Op 6 mei 2002 werd Pim Fortuyn vermoord door Volkert van der Graaf. De media zullen de tiende verjaardag van Fortuyns dood ongetwijfeld niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Een huilende Harry Mens beet op 1 januari al het spits af. Op zoggel.blogspot.com deze maanden een poging tot een serieuzere kijk op het fenomeen.
Onlosmakelijk verbonden met Pim Fortuyn is het populisme. Sinds Fortuyn is populisme niet meer weg te denken, het is alomtegenwoordig als verschijningsvorm én als twistpunt, in de politiek, in de wetenschap en niet in de laatste plaats in de publieke ruimte. Met Fortuyn lijkt het populisme zich dus definitief gevestigd te hebben als nationaal gespreksonderwerp. Zoals ik ergens - ik ben helaas vergeten waar - een recensent zag opmerken: Het debat over het populisme is populairder dan het populisme zelf.
Populisme is met name als term, als dé term om het onderliggende, diffuse fenomeen te benoemen een succes. Want het fenomeen zelf bestaat natuurlijk al langer. Joost Zwagerman beschouwde Leefbaar Nederland al ogenblikkelijk als 'revival van de Boerenpartij, met die types uit de wereld van de truckers. Cabaretpartij!' (Algemeen Dagblad, 25-01-2002) Wie de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek doorzoekt op het trefwoord 'populisme' ziet dat van de 68 gevonden publicaties er maar liefst 43 na 2002 zijn verschenen. Van de 25 oudere publicaties zijn er bovendien slechts twee Nederlandstalig, waarvan er een ook nog handelt over populisme in Zuid-Amerika.
Het eerste belangwekkende boek na 6 mei 2002 was De uitdaging van het populisme (2003) van Arie van der Zwan. Volgens deze PvdA-ideoloog was met Fortuyn de derde fase van het populisme aangebroken. De eerste golf was het neoliberale bewind van Thatcher en Reagan geweest, de tweede fase werd gedomineerd door de 'Derde Weg' die onder meer in Engeland als redding van het socialisme werd gebombardeerd. Beide vormen appelleerden aan de genegeerde noden van de lagere middenklasse. Het gemediatiseerde populisme van Berlusconi en Fortuyn nu zou naadloos in die traditie passen. In een interview over zijn boek (de Volkskrant, 12-04-2003) definieert Van der Zwan populisme heel mooi als 'een correctie op hetgeen de politiek heeft laten liggen'.
Noemenswaardig is een bijdrage uit Duitsland. Daar verscheen, ook in 2003, van Frank Eckardt Pim Fortuyn und die Niederlande. Populismus als Reaktion auf die Globalisierung. Eckardt doet een interessante poging het revolutiekarakter van de 'Fortuyn-shock' te nuanceren door hem in een politieke traditie te plaatsen. Daarbij verwijst hij allereerst naar boer Koekoek als Fortuyns voorloper, maar opvallend genoeg ook naar 'die AOV von Nijpels', het Algemeen Ouderen Verbond onder leiding van Jet Nijpels. Een derde voorganger is volgens Eckardt Frits Bolkestein, wiens pleidooi: 'Großbritannien und die USA müssten den Niederlanden helfen, gegen die deutsche Dominanz anzukämpfen' als een populistisch idee wordt voorgesteld. Ook in hun zelfpositionering als intellectueel die niettemin oog heeft voor de noden van het volk ziet Eckardt - terecht - een overeenkomst. Waarom wist Fortuyn dan wel de massa te overtuigen en Bolkestein niet? 'Fortuyn hingegen nutzte seinen Ruf als Intellektueller, ohne in der Blasiertheit Bolkesteins gefangen zu sein.'
Een boek dat een bijzonder boeiende invalshoek heeft die evenwel teleurstellend uitgewerkt wordt is het kloeke In de greep van de angst. De Europese sociaal-democratie en het rechtspopulisme (2005) van Rinke van den Brink. In dit boek wordt Fortuyn vergeleken met populistische bewegingen in België, Frankrijk, Oostenrijk, Denemarken en Zweden. De auteur is expert in het fenomeen extreem-rechts en die achtergrond vertroebelt echter de blik op de eigenheid van het populisme. In plaats van dat Fortuyn reliëf krijgt tegen figuren als De Winter, Le Pen en Haider probeert Van den Brink hem juist geforceerd in dit rijtje in te kapselen, vanzelfsprekend met dat even nietszeggende als clichématige woord 'poldervariant'.
In de tweede helft van de voorbije tien jaar worden Fortuyn en populisme vaker losgekoppeld en wordt de aandacht verlegd naar hedendaagse verschijningsvormen als Verdonk en Wilders. In David van Reybroucks mooie Pleidooi voor populisme (2008) komt Fortuyn niet of nauwelijks voor. En Populisme als politiek drijfzand van Anton Zijderveld is weliswaar een begeesterd pleidooi tégen populisme, maar over Fortuyn is Zijderveld relatief mild. Fortuyn kon 'lachen zonder uit te lachen', iets wat van Verdonk en vooral Wilders niet gezegd kan worden. En de verdienste van Fortuyn is voorts dat hij problemen benoemde die voor boosheid zorgden onder brede lagen van de bevolking maar door de politieke elite genegeerd werden. Toch ziet Zijderveld het populisme als een heilloze weg.
In 2011 was er een ware hausse in studies en essays over het populisme. Het volk bestaat niet. Leiderschap en populisme in de mediademocratie van Dick Pels, Moeten wij van elkaar houden? Het populisme ontleed van Bas Heijne en Paniek in de polder. Populisme en polytiek in Nederland van Jos de Mul zijn de prominentste publicaties. Heijne heeft de mosterd duidelijk bij Pels gehaald, dat wil zeggen de Pels van De geest van Pim (2003). Heijnes opvatting dat met de 'felle, geschokte afwijzing' van het populisme 'het kind met het badwater [werd] weggegooid' is regelrecht in de lijn van Pels.
Heijne vult 'het nieuwe populisme' in als een verhaal 'over identiteit en gemeenschap in tijden van globalisering en immigratie', 'twee fenomenen die de progressieve politiek nooit goed in een verhaal heeft weten te vatten'. Hij meent dat het populisme bij uitstek een 'onredelijk' fenomeen is en dus niet, zoals Van Reybrouck denkt, op een rationele manier tegemoet kan worden getreden. Heijne meent dat de geloofsartikelen van de Verlichting in de handen van de progressieve elite tot dogma's verwerden die tot zelfgenoegzaamheid en hypocrisie bij die elite leidden. De excessen van globalisering en immigratie 'pasten eenvoudig niet in het progressieve wereldbeeld'. Het populisme ziet Heijne dan ook als een tegenbeweging binnen de Moderniteit: 'Individu en ratio aan de ene kant, gemeenschap en gevoel aan de andere'. Beide vormen van moderniteit moeten worden aanvaard én idealiter verenigd.
Jos de Mul tot slot pleit voor een terugkeer naar het oer-Nederlandse polderen, maar zonder het populisme daarmee af te serveren. In zijn optimistische betoog wordt de opkomst van Fortuyn verklaard met behulp van massapsychologie en met een beroep op Slavoj Zizek - in zekere zin de populist onder de hedendaagse filosofen. Volgens De Mul is de paradox van Fortuyn dat zijn kiezers stemden op 'een leider wiens leefwijze, belangen en opvattingen voor een belangrijk deel ingingen tegen die van henzelf'. Zijn verklaring is dat Fortuyn 'de eeuwige terugkeer van de oervader' symboliseert. De moord was dan ook onvermijdelijk, want de oervader wordt altijd gedood door zijn zonen. Zijn zonen? En Volkertje dan? Fortuyn werd al gedood toen hij bij Leefbaar Nederland werd afgezet, aldus De Mul. De echte moord was '"slechts" een (barbaarse) herbevestiging van de symbolische moord die reeds had plaatsgevonden'.
Of hiermee de conclusie moet zijn dat men over het onderwerp 'Fortuyn en het populisme' na tien jaar wel is uitgeschreven of juist dat men er nog lang niet over is uitgeschreven laat ik maar in het midden...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten