Een van de grootste ergernissen in de discussies omtrent het referendum was de door de media stug volgehouden onzin, gretig uitgebuit door het ja-kamp, dat de initiatiefnemers hadden verklaard dat Oekraïne ze niets kon schelen. Of het kwade trouw was of gewoon die aloude combinatie van stompzinnigheid en luiheid weet ik niet, maar kwalijk en perverterend was het zeker.
Simplificaties, aannames en regelrechte leugens tierden sowieso welig, in beide kampen, in de aanloop naar 6 april. Het verdrag zou tot een gigantische instroom van Oekraïners leiden (nee-kamp), dit verdrag zou een verdrag zijn zoals de EU ze met tal van landen heeft (ja-kamp), het verdrag zou de opmaat zijn tot een EU-lidmaatschap van Oekraïne (nee-kamp), het verdrag zou géén opmaat zijn tot een EU-lidmaatschap van Oekraïne (ja-kamp).
Dat laatste twistpunt toonde aan dat er ook nog zoiets is als het onderscheid tussen de letterlijke tekst van een verdrag en de dynamiek waarvan dat verdrag zowel onderdeel als katalysator is. Uiteraard wordt er in het verdrag zelf niets gezegd, laat staan beloofd, over toetreding tot de EU, maar het is ook naïef en zelfs wat vals om te negeren dat dit wel de wens is van de huidige Oekraïense machthebbers en niet in de laatste plaats ook van vele EU-coryfeeën, en dat zo'n verdrag alvast een goede stap in de richting is.
Ik schreef eerder al dat ik en velen met mij door het referendum nu honderd keer meer te weten zijn gekomen van het akkoord en de (geo)politieke dynamiek eromheen dan zonder het referendum het geval zou zijn geweest. Dat betekent overigens niet dat ik hierdoor eenvoudiger tot een voor- of tegenstem kon besluiten, integendeel. Immers, hoe meer men zich verdiept in een bepaalde zaak, hoe meer men gaat inzien dat de waarheid nooit ondubbelzinnig is, de werkelijkheid nooit eenduidig.
Het zijn in deze wereld altijd de mensen die het onwankelbaarst van hun gelijk zijn overtuigd die voor de problemen zorgen.
Ik behoorde bij nader inzien tot wat René Cuperus licht schertsend 'het "ja, mits" en "nee, tenzij"-kamp' noemde. Wierd Duk, uit dezelfde school van onafhankelijke denkers, koos pragmatisch: hij stemde voor, ondanks dat hij het hele verdrag een gedrocht vindt. Maar Oekraïne is nu eenmaal een soevereine natie en heeft deze keuze gemaakt.
Thierry Baudet gaf donderdagavond in Pauw aan dat er ook een groter verhaal achter de concrete aanleiding een rol speelt. Hij bepleitte meer directe democratie als broodnodige vernieuwing van onze uit de negentiende eeuw stammende representatieve democratie. Tegenwoordig is iedereen geletterd, meer dan de helft van de bevolking is hoogopgeleid, burgers informeren zich via internet en kunnen en willen zich ook veel directer engageren met de politiek. Dat schreeuwt om een modernisering van het democratisch bestel.
De zondag erna leverde Arend-Jan Boekestijn bij Buitenhof ongewild het bewijs dat Baudet gelijk heeft. De VVD'er etaleerde een bijna laatnegentiende-eeuws dedain voor de burger, een minachting voor het volk die lachwekkend zou zijn als het allemaal niet zo pijnlijk achterhaald was.
'Het monster van het populisme' had gewonnen, oreerde Boekestijn. 27 landen hadden het verdrag al goedgekeurd en nu kwam Nederland met zijn referendum een stok tussen de spaken steken. Hij vergat voor het gemak dat in geen van die andere 27 landen een plebisciet heeft plaatsgevonden zoals in Nederland. Ik moet nog zien of ons land nog steeds de uitzondering is wanneer dat wel zou gebeuren.
Boekestijn schreef eerder met Rob de Wijk een smalend opiniestuk waarin hij het referendum reduceerde tot een 'rancunereferendum'. De ironie is dat die rancune zich uiteindelijk misschien wel sterker bij de voorstemmers manifesteerde. Hoevelen hebben niet voor het verdrag gestemd omdat ze een hekel hebben aan GeenStijl, of omdat ze Jan Roos een flapdrol vinden of Thierry Baudet eng?
De realiteit is dat de traditionele politieke kaste nog altijd geen serieus antwoord heeft op de veranderde maatschappelijke verhoudingen, de mondigheid van de nieuwe middenklasse en het succes van het populistisch discours, en nog altijd in een panische kramp schiet wanneer die drie elementen samenkomen. Democratie en inspraak zijn belangrijk, totdat de uitkomst onwenselijk is, dan zijn ze opeens onverantwoord en 'pre-fascistisch'.
De politicoloog Willem van Ewijk schreef in de Volkskrant een enthousiasmerend artikel over de impuls die het referendum juist aan het publieke debat heeft gegeven. In de huidige politiek heeft het voortdurende debat, een noodzakelijk ingrediënt van een gezonde democratie, een ondergeschikte rol gekregen: 'In een democratie geldt: eerst debat, dan pas compromis. Nu lijkt het compromis al te worden gesloten voordat er überhaupt verkiezingen of brede debatten zijn gehouden.'
De initiatiefnemers van het referendum, zelf al een mooie mix van academici, een maatschappelijke denktank en tegendraadse opiniemakers, gingen en gaan onvermoede maar interessante verbonden aan met onconventionele politici en betrokken burgers: 'Het doet denken aan de democratische experimenten met politieke clubs en volksvergaderingen die in de 19de eeuw voor grote veranderingen zorgden.' Zelfs de weg naar het compromis hebben ze al gevonden: 'Rechtse wetenschappers en activistische socialisten slaan aan het polderen, ook dat weten burgers inmiddels zelf te organiseren. Als dat geen democratie is.'
'Er is niet minder, maar beter populisme nodig,' schreef David van Reybrouck ooit in zijn pamflet Pleidooi voor populisme (2008). Daarin was de vraag leidend of het populisme alleen levensgevaarlijk is of misschien ook vruchtbaar kan zijn voor de democratie. Dat het dat ook kan zijn heeft dit referendum toch wel aangetoond. Er zijn de vervelende kinderziektes en een enkele lelijke misvorming (opkomstdrempel!), maar om dan, zoals Boekestijn, boven de wieg te gaan hangen en van een 'monster' te spreken is een affront en een anachronisme.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten