Vanochtend vond ik abusievelijk een brief aan onze premier in de brievenbus. Ik was te nieuwsgierig om hem niet te lezen. De brief bestond uit drie dichtbeschreven velletjes in een slecht leesbaar handschrift. Hieronder volgt de integrale inhoud:
Aan Minister-President J.P. Balkenende,
Excellentie,
Via deze weg wil ik uw hulp inschakelen inzake een zaak op leven en dood die mij recent het dagelijks leven bemoeilijkt. Reeds enkele weken heb ik moeite de slaap te vatten, daar vreeswekkende gedachten mijn brein verontrusten. Laat ik maar meteen zeggen waar het op staat: de laatste tijd heb ik te kampen met een moordenaar in mijn omgeving.
Sinds jaar en dag beschikken wij over een pracht van een vijver. Deze is altijd gevuld geweest met heerlijk zuurstofrijk water waar een school goudvissen in gedijt. De vissen genieten prachtige kleurschakeringen, uiteenlopend van fel oranje tot zwart-oranje-grijs. Zij slijten hun dagen tevreden en loom rondzwemmend in hun veilige haventje. De dieren hebben het onlangs echter moeilijk in hun dagelijkse bestaan. Zij waren eens met velen, maar de hechte groep raakt steeds verder uitgedund. Dag na dag verdwijnen namelijk op mysterieuze wijze vissen uit de vijver. Daar vissen niet geacht worden op eigen kracht zich buiten het gebied van de vijver te kunnen begeven, moet er hier mijns inziens sprake zijn van een verderfelijk sujet dat zich de prachtdiertjes wederrechtelijk toe-eigent en deze vervolgens in koelen bloede van het leven berooft. Kort gezegd is er sprake van een seriemoordenaar.
Nadat onlangs de koning van de school vissen, een potige goudwinde, niet meer in de vijver bleek te resideren bespeurde ik een donkere angst bij de vissen. Zij waren schuw en durfden niet zonder schroom het wateroppervlak te naderen. De dagen daarna verruilden nog twee vissen de vijver voor een onbekende bestemming. De maat was nu vol. Ik besloot op wacht te gaan staan. Vanuit mijn schuilplaats hield ik het water in de gaten om de moordenaar op heterdaad te betrappen. Op een avond was het zover: een zwarte kat sloop naar de vijver, ging op de rand staan, boog voorwaarts, loerde op een vis... Het was slechts aan mijn heldenmoed te danken dat de arme vis gered werd. Ik stormde naar buiten en verjoeg het beest. Die avond keerde het echter nog tweemaal terug.
Zoals u ongetwijfeld zult begrijpen ben ik bang voor het welzijn mijner vissen. De moordenaar is mij echter steeds te vlug af. U gevoelt dat ik hem het liefst een lochte doodschop zou verkopen, maar mijn snelheid is ontoereikend. Ik ben mij ervan bewust indien mijn poging slaagt veel te zullen betekenen voor levende wezens. Ik kan immers minstens twaalf dieren het leven redden, ten koste van één dier dat hoogstens een dagje moeilijk zal lopen. Ik ben echter bang om daadwerkelijk in actie te komen. Dierenactivisten deinzen nergens voor terug in hun terreur. Daarom stuur ik u deze brief onder een valse naam. Ik wil u vragen op te treden inzake de wetgeving omtrent katten. Deze dieren staan te boek als 'huis'dieren, maar bevinden zich slechts incidenteel binnenshuis. De eigenaren denken blijkbaar dat katten meer mogen dan andere dieren. Waar hondenbezitters een vergunning moeten hebben en hun viervoeter aangelijnd dienen te hebben, mogen katten vrij rondlopen, ieders tuin onbeperkt onderschijten en zijn de goudvissen der brave oppassende burger hun leven niet zeker.
Omdat ik het volste vertrouwen heb in uw geschiktheid als grote roerganger van ons landje vertrouw ik erop dat u maatregelen zult nemen tegen deze onrechtvaardigheid. Een verplichte opvoedcursus voor kattenbezitters is wel het minste. Misschien is ook een ophokplicht voor de beestjes een geschikte optie? Ik zal deze in ieder geval toejuichen. Net als mijn in dat geval overlevende goudvissen.
Met de grootste hoogachting,
Prof.dr. Quarcq van Rochel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten