woensdag 14 november 2007

De accent aigu en andere humor

Wie Nederlands studeert, moet veel lezen. Het overgrote deel betreft saaie wetenschappelijke teksten waarvan hoogstens de globale inhoud blijft hangen. Voor de mooie zinnen hoeft men het niet te doen. Zo nu en dan, echter, kom je iets grappigs tegen wat wel blijft hangen, waar je studiematig niets aan hebt, maar wat te leuk is om te vergeten. Vier voorbeelden.

I
Barend van Heusden schreef een artikel over Frans Willem Korstens handboek Lessen in literatuur. In dat artikel komt de volgende, typografisch interessante zin voor:
'Múkařovsky (slordig is de spelling van de naam Mukařovský als Mukarovsky) schreef zijn beroemde essay over de kunst als semiotisch feit in 1934.' [Barend van Heusden. 'Omhelsd door de retorica. Over Lessen in literatuur van Frans Willem Korsten'. In: Spiegel der Letteren 1 (2004), p.88]
We zijn van deze zin niet veel wijzer geworden, aangezien we nu drie verschillende spellingen van de naam van deze literatuurwetenschapper hebben. Van Heusden ergerde zich blijkbaar aan de slordige spelling van de Tsjechische naam, maar wordt uiteindelijk zelf getackled door de eindredactie van het tijdschrift waarin zijn stuk staat. Of was hij zelf te slordig?

II
Een grappige, volgens mij vaak voorkomende constructie las ik in een artikel over de eerste feministische golf:
'De redactieleden [...] hadden weliswaar oog voor de voorgeschiedenis van dit vraagstuk, maar richtten hun pijlers vooral op de actuele stand van zaken [...]' [Lotte Jensen. 'Naar een nieuw overzichtswerk van de eerste feministische golf? De casus Catharina van Rees (1831-1915)'. In: Spiegelbeeld. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 25 (2005)]
Hoe werd dan gericht? Met een hijskraan? Hier is natuurlijk 'pijlen' bedoeld...

III
Volgende week word ik geacht een presentatie te houden over de 'vergeten criticus' Jos Panhuijsen. Uit onderzoek blijkt dat de arme man best wel wat te vertellen had over literaire kritiek en dat hij lezenswaardige recensies schreef. Niet zelden zet hij de lezer op het verkeerde been. In een referaat uit 1956 kwam ik een bedwelmende zin tegen. Panhuijsen stelt eerst dat Nijhoff en A. Roland Holst anno 1956 van weinig waarde (meer) zijn omdat de eerste op dat moment geen enkele betekenis heeft voor de contemporaine poëzie en de tweede als dichter in geen enkele samenleving thuishoort. Dan volgt de fabelachtige zin:
'Het is goed, dat dit gezegd wordt, niet omdat het waar is, want dat is het absoluut niet, al is het dat relatief wel.’
Seems to me as clear as a tiny chunk.

IV
Tot slot nog een leuke. Het Amsterdamse studentenblad Propria Cures gaat er prat op reeds vanaf zijn debuut Harry Mulisch op de voet te volgen en te bekampen. In de verzamelbundel Bestrijd het leed dat Mulisch heet: Propria Cures over een tachtigjarige zijn de meeste van deze vermakelijke satirische stukjes verzameld. In een bijdrage uit 1961 wordt Mulisch' Voer voor psychologen gekraakt. 'Ik wil er hier eerlijk voor uitkomen dat ik er van overtuigd ben dat Harry tot in alle eeuwigheid een belofte voor de toekomst zal blijven' is de afsluitende zin van de recensie. [p.31] Wie die 'Ik' is, is onbekend. Van veel oorspronkelijk anonieme stukjes is de auteur achterhaald, maar van dit stukje wilde dat niet lukken. Lees mee:
Hilbert Kuik: 'Ik denk Peter Verstegen. Anders Hans Surie.' Peter Verstegen: 'Volgens mij was dat stukje van Hans Surie.' Hans Surie: 'Het lijkt me niet dat ik de betreffende recensie geschreven heb. Vermoedelijk Peter Verstegen of Hilbert Kuik.'
Mulisch groeide uit tot een van de belangwekkendste schrijvers van na de oorlog en Voer voor psychologen geldt tegenwoordig als een ijkpunt in zijn oeuvre. Selectieve amnesie is in onderhavig geval volkomen begrijpelijk...