donderdag 8 maart 2012

Literaire ontmoetingen

Wanneer ’s avonds de somberheid zich langzaam maar ferm in de kamer nestelt, dan is er geen betere remedie denkbaar dan de dvd Literaire ontmoetingen op te zetten. De somberheid verdwijnt er niet door. Dat is ook niet de bedoeling natuurlijk. De intrigerende beelden uit een onnoemelijk ver verleden appelleren echter perfect aan het niet onaangename besef van de vergankelijkheid en vergeefsheid van alles, dat toch wezenlijk is voor de waarachtige somberheid.

Op de dvd zijn de tien afleveringen van Literaire ontmoetingen verzameld die regisseur Hans Keller en presentator H.A. Gomperts in 1962-1964 maakten voor het eerste – en toen nog enige – Nederlandse net. De term ‘ontmoetingen’ is juist gekozen, want ‘interviews’ zou een te krappe typering zijn. De schrijvers – achtereenvolgens J.C. Bloem, S. Carmiggelt, Harry Mulisch, Hugo Claus, Willem Elsschot, Gerrit Achterberg, Gerard Kornelis van het Reve, Adriaan Morriën, S. Vestdijk en Adriaan van der Veen (een fragment uit een geschrapte aflevering met Remco Campert is als bonus toegevoegd) – zijn weliswaar te gast in de studio, maar van de gemiddeld drie kwartier durende afleveringen wordt een groot deel besteed aan filmbeelden bij de schrijver thuis, het voorlezen van gedichten, monologen van de auteur zelf, et cetera.

De hedendaagse mens, gewend aan de powertelevisie van De Wereld Draait Door, waar schrijvers tien minuten hebben om te proberen tenminste een of twee volzinnen uit te spreken voor de presentator erdoorheen komt denderen, moeten de kalme zwart-wit-beelden een oase van rust schijnen. Toch zou ik niet durven beweren dat de serie nu zo ouderwets aandoet qua manier van televisie maken. Het tempo ligt lager en alles is wat eenvoudiger, maar regie en camerawerk zijn heel modern. Het is eerder de behandeling van het onderwerp literatuur dat exemplarisch is voor een voorbije periode.

Die gedachte trof me toen ik Ed. Hoornik onder in beeld aangeduid zag als ‘letterkundige’. Dat woord is hier zoveel meer dan alleen een beschrijving van ’s mans ‘beroep’. Er is impliciet een heel complex van waarden aan verbonden: gezag in de eerste plaats. Aanzien, eerbied, status. Het is een typering waaruit respect en bewondering spreekt, gevoelens die ongetwijfeld ook bij de kijkers werden opgeroepen. Hoornik is letterkundige en zijn woorden zijn derhalve welhaast apodictisch. Wie noemt zich tegenwoordig nog ‘letterkundige’? Met het gezag van de letterheren is ook de term verdwenen.

De eerste ontmoeting, met de 75-jarige Bloem, is even aandoenlijk als gênant. De grote dichter - die de staart van de negentiende eeuw nog bewust heeft meegemaakt - in bewegend beeld te zien is bijna een historische sensatie. De manier waarop is echter vrij pijnlijk. We zien de oude door zijn boerderijwoning scharrelen met de stuntelige pasjes van de klassieke komieken van de zwart-witfilm. En in het studiogesprek lijkt Bloem soms een demente sukkelaar. Hij verwart Greshoff met Marsman en het vorm-of-vent-debat met het retoriekdebat. In het bijbehorende boekje wordt die indruk overigens bevestigd. Keller schrijft daarin dat Bloem geacht werd na een korte inleiding van Gomperts in te haken, maar hij blijft de presentator maar verbaasd aanstaren, waardoor Gomperts geen andere uitweg ziet dan al improviserend door te praten en zo 'het eerste gesproken televisie-essay over een onderwerp dat er zelf instemmend bij zat' uitspreekt.

Mulisch, die non-verbaal de overzelfverzekerde houding heeft die velen ook toen al tegen de borst stuitte, vertoont een schitterende, door zijn vader in de jaren dertig geschoten, film van Harry als baby en peuter. Materiaal van onschatbare waarde. Ook het commentaar van Mulisch ontroert plots hevig wanneer hij beelden van zijn moeder die hem in de kinderwagen verzorgt begeleidt met de onhandige tekst ‘Hier helpt een moedertjelief aan mij’. Van het Reve vertelt met schrille ironie over zijn ongelukkige jeugd. De trage beelden van een inderdaad troosteloos suburbaan Amsterdam en de droevige muziek van Delerue die onder het item is gemonteerd creëren gezamenlijk een sfeer van grenzeloze triestheid.

Ook Carmiggelt wil ik nog kort noemen. Keller schrijft dat men de aflevering met hem al om 20.15 uur in plaats van op het gebruikelijke tijdstip van 22.00 uitzond omdat er spektakel werd verwacht. Carmiggelt was een ervaren 'performer' en Gomperts een literatuurpaus. De aflevering is echter allesbehalve verhit. Carmiggelt zit beminnelijk met zijn handen over elkaar en beaamt ruimhartig en volmondig werkelijk elke suggestie die Gomperts met betrekking tot aard en betekenis van zijn werk doet. Ook de manier waarop hij een verhaal voorleest is magistraal.

Wat misschien wel het meest ontroert zijn de beelden eromheen. Het zicht op de tuin van Bloem door een raam. Het waait hard, een klein boompje buigt ver door. Het zonlicht dat een straat in Haarlem beschijnt. Kurt Mulisch rent uitgelaten over de stoep. De straat in Doorn waar Vestdijk huist. De vrijstaande huizen liggen doodstil in de mist. Geen ziel is op straat te bekennen.

Geen opmerkingen: