woensdag 25 juni 2008

Over de dood

De mens onderscheidt zich van andere levende wezens door zijn besef van eigen sterfelijkheid. Een kind is niet geen kind meer als het geslachtsrijp wordt, maar als het zijn eigen sterfelijkheid inziet. Iedereen herinnert zich dat moment, vaak innerlijk geformuleerd als: als ik dood ben is er nooit meer iets! Het spookbeeld van de eeuwige nacht. In het leven gaat elk einde vergezeld va een begin. De dood is het eindigste einde.

Wat betekent de dood voor de zin van het leven? Op die vraag zijn twee antwoorden mogelijk en daarmee twee levenshoudingen. Primo, de dood maakt het leven volslagen zinloos. Alles is ijdel, geploeter, gepriegel in de marge, want aan het eind wacht de dood die niemand overslaat. De dood werkt verlammend, maakt lethargisch, want uiteindelijk wacht het eeuwige niet-zijn. Secundo, de dood maakt het leven zinvol. In een zeker besef van eindigheid is het besef ingebed dat de tijd op aarde de enige tijd is die beschikbaar is om te existeren. De dood is als een opjagende schaduw die maant tot actie, tot handelen. De tijd van leven is kort en moet zo wel mogelijk besteed worden.

Leven naar het eerste antwoord kan leiden tot depressiviteit, angst en uiteindelijk zelfs zelfmoord. Paradoxaliteit ten top: men is zo bang voor de dood dat men zelfmoord pleegt om niet meer bang voor de dood te hoeven zijn. Maar er is ook een mooiere levenshouding mogelijk die toch aansluit bij het eerste antwoord. Ik verwijs naar de kort geleden op 94-jarige leeftijd gestorven Frans-Egyptische schrijver Albert Cossery. Hij hekelde alle vormen van ambitie en activiteit en daarmee iedereen die het leven te serieus nam. En dat deed nagenoeg iedereen, volgens hem. Cossery zocht de zin in de luiheid en het nietsdoen. De dood kan elk moment toeslaan en intelligent is dan ook hij die zich zonder noemenswaardige inspanning en slechts in dagelijkse rituelen volhardend door het leven beweegt.

Het tweede antwoord wortelt zelfs in drie uiteenlopende mentaliteiten. Stoïci plaatsen de dood buiten het leven en vinden daarin zin. Epicurus, de grootste stoïcijn, heeft het het kernachtigst het geformuleerd: 'De dood gaat ons niet aan. Zolang we er zijn, is de dood er niet, en wanneer de dood er is, zijn wij er niet meer.' Vitalisten halen hun kracht en levenslust uit de onvermijdelijke dood. Jan Wolkers is een inspirerend voorbeeld van zo iemand. Na zijn dood bekende een van zijn zonen van zijn vader te hebben geleerd dat het goed is dat de dood er is. Wanneer je onsterfelijk zou zijn, zou je nooit iets ondernemen omdat er toch tijd genoeg is. Eindigheid impliceert activiteit. De derde mogelijkheid schurkt dicht tegen de vitalistische variant aan maar haalt de zin van het leven juist uit de belofte van de dood. Actief existeren is wenselijk en zinvol, maar schiet uiteindelijk ook op zichzelf tekort om de zinloosheid lang genoeg te ontkennen. Drs. P. is daarom blij dat de dood er is. Als hij het eeuwige leven zou hebben, zou het op den duur 'verrekte vervelend' worden.

Wat is nu het juiste antwoord? Beide antwoorden zijn volledig juist. Alles is altijd wel en niet het geval, zo ook inzake de eventuele zin van het leven in het licht van de dood. Schopenhauer - toch ook niet een rasoptimist - heeft de waarheid in pacht: 'Wanneer we ons de dood levendig voorstellen zijn er ogenblikken dat hij in een zo schrikwekkende gedaante verschijnt dat wij niet begrijpen hoe men met een dergelijk vooruitzicht een rustige minuut kan hebben en dat niet iedereen zijn leven doorbrengt met geweeklaag over de onontkoombaarheid van de dood. Op andere momenten denken we met stille vreugde, ja zelfs met hartstochtelijk verlangen aan de dood.'

'Beide keren hebben we gelijk. In de eerste stemming zijn we volkomen vervuld van het tijdelijke bewustzijn, zijn we niets dan een verschijnsel in de tijd en als zodanig komt de dood ons als vernietiging voor en als het terecht door ons gevreesde grootste kwaad. In de andere stemming is het betere bewustzijn levendig en het verheugt zich terecht op de verbreking van de geheimzinnige band waardoor het met het empirisch bewustzijn, tot de identiteit van Een Ik is verbonden.'

1 opmerking:

Anoniem zei

ik vind dat je er uit moet halen wat er in zit. je kunt wel af wachten en maar zien wat er van komt, maar je kunt ook blij zijn dat je een leven gegunt is. dat is best speciaal aangezien je uniek bent. het zou jammer zijn als je dan niet echt gaat leven en dingen gaat ondernemen en een uiteindelijk een rijk leven hebt met tal van ervaringen en belevenissen. als je een pot jam hebt gooi je die toch ook niet weg als die nog halfvol zit met de gedachte 'ja die geraakt toch ooit leeg'..nee, eruit halen wat erin zit. je bent uniek met talenten en eigenschappen en die moet je ten volste benutten.
dit is mijn persoonlijke visie.