woensdag 28 maart 2007

Gedicht

Despertar

woelig water duistre tijden
iets groots niet te vermijden
trompetten tetter en
bazuingeschal

een globe verlicht als een blauwe maan de kamer

vallen o zo diep zo zacht
klanken golven op een
branding
kokkels peppels meeuwen scheren

een witte uil heeft op een lantaarnpaal postgevat

rennen achtervolgen zonder moe
het huis bekend de tronies vreemd
daar klinkt in de verte reeds
het einde
de globe dooft de uil vliegt weg
de kamer tolt de geest keert terug

de dag is aan het beginnen

Geen opmerkingen: