dinsdag 24 juni 2014

Bomans op Rottumerplaat: 'Ik heb vrede met mezelf'

Godfried Bomans was misschien wel de eerste tv-ster van Nederland. In de beginjaren van de televisie werd de auteur ongekend populair. Bomans stierf op 22 december 1971 op 58-jarige leeftijd aan een hartaanval. Vaak wordt een verband gelegd tussen zijn overlijden en zijn verblijf op Rottumerplaat enkele maanden eerder, zoals samengevat in zijn Wikipedia-lemma: 'Het primitieve verblijf lag hem niet; vrijwel zeker heeft het hem een terugslag bezorgd in zijn gezondheid.'

Bomans bracht van 10 tot 17 juli een week in afzondering door op het onbewoonde Waddeneiland. Willem Ruis van de VARA had vanuit een hotel in Warffum dagelijks contact met Bomans voor het programma Alleen op een eiland. Bomans werd afgelost door Jan Wolkers, die er van 17 tot 24 juli de tijd van zijn leven had (en onder meer het leven van een jonge zeehond redde), terwijl Bomans het verblijf een ramp vond. Hij zou er neerslachtig en eenzaam zijn geweest.

Toch zijn er twee kanten aan dat verhaal, zo blijkt als men het verslag van Bomans zelf er eens op naslaat: zijn Dagboek van Rottumerplaat (1988, eerder verschenen in Op reis rond de wereld en op Rottumerplaat, 1972). Eerst de bekende kant van het verhaal. Bomans wordt op zondag, de tweede dag, ziek wakker: 'Vanochtend klam en lusteloos. Vermoedelijk koorts. Niet de geringste eetlust. Wel een voortdurende dorst.' (1988, p. 13) De volgende ochtend is zijn toestand onveranderd: 'Was erg bezweet en dronk drie colaflesjes leeg.' (17)

Hij moet 's avonds ook overgeven, maar verzwijgt het ziek zijn in zijn gesprekken met Ruis. Gedurende zijn verblijf zal Bomans nauwelijks iets eten maar wel veel drinken, voornamelijk cola. Geen eetlust, wel hevige dorst, dat zijn typisch de symptomen van een buikgriep. De neerslachtigheid blijkt ook een gevolg van die griep, omdat zijn plannen nu in duigen vallen: 'Ik voelde me opeens diep neerslachtig. Ik ben nooit ziek en dat moest nou net nu gebeuren.' (17)

's Avonds voelt hij zich iets beter, maar dinsdagmorgen is er een terugslag: 'Ik kan ook nog steeds niets eten en het is nu al de vierde dag dat ik alleen maar drink. Als daar geen wending in komt gaat het mis en daar zou ik m'n hele leven de smoor in hebben.' (25) De koorts is wel gezakt tot lichte verhoging: 'De thermometer wijst 37,6 aan. Dit is geen koorts. Weer een zorg minder.' (26) Op woensdag voelt hij zich 'heel goed' (36), maar op donderdag weer 'zeer moe en lusteloos'. (37)

De zieke maakt niettemin lange wandelingen over het eiland, leest zo nu en dan eens wat en luistert naar muziek. Grootste ergernis is echter het voortdurende lawaai. De krijsende meeuwen, die rond de tent hun broedplaatsen hebben, houden hem uit de slaap, net als de onophoudelijk jagende wind die het tentzeil doet klapperen dat het een aard heeft. Het is er geen moment echt stil. Op zaterdag, de laatste ochtend, concludeert hij: 'Ik vind dat ik er niet veel van terecht heb gebracht' en 'Ik had op nooit vermoede extases gehoopt en kreeg voornamelijk verdriet.' (53)

Het dagboek is echter geen doorlopende ziektegeschiedenis of aaneenschakeling van jammerklachten. Bomans heeft namelijk ook zijn welhaast mystieke momenten van reflectie en overpeinzing, die soms tot een diep zelfinzicht leiden. Zo beseft hij dat hij eerlijkheid en ernst maar saai vindt en de voorkeur geeft aan ironische speelsheid:

'Er is zelden iets wat ik zeg of denk of het tegenovergestelde gaat ook door mijn gedachten. Vroeger schaamde ik mij daar wel voor. Ik probeerde dan wel te doen als de ernstigen, maar kwam dan altijd in een kramptoestand. Toen kwam er een periode van berusting in het onvermijdelijke. Maar het laatste jaar denk ik: ik ben zo en daar maak ik iets van. Ik voel me daarin veel gelukkiger. Er lukt me ook meer.' (19)

Een prachtige passage. Hier is een man aan het woord die met zichzelf in het reine komt. Op woensdag constateert hij dat de verwachte 'diepe gedachten' hem op het eiland niet invallen maar dat het verblijf hem wel veranderd heeft, en wel ten positieve:

'De verandering zit hierin: dat ik vrede heb met mezelf. Ik heb veel aan vroeger gedacht, vooral aan mijn jeugd, en vele gebeurtenissen die ik dacht vergeten te zijn, kwamen langzamerhand boven, zoals hier het gras boven het water, als het eb is. Ik zie nu beter dan eerst en nú eigenlijk pas goed, dat ik ben wie ik ben en dat het zo heeft moeten zijn. Ik heb geen wrevel, geen spijt en geen wrok meer tegen het verleden. Zo is het allemaal gelopen en ik genees van mijn wonden.' (28)

Dit is een zeldzaam ontroerende passage, die mij erg raakt en bovendien mijn beeld van Bomans en zeker van zijn verblijf op Rottumerplaat ingrijpend verandert. De passage gaat nog verder:

'Ik heb meer dan de meeste mensen hebben. Ik merkte dat wel aan hun aandacht voor wat ik zei of deed, maar ik kon het zelf nooit geloven. / Ik dacht altijd: ze vergissen zich en elke enge droom die ik 's nachts had kwam hierop neer dat ze die vergissing plotseling zouden inzien. Nu denk ik: wat valt er eigenlijk in te zien? Weten zij soms iets wat ik niet weet? Alleen al dit: zouden ze me hier op dit eiland gezet hebben als ik niet iemand was? Ik zie nu beter dan vroeger in dat die diepe twijfel aan eigenwaarde in mijn jeugd heeft wortel geschoten, maar dat betekent niet dat ik met alle macht aan die plant ga rukken, want die krijg ik er toch niet uit, maar wel dat hij te leiden is, zó, dat ik er wat aan heb, bijvoorbeeld tot zelfkritiek, dan doe ik er wat mee.' (28-29)

De conclusie aan het eind is dan ook minder negatief dan ik hierboven heb doen uitschijnen, want dat hij er niet veel van terecht heeft gebracht legt Bomans juist positief uit: 'dit te weten is voor mij de waarde van dit avontuur. Niet door wat lukt leer je je begrenzingen kennen.' En dat hij voornamelijk verdriet voelt leidt ook al niet tot verregaande neerslachtigheid: 'Ik voel mij echter niet terneergeslagen, 1. Omdat dadelijk die boot komt, 2.omdat ik het in elk geval heb volgehouden, 3.omdat ik meen iets meer van mezelf te weten dan daarvóór.' (53)

Maar ook de eenzaamheid, het van de wereld afgesloten zijn, lijkt niet het grootste probleem te zijn geweest. Eerder is het zo dat een plotselinge doorbreking van dat isolement hem van zijn stuk brengt. Al op de eerste dag naderen vier wadlopers het eiland. Bomans verhult het in zijn dagboek enigszins, maar een van die mensen heeft enkele jaren geleden verteld dat de schrijver de lopers niet opwachtte maar zich doodsbang in zijn tentje terugtrok, met de rits dicht.

In die tijd ontving Bomans doodsbedreigingen van de Rode Jeugd, een communistische beweging met militante trekjes. Door het onverwachte bezoek van de wadlopers overvalt hem de paniek dat Rottumerplaat misschien niet het toevluchtsoord is waar hij op hoopte maar juist een ideale locatie vormt voor kwaadwillenden om hem iets aan te doen. (38) Toch vindt die verstoring al op de eerste dag plaats en de geciteerde momenten van 'epifanie' juist in de dagen erna.

Is het niet eerder zo dat Bomans niet op Rottumerplaat maar juist in de maanden voor zijn verblijf op het eiland zijn toch al wankele gezondheid verder in gevaar bracht door een overvolle agenda - zoals ook bij Multatuli en Hermans in wezen het geval was? Aan het begin schrijft hij immers: 'Ik voel mij vredig en gelukkig. Zó had ik het mij ongeveer gedacht, in al die weken daarvóór, toen ik in Engeland, België, Tunis, Libië, Malta en Sicilië aan dit eiland dacht.' (10)

Of de mislukte week op het onbewoonde eiland het einde van Godfried Bomans heeft bespoedigd zullen we nooit weten. Wel kunnen we uit zijn dagboek opmaken dat hij er in elk geval had afgerekend met demonen uit het verleden, met een negatief zelfbeeld, en berusting vond in wie hij was en wat hij deed. Juist in de eenzaamheid en somberheid van Rottumerplaat sloot Bomans vrede met zichzelf.

1 opmerking:

Unknown zei

Geachte heer van Zoggel



In het kader van mijn opleiding ‘Master of Arts in de Vergelijkende Moderne Letterkunde’ schrijf ik dit jaar een onderzoekspaper met als onderwerp 'Selectiecriteria bij het recenseren van debuutromans'.

Met mijn onderzoek wil ik nagaan welke criteria recensenten hanteren wanneer ze de keuze maken om een debuut te recenseren. Anders gesteld: hoe wordt beslist welke roman wél een recensie zal krijgen en welke daarentegen onbesproken blijft. Het doel van mijn onderzoek is om te achterhalen wat die selectiecriteria precies zijn en in hoeverre externe (kwaliteits)dimensies meespelen bij de beslissing om een werk te recenseren.


Hieronder vindt u een link naar een vragenlijst bestaande uit een zeventiental open en gesloten vragen waarin ik peil naar de motivatie van recensenten om een werk te recenseren en factoren die hen daarbij eventueel beïnvloeden. Het zou mijn onderzoek ontzettend vooruithelpen indien u bereid zou zijn om deze vragenlijst in te vullen.

https://qtrial2014.az1.qualtrics.com/SE/?SID=SV_8eMlY02RLPvIl5X



Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben, kunt u mij altijd contacteren via julie.coppin@ugent.be of 0493/501.991



Bij voorbaat dank voor de medewerking.

Julie Coppin