zaterdag 9 januari 2010

Lezen, lezen, lezen #15

Gijsbert Kamer - Popmuziek in een notendop (2008), 184 blz.
Bij mijn weten bestaat er geen erkend standaardwerk over de geschiedenis van de popmuziek. Dat is vreemd, een historisch overzicht van een van de interessantste culturele fenomenen van de twintigste eeuw zou zeker niet misstaan tussen alle geschiedenissen van... die er tegenwoordig verschijnen. Gijsbert Kamer geeft in ieder geval een mooie voorzet met zijn zeer leesbare geschiedenis-in-een-notendop. In straf tempo loodst hij de lezer door de rijke, onstuimige pophistorie, van de liedjesfabrieken in de Tin Pan Alley tot en met de internethypes Panic! at the Disco en Lily Allen. Kamer heeft ervoor gekozen zijn chronologische verhaal in een honderdtal ultrakorte hoofdstukjes te hakken. Zo omzeilt hij een potentieel probleem: het gegeven dat veel artiesten een carrière hebben die meerdere decennia omspant. Dit zou kunnen leiden tot een verhaal waarin men het overzicht kwijt raakt. Nu kan Kamer binnen een hoofdstuk uitweiden over de verdere carrière van een artiest die in een bepaalde periode doorbrak en het hoofdonderwerp van het betreffende hoofdstukje vormt. Popmuziek in een notendop schetst een helder beeld van de opeenvolging en ontwikkeling van genres. Nadeel is dat belangwekkende artiesten die niet gemakkelijk in een bepaalde stroming zijn onder te brengen wat buiten beeld blijven, bijvoorbeeld Simon & Garfunkel. Ook ontkomt Kamer niet aan een aantal clichés. Ook hij dicht de overschatte Velvet Underground een prominente rol toe en ook hij deelt de Bee Gees eenzijdig in bij de Disco-hype van de jaren tachtig. Het werk van de Bee Gees uit de periode 1967-1969 - nog zonder afgeknepen stemmen - staat niet ver van de Beatles af en zou veel meer het oordeel over de gebroeders Gibb moeten bepalen.

Michel Houellebecq & Bernard-Henri Lévy - Publieke vijanden. Een steekspel in brieven (2009), 352 blz.
'Wij zijn allebei tamelijk verachtelijke individuen.' Zo eindigt de eerste zin die Michel Houellebecq, het enfant terrible van de Franse literatuur, richt tot zijn correspondent Bernard-Henri Lévy, filosoof en mensenrechtenactivist. De twee gelden als buitenbeentjes in het Franse intellectuele debat en hoewel de een als stevig rechts en de ander als stevig links te boek staat, vinden ze elkaar in hun gedeelde positie van paria. De brieven zijn vaak tientallen pagina's lang en zijn een mengvorm van autobiografie en essay. Opvallend is dat Houellebecq, die de naam heeft arrogant te zijn, zich gaandeweg meer en meer in een onderdanige, toegeeflijke positie manoeuvreert en bekent dat hij vaak weinig begrijpt van de hersenspinsels van Lévy. Die is inderdaad dikwijls moeilijk te volgen. Vooral zijn duistere uiteenzetting over religie, 'roeach' en 'goddelijke adem' is een kwelling. Lévy komt onmiskenbaar naar voren als een verwaande, brallerige blaaskaak: hij googlet elke dag zijn naam en bekent alleen in kunst en politiek geïnteresseerd te zijn in zoverre hij er iets aan heeft voor een nog te schrijven tekst. Vervelend zijn ook de talloze verwijzingen naar personen en debatjes in de marge van het Franse culturele en maatschappelijke leven. De genoemde negatieve punten vallen echter in het niet bij positieve: Lévy en vooral Houellebecq geven zich helemaal bloot, hebben boeiende, krachtige ideeën en schrijven ontwapenende, ontroerende zinnen: 'we bevinden ons op zulk moeilijk terrein dat ik het gevoel heb in volstrekte duisternis een tunnel te graven en u op een paar meter afstand te horen graven van uw kant; maar we mogen de hoop koesteren dat we met ons houweel bij toeval een laag vuursteen raken, zodat we even door een felle schittering worden verlicht.' (Houellebecq)

Richard Dawkins - God als misvatting (2006), 448 blz.
De Britse evolutiebioloog Dawkins maakte in 2006 furore met The God Delusion, zijn felle aanklacht tegen religie. In de Nederlandse vertaling is 'delusion' afgezwakt tot 'misvatting'. Dawkins gaat enorm te keer tegen het geloven in een bovennatuurlijke God. Hij doet dit met kennis van zaken en met veel humor. Hij pleit voor een atheïstische beweging die de rechten van atheïsten moet verdedigen. Dit is vooral in Amerika nodig, waar verderfelijke tv-dominees veel te veel politiek-maatschappelijke invloed hebben. Toch ging me tijdens het lezen van God als misvatting steeds meer tegenstaan dat Dawkins als een soort atheïstische tegenhanger van de religieuze fundamentalist bleef hameren op het begrip 'waarheid'. Dat God niet bestaat is waar, en dus moet alle religie bestreden worden. Zelf vind ik de troostende functie van religie veel te belangrijk om die in dienst van 'de' waarheid eenzijdig te slachtofferen. Ik vond het zelf bijvoorbeeld prettig om met een kerkdienst afscheid te nemen van mijn opa. De kerk als instituut, de begrafenis als ceremonie, het ritueel, ze kunnen zeker een rol spelen in het sociale verband. Het ge-ijl van de pastoor over leven na de dood en een hereniging bij God neem ik dan graag voor lief. Dawkins doet dit alles af met de kille bewering: ik erken dat religie troost kan bieden, maar daarmee is het nog niet waar! Wetenschap zou volgens hem zelfs geschikter zijn om het leven zin te geven. Ondanks dit kritiekpuntje is God als misvatting een welkom instrument in de strijd tegen de gruweldaden die nog steeds uit naam van een waanbeeld gepleegd worden.

Geen opmerkingen: