Esther Gerritsen - Superduif. De Geus, 2010, 189 blz.
De scholiere Bonnie heeft een rijke fantasie. Ze beeldt zich in dat ze een superheldin is. In haar geval een superduif. Zo nu en dan jeuken haar schouderbladen, breken er vleugels door en redt Bonnie al fladderend het leven van een in levensgevaar verkerend wezen.
Naar het einde toe blijkt echter dat Bonnie's verbeeldingskracht minder onschuldig is dan het lijkt: haar superduif-gedrag is meer dan een vlucht uit de realiteit. Ze denkt écht dat ze een duif is. Bonnie blijkt knettergek en suïcidaal.
Gerritsen neemt echter te veel tijd om die ontwikkeling te beschrijven. Bonnie lijkt een kleine tweehonderd pagina's lang eerder een buitenbeentje dan een patiënt, iemand met de creatieve gekte van de kunstenaar of, modieuzer, zo'n 'lekker gek' persoon. Maar neen, niets van dat alles, ze is echt ziek. Dat komen we echter pas op de allerlaatste pagina, in de allerlaatste zin zelfs, te weten. Als het echt interessant dreigt te worden is de roman afgelopen.
Ook in stilistisch opzicht valt er weinig te genieten. Nergens een zin die het onthouden waard is, laat staan het citeren. Veel herhaling, veel gestamel, weinig virtuositeit.
Met haar roman Superduif is Esther Gerritsen genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2011. Het is altijd gissen wat een jury ertoe doet besluiten een bepaalde titel op de shortlist te zetten, maar in dit geval begrijp ik niet goed waarom bijvoorbeeld een prachtwerk als Het kraaien van de haan van Piet Meeuse niet verder dan de longlist komt en een in alle opzichten middelmatig boek als Superduif wél bij de laatste zes zit.
*****
Geen opmerkingen:
Een reactie posten