dinsdag 9 december 2014

Gezien: De ontdekking van de hemel

Wanneer: woensdag 3 december
Waar: Theater aan de Parade, 's-Hertogenbosch
Wat: De ontdekking van de hemel
Wie: Hummelinck Stuurman, regie Ignace Cornelissen (met Sieger Sloot, Waldemar Torenstra, Genio de Groot, Lidewij Mahler, Lieneke Le Roux en Marijn Claes)

Wie een theaterbewerking maakt van Harry Mulisch' titanische magnum opus De ontdekking van de hemel (1992) staat niet alleen voor de schier onmogelijke taak 900 tjokvolle bladzijden terug te brengen tot een behapbaar verhaal van een paar uur, hij ziet zichzelf ook geconfronteerd met de kwestie van het ongelijkmatige tijdsverloop.

In het derde deel van de roman verstrijkt immers veel meer tijd dan in de overige drie delen. Mulisch worstelde daar zelf ook mee, getuige een in Logboek (2012) gepubliceerde dagboekaantekening van 8 januari 1991: 'Deel I en II [...] bestrijken elk ongeveer acht maanden; Deel IV zal ook een paar maanden bestrijken; maar Deel III achttien jaar! Probleem. Hoe doe ik dat, zonder dat de constructie uit balans raakt en bezwijkt.'

In de romankunst is een elegante oplossing altijd voorhanden: Deel III is opgebouwd als een Bildungsroman. Het opgroeien van Quinten Quist, de uitverkorene die de goddelijke opdracht heeft de Stenen Tafelen terug te bezorgen aan de Hemel, wordt stapsgewijs en doelmatig beschreven. In beschouwende passages wordt het verstrijken van de tijd bovendien extra onderstreept. Op het toneel is zoiets veel moeilijker te verbeelden. Ignace Cornelissen heeft gekozen voor een even gewaagde als dubieuze ingreep: Mulisch treedt zelf op in zijn stuk als regisseur.

De schrijver, gespeeld door Genio de Groot, steekt in het eerste bedrijf al eens, ogenschijnlijk zonder betekenis, van links naar rechts het podium over. Dat lijkt dan nog een grapje, een soort postume cameo, maar in het tweede bedrijf dringt hij zich al wat nadrukkelijker op, zij het nog op de achtergrond, om na de pauze de regie helemaal over te nemen. Hij deelt het publiek expliciet mee dat er een stuk zal worden overgeslagen, spreekt de personages toe en gaat zelfs met ze in discussie.

Het moet gezegd dat deze verrassende oplossing niet onaardig uitpakt, niet alleen omdat zulke metafictie ook veel van Mulisch' werk kenmerkt, maar ook doordat bepaalde groteske - of al te ongeloofwaardige - gebeurtenissen uit het verhaal op die manier geïroniseerd worden. (Onno vraagt aan Quinten hoe Max gestorven is. Door een meteorietinslag, antwoordt de jongen. Waarna Onno zich vol ongeloof omdraait naar de zich achter hem ophoudende Mulisch, die zijn schouders ophaalt alsof hij wil zeggen: tja, ik kan er ook niks aan doen.)

De vriendschap tussen Max Delius en Onno Quist, alter ego's van Mulisch en zijn 'aartsvriend' Jan Hein Donner, staat centraal. Max wordt gespeeld door Sieger Sloot, Onno door Waldemar Torenstra. In het echt - en in de roman - was Donner een kop groter dan Mulisch, 'de reus en de neus' werden ze genoemd, maar hier is het precies andersom: de ranke Sloot steekt boven de wat gedrongen Torenstra uit. Die zet niettemin een sterke Onno neer, geaffecteerd sprekend en slonzig gekleed gaand. Sloot, die ongeveer vierhonderddertig keer zijn jasje opent en weer dichtknoopt, doet niet veel voor zijn tegenspeler onder, al verslikt hij zich vanavond een paar keer in zijn tekst.

Op de tekst is overigens nog wel wat aan te merken. Om een bedwelmende stijl hoeft men Mulisch niet te lezen, maar van grove taalfouten als 'het enige volk die' en 'ik besef me' - godbetert! - zou de auteur zich omdraaien in zijn graf. Wel worden, net als in de bewerkingen van De aanslag en Het stenen bruidsbed, grote stukken van de romantekst vrij getrouw nagevolgd, inclusief de politiek-opiniërende en cultuur-filosofische gedachtegangen.

Zoals ook al het geval was bij de eerdere twee Mulisch-bewerkingen, vroeg ik me gaandeweg de voorstelling wel af of mensen die de roman niet gelezen hebben de zich razendsnel opvolgende ontwikkelingen op de planken wel kunnen bijbenen en vooral navoelen. Quinten, gespeeld door Marijn Claes, krijgt niet echt de ruimte tot een volwaardig karakter uit te groeien en de gebeurtenissen in Rome en Jeruzalem worden in recordtempo afgewerkt.

Ook dreigt de aanwezigheid van 'Mulisch' soms het zicht te benemen op wat er gaande is, zeker na de dood van Max. In plaats van marionettenspeler wordt hij dan van de weeromstuit de nar. De ontdekking van de hemel is voor mij, ondanks de jongensboekachtige suspense, het panoramische tijdsbeeld en de superieure humor, toch in de eerste en de laatste plaats een hoogst ernstig boek, een aanklacht tegen de ontmenselijking van de mens, die ethiek en moraal en het contact met het metafysische meer en meer heeft ingeruild voor slaafse onderwerping aan de techniek.

De combinatie van vaart en lichte humor, soms op het kolderieke of karikaturale af (je kunt je niet helemaal aan de indruk onttrekken dat het Mulisch-personage niet alleen een realiteitsgetrouwe kopie maar vaak ook een beetje een parodie van de meester moet voorstellen), en de diepere thematiek wringt een beetje.

De zaal lachte naar mijn mening na de pauze te vaak op de verkeerde momenten. De slotmonoloog van het Mulisch-personage, waarin deze een moreel appel doet op de zaal over de toestand in de wereld en er zelfs de Islamitische Staat nog bij haalt, valt daardoor wat uit de toon. De ontdekking van de hemel op het toneel is net iets te veel komedie en net iets te weinig tragedie.

Geen opmerkingen: