De muziek zegt alles. De Top 2000 onder professoren (2011), 207 blz.
De laatste Radio 2 Top 2000 bereikte 11,2 miljoen Nederlanders, een astronomisch getal. Het mag dan ook geen verrassing heten dat ook de wetenschap interesse begint te tonen in het fenomeen. In De muziek zegt alles zijn elf artikelen gebundeld van wetenschappers die de Top 2000 vanuit hun vakgebied aan een onderzoek hebben onderworpen. Daarbij zijn bekende namen als Douwe Draaisma, Ad Vingerhoets en Huub Wijfjes. Wijfjes geeft een bijzonder boeiend overzicht van de geschiedenis van de radiomuziek - met bovendien ter illustratie een prachtcitaat uit De avonden -, Vingerhoets schrijft prettig bescheiden over de onzekerheden die zijn onderzoek naar de relatie tussen muziek en emotie domineren en Draaisma beschrijft de invloed van generatieverschillen op muzieksmaak. Hij schrijft dat toehoorders bij lezingen vaak opperen dat het toch gewoon zo is dat de beste popmuziek die van eind jaren 60 begin 70 is. Experimenten tonen echter aan dat 'juist het feit dat we het hier zo gezellig over eens zijn ons definieert als generatiegenoten'. Maar hoe kan het dan dat ik - en velen met mij - die pas vanaf de jaren '90 meedraaien toch ook de jaren 60 als de beste periode (h)erkennen? Ik word in ieder geval wel in mijn opinie bevestigd dat de Top 2000 veeleer een sociaal evenement is dan een muzieklijst door filosoof Frank Meester, die stelt dat de Top 2000 'een houvast, een ijkpunt' in ons leven vormt: 'De periode, zo eind december, leent zich daar ook prima voor. De Top 2000 is daarmee veel meer dan een hitlijst. Het betekent samenzijn, samen luisteren, gezelligheid, verbinding en even uit de maalstroom van het vele presteren die de rest van het jaar vereist is.' Het interessantst is de bijdrage van econoom Jeroen Hinloopen, die de 'marktstructuur' van de Top 2000 in kaart brengt, waarbij een stem op een artiest en een titel als de aankoop van respectievelijk een merk en een product wordt begrepen. Zijn artikel staat bovendien bol van de fascinerende statistische lijstjes en schema's. Boeiend is de bepaling van 'mannelijke artiesten' en 'vrouwelijke artiesten', d.w.z. artiesten waar mannen en artiesten waar vrouwen het vaakst op stemmen. Intrigerend én schokkend. Echte mannenartiesten blijken vooral de wat stevigere rockers ZZ Top, de Allman Brothers en Ten Years After; vrouwenartiesten zijn James Morrison, Kelly Clarkson, de Spice Girls en - daar heb je 't al - Marco Borsato. Nog fascinerender en enger wordt het wanneer het aandeel van mannen resp. vrouwen in het totale aantal stemmen op specifieke titels bepaald wordt: nummers die door mannen naar de hoogste regionen zijn gestemd worden door vrouwen weer omlaag getrokken: 'Won't Get Fooled Again' bij mannen op 271, bij vrouwen op 1827; 'Yours Is No Disgrace' bij mannen op 520, bij vrouwen op 1953; 'Lucky Man' 462 tegen 1631 (schande), 'Celluloid Heroes' 631 tegen 1905 (schande!). Maar ook andersom: Bette Midler's 'Wind Beneath My Wings' bij vrouwen op 344, bij mannen op 1727, 'All I Want for Christmas' 616 tegen 2037 - niet eens erin dus! -, idem voor Guus Meeuwis' 'Dat komt door jou', 725 tegen 2112. Allemaal machtig interessante statistiek. De muziek zegt alles is een boeiende en leerzame bundel. En al merk je soms dat de 'professoren' zich noodgedwongen op onbekend terrein hebben moeten begeven - Hinloopen schrijft consequent Cliff Richards -, het is goed dat ook de serieuze wetenschap haar licht laat schijnen over die wonderlijke Top 2000.
Gerrit-Jan van Heemst - De dag van Pim en Pierre. Het verhaal achter de UEFA Cupwinst van Feyenoord (2009), 191 blz.
2002 was in alle opzichten een bijzonder jaar. Persoonlijk, politiek-maatschappelijk en zeker ook sportief. Boogerd op La Plagne, Gerard van Velde in Salt Lake City en natuurlijk de verrassende UEFA Cup-winst van Feyenoord, luttele dagen na de moord op Pim Fortuyn. In De dag van Pim en Pierre beschrijft Gerrit-Jan van Heemst de gemengde gevoelens die de finaledag in Rotterdam bepaalden. Er was verdriet, onzekerheid en maatschappelijke onrust en daar doorheen verwachting, uitbundigheid en sportieve passie. Van Heemst beschrijft feitelijk het hele seizoen 2001-2002 van Feyenoord, met matige prestaties in de competitie en een rampzalige Champions League-campagne. De weg naar de glorie begon met die miraculeuze vrije trap van Van Hooijdonk in Freiburg, waar ik eerder dit jaar al kort naar verwees. Pierre Van Hooijdonk was de hoofdrolspeler van dit seizoen. Met Kees van Wonderen en Paultje Bosvelt vormde hij feitelijk een driemanschap dat het team leidde. Want coach Bert van Marwijk was helemaal niet de onbetwiste chef, lag zelfs niet goed in de groep. 'Met zijn gedrag zorgde Van Marwijk [...] onnodig voor onrust en irritaties,' vonden de Drie. Volgens Bosvelt werden de timide Shinji Ono en de bescheiden Tomasz Rzasa 'voortdurend verrot gescholden door Van Marwijk', volgens Van Hooijdonk miste Van Marwijk 'het vermogen om een speler te raken' en Van Wonderen had met Van Marwijk als mens geen probleem, maar zijn 'peptalk zat vol open deuren'. Peter van Vossen vond Van Marwijk communicatief niet sterk: hij sprak geen Engels, kon moeilijk met andere culturen omgaan en 'oefenstof las Van Marwijk soms van een briefje'. Met deze 'onthullingen' voegt Van Heemst nieuwe inzichten toe aan de geschiedschrijving en in die zin is zijn boek al zeer waardevol. Daarnaast is De dag van Pim en Pierre vooral recente nostalgie. Die hele prachtcampagne Freiburg-Rangers-PSV-Inter-Dortmund komt voorbij, alle spelers van toen worden belicht, van Brett Emerton tot Johan Elmander en van de piepjonge Robin van Persie tot de nukkige Leonardo. Soms laat Van Heemst zich wat te veel meeslepen in zijn enthousiasme, bijvoorbeeld in zijn verslag van Feyenoord-PSV als Mateja Kezman de bal tegen zijn kop krijgt geschoten: 'Lekker hard op z'n verwende kutsmoel!' Diep werd ik weer geraakt door de beschrijving van een beeld dat tien jaar na dato nog altijd op mijn netvlies staat: cultheld Christian Gyan vlak voor de aftrap van Feyenoord-Inter diep in gebed: 'het tafereel dat onlosmakelijk verbonden zou raken met deze wedstrijd. [Gyan] spreidde de armen, kneep de ogen toe, wapperde met de vingers. Zijn oersterke lijf zette zijn gebed kracht bij.'
Antheun Janse, Een pion voor een dame. Jacoba van Beieren, 1401-1436 (2009), 400 blz.
Jacoba van Beieren is een van de bekendste historische figuren uit ons nationale verleden. Biograaf Antheun Janse stelt zelfs dat zij 'in de categorie "vrouwen tot 1850" onbedreigd bovenaan' staat. Of dat nog steeds zo is weet ik niet, maar feit is dat Jacoba eeuwenlang zeer tot de verbeelding heeft gesproken. De beeldvorming maakte van haar een machtsbeluste, temperamentvolle mannenverslindster met een spectaculair en sensationeel leven. Janse wil met zijn biografie nu eens de historische Jacoba uit de nevelen van de geschiedenis laten oprijzen, ontdaan van eeuwenlange beeldvorming als ballast. Door zeer zorgvuldig de politieke en maatschappelijke context waarin Johanna zich bewoog uiteen te zetten weet Janse overtuigend te betogen dat zij zeer waarschijnlijk geen 'stormachtig temperament' was maar een leven leidde dat bepaald werd door 'dynastiek toeval en machtspolitieke tegenstellingen waarin anderen dan zijzelf de hand hadden.' Overigens zou wat mij betreft een vlugge blik op het portret van Johanna al volstaan om de hypothese Johanna-als-lustobject onhoudbaar te maken, maar dat geheel terzijde. Op het politieke schaakbord was Johanna van Beieren geen dame maar veeleer een pion. Daarmee is de titel van dit boek verklaard, doe overigens dus meer verwijst naar de opzet, de doelstelling van Janse dan naar Jacoba. Die opzet heeft er, enigszins paradoxaal, toe geleid dat we uit deze biografie over Johanna maar weinig te weten komen over haar dagelijkse bezigheden en denkbeelden. Omdat Janse zich immers op het standpunt stelt dat zij slechts een pion was verplicht hij zich ertoe het hele schaakbord en de meeste zetten te beschrijven om de rol van die pion te kunnen bepalen. Daar komt nog bij dat de afstand in de tijd zo groot is dat ik het sowieso moeilijk vind de figuren van toen als mensen te zien, mensen met drijfveren, met onhebbelijkheden, met een individualiteit. Heel soms veroorlooft Janse zich toch een amusante parallel met het heden: 'Terwijl zijn wettige echtgenote door vijanden werd belaagd, vermaakte Humphrey zich als een soort vijftiende-eeuwse Kluun met zijn maîtresse, Jacoba's voormalige hofdame Eleonora Cobham, een vrouw van lage komaf.' Waar hij dan meteen een sneer aan vastplakt: 'Met een dergelijk gedrag won men in de vijftiende eeuw geen publieksprijs.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten