbestuur om het bestuur dichter bij de mensen te brengen'.
De meest markante herinnering aan Fortuyn is afhankelijk van de mate waarin de geïnterviewden Fortuyn persoonlijk kenden. Afgezien van broer Marten kende Pastors Fortuyn het langst - ze werkten samen aan het OV-jaarkaart-project. Heinsbroek heeft Fortuyn nooit ontmoet - het andere uiterste. Mens lepelt een verzameling nogal gênante anekdotes op, Herben is het taartincident het meest bijgebleven. Interessant zijn de reacties van Van Scherrenburg en Van Dam, van wie je respectievelijk het 'Ach mens, ga lekker naar huis, koken'-moment en de 'U bent een minderwaardig mens'-uitspraak zou verwachten. Van Scherrenburg koestert geen enkele wrok, ze noemt die uitval van Fortuyn zelfs 'gewoon oprecht'. Van Dams uitspraak was uit 1997 - ik denk dat velen menen dat het tijdens de 2002-campagne gebeurde. Van Dam verwijt Fortuyn dan ook nog steeds dat hij die uitspraak vijf jaar later weer oprakelde terwijl ze het al hadden bijgelegd, bovendien zegt hij spijt te hebben van de uitspraak. 'Later maakte hij er Untermensch van,' vult Van Dam nog aan, 'terwijl ik dat woord nooit over mijn lippen zou krijgen.' Dit is dan weer nogal schijnheilig. Iemand een minderwaardig mens noemen roept automatisch de beladenheid van het Untermensch-begrip op, dat zou Van Dam toch moeten weten.
Wat is de grootste fout van Fortuyn geweest? is een minder geslaagde vraagstelling. De meesten wijzen erop dat Fortuyn simpelweg te kort aan het firmament stond om grote fouten te kunnen maken. Wel worden genoemd: hij was te eerlijk voor een politicus (Herben, Pastors), hij was te emotioneel (Van Scherrenburg, Schnabel) en hij wist niet de juiste mensen om zich heen te verzamelen (Nicolasen, Heinsbroek). Wiegel 'zou niet weten wat Fortuyn fout zou hebben gedaan'. Ook de vraag wat men ervan vindt dat de moordenaar over een jaar 'weer' op vrije voeten komt maakt de tongen niet los. Niemand durft zich hier echt aan te branden, men 'doet geen uitspraak'. 'De straf is een realiteit, daar moet je je bij neerleggen,' vindt Herben. 'De twee van Breda zijn uiteindelijk ook vrijgelaten,' zegt Mens. Alleen Heinsbroek spreekt volop schande van de lage straf. Pastors is de enige die een complot niet uitsluit.
Bij de vraag of populisme een zorg of een zegen is voor het land wordt door oudgedienden Wiegel en Van Dam ferm voor 'een zorg' gekozen. 'Ik ben voor een behoorlijke afstand tussen de gekozene en de kiezer,' zegt Wiegel. En volgens Van Dam ligt 'de u-vraagt-wij-draaien-consensus als een verstikkende deken over de Nederlandse politiek'. Pastors kiest voor 'een zegen', terwijl ook Van Scherrenburg de positieve effecten benadrukt. Heinsbroek en Opstelten merken terecht op dat Fortuyn geen eenvormige populist was: hij combineerde een populistische stijl met eruditie en flexibiliteit. Herben voelt zich aangevallen: 'Populisme is een misplaatst etiket dat wordt opgeplakt door partijen die morele superioriteit claimen.' Marten Fortuyn laakt de negatieve beeldvorming rond populisme, gesymboliseerd door de pejoratieve term 'onderbuik': 'Waarom zo minachtend? De onderbuik is een ander woord voor intuïtie en dat is weer gebaseerd op kennis en ervaring. Ik ben er heilig van overtuigd dat die onvrede weer terugkomt als die minachting niet verdwijnt.' Het antwoord van Rottenberg is even raadselachtig als verbijsterend: 'De opkomst van Fortuyn, de moord en daarna ook het populisme van de LPF hebben een enorme turbulentie teweeggebracht. Daarmee is hij een voetnoot geweest in de geschiedenis. Niet méér dan dat, maar een voetnoot in de geschiedenis is ook niet niks.'
De slotvraag mikt op balansopmaking: Pim Fortuyn, een politieke aardschok of een storm in een glas water? Geen van de betrokkenen kiest echter expliciet voor een van de twee opties. Van Scherrenburg en Wiegel wijzen er nogmaals op dat de andere partijen Fortuyns ideeën hebben overgenomen. Pastors en Opstelten menen dat Fortuyn in Rotterdam voor revolutie heeft gezorgd, maar landelijk daar niet de kans voor heeft gekregen. Heinsbroek vindt dat Fortuyns politieke invloed op het gebied van immigratie en integratie na tien jaar 'nog voelbaar' is. Van Dam hoopt juist dat er iemand opstaat 'met de gaven van Pim Fortuyn, zonder zijn aberraties' die dit thema weer marginaliseert. Schnabel en Nicolasen wijzen het revolutie-idee af. Schnabel: 'Dit land is ontzettend goed georganiseerd en het systeem is erop gericht dergelijke schokken op te vangen.' Volgens Nicolasen 'is veel nog bij het oude gebleven'. Dat is ook de mening van Mens, die vervolgens toch nog filosofisch wordt: 'Nooit is iets voor niks geweest. [...] Het huidige economische klimaat dwingt ons wellicht om meer met zijn ideeën te doen. De economie heeft meer macht dan tien "Pimmen" Fortuyn.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten