Sinds augustus schrijft Nico Dijkshoorn wekelijks in het Volkskrant Magazine een tekst bij een kunstwerk. Coen Peppelenbos van Tzum protesteerde reeds bij aanvang: 'Nico Dijkshoorn heeft weer eens een nieuwe column. Vanaf vandaag mag hij wekelijks een kunstwerk afbranden in het Volkskrant Magazine.' De column zou volgens Peppelenbos 'een verhaalvariant van "dat kan mijn kleine broertje ook"' zijn. Ook op Twitter wordt Dijkshoorn sindsdien bestookt met afkeurende tweets, vooral van mensen uit de kunstwereld. Waarom de afzeiker Dijkshoorn en niet een 'echte', serieuze kunstkenner? Dat is zo'n beetje de teneur.
In 2011 was Dijkshoorn ook al eens in zo'n discussie over kunstbeschouwing verzeild geraakt, maar het curieuze is dat hij toen juist aan de andere kant van het spectrum stond en zélf het 'dat kan mijn zoontje/dochtertje/kind ook'-argument gebruikte. Hij kraakte toen in een column medecolumnist Bert Brussen af om diens in zijn ogen bekrompen en barbaarse kijk op kunst, die ingegeven zou zijn door angst: 'Bert staat in het Stedelijk Museum voor een varkentje met een gele bezem en twee meloenen aan een touw en spreekt dan de klassieke woorden van doodsbange mensen: dat kan een kind van 4.'
In New York had Dijkshoorn een museum bezocht waarin een merkwaardig object als kunst tentoongesteld werd: 'In het Museum of Modern Art stond meteen in zaal 1 een enorme baal hooi midden in de ruimte. Ik heb daar lang naar staan kijken. Vooral hoe de bezoekers er op reageerden. Ze voelden er aan. Er werd gelachen. Verliefde stelletjes leunden er een beetje tegen aan en dan kwam een suppoost ze waarschuwen. Die berg stro maakte nogal wat emoties los. Ook woede. Maar het maakte iets los.'
Op Twitter polemiseerden Brussen en Dijkshoorn nog een zondagochtend verder. De baal hooi wekte ook de woede van Brussen, die een spervuur van tweets besloot met de mededeling dat hij de rest van de dag naar een berg stro ging staren. Hoe zit dat nu, is Nico Dijkshoorn een snobistische kunstpaus of een populistische cultuurbarbaar?
De nieuwe column in VKMag is het gevolg van het in 2012 verschenen Dijkshoorn kijkt kunst, een boek met teksten (gedichten, verhalen, brieven) bij kunstwerken uit het Kröller-Müller Museum te Otterlo. Wie het doorbladert merkt al snel dat de spreekwoordelijke schijtlolligheid maar een klein deel van het boek uitmaakt. Bovendien verwoorden de op de lachlust van de lezer gerichte gedichtjes vaak de manier van kijken van een voor kunst immune jan-met-de-pet, waardoor dat perspectief juist geridiculiseerd wordt in plaats van gecultiveerd.
Veel indruk maken voorts de melancholische verhalen, waarbij een kunstwerk de aanleiding is voor een weemoedige jeugdherinnering of verstilde overpeinzing. Maar ook de directe persoonlijke impressies van wat er te zien is op een schilderij zijn vaak allesbehalve flauw of denigrerend. Bij Jan Toorops prachtige 'Jongens met duif' raakt hij de kern van waarom het schilderij ontroering kan wekken bij de kijker: omdat de jongens zitten. 'Zouden ze hebben gestaan, dan zou het een ander verhaal zijn geweest. Klaar om de duif los te laten, om weg te lopen en boerendingen te doen. Nu ze zitten, is er rust.' Zo'n impressie zet je als lezer weer verder aan het denken: daarom kan de voorste jongen de duif ook met één hand vasthouden: er is een transcendente rust in het tafereel, iedereen is op zijn gemak, zelfs de duif.
De beeldvorming rond Dijkshoorn speelt natuurlijke een grote rol, werkt bij voorbaat sturend. Toen Dijkshoorn kijkt kunst verscheen mocht hij bij De Wereld Draait Door eruit komen voorlezen. Uiteraard lag het zwaartepunt, het ijzeren format van Dieuwke de Eindredactrice en Matthijs de Positivo indachtig, bij de quasi-lollige 'gedichtjes'. Maar ook de tekst bij 'Jongens met duif' las Dijkshoorn voor, en er gebeurde iets geks: ergens halverwege begon Matthijs ineens te lachen, en het publiek volgde, en ook Dijkshoorn veranderde van de weeromstuit zijn intonatie. Het is een effect van perceptie: blijkbaar verwacht het publiek van Dijkshoorn-bij-DWDD een cabareteske of satirische insteek, en wanneer die er een keer niet is, dan wordt die er zelf wel in gelegd door dat publiek.
Dijkshoorn probeert elk kunstwerk met open vizier tegemoet te treden. In zijn column van 2011 heette het: 'Het hele idee van theater, moderne kunst, fotografie, muziek of welke kunstuiting dan ook is dat je je overgeeft en je durft te laten ontroeren. Dat je ergens op inloopt en weet: ik ga iets nieuws voelen of zien. Niets is fijner dan je hoofd om de hoek steken van alweer een nieuwe zaal vol kunstwerken. Eindelijk eens 30 meter lopen en niet weten wat er gebeurt.' De ene keer betekent dat dat een baal hooi hem diep raakt terwijl een volgende keer een rij stenen zijn spotlust opwekt.
Volgens mij is het precies die voorgenomen onafhankelijkheid en de eruit voortvloeiende onpeilbaarheid die schuurt. Menigeen reageert als het over kunst gaat immers vanuit een normatief kader met strakke ongeschreven regels en beperkte bewegingsvrijheid, variërend van kunst is voor elitaire snobs en linkse hobbyisten en dus verderfelijk tot kunst is voor kenners en intimi uit het vak en dus verheven. Eigenlijk verschillen de standpunten niet eens zo veel, aan beide gevallen ligt de overtuiging ten grondslag dat kunst voor een kleine groep mensen is, maar de vertegenwoordiger van het eerste standpunt behoort niet tot de incrowd en verwerpt de kunst en haar 'deelnemers' daardoor, terwijl de ander er op de een of andere manier - vaak 'professioneel' - wel toe behoort en de kunst(beschouwing) daardoor angstvallig tracht af te schermen van buitenstaanders. Nico Dijkshoorn is niet in een van beide kampen onder te brengen, zodat het kan gebeuren dat hij nu eens voor elitair, dan weer voor populistisch wordt uitgemaakt.
Je hebt weleens een politicus die door 'links' als te rechts wordt gezien en door 'rechts' als te links. Dat zijn de beste politici, omdat ze zich niets aantrekken van de starre tweedeling, niet hun standpunten aanpassen aan hun signatuur, maar elk geval apart bezien. Het zijn overigens ook vaak de politici die als eerste uit de fractie geknikkerd worden. Zo ongeveer kijkt Dijkshoorn naar kunst. De ene keer als een 'populist', de andere keer als een 'snob'. Maar altijd als Nico Dijkshoorn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten